NL2029089B1 - Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel - Google Patents

Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel Download PDF

Info

Publication number
NL2029089B1
NL2029089B1 NL2029089A NL2029089A NL2029089B1 NL 2029089 B1 NL2029089 B1 NL 2029089B1 NL 2029089 A NL2029089 A NL 2029089A NL 2029089 A NL2029089 A NL 2029089A NL 2029089 B1 NL2029089 B1 NL 2029089B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
braking system
flow
water
bottom part
porous
Prior art date
Application number
NL2029089A
Other languages
English (en)
Inventor
Vandebeek Luc
Original Assignee
Ecobeton Water Tech Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ecobeton Water Tech Nv filed Critical Ecobeton Water Tech Nv
Priority to NL2029089A priority Critical patent/NL2029089B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2029089B1 publication Critical patent/NL2029089B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F1/00Methods, systems, or installations for draining-off sewage or storm water
    • E03F1/002Methods, systems, or installations for draining-off sewage or storm water with disposal into the ground, e.g. via dry wells
    • E03F1/005Methods, systems, or installations for draining-off sewage or storm water with disposal into the ground, e.g. via dry wells via box-shaped elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C11/00Details of pavings
    • E01C11/22Gutters; Kerbs ; Surface drainage of streets, roads or like traffic areas
    • E01C11/224Surface drainage of streets
    • E01C11/227Gutters; Channels ; Roof drainage discharge ducts set in sidewalks
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F5/00Sewerage structures
    • E03F5/10Collecting-tanks; Equalising-tanks for regulating the run-off; Laying-up basins
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B13/00Irrigation ditches, i.e. gravity flow, open channel water distribution systems

Abstract

Een debietremsysteem 1 omvat ten minste een betonnen stuk 2 met een bodemdeel dat van een opening 220 voorzien is, en een poreus betonnen element 3 dat de opening 220 afdekt, om twee langwerpige kanalen K], K2 te vormen in het binnenvolume van het betonnen stuk 2.

Description

Korte aanduiding: Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel
De uitvinding heeft betrekking op een debietremsysteem om ten minste regenwater op te vangen en om ten minste gedeeltelijk waterafvoer af te remmen dat geschikt is om in een gracht of beek of rivier of uitgraving G aangelegd te worden.
Om waterafvoer in grachten of beken af te remmen is het al bekend dammen aan te leggen in de gracht of beek.
Draineersystemen zijn ook bekend om grondwater te laten draineren.
De uitvinding heeft betrekking op een systeem dat in een gracht of beek of rivier of uitgraving aangelegd kan worden dat meerdere functies bezit, wat voordelig is om aantalrijke waterproblemen te verhelpen. Inderdaad, wegens klimaatverandering, bestaan er extreme droogperiodes alsook extreme regenperiodes (stormregen), die zeer schadelijk is voor de natuur, voor de mensen en voor de landbouw. De uitvinding verhelpt deze problemen met eenvoudige debietremsystemen die snel aangelegd kunnen worden en die kunnen dienen als basis steunelementen voor het aanleggen van paden, voetpaden, fietspaden. Alle elementen van de debietremsystemen kunnen op een productie- eenheid geproduceerd worden. De kwaliteit ervan kan op de productie-eenheid gecontroleerd worden, voordat zij vervoerd worden met gewone vrachtwagens naar de beek, gracht, uitgraving of rivier.
EP 1291325 Al beschrijft een debietremsysteem, waarbij het debietremsysteem ten minste een betonnen stuk omvat, dat bestaat uit ten minste: - twee tegenoverliggende (bij voorkeur niet poreuze) betonnen zijdelen die geschikt zijn om ten minste gedeeltelijk de grondzijden of uitgravingszijden te versterken, waarbij die zijdelen een minimale hoogte van 50 cm hebben, en - een betonnen bodemdeel, dat zich tussen de twee tegenoverliggende zijdelen uitstrekt om bovengenoemde zijdelen te verbinden, waarbij dit bodemdeel een bovenzijde bezit die ten minste gedeeltelijk vrijwel in een horizontaal vlak ligt, waarbij die bovenzijde een bovenoppervlakte definieert tussen de twee tegenoverliggende zijdelen met een minimale breedte van 50 cm, waarbij boven de bovenzijde van het bodemdeel en tussen de twee tegenoverliggende zijdelen, het debietremsysteem een binnenvolume definieert.
In dit bekende debietremsysteem, is het bodemdeel voorzien van één of meerdere openingen met een open oppervlakte van meer dan 10 cm}, waarbij de totale oppervlakte van de opening/openingen van het bodemdeel gelijk of groter is dan 50 % (bij voorkeur tussen 55 % en 75 %) van de oppervlakte van de bovenzijde. Dit bekende debietremsysteem is voorzien van één of meerdere poreuze betonnen elementen die uitneembaar gemonteerd zijn op de bovenzijde van het bodemdeel om ten minste gedeeltelijk een of meerdere openingen van het bodemdeel af te dekken, waarbij de één of meerdere poreuze betonnen elementen een poreus langwerpig uitsteeksel vormen dat steun neemt op het bodemdeel, waarbij tussen zijn uiteinden.
Andere documenten die de stand van de techniek beschrijven zijn
DE 10 2011 001356, KR 2015 0105135, JP S60 203719 en JP 2001 172941.
De uitvinding heeft betrekking op een debietremsysteem 1 om ten minste regenwater op te vangen en om ten minste gedeeltelijk waterafvoer af te remmen dat geschikt is ten minste gedeeltelijk in een gracht of beek of rivier of uitgraving of ondergronds G aangelegd te worden, waarbij de gracht of beek of rivier of uitgraving of ondergronds G een grondbodem GB en twee tegenoverliggende grondzijden GZ bezit, waarbij het debietremsysteem 1 ten minste een betonnen stuk 2 omvat, dat bestaat uit ten minste: - twee tegenoverliggende (bij voorkeur niet poreuze) betonnen zijdelen 20, 21 die geschikt zijn om ten minste gedeeltelijk de grondzijden of uitgravingszijden te versterken, waarbij die zijdelen een minimale hoogte H20, H21 van 50 cm hebben, en - een betonnen bodemdeel 22, bij voorkeur een niet poreuze betonnen bodemdeel, dat zich tussen de twee tegenoverliggende zijdelen 20, 21 uitstrekt om bovengenoemde zijdelen 20, 21 te verbinden, waarbij dit bodemdeel 22 een bovenzijde 22B bezit die ten minste gedeeltelijk vrijwel in een horizontaal vlak ligt, waarbij die bovenzijde 22B een bovenoppervlakte definieert tussen de twee tegenoverliggende zijdelen 20, 21 met een minimale breedte B22B van 50 cm, waarbij boven de bovenzijde 22B van het bodemdeel 22 en tussen de twee tegenoverliggende zijdelen 20, 21, het debietremsysteem 1 een binnenvolume
VOL1 definieert; waarbij het bodemdeel 22 voorzien is van één of meerdere openingen 220 met een open oppervlakte van meer dan 10 cm?, waarbij de totale oppervlakte van de opening/openingen 220 van het bodemdeel 22 gelijk of groter is dan 50 % (bij voorkeur tussen 55 % en 75 %) van de oppervlakte van de bovenzijde 22B, waarbij het debietremsysteem | voorzien is van één of meerdere poreuze betonnen elementen 3 die uitneembaar gemonteerd zijn op de bovenzijde 22B van het bodemdeel 22 om ten minste gedeeltelijk een of meerdere openingen 220 van het bodemdeel 22 af te dekken, en waarbij de één of meerdere poreuze betonnen elementen 3 een poreus langwerpig uitsteeksel 30 vormen dat steun neemt op het bodemdeel 22, waarbij tussen zijn uiteinden 30E1, 30E2, dit langwerpig uitsteeksel 30 een bovenzijde en twee laterale tenminste gedeeltelijk poreuze zijden omvat.
