NL7905430A - Inrichting voor het toevoeren van smeerolie in de cylindervoering van een verbrandingsmotor. - Google Patents

Description

*, v ‘ * i' ,

Maschinenfabrik Augsburg- Nürnberg Aktiengesellschaft te Augsburg, Bondsrepubliek Duitsland

Inrichting voor het toevoeren van smeerolie in de cylinder-voering van een verbrandingsmotor

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het toevoeren van smeerolie in de cylindervoering van een verbrandingsmotor met tenminste één door de wand van de cylindervoering gaande uittreeboring en een de smeer-5 olie aan de uittreeboring toevoerend pijpvormig aansluit- stuk dat zich door het cylinderblok uitstrekt en dat wordt gevoed door een inrichting voor het verzorgen van de verschillende delen met smeerolie.

Bij een dergelijke uit het Duitse octrooischrift 10 513.321 bekende inrichting heeft men over de omtrek van de cylindervoering verdeeld een aantal uittreeboringen aangebracht die elk via een zich door het cylinderblok uitstrekkende leiding verzorgd worden met smeerolie.

Daar de buitenafmetingen van een verbrandingsmotor 15 zo klein mogelijk moeten zijn, heeft men bij meer cylinder- motoren niet de mogelijkheid aan een cylinder aan de beide naar de aangrenzende cylinders gekeerde zijden smeerolie toe te voeren. Echter ook de toegankelijkheid van de beide andere zijdenis dikwijls beperkt, resp. over bepaalde ge-20 deelten onmogelijk daar op deze plaatsen verdere essen tiële delen van de verbrandinsmotor zijn aangebracht.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het toevoeren van smeerolie te verschaffen die de constructeur de mogelijkheid geeft de plaats van de uittreeboringen voor 25 de smeerolie in de cylindervoering uit een oogpunt van een optimale verzorging met smeerolie, onafhankelijk van de toegankelijkheid van de cylindervoering vanaf de buitenzijde te kunnen bepalen.

Volgens de uitvinding heeft men bij een dergelijke 30 verbrandingsmotor in de buitenwand van de cylinderbus 790 54 30 ; /

U

*' .

schroefvormige uitsparingen voor het opnemen van een binnen het buitenste mantelvlak van de cylindervoering aangebracht smeerolie-verdeelleidingstelsel, welke groeven zich uitstrekken tussen de uittreeboringen en het 5 aansluitstuk.

Verdere kenmerken en bijzonderheden volgens de uitvinding zullen naar voren komen in de volgende beschrij- ♦ ving van enige uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de tekening.

10 In de tekening toont: fig. 1 een horizontale doorsnede door een cylindervoering en een gedeelte van het cylinderblok, fig. 2 een zijaanzicht van de cylindervoering uit figuur 1 met een gedeelte van het cylinderblok in doorsnede, 15 fig. 3 een detail van de in de figuren 1 en 2 afgeheelde inrichting in doorsnede, fig. 4 een met figuur 2 overeenkomend aanzicht in een andere uitvoeringsvorm.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 20 1 tot 3, dat betrekking heeft op een tweetaktzuiger-ver- brandingsmotor, is de cylindervoering aangegeven met 1 en het cylinderblok met 2. De cylindervoering vertoont uitlaatsleuven 3 voor de uitlaatgassen, op welke sleuven in het cylinderblok 2 een uitlaatkanaaal 4 aansluit. Verder 25 zijn in de cylindervoering 1 inlaatsleuven 5 aangebracht waaraan de vullucht via een inlaatkanaal 6 in het cylinderblok 2 wordt toegevoerd.

Bij deze uitvoering van een verbrandingsmotor moet smeerolie onder het bereik van de uit- en inlaatsleuven 30 3, 5 in de cylindervoering 1 worden toegevoerd. Een directe toegankelijkheid tot dit bereik heeft men niet, aangezien hier buiten de cylindervoering 1 het inlaatkanaal 6 van het cylinderblok 2 is gelegen. Om toch smeerolie op de gewenste plaats te kunnen toevoeren, is aan de tegenoverliggende, 35 van de buitenzijde vrij toegankelijke wand 7 van het cylinder blok 2 een boring 8 aangebracht, waardoorheen zich een 790 5 4 3 0 i * 3 S .

ς *" .

buisvormig aansluitstuk 9 uitstrekt op het ene eind waarvan een toevoerleiding 10 van de inrichting voor het verzorgen met smeerolie met een schroefverbinding is aangesloten.

Het andere einde van het aansluitstuk 9 is in een verdeel-5 doos 11 geschroefd. In de verdeeldoos 11 monden verder twee smeerolieverdeelleidingen 12, 13 uit, aan het vrije eind van welke leidingen uitlaatdozen 14, resp. 15 zijn bevestigd. De smeerolie-verdeelleidingen 12, 13 bestaan, zoals figuur 3 laat zien uit vlakke pijpen die met de 10 brede zijden verticaal gericht in een in de buitenwand van de cylindervoering 1 zich in omtreksrichting uitstrekkende gedraaide groefvormige uitsparing 13 zijn gelegd. Daarbij is de hoogte en de diepte van de groefvormige uitsparing 16 zo gedimensioneerd dat de uitsparing zo volledig mogelijk 15 door de leiding 13 wordt opgevuld, waardoor de buitenzijde van de leiding gelijk ligt met het uitwendige mantelvlak 17 van de cylindervoering of slechts zeer weinig binnen dit mantelvlak is gelegen. De uitlaatdozen 14, 15 en de verdelerdoos 11 zijn eveneens in groefvormige uitsparingen 20 18, 19,20 ondergebracht, waarvan de hoogte en de diepte zodanig zijn gedimensioneerd dat ook deze dozen niet naar buiten uitsteken tot voorbij het mantelvlak 17 van de cylindervoering.

