NL7906935A - Werkwijze en inrichting voor het ten uitvoer brengen van het insteken in een straalweefgetouw. - Google Patents

Description

« —Γν KABUSHIKI KA.ISHA. TOYODA JIDOSHOKKI SEISAKUSHO, te Kariya-shi, Aichi-ken, Japan en KABUSHIKI KAISHA TOYOTA CHUO KENKYUSHO, te Nagoya-shi, Aichi-ken, Japan

Werkwijze en inrichting voor het ten uitvoer brengen van het insteken in een straalveefgetouw

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het insteken van een inslag in een pak van een straalweefge-touw.

Het insteken van een inslag in een vak wordt hierna aange-5 duid als "insteken".

Een bekend straalweefgetouw is wat het weefgetouw betreft aangegeven in het Amerikaanse octrooischrift 3.672.H06 waarbij een pers-fluidum wordt gespoten vanuit een hoofdmondstuk welke opgesteld is op een zijgedeelte van het machinefreem en een inslag wordt daardoor gevlogen 10 door een geleidingsdoorgang gevormd op een lade tijdens elke insteekbewer-king. Het spuiten van het fluïdum is wat het tijdstip betreft ingesteld door een overdraagklep welke verbonden is met een bron voor het leveren van persfluidum welke onafhankelijk van de hoofdspuitkop voor het spuiten van fluïdum is opgesteld. Wanneer een pijp wordt geopend door de over-15 draagklep tijdens het insteken, wordt de druk in de hoofdspuitkop verhoogd tot een bepaald niveau naar een bepaald tijdsverloop en het fluïdum wordt gespoten gedurende een tijdsduur welke noodzakelijk is voor het insteken. Ha het verloop van de tijdsduur welke noodzakelijk is voor het insteken, wordt de stroomdoorgang gesloten door de overdraagklep en daardoor wordt 20 de toevoer van fluïdum uit de bron voor het leveren van persfluidum stopgezet. Aangezien echter de hoofdspuitkop voorzien is van een versmalde doorgang, wordt de vertraging van de fluidumdruk van de persfluidum welke aanwezig is tussen de overdraagklep en de hoofdspuitkop, vertraagd en een betrekkelijk lange tijd gaat voorbij voordat het spuiten van fluidum uit 25 de hoofdspuitkop in werkelijkheid wordt beëindigd. Daardoor wordt het fluidum uit de hoofdspuitkop gespoten gedurende een bepaalde tijd nadat het insteken is voltooid en daardoor wordt een hoge druk uitgeoefend op 7906935 2 een inslag welke is stopgezet door de werking van een regeltoestel en terugbuigingen worden in de inslag tot stand gebracht met als resultaat dat de inslag breekt.

Het belangrijkste doel van de uitvinding is te voorzien 5 in een werkwijze en een inrichting voor het ten uitvoer brengen van het insteken bij een straalweefgetouw waarbij de bovengenoemde nadelen van de gebruikelijke straalweefgetouw worden opgeheven.

Om dit doel te bereiken wordt bij de uitgevonden werkwijze voor het insteken tegelijkertijd met het stopzetten van de toevoer van 10 persfluidum door een overdraagklep, het persfluidum welke aanwezig is tussen de overdraagklep en de hoofdspuitkop positief afgevoerd (dat wil zeggen in de open lucht) oin de fluidumdruk in de hoofdspuitkop onmiddellijk te verminderen, waardoor vertraging van het stopzetten van het spuiten van fluïdum uit de hoofdspuitkop wordt vermeden en de ongewenste invloeden van 15 het fluidum uit de hoofdspuitkop op de inslagen welke stationair worden gehouden na het insteken, worden opgeheven. Om de uitgevonden werkwijze toe te passen voorziet de uitgevonden inrichting in een positief middel voor het afvoeren van persfluidum tussen de overdraagklep en de hoofdspuitkop bij een bepaalde klep welke wordt gebruikt voor het doel van de uit-20 vinding.

De uitvinding zal nu nader worden beschreven met betrekking tot uitvoeringsvormen welke zijn aangegeven in de tekening.

Figuur 1 is een schema in perspectief van de uitgevonden in-steekinrichting.