Het debietremsysteem volgens de uitvinding heeft de volgende kenmerken: - het langwerpig uitsteeksel 30 toont een bovenzijde 30B en twee laterale ten minste gedeeltelijk poreuze zijden 30L1, 30L2, waarbij het poreuze langwerpig uitsteeksel 30 bezit een minimale breedte B30 langs het bodemdeel 22 van 30 cm en een minimale hoogte H30 van 20 cm, om een eerste kanaal Kl en een tweede kanaal K2 te vormen in het debietremsysteem 1 langs het bodemdeel 22, waarbij het eerste kanaal K1 gericht is naar een eerste zijdeel 20 van het betonnen stuk 2, terwijl het tweede kanaal K2 gericht is naar het tweede zijdeel 21 van het betonnen stuk 2, waarbij het langwerpig uitsteeksel 30 dat zich in het binnenvolume VOL1 van het debietremsysteem een uitsteekselvolume definieert dat tussen 20 en 50 % van het deel van het binnenvolume ligt dat zich tussen de verticale vlakken van de uiteinden 30E1, 30E2 van het uitsteeksel 30 ligt.
- de eerste en tweede kanalen K1, K2 bezitten een minimale breedte BK1, BK2 van 10 cm, alsook een minimale diepte van 20 cm, waarbij de eerste en tweede kanalen KI, K2 samen een vrij volume (VK 1 + VK2) definieren dat tussen 30 en 60 % van het uitsteekselvolume ligt. De kanalen K1, K2 zijn bij voorkeur vrijwel gelijkaardig. - het langwerpige uitsteeksel 30 wordt uit verhard poreus waterdraineerend beton vervaardigd met een openporiënvolume van 8 t/m 12 %.
Bij voorkeur is het langwerpig uitsteeksel uit een verhard poreus waterdraineerend beton vervaardigd dat vervaardigd wordt door het laten verharden van een mengsel van minstens cement, aggregaten met een deeltjesgrootte van 6 mm t/m 14 mm, en water om een openporiënvolume van 8 t/m 12 % te bekomen in het verhard poreus waterdrainerend beton, waarbij het verhard poreus waterdraineerend beton een waterdoorlatendheid (langs zijn bodemzijde die neemt steun op de bovenzijde van het bodemdeel 22) bezit van 0,05 liter/m2?/s tot en met 5 liter/m?/s, bij voorkeur van 0,1 liter/m?/s tot en met 3 liter/m?2/s, liefst tussen 0,5 en 1,5 liter/m?/s, waarbij die waterdoorlatendheid van het uitsteeksel 30 gemeten wordt door het plaatsen van het uitsteeksel (30) op de bodem van een bak met een bodemopening (met een openingsoppervlakte gelijk aan 50 % van de bodemoppervlakte van het uitsteeksel 30), het vullen van de bak met water om een waterpeil te handhaven in de bak dat gelijk 1s aan twee keer de gemiddelde hoogte van het uitsteeksel, en daarna door het bepalen van de hoeveelheid water die door het deel van de bodemzijde van het uit poreus beton vervaardigde uitsteeksel doorvloeit in 30 seconden binnen een opvangkamer die onder de bodemopening van de bak ligt. Het centrale deel van de bodemzijde van het uitsteeksel ligt boven de bodemopening 102 van de bak 100.
Het debietremsysteem volgens de uitvinding heeft dus de volgende voordelen:
- garanderen van voldoende gecontroleerde waterafvoer van water van het debietremsysteem naar de grondlaag onder het bodemdeel; 5 - garanderen van voldoende gecontroleerd doorvloeien van grondwater naar het debietremsysteem. Grondwater kan dus gedraineerd worden; - de plaatsing van het debietremsysteem in een beek, gracht, uitgraving of rivier is eenvoudig; - grote wateropvangvolume in het poreuze uitsteeksel, dus grote waterbuffervolume (grote hoeveelheid water die traag vrijgelaten kan worden gedurende een droge periode, grote hoeveelheid water die gestokeerd kan worden gedurende natte periode); - vertraagde gecontroleerde waterafvoer voor het water dat opgevangen is in het poreuze uitsteeksel naar de zijkanalen van het debietremsysteem en/of naar de bodem grondlaag (gecontroleerde waterinfiltratie); - de zijkanalen zijn geschikt om een hoge watersnelheid te bekomen, in het bijzonder in geval van zware hemelwater of stormregen, waardoor die kanalen alsook de laterale zijden van het poreuze uitsteeksel gereinigd kunnen worden; - grote stabiliteit van het in de grond aangelegd systeem, aangezien water (grondwater of in het systeem stromend water) door het bodemdeel kan doorvloeien in de lengte richting. De invloedzone van de infiltratiezone is vrijwel horizontaal.
Volgens voordelige uitvoeringsvormen, heeft het debietremsysteem volgens de uitvinding één of meerdere van de bijkomende kenmerken: - het betonnen stuk 2 (bij voorkeur ten minste de twee betonnen zijdelen 20, 21) en het poreuze element 3 zijn van aanhechtingspunten 200, 310 voorzien, die geschikt zijn om gebonden te worden aan een hijsmiddel of kraan, voor het plaatsen van het betonnen stuk 2 in een uitgraving of gracht, en voor het plaatsen van het poreuze element 3 op de bodem 22 van een betonnen stuk 2.
* de betonnen zijdelen 20, 21 van het betonnen stuk 2 zijn geschikt om steun te vormen voor een dekplaat 5 of een berijdbare dekplaat, waarbij de dekplaat bij voorkeur geschikt is ten minste voor de doorgang van mensen en fietsen.
Het debietremsysteem volgens de uitvinding kan een onderstructuur vormen voor het aanleggen van een pad, voetpad, fietspad boven een bestaande gracht, beek,
uitgraving of rivier.
* ten minste één zijdeel (20) bezit een bovenrand (20R), waarbij die bovenrand (20R) van meerdere open inkepingen 201 voorzien is, waarbij die inkepingen open doorgangen vormen als de dekplaat 5 het betonnen stuk 2 afdekt.
Door die inkepingen kan regenwater doorvloeien binnen het binnenvolume van het debietremsysteem.
Die inkepingen zijn ook geschikt voor het insteken van vingers van een liftmecanisme, waardoor het opheffen van de dekplaat vergemakkelijkt wordt, bijvoorbeeld voor onderhoudswerken en/of voor controlewerken.
* het debietremsysteem is van ten minste één uitneembare dwarswand 4 voorzien (met of zonder openingen 40 en/of overloop openingen 41) (de dwarswand kan als extra vertragingsmiddel voor het waterafvoer of dam dienen, en/of als middel om een bezinkingzone te vormen). De dwarsplaat neemt bij voorkeur steun op de bovenzijde 30B van het uitsteeksel 30. De dwarsplaat kan als extra steummiddel dienen voor een berijdbare dekplaat.
De openingen 40, 41 kunnen van een filterlement 40F, 41F voorzien zijn.
Het filterelement is bij voorkeur geschikt om bezinkbare deeltjes, alsook vlottende deeltes vast te houden.
De dwarswand kan ook van aanhechtingspunten 400 voorzien.
* het betonnen stuk 2 definieert een langwerpig kanaal met een lengte van Im t/m 5m, waarbij de uiteinden 2E1, 2E2 (invoeruiteinde en afvoeruiteinde) van dit langwerpige kanaal open zijn.
Water kan dus door het invoeruiteinde binnenstromen en door het afvoeruiteinde wegstromen.
Het langwerpige kanaal heeft bij voorkeur een vrijwel rechthoekige en/of trapeziumvormige dwarsdoorsnede.
* het bodemdeel 22 definieert een vrijwel rechthoekige bovenzijde 22B, waarbij het bodemdeel 22 één of meerdere langwerpige vrijwel rechthoekige openingen
220 bezit met een breedte die groter is dan 30 %, bij voorkeur dan 50 % van de breedte van de bovenzijde 22B.
* het bodemdeel 22 toont een vrijwel centrale as AR, waarbij het bodemdeel 22 voorzien is van twee of drie langwerpig vrijwel rechthoekige openingen die naast elkaar gelegen zijn de ene na de andere in de richting van de vrijwel centrale as AR, waarbij een dwarselement 22E zich uitstrekt tussen twee naast elkaar gelegen openingen 220 . Het dwarselement 22E kan als steunmiddel dienen voor een dwarsplaat of een damplaat.