De beide uitlaatdozen 14, 15 zijn elk door een 25 slechts door de plaats van de hartlijn aangeduide schroef 21, 22 aan de cylindervoering 1 bevestigd. Elke uitlaat-doos 14, 15 vertoont een niet-getekende uittreeopening, die ten gevolge van de schroefverbinding met de cylindervoering 1 afdichtend aanligt tegen het buiteneinde van een 30 uittreeboring 23 resp. 24, welke boring uitmondt in de binnenwand van de cylinder 2. Verder zijn de verdelerdozen 11 en de uitlaatdozen 14, 15 door lassen, solderen of lijmen afdichtend verbonden met de verdeelleidingen voor smeerolie, zodat in deze bereiken het gevaar van lekkage wordt ver-35 meden. In een doelmatige uitvoeringsvorm bevat verder elke uitlaatdoos 14, 15 een terugslagklep. Het kan echter ook 790 5430 o 4 r , voldoende zijn wanneer slechts êên terugslagklep in een verdeeldoos of in het aansluitstuk aanwezig is.

In het bijzonder uit figuur 1 blijkt, dat bij toepassing van de uitvinding de tot dusver vaste plaatselijke 5 aanbrenging van de uittreeboring bij het aansluitstuk komt te vervallen. De uittreeboring kan in ieder gewenst punt van de cylinderomtrek worden aangebracht, zonder dat daardoor de plaats van het aansluitstuk moet worden veranderd. Verder bestaat ook de mogelijkheid in de smeerolie-verdeel-10 leidingen 12, 13 nog meer uitlaatdozen aan te brengen zodat ook op meer dan twee punten olie in de cylindervoering 1 kan worden gebracht. De afgeheelde inrichting maakt verder ook de demontage van de cylinderbus 1 gemakkelijker. Daar het smeerolieverdeelleidingstelsel met de verdeeldoos 11 15 van de smeerolie-verdeelleidingen 12, 13 en de uitlaat dozen 14, 15 geheel binnen het buitenste mantelvlak 17 van de cylindervoering zijn aangebracht, kunnen deze delen aan de cylinderbuis bevestigd blijven. Het is alleen nodig door het uitschroeven van het aansluitstuk 9 uit de verdeeldoos 11 20 op een daartoe nog zeer goed toegankelijke plaats de ver binding tussen het smeerolieverdeelstelsel in de motor en het daar buiten gelegen smeerolie-verdeelleidingstelsel los te maken om de cylinderbus 1 te kunnen demonteren.

Voor het geval dat de cylindervoering 1 in het 25 vlak waarin de smeerolie moet worden toegevoerd, van buiten niet toegankelijk is, kan zoals figuur 4 laat zien een smeerolieverdeelleidingstelsel worden toegepast, dat een verticale smeerolieverdeelleiding 25 vertoont. Deze leiding strekt zich uit tussen twee verdeeldozen 16 en .27. Daarbij is in 30 de verdeeldoos 26 weer een aansluitstuk 28 geschroefd, dat de verbinding met het smeerolieverzorgingsstelsel vormt, terwijl in de verdeeldoos 27 êên of twee horizontale smeerolieverdeelleidingen 29 uitmonden, welke leidingen elk êên of meer uitlaatdozen 30 dragen. In plaats van de 35 op grond van de wijze van vervaardiging gunstige uitvoering met verticale en horizontale smeerolieverdeelleidingen kan 7905430

Claims (5)

1. Inrichting voor het toevoeren van smeerolie in de cylindervoering van een verbrandingsmotor met tenminste een zich door de cylindervoering heen uitstrekkende uittreeboring en een pijpvormig aansluitstuk dat smeerolie toevoert aan de uittreeboring, welk aansluitstuk door het cylinderblok steekt en wordt gevoed door een smeerolie-verzorgingsstelsel, met het kenmerk, dat tussen de uittree-boringen (23, 24) en het eansluitstuk (9, 28) in de buitenwand van de cylindervoering (1) groefvormige uitsparingen (16, 18, 19, 20) zijn aangebracht voor het op lemen van een binnen het buitenste mantelvlak (17) van de cylindervoering gelegen smeerolie-verdeelleidingstelsel (11, 12, 13, 14, 15; 25, 26, 27, 29, 30).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het smeerolieverdeelleidingstelsel (11, 12, 13, 14, 15; 25, 26, 27, 29, 30) een door schroeven met het aansluitstuk (9; 28) verbonden verdeeldoos (11; 26) vertoont, welke doos vast is verbonden met tenminste êên smeerolie-verdeelleiding (12, 13; 25).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de smeerolieverdeelleiding (12, 13) vast is aangesloten op tenminste êên losmaakbaar aan de cylindervoering (1) bevestigde uitlaatdoos (14, 15) voor het tot stand brengen van een vloeistofdichte verbinding met de uitlaatboringen (23, 24).

4. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het smeerolieverdeelleidingstelsel (25, 26, 27, 29, 30) ten behoeve van het toe- 790 54 30 i' . , 6 •jm voeren van olie aan uitlaatboringen, die boven of onder het aansluitstuk (28) liggen, is uitgerust met een verticale smeerolieverdeelleiding (25), aan beide einden waarvan verdeeldozen (26, 27) zijn aangebracht.

5. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitlaatdoos (14, 15, 30), de verdeeldoos (11, 26, 27) of het pijpvormige aan- < sluitstuk (9, 28) een terugslagklep bevat. 790 5 430