25 Figuur 2 is een doorsnede in vooraanzicht van de overdraag klep welke wordt toegepast bij de inrichting volgens figuur 1, waarbij de klep in de toestand is waarbij fluidum wordt toegevoerd.

Figuur 3 is een doorsnede van de overdraagklep volgens de lijn 3 - 3 in figuur 2.

30 Figuur 1* is een doorsnede van de overdraagklep langs de .

lijn U - U in figuur 2.

Figuur 5 is een doorsnede in vooraanzicht van de overdraagklep volgens figuur 1 in de toestand waarbij de toevoer van fluidum stop is gezet.

35 Figuur 6 is een doorsnede van de overdraagklep langs de 7906935 3 lijn 6 - 6 in figuur 5·

Figuur 7 is een doorsnede van de overdraagklep langs de lijn 7 - 7 in figuur 5.

Figuur 8 is een grafiek velke de verandering van de fluïdum-5 druk in de hoofdspuitkop volgens de uitvinding toont.

Figuur 9 is een grafiek velke de verandering van de fluidum-druk in een bekende hoofdspuitkop toont.

Figuur 10 is een schematische doorsnede in vooraanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de overdraagklep als toegepast bij de 10 uitgevonden inrichting tijdens het insteken.

Figuur 11 en 12 zijn doorsneden van de overdraagklep volgens de lijnen 11 - 11 en 12 - 12 in figuur 10.

Figuur 13 is een schematische doorsnede in vooraanzicht van de overdraagklep volgens figuur 10 op het ogenblik van het stopzetten van 15 de toevoer van persfluidum en het afvoeren van persfluidum.

De figuren 1U en 15 zijn doorsneden van de visselklep langs de lijnen 1^ - 1¼ en 15 - 15 in figuur 13.

Figuur 1 toont schematisch de in st eekinri c ht ing, een riet 2, geleidingsorganen 3 velke een geleidingsdoorgang voor fluidum en inslagen 20 vormt en hulpspuitkoppen U met een opening voor het spuiten van hulp- fluidum gericht naar de geleidingsdoorgang van de geleidingsorganen velke in onderling evenvijdige rijen zijn opgesteld op een lade 1, vaarbij een hoofdspuitkop 5 gericht is naar de geleidingsdoorgang en stationair is opgesteld op het eindgedeelte van de lade 1, vaarbij deze hpofdspuitkop 5 25 is aangesloten op een niet getekende bron voor persfluidum *via een overdraagklep 6. Een inslag 9 genomen uit een stationair orgaan 7 voor toevoeren van inslagdraad via een lengtemeettoestel 8 vordt tijdelijk opgeslagen in een toestel 10 en vervolgens gestoken in de hoofdspuitkop 5 via een regeltoestel 11. Wanneer de hoofdspuitkop 5 is aangesloten op de bron 30 voor persfluidum via de overdraagklep 6, vordt persfluidum gespoten vanuit de hoofdspuitkop 5 en tegelijkertijd vordt de inslagdraad 9 door het fluidum meegevoerd om het insteken van de inslagdraad 9 tot stand te brengen. Na het voltooien van het insteken vordt de aanvoerpijp voor fluidum gesloten door de overdraagklep 6 en het verplaatsen van de inslagdraad 35 9 vordt geregeld door het regeltoestel 11 en een aanslagbeverking vordt 7906935 ' ï 1( uitgevoerd.

Het insteektoestel met de bovenomschreven constructie is een uitvoeringsvorm van het insteektoestel waarop de uitvinding is toegepast en verschillende wijzigingen kunnen bij deze uitvoeringsvorm worden 5 aangebracht. Bijvoorbeeld kan het hoofdmondstuk 5 worden bevestigd aan het machinefreem of de geleidingsdoorgang bepaald door het geleidingsor-gaan 3 kan tot stand worden gebracht door wijzigen van de riet. Hoewel de geleidingsdoorgang bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 semi-open is, is het mogelijk om een cilindervormige doorgang te vormen door toepassen 1Q van een in hoofdzaak cirkelvormig geleidingsorgaan.