* de openingen 220 bezitten een lengte van ten minste 80 cm, waarbij die lengte bij voorkeur kleiner dan 250 cm is.
Water dat door het poreuze uitsteeksel 30 doorvloeit wordt in de bodemlaag in de lengte richting van het debietremsysteem verdeeld, wat voordelig is voor de stabiliteit van het debietremsysteem in geval van verandering van grondwaterpeil .
* het betonnen stuk 2 bezit een lengte van minder dan 3m, terwijl de bovenzijde 22B een enkel vrijwel rechthoekige opening 220 toont, waarbij de lengte van de enkel vrijwel rechthoekige opening tussen 70 % en 90 % van de lengte van het bodemdeel 22 ligt.
* het debietremsysteem is van ten minste één langwerpig uitsteeksel 30 voorzien dat ten minste één langwerpig vrijwel rechthoekige opening 220 afdekt.
* het langwerpige uitsteeksel 30 heeft de vorm van een balk met een vrijwel rechthoekige, bij voorkeur, vierkante dwarsdoorsnede, waarbij de balk voorzien is aan beide uiteinden van aanhechtingspunten.
* elke opening 220 wordt door één enkel langwerpig uitsteeksel 30 afgedekt.
* de uiteinden van het betonnen stuk zijn van middelen voorzien voor één of meerdere verbindingstukken om het debietremsysteem te verbinden met een naast gelegen debietremsysteem en/of met een bezinkingsmodule en/of met een filtermodule. * het debietremsysteem is van een dam voorzien, bij voorkeur van een regelbare dam. Het gebruik van een regelbare dam is voordelig in geval van onderhoudswerken op ten minste één debietremsysteem. * een deel van het debietremsysteem is met een poreuze betonnen element 3 niet voorzien, waarbij het bodemdeel van dit debietremsysteem voorzien is (a) van een dwarswand of dam 4 om een bezinkingzone BZK te definieren in bovengenoemd debietremsysteem, en/of van een filterelement voor de verwijdering van bezinkbare deeltjes en koolwaterstoffen alvorens het water kan infiltreren door een poreuze betonnen element (3) van het debietremsysteem. * de combinatie van meerdere van deze kenmerken.
De uitvinding heeft ook betrekking op een debietremstelsel dat meerdere debietremsystemen volgens de uitvinding omvat. De debietremsystemen kunnen naast elkaar aangelegd worden in een gracht, beek, uitgraving of rivier. De debietremsystemen volgens de uitvinding kunnen ook naast elkaar aangelegd worden met een tussenelement, bijvoorbeeld een betonnen tussenelement. Het debietremstelsel kan de regenwaterafvoer regelen op lengte van 100m en meer, eventueel op een lengte van 1000m en meer, naar gelang van het aantal debietremsystemen die aan elkaar verbonden zijn.
Volgens één uitvoeringsvorm, voor één of meerdere paren van naast elkaar gelegen debietremsystemen, dekt ten minste één poreuze betonnen element 3 ten minste gedeeltelijk het bovenzijde 22B van het bodemdeel 22 van de twee naast elkaar gelegen debietremsystemen 1 af. Dit is voordelig om de stabiliteit van naast elkaar gelegen debietremsystemen te verbeteren.
Volgens uitvoeringsvormen bezit het debietremstelsel volgens de uitvinding één of meerdere van de volgende kenmerken:
* een deel van een debietremsysteem is met een poreuze betonnen element 3 niet voorzien, waarbij het bodemdeel van dit debietremsysteem voorzien is (a) van een dwarswand of dam 4 om een bezinkingzone BZK te definieren in bovengenoemd debietremsysteem, en/of van een filterelement voor de verwijdering van bezinkbare deeltjes en koolwaterstoffen alvorens dat water door een poreuze betonnen element (3) kan infiltreren in de grondlaag.
* het debietremstelsel voorzien is van een filterelement of filtermodule voor de verwijdering van bezinkbare deeltjes en/of koolwaterstoffen alvorens dat water kan infiltreren door ten minste een debietremsysteem volgens de uitvinding.
* het stelsel omvat een bezinkingsmodule die geschikt is om geplaatst te worden tussen een water invoermiddel of een debietremsysteem ervan, en een water afvoermiddel of een debietremsysteem ervan, waarbij ten minste één van het water invoermiddel en het water afvoermiddel voorzien is van één debietremsysteem volgens de uitvinding, waarbij ten minste het afvoermiddel van ten minste één debietremsysteem volgens de uitvinding voorzien is, en waarbij bij voorkeur beide water invoermiddel en water afvoermiddel voorzien zijn van ten minste één debietremsysteem volgens de uitvinding.
* het stelsel omvat een bezinkingsmodule die geschikt is om geplaatst te worden tussen een invoermiddel (met bij voorkeur ten minste een debietremsysteem volgens de uitvinding), en een afvoermiddel met ten minste een debietremsysteem volgens de uitvinding.
De bezinkingsmodule 1s bij voorkeur ook een filtermodule.
* de bezinkingsmodule vormt een kamer om water op te vangen van het water invoermiddel of van een debietremsysteem ervan, waarbij zodra het waterpeil boven een uitlooppeil in de kamer ligt, water van de bezinkingsmodule in het water afvoermiddel of een debietremsysteem ervan vloeit, waarbij die kamer een bodem heeft die zich bevindt onder het peil van het bodemdeel van het water invoermiddel of een debietremsysteem ervan en onder het peil van het bodemdeel van het water afvoermiddel of een debietremsysteem ervan, waarbij de bezinkingskamer een ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatende filter container omvat, die uitneembaar gemonteerd is in de bezinkingskamer.
* de ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatende filtercontainer een bodem en ten minste een zijwand met een vrije bovenrand bezit, waarbij de zijwand een bovendeel omvat langs de bovenrand, waarbij het bovendeel van de ten minste één zijwand een waterdoorlatendheid bezit die groter is dan de waterdoorlatendheid van de bodem en van een onderdeel van de ten minste een zijwand dat naast de bodem gelegen is. * de ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatend container en het invoer debietremsysteem zijn geschikt, zodat water van het invoer debietremsysteem vloeit binnen de ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatend container, ten minste als het waterpeil in de kamer lager is dan het uitlooppeil van de kamer. * poreuze uitsteeksels 30 van een of meerdere debietremsystemen 1 zijn van elkaar verwijderd, om een vrije zone VZ te definieren tussen twee naast elkaar gelegen poreuze uitsteeksels 30. Die vrije zone is voordelig om een mengingzone te vormen voor water dat van de kanalen KI, K2 van een eerste debietremsysteem afstroomt, alsook om een waterdistributiezone te vormen om water te voeren naar de eerste en tweede kanalen van een tweede debietremsysteem.
* het debietremstelsel is voorzien van een dam, bij voorkeur een regelbare dam, waarbij die dam of regelbare dam bij voorkeur deel uitmaakt van een module die geplaatst wordt tussen twee debietremsystemen en/of naast een bezinkingsmodule van het debietremstelsel.
De regelbare dam kan gebruik worden om het waterpeil in een bezinkingsmodule te laten verhogen, . Door de opening van de dam, kan een watergolf vrijgelaten worden in de kanalen K1, K2 van één of meerdere debietremsystemen, wat voordelig is om die kanalen te reinigen.
* combinatie van één of meerdere van die kenmerken.