De figuren 2 tot en met 7 tonen de constructie van een uitvoeringsvorm van de overdraagklep volgens de uitvinding. Een huis 12 is bevestigd aan het freem van de machine en is voorzien van een inwendige cilindervormige ruimte en een roterend orgaan lit is aangebracht in deze ci-^ lindervormige ruimte zodat het orgaan kan worden geroteerd door een aan- drijftandwiel 13. In het bovenste deel van het huis 12 volgens figuur 2 is een uitstroomopening 15 aangebracht en een instroomopening 16 alsmede een afvoeropening 17 zijn gevormd in het onderste deel van het Huis 12. De uitstroomopening 15 is aangesloten op de hoofdspuitkop 5 via een pijp 18 20 en de instroomopening 16 is verbonden met een niet getekende bron voor persfluidum en de afvoeropening 17 is open (dat wil zeggen naar de open lucht). Volgens figuur 2 zijn beide einden van het roteerbare orgaan 1U gelagerd in lagers 21 en 22 met lagerorganen 19 en 20 welke stationair zijn aangebracht in het huis 12. Labyrinth-afdichtingen 23 en 2k zijn aan-25 gebracht aan beide zijden van het roteerbare orgaan 1U om de inwendige ruimte van het huis 12 te sluiten. In deze afgesloten ruimte is het roteerbare orgaan 11( voorzien van een deel 25 met kleine diameter in het midden daarvan en een ruimte 26 welke voortdurend open is door aansluiting met de aansluitopening 15 is aangebracht rondom dit deel 25 met kleine diameter.

20 Een deel 27 met grote diameter aan de rechter zijde volgens figuur 2 van het deel met kleinere diameter wordt geroteerd in een stand waarbij het deel·27 met grotere diameter in nauwe aanraking staat met de binnenwand van het huis 12. In een gedeelte van het deel 27 met grote diameter is een segmentvormige ruimte 28 welke correspondeert met de tijd nodig voor het 35 tot stancjforengen van de insteekbewerking, gevormd volgens figuur 3 welke 7906935 5 een doorsnede aangeeft volgens de lijn 3 - 3 in figuur 2. Deze ruimte staat in verbinding met de genoemde ruimte 26 tegenover de uitstroomopening 15 en deze ruimte 28 is zodanig opgesteld dat wanneer het roteerbare orgaan 1¾ wordt geroteerd in een richting volgens een pijl in figuur 3, de 5 ruimte 28 tegenover de instroomopening 16 kan komen en hiermede in verbinding staat synchroon met de tijdsindeling voor het insteken.

Bovendien wordt een gedeelte 29 met grote diameter aan de linker zijde volgens figuur 2 van het deel 25 met kleine diameter geroteerd naar de standwaarbij het in nauwe aanraking staat met de binnenwand van 10 het huis 12 zoals het geval is met het deel 27 met grote diameter. Zoals blijkt uit figuur U welke een doorsnede toont langs de lijn k - k in figuur 2, is een segmentvormige ruimte 30 gevormd in het deel 29 met grote diameter. Deze ruimte 30 wordt in verbinding gebracht met de ruimte 26 tegenover de uitstroomopening 15 en is zodanig opgesteld dat bij het vol-tooien van de insteekbewerking door rotatie van het roteerbare orgaan 1U de ruimte 30 tegenover de afvoeropening 17 en aldus in verbinding hiermede kan worden gebracht. De tijd gedurende welke de ruimte 30 in verbinding staat met de afvoeropening 17 wordt bepaald door het volume aan persflui-dum aanwezig in de doorgang tussen de overdraagklep 6 en de hoofdspuitkop 20 5· Zoals blijkt uit de figuren 3, 6 en 7 is de stand van deze ruimte 30 zodanig dat terwijl de ruimte 28 in verbinding staat met de instroomopening 16, de ruimte 30 niet in verbinding staat met de afvoeropening 17 en terwijl de ruimte 30 in verbinding staat met de afvoeropening 17, de ruimte 28 niet in verbinding staat met de instroomopening 16.

•t 25 De werking van de overdraagklep-met de bovenbeschreven con structie zal nu worden beschreven.

Het roteerbare orgaan 1^ wordt synchroon met de werking van het weefgetouw geroteerd en op het ogenblik van het insteken van een inslag in een vak, komt de ruimte 28 aan de zijde van het deel 27 met grote 30 diameter in verbinding met de instroomopening 16 voor het vormen van een stroomdoorgang. Daardoor wordt fluidum aangevoerd vanaf een bron voor persfluidum toegestaan om te stromen in de hoofdspuitkop 5 door de instroomopening 16, de ruimten 28 en 26, de uitstroomopening 15 en de pijp 18 en wordt uit de hoofdspuitkop 5 gespoten. Het spuiten van fluidum wordt uit-35 gevoerd terwijl de ruimte 28 in verbinding staat met de instroomopening 16 7906935 11 *

V

6 en deze tijdsduur correspondeert met de tijd nodig voor het insteken van de inslag als aangegeven in figuur 8. Nadat de bepaalde tijd nodig voor het insteken van de inslag voorbij is, wordt de verbinding van de ruimte 28 met de instroomopening 16 opgeheven en daardoor wordt de toevoer van 5 persfluidum stopgezet. Op dit ogenblik komt de ruimte 30 aan de zijde van het deel 29 met grote diameter in verbinding met de afvoeropening 17 volgens figuur 5. Daardoor wordt fluidum aanwezig in de hoofdspuitkop 5» de pijp 18, de uitstroomopening 15 en de ruimte 26 onmiddellijk vrijgelaten (dat wil zéggen in de open lucht) via de afvoeropening 17. Hierdoor 10 wordt de fluidumdruk in de hoofdspuitkop 5 onmiddellijk verminderd en het spuiten van fluidum uit de hoofdspuitkop 5 wordt in hoofdzaak onmiddellijk stopgezet bij het stopzetten van de toevoer van persfluidum, hoewel een zeer geringe vertraging t aanwezig is volgens figuur 8, Daardoor wordt de inslag 9 welke stopgezet is door het stuurtoestel 11, niet beïnvloed door 15 persfluidum.

Anderzijds, bij een gebruikelijke overdraagklep als volgens figuur 9» is het noodzakelijk om een vrij lange tijd te besteden voor het beëindigen van het spuiten van fluidum uit de hoofdspuitkop 5 na het voltooien van het insteken van de inslag. Daardoor wordt fluidum uit de hoofd-20 spuitkop 5 gespoten gedurende een periode ta, en het probleem welke in de inleiding van deze aanvrage is beschreven, kan niet worden vermeden.

Bij de bovenbeschreven uitvoeringsvorm kan het persfluidum welke wordt af gegeven door de afvoeropening 17, worden af gegeven in de atmosfeer. Indien echter het door de opening 17 afgevoerde persfluidum 25 wordt gevoerd naar het regeltoestel 11 of naar niet getekende spantoestellen voor de inslagdraad of een niet getekend snijtoestel voor de inslag-draad, is het mogelijk omsbof of vliegen van de organen te verwijderen met behulp van dit persfluidum.

Een andere uitvoeringsvorm van de overdraagklep als toege-30 past bij de uitgevonden inrichting zal worden beschreven met betrekking tot de figuren 10 tot en met 15. Eén huis 31 welke stijf bevestigd is op het freem van de machine, is voorzien van een cilindervormige ruimte 38 begrensd door twee schijven 37a en 37b welke afgedicht zijn door respectieve afdichtorganen 36a en 36b. Een roteerbaar lichaam 32 welke wordt aan-35 gedreven door een niet getekend aandrijfmechanisme, steekt afdichtend in 7906935 τ de centrale doorgangen van de afdichtorganen 36a en 36¾ en de schijven 37a en 3Tb.