De uitvinding heeft nog betrekking op het gebruik van een debietstelsel volgens de uitvinding om regenwaterafvoer of hemelwaterafvoer af te remmen, waarbij het debietremstelsel ten minste de volgende functies heeft: - ten minste gedeeltelijk opvangen en stockeren van het in het debietremstelsel stromend water, in de poreuze uitsteeksels 30 van de debietremsystemen (1); - ten minste gedeeltelijk infiltreren van het in de uitsteeksels (30) opgevangen/gestockeerde water in de grondlaag onder de bodemdelen van de debietremsystemen; - in geval van te hoog grondwaterpeil, gedeeltelijk opvangen van grondwater in poreuze uitsteeksels (30), (het opgevangen grondwater kan in de uitsteeksels gestockeerd worden en/of kan afgevoerd worden in de kanalen K1, K2 op controle wijze (grondwater kan dan gedraineerd worden) - vertraagd afvoer van het in de poreuze uitsteeksels (30) opgevangen grondwater en/of opgevangen stromende regenwater voor infiltratie in de grond en/of voor het afvoeren via de debietremsystemen.
Kenmerken van voordelige uitvoeringsvormen van het gebruik volgens de uitvinding zijn één of meerdere van de volgende : * de debietremsystemen zijn met dekplaten (5) (bij voorkeur uitneembare dekplaten) geassocieerd om een pad of weg of deel ervan te vormen. In uitvoeringsvormen, neemt een dekplaat steun gedeeltelijk op een eerste debietremsysteem en gedeeltelijk op een tweede debietremsysteem. * het debietremsysteem is aangepast voor het aanleggen van een pad, voetpad en/of fietspad, bij voorkeur boven een bestaande gracht, beek, uitgraving of rivier of deel ervan. * het debietremstelsel is aangepast voor het versterken van de oevers of zijden van grachten, beken, uitgravingen of rivieren of deel ervan.
* het debietremstelsel is aangepast voor het verhogen van de oever(s) van bestaande grachten, beken, uitgravingen of rivieren of deel ervan en/of voor het vormen van een dam, bijvoorbeld langs een bestaande kanaal of rivier.
Uitvoeringsvormen volgens de uitvinding zullen nu beschreven worden onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen.
In die tekeningen tonen: - Fig. | een aanzicht in perspectief van een debietremsysteem volgens de uitvinding bestaande uit ten minste drie aparte hoofdelementen die uit elkaar verwijderd zijn; - Fig. 2 een aanzicht in doorsnede van het debietremsysteem van Fig. 1 langs de lijn I- ; - Fig. 3 een aanzicht in doorsnede van het debietremsysteem van Fig. 1 langs de lijn ITI-1IT ; - Fig. 4 een aanzicht in doorsnede van twee naast elkaar gelegen debietremsystemen, - Fig. 5 een aanzicht in doorsnede van Fig. 4 langs de lijn V-V ; - Fig. 6 een aanzicht in doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een debietremsysteem; - Fig. 7 een bovenaanzicht van het debietremsysteem van Fig. 6 zonder de dekplaat; - Fig. 7A een bovenaanzicht van het debietremsysteem van Fig. 6 zonder de dekplaat en met één enkel poreus element en met een damplaat; - Fig. 8 een aanzicht in doorsnede van een bezinkingsmodule die geassocieerd is met een invoer debietremsysteem en met een afvoer debietremsysteem; - Fig. 9 een aanzicht in doorsnede van een beek of gracht of uitgraving die voorzien is van een debietremsysteem van een stelsel volgens de uitvinding; -Fig. 10 een aanzicht in doorsnede van een gracht die langs een kanaal loopt en die voorzien is van een debietremstelsel dat gebruikt wordt om een oever van het kanaal te verhogen; en - Fig. 11 een aanzicht van het systeem om de waterdoorlatendheid van het poreuze uitsteeksel 30 op te meten.
Fig. I toont een debietremsysteem 1 om ten minste regenwater op te vangen en om ten minste gedeeltelijk regenwaterafvoer af te remmen. Het debietremsysteem 1 is geschikt om ten minste gedeeltelijk in een gracht of beek of rivier of uitgraving G aangelegd te worden. (zie Fig. 9) De gracht of beek of rivier of uitgraving G bezit een grondbodem GB en twee tegenoverliggende grondzijden GZ.
Het debietremsysteem 1 omvat ten minste een betonnen stuk 2, dat bestaat uit ten minste: - twee tegenoverliggende (bij voorkeur niet poreuze) betonnen zijdelen 20, 21 (vrijwel verticale zijdelen) die geschikt zijn om ten minste gedeeltelijk de grondzijden GZ te versterken, waarbij die zijdelen een minimale hoogte H20,
H21 van 50 cm (bijvoorbeeld een hoogte van 100 cm t/m 150 cm) hebben, en - een betonnen bodemdeel 22 (een vrijwel horizontaal deel), bij voorkeur een niet poreuze betonnen bodemdeel (bodemdeel dat in niet poreus beton vervaardigd wordt), dat zich tussen de twee tegenoverliggende zijdelen 20, 21 uitstrekt om bovengenoemde zijdelen 20, 21 te verbinden. Het bodemdeel 22 bezit een bovenzijde 22B die ten minste gedeeltelijk vrijwel in een horizontaal vlak ligt. De bovenzijde 22B definieert een bovenoppervlakte tussen de twee tegenoverliggende zijdelen 20, 21 met een minimale breedte B22B van 50 cm, bijvoorbeeld van 75 cm t/m 200 cm, zoals 100 cm, 150 cm.
Het debietremsysteem 1 definieert een binnenvolume VOLI boven de bovenzijde 22B van het bodemdeel 22 en tussen de twee tegenoverliggende zijdelen 20, 21.
De betonnen zijdelen en het betonnen bodemdeel hebben bijvoorbeeld een dikte groter dan 5 cm, bij voorkeur groter of gelijk aan 8 cm, liever gelijk of groter dan 10 cm, liever groter dan 15 cm, zoals 20 em, 25 cm.
De dikte kan aangepast worden naar gelang de hoogte en breedte van het betonnen stuk. De zijdelen en bodemdeel kunnen een metalen wapening omvatten. Het betonnen stuk 2 definieert een vrijwel U-vormig kanaal. Andere dwarsdoorsneden zijn mogelijk. Aanhechtingspunten 200 zijn voorzien langs de binnenzijde van de zijdelen 20, 21.
Het debietremsysteem van Fig. 1 heeft de volgende kenmerken: - het bodemdeel (22) is voorzien van een opening (220) met een open oppervlakte van meer dan 1000 cm?, waarbij de totale oppervlakte van de opening/openingen (220) van het bodemdeel 22 tussen 55 % en 75 % van de oppervlakte van de bovenzijde (22B) ligt. Door die opening is het gewicht van het betonnen stuk verkleind, wat voordelig is voor de aanleg ervan. - het debietremsysteem 1 is van één poreuze betonnen element 3 voorzien dat uitneembaar gemonteerd is op de bovenzijde 22B van het bodemdeel 22 om de centrale opening (220) van het bodemdeel 22 af te dekken. Het poreuze betonnen element 3 neemt steun op stroken van de bovenzijde 22B langs de randen van de centrale rechthoekige opening 220, waarbij die stroken een breedte van 3 t/m 10 cm hebben. Het betonnen element 3 heeft de vorm van een poreuze betonnen balk met metalen bewapening en aanhechtingspunten 310 (langs de uiteinden 30E1, 30E2 van de balk 30). Die aanhechtingspunten kunnen gebonden worden aan een verbindingselement van een hijskraan om het betonnen element 3 te verplaatsen ten opzichte van een betonnen stuk 2. - het poreuze betonnen element 3 vormt een poreus langwerpig uitsteeksel 30 dat steun neemt op het bodemdeel 22, waarbij tussen zijn uiteinden 30E 1, 30E2, dit langwerpige uitsteeksel 30 een bovenzijde 30B en twee laterale ten minste gedeeltelijk poreuze zijden 30L1, 30L2 toont, waarbij het poreuze langwerpig uitsteeksel 30 bezit een minimale breedte B30 langs het bodemdeel 22 van 30 cm en een minimale hoogte H30 van 20 cm, om een eerste kanaal Kl en een tweede kanaal K2 te vormen in het debietremsysteem 1 langs het bodemdeel 22, waarbij het eerste kanaal K1 gericht is naar een eerste zijdeel 20 van het betonnen stuk 2, terwijl het tweede kanaal K2 gericht is naar het tweede zijdeel 21 van het betonnen stuk 2, waarbij het langwerpig uitsteeksel 30 dat zich in het binnenvolume VOLI van het debietremsysteem een uitsteekselvolume definieert dat tussen 35 en 50 % van het deel van het binnenvolume ligt dat zich tussen de verticale vlakken van de uiteinden 30E1, 30E2 van het uitsteeksel 30 ligt. De kanalen K1, K2 zijn vrijwel gelijkaardig. - de eerste en tweede kanalen K1, K2 bezitten een minimale breedte BK 1, BK2 van 10 cm, alsook een minimale diepte van 20 cm, waarbij de eerste en tweede kanalen K1, K2 een vrij volume (VK1 + VK2) definieren dat tussen 40 en 50 % van het uitsteekselvolume ligt. - het langwerpige uitsteeksel 30 wordt uit verhard poreus water draineerend beton vervaardigd met een openporiënvolume van 8 t/m 12 %.