In het huis 31 is een uitstroomopening 33 aan de onderzode aangebracht terwijl een instroomopening 3I* en een afvoeropening 35 in het 5 bovenste deel van het huis zijn aangebracht als volgens figuur 10. De uitstroomopening 33 is op de hoofdspuitkop 5 aangesloten via de pijp 18, terwijl de instroomopening 3l* is aangesloten op een niet getekende bron voor perslucht, terwijl de afvoeropening 35 open is (dat wil zeggen naar de atmosfeer). De schijf 37a is voorzien van een inlaatopening 39 terwijl •jq de schijf 37¾ is voorzien van een afvoeropening 1*0. De afdichtorganen 36a en 36b zijn respectievelijk voorzien van ruimtem 1*1 en 1*2 welke continu in verbinding staan met respectievelijk de instroomopening 3¼ en de afvoeropening 35. De schijven 37a en 37b zijn in het huis 31 roteerbaar en staan in aanraking met de binnenwand van het huis 31. Zoals blijkt uit figuur 11 15 trekt de inlaatopening 39 aangebracht in de schijf 37a radiaal over een hoek 01 ten opzichte van de rotatie-as van de schijf 37a. Deze hoek correspondeert met een tijdsduur welke nodig is voor het volledig uitvoeren van de insteekbewerking. De stand van de inlaatopening 39a is zodanig dat voldaan wordt aan de eis dat het tijdstip van aansluiten van de opening 20 39 met de ruimte 1*1 juist is voor het ten uitvoer brengen van de insteek bewerking wanneer de schijf 37 geroteerd wordt naar een door een pijl in figuur 11 aangegeven richting. Anderzijds is de stand van’ de uitlaatopening 1*0 zodanig dat voldaan wordt aan de eis dat de opening 1*0 in verbinding staat met de ruimte 1*2 op het tijdstip van voltooien van het insteken van 25 cLe inslag in een vak. De tijdsduur voor het handhaven van de verbinding tussen de afvoeropening 1*0 en de ruimte 1*2 is ingesteld in samenhang met de capaciteit van het persfluidum tussen de hoofdmondstuk 5 en de overdraag-klep 6. De stand van de opening 1*0 is zodanig dat voldaan wordt aan de eis dat de opening 1*0 niet in verbinding kan komen met de ruimte 1*2 gedu-30 rende een tijdsduur waarbij de inlaatopening 39 in verbinding staat met de ruimte 1*1, terwijl de inlaatopening 39 niet in verbinding kan staan met de ruimte 1*1 gedurende een tijdsduur waarbij de uitlaatopening 1*0 in verbinding staat met de ruimte 1*2 als aangegeven in figuren 11, 12, 11* en 15.

De bovenbeschreven overdraagklep wordt op de volgende wijze 35 bediend. Dat wil zeggen dat het roteerbare lichaam 32 synchroon wordt 7906935 ' * * 8 aangedreven met het aandrijven van het straalweefgetouw en wanneer het tijdstip voor het aanvangen van het insteken daar is, komt de inlaatopening 39 in verbinding met de ruimte 1*1 zodat een doorgang voor fluidum wordt geschapen. Daardoor wordt perslucht aangevoerd uit de bron voor perslucht tj gevoerd naar de hoofdspuitkop 5 via de stroom door de opening 3**, de ruimte ' 1*1, de inlaatopening 39, de ruimte 38, de uitstroomopening 33 en de pijp 18 en daardoor wordt perslucht gespoten uit de hoofdspuitkop 5. Deze spuit-bewerking wordt uitgevoerd gedurende een tijdsduur bepaald door de hoek , waarbij de inlaatopening 39 in verbinding staat met de ruimte 1*1 en het IQ insteken van de inslag wordt gedurende deze tijdsduur 0^ uitgevoerd volgens figuur 8. Wanneer de tijdsduur 0^ voor het insteken van de inslag voorbij is, wordt de verbinding tussen de inlaatopening 39 en de ruimte 1*1 tegelijkertijd stopgezet met het einde van de tijdsduur 0^. Daardoor wordt de toevoer aan perslucht stopgezet en op dit tijdstip wordt de afvoeropening % 1*0 in verbinding gebracht met de ruimte 1*2 volgens figuur 15· Daardoor wordt perslucht welke is achtergebleven in de hoofdspuitkop 5, de pijp 18, de uitstroomopening 33 en de ruimte 38, onmiddellijk afgevoerd, (bijvoorbeeld in de atmosfeer) via de afvoeropening 35 zodat de fluidumdruk in de spuitkop 5 snel vermindert. Hierdoor kan het spuiten van fluidum uit de 20 hoofdspuitkop 5 worden stopgezet op bijna hetzelfde tijdstip als het stopzetten van de toevoer van fluidum uit de toevoerbron, zelfs wanneer een zekere vertraging t optreedt, waardoor de werking van het fluidum op de inslag 9 wordt stopgezet door het regeltoestel 11. Zoals gezegd in geval van de eerste uitvoeringsvorm van de overdraagklep volgens figuur 2, ver-25 dient het de voorkeur om afvoer van persfluidum uit de overdraagklep toe te passen voor verwijderen van stof en vliegen welke zijn afgezet op de onderdelen van de machine in plaats van het afvoeren van het overgebleven persfluidum in de atmosfeer, bij ook deze tweede uitvoeringsvorm.

Bij de beschreven twee uitvoeringsvormen is de opening voor 30 het' afvoeren van overmaat perslucht uit de overdraagklep gevormd in de overdraagklep zelve. Echter is volgens de basisgedachte van de uitvinding, de uitvinding niet beperkt tot het vormen van de afvoeropening in de af-voerklep zelve en is het ook mogelijk om de afvoeropening in een wille-keurigeplaats aan te brengen in een gebied welke in verbinding staat met 35 de hoofdspuitkop en de overdraagklep. Ten aanzien van de wijze voor het ·* * 7906935 9 openen en sluiten van de afvoeropening, kan een elektrische of mechanische wijze worden toegepast. In het geval van bijvoorbeeld toepassen van een mechanische wijze, wordt de afvoeropening geopend na het voltooien van het insteken van de inslag met behulp van een nokmechanisme welke aangedreven 5 wordt in samenhang met de aandrijving van het straalweefgetouw, terwijl in geval van toepassen van een elektrische wijze, een elektromagneet kan worden gebruikt voor het bedienen van de afvoeropening.

Zoals blijkt uit de voorgaande beschrijving wordt volgens de uitvinding het persfluidum welke aanwezig is in de doorgang tussen de 10 overdraagklep en de hoofdspuitkop positief vrijgelaten {bijvoorbeeld in de atmosfeer) tegelijkertijd met het stopzetten van de toevoer van fluidum uit de bron voor persfluidum zodat de fluidumdruk in de hoofdspuitkop pronkt wordt verminderd. Door dit kenmerk wordt het spuiten van fluidum uit de hoofdspuitkop in hoofdzaak tegelijkertijd stopgezet met het stop-15 zetten van de toevoer van persfluidum en de inslag geregeld door het regel-toestel en aanwezig in de hoofdspuitkop na het insteken ondergaat niet meer de invloed van persfluidum. Daardoor worden het optreden van zulke ongewenste verschijnselen als het open-draaien van de inslag en breken van de inslag vermeden. Een verder voordeel van de uitvinding is dat wanneer de 20 perslucht welke wordt af gevoerd uit de afvoeropening, wordt geleid naar het regeltoestel, spantoestellen voor de inslag of een snijtoestel voor de inslag via pijpen of een pijp, stof of vliegen gelegen op deze toestellen effectief kunnen worden verwijderd.

7906935

Claims (11)

1. Werkwijze voor toepassen tij een straalweefgetouw voorzien van een aantal geleidingsorganen welke op een rij zijn opgesteld op een lade om een geleidingsdoorgang voor een fluïdum en inslagdraden te 5 vormen, een hoofdspuitkop voor het spuiten van fluïdum in de richting van de geleidingsdoorgang en een overdraagklep welke aangesloten is op de hoofdspuitkop zodat gedurende het insteken een fluïdum wordt gespoten vanaf de hoofdspuitkop en na het insteken het spuiten van fluïdum wordt beëindigd, gekenmerkt doordat het spuiten van fluïdum uit de hoofdspuitkop 10 gedurende het insteken, het stopzetten van het spuiten van fluidum na verloop van de tijdsduur nodig voor het insteken en het tegelijkertijd afvoeren van persfluidum welke aanwezig is tussen de overdraagklep en de hoofdspuitkop waardoor de fluidumdruk in de hoofdspuitkop prompt wordt verminderd. J5 2. Werkwijze volgens conclusie'1, gekenmerkt door gebruiken van het persfluidum welke wordt af gevoerd uit de ruimte tussen de overdraagklep en de hoofdspuitkop wordt gebruikt voor het verwijderen van stof en vliegen welke zijn gelegen op onderdelen van de machine.