Het langwerpig uitsteeksel is uit een verhard poreus waterdraineerend beton vervaardigd dat vervaardigd wordt door het laten verharden van een mengsel van minstens cement, aggregaten met een deeltjesgrootte van 6 mm t/m 14 mm, en water om een openporiënvolume van 8 t/m 12 % te bekomen in het verhard poreus waterdrainerend beton, waarbij het verhard poreus waterdraineerend beton een waterdoorlatendheid (langs zijn bodemzijde die neemt steun op de bovenzijde van het bodemdeel 22) bezit van 0,05 liter/m?/s tot en met 5 liter/m?/s, bij voorkeur van 0,1 liter/m?/s tot en met 3 liter/m?/s, liefst tussen 0,5 en 1,5 liter/m?/s. De waterdoorlatendheid van het uitsteeksel 30 wordt gemeten door het plaatsen van het uitsteeksel (30) op de bodem 101 van een bak 100 met een (bij voorkeur regelbare) bodemopening 102 (met een openingsoppervlakte gelijk aan 50 % van de poreuze bodemoppervlakte van het uitsteeksel 30). Het centrale deel van de poreuze bodemzijde (30Z) van het uitsteeksel 30 ligt boven de bodemopening 102 en dekt die bodemopening af.
Daarna wordt de bak 100 met water W gevuld om een waterpeil 100P te handhaven in de bak 100 dat overeenstemt met een waterhoogte in de bak die gelijk is aan twee keer de gemiddelde hoogte (H30) van het uitsteeksel 30.
Daarna wordt de hoeveelheid water bepaald die door de bodemopening 102 doorvloeit in 30 secondes naar een opvangkamer 105 die onder de bodemopening 102 ligt.
De waterdoorlatendheid (1/m?/s) is dan gelijk aan : ((HW / 30) / Opv)
met
HW : de hoeveelheid water die in 30 secondes doorvloeit (in liter)
Opv : de oppervlakte van de bodemopening 102 (in m?)
De hoeveelheid water die door de bodemopening 102 doorvloeit kan ook opgemeten worden door het bepalen van de hoeveelheid water die bijgevuld dient te worden om het waterpeil 100P gedurende 30 secondes te handhaven.
Het debietremsysteem van Fig. 1 heeft dus de volgende voordelen: - garanderen van voldoende gecontroleerde waterafvoer W1 van water van het debietremsysteem naar de grondlaag onder het bodemdeel 22B door de opening 220; - garanderen van voldoende gecontroleerd doorvloeien van grondwater (W2) naar het debietremsysteem (bijvoorbeeld als het grondwaterpeil hoger is dan het peil van de bodem van het poreuze element 3); - de plaatsing van het debietremsysteem in een beek, gracht, uitgraving of rivier is eenvoudig (uitgraven, plaatsen van het stuk 2, daarna plaatsen van het poreuze element 3, plaatsen van de dekplaat 5); - grote wateropvangvolume in het poreuze uitsteeksel 30, dus grote waterbuffervolume; - vertraagde gecontroleerde waterafvoer W3 voor het water dat opgevangen is in het poreuze uitsteeksel naar de zijkanalen K1, K2 van het debietremsysteem en/of naar de bodem grondlaag (gecontroleerde waterinfiltratie); - de zijkanalen zijn geschikt om een hoge watersnelheid te bekomen, in het bijzonder in geval van stormwater, waardoor die kanalen alsook de laterale zijden van het poreuze uitsteeksel gereinigd kunnen worden; - grote stabiliteit van het in de grond aangelegd systeem, aangezien water
(grondwater of in het systeem stromend water) door het bodemdeel kan doorvloeien. De invloedzone van de infiltratie zone is vrijwel horizontaal beperkt, in de omgeving van het bodemdeel 22.
Volgens de uitvoeringsvorm van Fig. 1, heeft het debietremsysteem volgens de uitvinding één of meerdere van de bijkomende kenmerken: * de betonnen zijdelen 20, 21 van het betonnen stuk 2 zijn geschikt om steun te vormen voor een dekplaat 5 of een berijdbare dekplaat (met aanhechtingspunten 500), waarbij de dekplaat bij voorkeur geschikt is ten minste voor de doorgang van mensen en fietsen. Het debietremsysteem volgens de uitvinding kan een onderstructuur vormen voor het aanleggen van een pad, voetpad, fietspad boven een bestaande gracht, beek, uitgraving of rivier. * ten minste één zijdeel (20, 21) bezit een bovenrand (20R, 21R), waarbij die bovenrand (20R, 21R) van meerdere open inkepingen 201, 211 is voorzien, waarbij die inkepingen open doorgangen vormen als de dekplaat 5 het betonstuk 2 afdekt. Door die inkepingen kan regenwater W4 (bv van de rijpad 5) doorvloeien in het binnenvolume VOL 1 van het debietremsysteem 1. Die inkepingen 201, 211 zijn ook geschikt om het opheffen van de dekplaat 5 te vergemakkelijken, bijvoorbeeld voor onderhoudswerken en/of voor controle doeleinden. Die inkepingen kunnen van roostermiddelen 90 voorzien zijn om het doorgaan van vaste deeltjes in het binnenvolume VOL I te vermijden. * het debietremsysteem is van ten minste één uitneembare dwarswand 4 voorzien (met bovenopeningen 40 en/of overloop zijopeningen 41) (de dwarswand 4 kan als extra vertragingsmiddel voor het waterafvoer dienen. De dwarswand 4 vormt een dam in het debietremsysteem.). De dwarswand 4 neemt bij voorkeur steun op de bovenzijde 30B van het uitsteeksel 30. De dwarswand 4 kan als extra steummiddel dienen voor de berijdbare dekplaat 5. * het betonnen stuk 2 definieert een langwerpig kanaal met een lengte van 1m t/m Sm definieert, waarbij de uiteinden (invoeruiteinde 2Elen afvoeruiteinde 2E2) van dit langwerpige kanaal open zijn. Water kan dus in het binnenvolume van het stuk 2 binnenstromen door het invoeruiteinde, terwijl water door het afvoeruiteinde kan wegstromen.
* het bodemdeel 22 definieert een vrijwel rechthoekige bovenzijde 22B, waarbij het bodemdeel 22 de vrijwel rechthoekige openingen 220 bezit met een breedte die groter is dan 30 %, bij voorkeur dan 50 % van de breedte van de bovenzijde. * de openingen 220 bezitten een lengte van ten minste 80 cm, waarbij die lengte bij voorkeur kleiner is dan 250 cm.
Water dat door het poreuze uitsteeksel 30 doorvloeit wordt in de bodemlaag in de lengte richting of asrichting AR van het debietremsysteem of van het bodemdeel verdeeld, wat voordelig is voor de stabiliteit van het debietremsysteem, bijvoorbeeld in geval van verandering van grondwaterpeil .
* het betonnen stuk 2 bezit een lengte van minder dan 3m, terwijl de bovenzijde 22B een enkel vrijwel rechthoekige opening 220 toont, waarbij de lengte van de enkel vrijwel rechthoekige opening tussen 70 % en 90 % van de lengte van het bodemdeel 22 ligt.