3. Straalweefgetouw met een aantal geleidingsorganen welke 20 in een rij zijn opgesteld op een lade om een geleidingsdoorgang te vormen voor fluidum en inslagdraden, een hoofdspuitkop voor het spuiten ^van fluidum in de richting van de geleidingsdoorgang en een overdraagklep welke is aangesloten op de hoofdspuitkop zodat tijdens het insteken een fluidum uit de hoofdspuitkop wordt gespoten en na het insteken het spuiten 25 van fluidum wordt beëindigd, gekenmerkt door middelen voor het positief afvoeren van persfluidum aanwezig tussen de overdraagklep en de hoofdspuitkop op slechts een bepaald tijdstip. 1*. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de middelen voor het positief afvoeren van persfluidum zijn geconstrueerd om 30 te voldoen aan de eis dat de afvoermiddelen worden in werking gesteld op een tijdstip na het stopzetten van de spuitbewerking met behulp van persfluidum uit de hoofdspuitkop, maar op een tijdstip welke samenvalt met het stopzetten van het spuiten van persfluidum uit de hoofdspuitkop.

5. Inrichting volgens conclusie U, gekenmerkt doordat de 35 afvoermiddelen als een lichaam in de overdraagklep zijn gebouwd. V 7906935

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de overdraagklep als êén lichaam is getouwd met de afvoermiddelen en bestaat uit een huis voorzien van een cilindervormige ruimte en een roteerbaar orgaan gestoken in de cilindervormige ruimte, waarbij het huis voorzien is 5 van een uitstroomopening aangesloten op de hoofdspuitkop en een instroom-opening aangesloten op een bron voor leveren van persfluidum, en een af-voeropening, waarbij het roteerbare orgaan is voorzien van een eerste ruimte in verbinding met de afvoeropening en een tweede ruimte welke in verbinding te brengen is met de instroomopening gedurende een eerste bepaalde 10 tijdsduur en altijd in verbinding staat met de eerste ruimte, en een derde ruimte welke in staat is om in verbinding gebracht te worden met de afvoeropening gedurende een tweede bepaalde tijdsduur en altijd in verbinding staat met de eerste ruimte.

7. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de 15 overdraagklep geconstrueerd is als een enkel-voudig lichaam met de afvoer-organen en bestaat uit een huis voorzien van een open cilindervormige ruimte, een paar afdichtorganen welke de twee zijwaartse openingen van de open cilindervormige ruimte afsluiten, een roteerbaar lichaam roteerbaar gestoken in centrale openingen van elk van de afdichtorganen, twee schij-20 ven welke onbeweeglijk zijn aangebracht op het roteerbare orgaan op plaatsen waardoor de schijven verschuifbaar in aanraking staan met de binnenwand van een bijbehorend afdichtorgaan en ook in staat zijn om in » schuivende aanraking te zijn met de cilindervormige binnenwand van het huis, waarbij het huis voorzien is van een uitstroomopening aangesloten op 25 de hoofdspuitkop op een plaats tussen de schijven en een instroomopening aangesloten op een bron voor persfluidum en een afvoeropening naar de atmosfeer, waarbij het eerste afdichtorgaan voorzien is van een eerste ruimte welke voortdurend in verbinding staat met de instroomopening en waarbij het tweede afdichtorgaan voorzien is van een tweede ruimte welke voort-30 durend in verbinding staat met de afvoeropening, waarbij de eerste schijf welke in aanraking staat met het eerste afdichtorgaan voorzien is van een opening welke in verbinding te brengen is met de eerste ruimte gedurende een eerste tijdsduur, waarbij de tweede schijf in aanraking met het tweede afdichtorgaan voorzien is van een opening welke in verbinding brengbaar 35 is met de tweede ruimte gedurende een tweede tijdsduur. 7906935

8. Inrichting volgens.conclusie gekenmerkt doordat de afvoermiddelen bedienbaar zijn door mechanische middelen.

9. Inrichting volgens conclusie gekenmerkt doordat de afvoermiddelen bedienbaar zijn door elektrische middelen.

10. Inrichting volgens conclusie 3» gekenmerkt doordat de hoofdspuitkop aangebracht is op een lade van het straalweefgetouw.

11. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de hoofdspuitkop aangebracht is op een freem van het straalveef getouw.

12. Inrichting volgens conclusie k, gekenmerkt door een 10 pijp welke een afvoeruitgang van de afvoermiddelen verbindt met een plaats op een gewenst onderdeel van het straalweefgetouw waardoor wanneer de afvoermiddelen in werking worden gesteld om persfluidum af te voeren, dit persfluidum wordt afgevoerd op een plaats bepaald door de standfop het gewenste element van de machine.

13. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de be schrijving en/of weergegeven in de tekening. 7906935