* de uiteinden 2E1, 2E2 van het betonnen stuk 2 zijn van middelen 80 voorzien voor één of meerdere verbindingstukken 81 om het debietremsysteem te verbinden met een naast gelegen debietremsysteem en/of met een filtermodule en/of met een bezinkingsmodule (BZM).
* het debietremsysteem is van een dam 4 voorzien, bij voorkeur van een regelbare dam 44. Het gebruik van een regelbare dam 44 is voordelig in geval van onderhoudswerken op ten minste één debietremsysteem, een stroomafwaards debietremsysteem ten opzichte van de dam.
De regelbare dam 44 is bijvoorbeeld een plaatelement dat geschoven kan worden in een gleuf van de dekplaat 5 of in de gleuf die gevormd wordt tussen twee naast elkaar gelegen dekplaten.
De verplaatsing van dit plaatelement 44 kan eventueel op afstand gecontrolleerd worden via geschikte bestuurmiddelen.
De dam 4 kan van openingen 40, 41 voorzien, waarbij die openingen 40, 41 geassocieerd kunnen worden met een filterelement 41F, 40F om vaste deeltjes te verwijderen. (zie Fig. 1) De dam 4 kan ook voorzien worden van twee poten 4P die geschikt zijn om de zijkanalen
Kl, K2 af te sluiten. * de dekplaat kan van een mangat 55 met uitneembaar deksel 56 voorzien zijn.
In de uitvoeringsvorm van Fig. 4, is een uitneembaar dwars steunelement 22X geplaatst in de opening 220 om die opening 220 in twee open zones (2201, 2202) te splitten. De uitvoeringsvorm van Fig. 4 omvat een vaste boven damelement 4 (dat steun neemt op de bovenzijde van het poreuze uitsteeksel 30 en een beweegbare damplaat 44 die tussen twee naast elkaar gelegen poreuze uitsteeksels geschoven kanDworden. Die beweegbare damplaat 44 kan met het damelement 4 samen werken om een dam te vormen vanaf het bodemdeel 22 tot de uitloopopeningen 41van het boven damelement 4. De beweegbare damplaat 4 kan tussen twee uitsteeksels 30 ingestoken worden via een gleuf van de dekplaat 5, maar bij voorkeur een gleuf 5G die gevormd is tussen twee dekplaten 5.
Het poreuze uitsteeksel 30 is aangepast om steun te nemen gedeeltelijk op het bodemdeel van een eerste debietremsysteem | en gedeeltelijk op het bodemdeel 22B van een tweede debietremsysteem 1. Het poreuze uitsteeksel 30 is aangelegd om de eerste open zone 2201 van het bodemdeel 22 van een eerste debietremsysteem en de tweede open zone 2202 van het bodemdeel 22 van een tweede debietremsysteem af te dekken. Dit is voordelig om de positie van twee naast elkaar gelegen debietremsystemen te garanderen.
De dekplaat 5 neemt steun op een deel van een eerste debietremsysteem 1 en op een deel van een tweede debietremsysteem 1. Tussen twee naast elkaar gelegen dekplaten kan een gleuf 5G gevormd worden waardoor hemelwater kan doorvloeien in het binnenvolume van een debietremsysteem.
De naast elkaar gelegen poreuze elementen 30 vormt een geleidingsmiddel voor het bewegen van een reinigingstoestel in de naast elkaar gelegen debietremsystemen.
Voor het insteken van een controle en/of reinigingstoestel in het binnenvolume van een debietremsysteem dient een rijplaat 5 verwijderd worden.
Daarna kan het reinigingstoestel bewegen in debietremsystemen met afgedekte rijplaat 5. Het reinigingstoestel bezit bijvoorbeeld wielen die steun nemen op de bovenzijde van een of meerdere poreuze elementen 3.
In de uitvoeringsvorm van Fig. 6 is het betonnen stuk 2 van een bodemdeel voorzien met twee openingen 2201, 2202. Elk opening 2201, 2202 (zie Fig. 7) wordt door een poreuze uitsteeksel 3 afgedekt. Tussen de naast elkaar gelegen poreuze uitsteeksels 30 kan een membraan 300 zich uitstrekken.
De vrije zone tussen de twee uitsteeksels kan ook gebruikt worden voor het inteken van een damelement.
De dekplaat 5 kan ook twee aparte delen omvatten.
In Fig. 7A, wordt een opening 2201 door een poreuze uitsteeksel 30 afgedekt. De andere opening 2202 wordt niet afgedekt en vormt de bodem van een bezinkingzone BZK, achter een damelement 44 met uitloopopening(en).
Fig. 8 toont een deel van een debietremstelsel met een bezinkingsmodule BZM die aangelegd wordt tussen een water invoer middel
WIM en een water afvoer middel WAM, waarbij ten minste het afvoer middel voorzien is van ten minste een debietremsysteem volgens de uitvinding. Die bezinkingsmodule BZM werkt ook als filtermodule voor de verwijdering van bezinkbare deeltjes en koolwaterstoffen, alvorens water kan infiltreren via het poreuze element van ten minste een debietremsysteem volgens de uitvinding.
De bezinkingsmodule BZM vormt een opvangkamer 70 om water op te vangen van het invoer debietremsysteem (1), waarbij zodra het waterpeil in de kamer 70 boven een uitlooppeil UP ligt, gefiltreerd water van de bezinkingsmodule BZM in het afvoer debietremsysteem 1 kan vloeien, waarbij die kamer 70 een bodem 71 heeft die zich bevindt onder het peil van de bovenzijde 22B van het bodemdeel 22 van het invoer debietremsysteem 1 en onder het peil van het bovenzijde van het bodemdeel 22 van het afvoer debietremsysteem, waarbij de bezinkingskamer 70 een ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatende filter container 72 omvat, die uitneembaar gemonteerd is in de bezinkingskamer 70.
De ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatende filtercontainer 72 bezit een bodem 73 en ten minste een zijwand 74 met een vrije bovenrand 75, waarbij de zijwand 74 een bovendeel 74B omvat langs de bovenrand 75, waarbij het bovendeel 74B van de ten minste een zijwand 74 een waterdoorlatendheid bezit die groter is dan de waterdoorlatendheid van de bodem 73 en van een onderdeel 740 van de ten minste een zijwand 74 dat naast de bodem 73 gelegen is. De bodem van de filtercontainer neemt steun op een geperforeerde steunplaat 76 die verwijderd is van de bodem 71 van de kamer 70. De filtercontainer 72 is van een uitneembaar deksel 72D met een opening 72D1 voorzien die gekoppeld is aan een buis 72B. De buis 72B strekt zich in de binnenvolume van de container 72 en dient als middel om te beletten dat vlottende deeltjes buiten de container 72 kunnen vloeien, in geval dat een te grote hoeveelheid water doorvloeit naar de bezinkingsmodule.
Water van het invoerremsysteem 1 vloeit binnen de filtercontainer 72 door middel van een watergeleidingselement 77. Water stroomt binnen de container 72 (door de opening 720) op een peil dat hoger is dan het uitlooppeil
UP van de bezinkingsmodule BZM. Water wordt dan gefiltreerd door de wanden en de bodem van de filtercontainer 72 en vloeit in een zone van de kamer 70 buiten de filtercontainer 72. Zodra het waterpeil in de kamer 70 boven het uitlooppeil UP ligt, wordt gefiltreerd water afgevoerd in het afvoer remsysteem 1.
De bezinkingsmodule omvat een dekplaat 78, met een gat 79 die afgesloten wordt door middel van een uitneembaar deksel 79D. Het gat 79 is geschikt om de filtercontainer 72 (met bezinkbare deeltjes, koolwaterstof en vlottende deeltjes) van de kamer 70 te verwijderen. De filtercontainer 72 kan door een nieuwe filtercontainer vervangen worden, of de filtercontainer 72 kan gereinigd worden na verwijdering van de opgevangen deeltjes, alvorens het terugplaatsen van de container 72 in de kamer 70.
De dekplaat 78 van de bezinkingsmodule BZM kan van twee gleuven voorzien zijn voor het plaatsen van een damplaat 44. Bij voorkeur zijn gleuven 5G gevormd tussen de dekplaat 78 van de bezinkingsmodule BZM en de dekplaat 5S van een debietremsysteem. Door het plaatsen van die damplaten 44 kan men de invoeropening en de afvoeropening van de bezinkingsmodule ten minste gedeeltelijk afsluiten, zodat er vrijwel geen water in de kamer 70 kan vloeien gedurende onderhoudswerken, bijvoorbeeld gedurende het opheffen van de filtercontainer 72 buiten de kamer 70.
Fig. 9is een aanzicht in doorsnede van een beek of gracht of uitgraving die voorzien is van een debietremsysteem 1 van een stelsel volgens de uitvinding. De grondzijden GZ zijn door de zijdelen 20, 21 versterkt.
Voldoende waterafvoer naar de grondlaag onder het bodemdeel 22 is gegarandeerd, wat voordelig is om de invloedzone van de infiltratiezone horizontaal te beperken. Dit is voordelig voor de stabiliteit en de positie van de systemen 1 te garanderen op lange periode.
Fig. 10 is een aanzicht in doorsnede van een kanaal KA (gedeeltelijk getekend) dat voorzien is van een debietremstelsel dat gebruikt wordt om de oever KB (met een grondpeil PG) te verhogen. Langs de kanaaloever KB loopt er een gracht G met grondzijden GZ. Een deel van het debietremstelsel ligt boven het grondpeil (PG) van de grondoeven KB. Het rijpad 5 is op een peil P5 gelegen dat hoger is dan het grondpeil PG. In geval van overstroming, kan het rijpad 5 nog steeds gebruikt worden, terwijl het debietremstelsel kan dienen als watergeleidingsmiddel voor het afvoeren van storm hemelwater. Het debietremsysteem kan ook gebruikt worden als damelement. In geval van overstroming langs het zijdeel 20, is de waterafvoer langs het ander zijdeel 21 belemmerd door het remdebietstelsel. Het remdebietstelsel vormt dus een verhoogde kanaaloever.
Het debietremstelsel kan dus dienen als een soort klimaatmiddel of klimaatpad om zich tegen effecten van klimaatverandering te verzetten.
Debietremsystemen volgens de uitvinding kunnen ook in uitgraving(en) geplaatst worden, bijvoorbeeld in de omgeving van een gebouw, bijvoorbeeld onder een parkingzone of onder een terras, voor het opvangen van hemelwater, het gedeeltelijk stockeren ervan en het laten infitreren ervan.

Claims (20)

CONCLUSIES
1. Debietremsysteem (1) om ten minste regenwater op te vangen en om ten minste gedeeltelijk waterafvoer af te remmen dat geschikt is tenminste gedeeltelijk in een gracht of beek of rivier (G) of uitgraving of ondergronds aangelegd te worden, waarbij de gracht of beek of rivier (G) of ondergronds ten minste een grondbodem (GB) en twee tegenoverliggende grondzijden (GZ) bezit, waarbij het debietremsysteem (1) ten minste een betonnen stuk (2) omvat, dat bestaat uit ten minste: - twee tegenoverliggende, bij voorkeur niet poreuze, betonnen zijdelen (20, 21) die geschikt zijn om ten minste gedeeltelijk de grondzijden of uitgraving te versterken, waarbij die zijdelen een minimale hoogte (H20, H21) van 50 cm hebben, en - een betonnen bodemdeel (22), bij voorkeur een niet poreuze betonnen bodemdeel, dat zich tussen de twee tegenoverliggende zijdelen (20, 21) uitstrekt om bovengenoemde zijdelen (20, 21) te verbinden, waarbij dit bodemdeel (22) een bovenzijde (22B) bezit die ten minste gedeeltelijk vrijwel in een horizontaal vlak ligt, waarbij die bovenzijde (22B) een bovenoppervlakte definieert tussen de twee tegenoverliggende zijdelen (20, 21) met een minimale breedte (B22B) van 50 cm, waarbij boven de bovenzijde (22B) van het bodemdeel (22) en tussen de twee tegenoverliggende zijdelen (20, 21), het debietremsysteem (1) een binnenvolume (VOL1) definieert, waarbij het bodemdeel (22) voorzien is van één of meerdere openingen (220) met een open oppervlakte van meer dan 10 cm?, waarbij de totale oppervlakte van de opening/openingen (220) van het bodemdeel (22) gelijk of groter is dan 50 %, bij voorkeur tussen 55 % en 75 %, van de oppervlakte van de bovenzijde (22B), waarbij het debietremsysteem (1) voorzien is van één of meerdere poreuze betonnen elementen (3) die uitneembaar gemonteerd zijn op de bovenzijde (22B) van het bodemdeel (22) om ten minste gedeeltelijk een of meerdere openingen (220) van het bodemdeel (22) af te dekken, waarbij de één of meerdere poreuze betonnen elementen (3) een poreus langwerpig uitsteeksel (30) vormen dat steun neemt op het bodemdeel (22), en waarbij tussen zijn uiteinden (30E 1, 30E2), dit langwerpig uitsteeksel (30) een bovenzijde (30B) en twee laterale ten minste gedeeltelijk poreuze zijden (30L1, 30L2) omvat, met het kenmerk, dat het poreuze langwerpig uitsteeksel (30) verwezenlijkt is met een minimale breedte (B30) langs het bodemdeel (22) van 30 cm en met een minimaal hoogte (H30) van 20 cm, om een eerste kanaal (K1) en een tweede kanaal (K2) te vormen in het debietremsysteem (1) langs het bodemdeel (22), waarbij het eerste kanaal (KI) gericht is naar een eerste zijdeel (20) van het betonnen stuk (2), terwijl het tweede kanaal (K2) gericht is naar het tweede zijdeel (21) van het betonnen stuk (2), waarbij het langwerpig uitsteeksel (30) dat zich in het binnenvolume (VOLI) van het debietremsysteem een uitsteekselvolume definieert dat tussen 20 en 50 % van het deel van het binnenvolume ligt dat zich tussen de verticale vlakken van de uiteinden van het uitsteeksel (30) ligt, dat de eerste en tweede kanalen (KI, K2) een minimale breedte (BK1, BK2) van 10 cm bezitten, alsook een minimale diepte van 20 cm, waarbij de eerste en tweede kanalen (KI, K2) een vrij volume (VK 1 + VK2) definieren dat tussen 30 en 60 % van het uitsteekselvolume ligt, en dat het langwerpig uitsteeksel (30) uit verhard poreus waterdrainerend beton vervaardigd wordt met een openporiënvolume van 8 t/m 12 %.
2. Debietremsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de betonnen zijdelen (20, 21) van het betonnen stuk (2) geschikt zijn om steun te vormen voor een dekplaat (5) of een berijdbare dekplaat, waarbij de dekplaat bij voorkeur geschikt is ten minste voor de doorgang van mensen en fietsen.
3. Debietremsysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk dat ten minste één zijdeel (20) een bovenrand (20R) bezit, waarbij die bovenrand (20R) van meerdere open inkepingen (201) voorzien is, waarbij die inkepingen open doorgangen vormen als de dekplaat (5) het betonnen stuk (2) afdekt.
4. Debietremsysteem volgens één van de conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat het debietremsysteem voorzien is van ten minste één uitneembare dwarswand (4), in het bijzonder met of zonder openingen (40) en/of overloop openingen (41), die bij voorkeur steun neemt op de bovenzijde (30B) van het uitsteeksel (30).
5. Debietremsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het betonnen stuk (2) een langwerpig kanaal met een lengte van lm t/m Sm definieert, waarbij de uiteinden van dit langwerpige kanaal open zijn, waarbij bij voorkeur, het bodemdeel (22) een vrijwel rechthoekige bovenzijde (22B) definieert, terwijl bij voorkeur, één of meerdere openingen (220) langwerpig vrijwel rechthoekige openingen zijn met een breedte die groter is dan 30 %, bij voorkeur groter is dan 50 % van de breedte van de bovenzijde.
6. Debietremsysteem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het bodemdeel (22) een vrijwel centrale as toont, waarbij het bodemdeel voorzien is van twee of drie langwerpig vrijwel rechthoekige openingen (220) die naast elkaar gelegen zijn in de richting van de vrijwel centrale as, waarbij een dwarselement (22E) zich uitstrekt tussen twee naast elkaar gelegen openingen (220), waarbij bij voorkeur de openingen (220) een lengte bezitten van ten minste 80 cm, waarbij die lengte bij voorkeur kleiner dan 250 cm is.
7. Debietremsysteem volgens één van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat het betonnen stuk (2) een lengte bezit van minder dan 3m, terwijl de bovenzijde (22B) een enkel vrijwel rechthoekige opening (220) toont, waarbij de lengte van de enkel vrijwel rechthoekige opening tussen 70 en 90 % van de lengte van het bodemdeel (22) ligt.
8. Debietremsysteem volgens één van de conclusies 6 en 7, met het kenmerk, dat het debietremsysteem voorzien is van ten minste één langwerpig uitsteeksel (30) dat ten minste één langwerpig vrijwel rechthoekige opening (220) afdekt, waarbij bij voorkeur, elke opening (220) afgedekt wordt door één enkel langwerpig uitsteeksel (30).
9. Debietremsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uiteinden (2E1, 2E2) van het betonnen stuk (2) van middelen voorzien zijn voor één of meerdere verbindingstukken om het debietremsysteem te verbinden met een naast gelegen debietremsysteem, of een filtermodule, of een bezinkingsmodule.
10. Debiet remsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het debietremsysteem (1) voorzien is van een dam, bij voorkeur van een regelbare dam.
11. Debietremsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een deel van het debietremsysteem (1) met een poreuze betonnen element (3) niet voorzien is, waarbij het bodemdeel (22) van dit debietremsysteem voorzien is van een dwarswand of dam (4) om een bezinkingzone (BZK) te definieren in bovengenoemd debietremsysteem (1), en/of van een filterelement voor de verwijdering van bezinkbare deeltjes en koolwaterstoffen alvorens het water kan infiltreren door een poreuze betonnen element (3).
12. Debietremstelsel dat meerdere debietremsysteemen volgens één van de voorgaande conclusies omvat, waarbij bij voorkeur, voor één of meerdere paren van naast elkaar gelegen debietremsystemen, ten minste één poreuze betonnen element (3) afdekt ten minste gedeeltelijk het bovenzijde (22B) van de bodemdeel (22) van de twee naast elkaar gelegen debietremsystemen (1).
13. Debietremstelsel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een deel van een debietremsysteem (1) niet voorzien is met een poreuze betonnen element (3), waarbij het bodemdeel (22) van dit debietremsysteem (1) voorzien is van een dwarswand of dam (4) om een bezinkingzone (BZK) te definieren in bovengenoemd debietremsysteem (1), en/of van een filterelement voor de verwijdering van bezinkbare deeltjes en koolwaterstoffen alvorens het water kan infiltreren door een poreuze betonnen element (3) van een debietremsysteem (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 11.
14. Debietremstelsel volgens één van de conclusies 12 en 13, met het kenmerk, dat het debietremstelsel (1) voorzien is van een filterelement of filtermodule voor de verwijdering van bezinkbare deeltjes en koolwaterstoffen alvorens het water kan infiltreren door ten minste een debietremsysteem (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 11.
15. Debietremstelsel volgens één van de conclusies 12 t/m 14, met kenmerk, dat het stelsel een bezinkingsmodule (BZM) omvat die geschikt is om geplaatst te worden tussen een water invoermiddel (WIM) en een water afvoermiddel (WAM), waarbij ten minste één van het water invoermiddel en het water afvoermiddel voorzien is van één debietremsysteem (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 11, waarbij op voordelige wijze, ten minste het water afvoermiddel (WAM) van ten minste één debietremsysteem (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 11 voorzien is, en waarbij bij voorkeur beide water invoermiddel (WIM) en water afvoermiddel (WAM) voorzien zijn van ten minste één debietremsysteem (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 11.
16. Debietremstelsel volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de bezinkingsmodule (BZM) een kamer (70) vormt om water op te vangen van het water invoermiddel (WIM) of van een water debietremsysteem (1) ervan, waarbij zodra het waterpeil in de kamer (70) boven een uitlooppeil (UP) ligt, water van de bezinkingsmodule (BZM) in het water afvoermiddel (WAM) of in een debietremsysteem (1) ervan vloeit, waarbij die kamer (70) een bodem (71) heeft die zich bevindt onder het peil van de bovenzijde van het bodemdeel (22) van het water invoermiddel of het debietremsysteem (1) ervan en onder het peil van het bovenzijde van het bodemdeel (22) van het water afvoermiddel of het debietremsysteem (1) ervan, waarbij de bezinkingskamer (70) een ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatende filter container (72) omvat, die uitneembaar gemonteerd is in de bezinkingskamer (70).
17. Debietremstelsel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de ten minste gedeeltelijk soepele waterdoorlatende filtercontainer (72) een bodem (73) en ten minste een zijwand (74) met een vrije bovenrand (75) bezit, waarbij de zijwand (74) een bovendeel (74B) omvat langs de bovenrand (75), waarbij het bovendeel (74B) van de ten minste een zijwand (74) een waterdoorlatendheid bezit die groter is dan de waterdoorlatendheid van de bodem (73) en van een onderdeel (740) van de ten minste een zijwand (74) dat naast de bodem (73) gelegen is.
18. Debietremstelsel volgens één van de conclusies 16 en 17, met het kenmerk, dat het voorzien is van een dam (4), bij voorkeur een regelbare dam (44), waarbij die dam (4) of regelbare dam (44) bij voorkeur deel uitmaakt van een bezinkingsmodule (BZM) die geplaatst wordt tussen twee debietremsystemen (1) en/of naast een bezinkingsmodule (BZM) van het debietremstelsel.
19. Gebruik van een debietremstelsel volgens één van de conclusies 12 t/m 18 voor het afremmen van regenwaterafvoer, waarbij het debietremstelsel ten minste de volgende functies heeft: - ten minste gedeeltelijk opvangen en stockeren van het in het debietremstelsel stromende water, in de poreuze uitsteeksels (30) van de debietremsystemen (1); - ten minste gedeeltelijk infiltreren van het in de uitsteeksels (30) opgevangen/gestockeerde water in de grondlaag onder de bodemdelen van de debietremsystemen; - in geval van te hoog grondwaterpeil, gedeeltelijk opvangen van grondwater in poreuze uitsteeksels (30), waarbij het opgevangen grondwater in de uitsteeksels gestockeerd kan worden en/of afgevoerd kan worden in de kanalen (K1, K2) op gecontroleerde wijze; - vertraagd afvoer van het in de poreuze uitsteeksels (30) opgevangen grondwater en/of opgevangen stromende regenwater voor infiltratie in de grond en/of voor het afvoeren via de debietremsystemen, waarbij op voordelige wijze, één of meerdere debietremsystemen (1) geassocieerd zijn met dekplaten en/of uitneembare dekplaten (5) om een pad of weg of deel ervan te vormen, waarbij bij voorkeur voor twee naast gelegen debietremsystemen (1), een dekplaat (5) afdekt ten minste gedeeltelijk bovengenoemde twee naast elkaar gelegen debietremsystemen (1).
20. Gebruik volgens conclusie 19 voor het aanleggen van pad, voetpad en/of fietspad, bij voorkeur boven een bestaande gracht, beek of rivier of uitgraving of deel ervan, en/of voor het versterken van de oevers van grachten, beken, uitgravingen of rivieren of deel ervan, en/of voor het verhogen van de oevers van bestaande grachten, beken, kanalen, rivieren of deel ervan.
NL2029089A 2021-08-31 2021-08-31 Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel NL2029089B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2029089A NL2029089B1 (nl) 2021-08-31 2021-08-31 Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2029089A NL2029089B1 (nl) 2021-08-31 2021-08-31 Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2029089B1 true NL2029089B1 (nl) 2023-03-15

Family

ID=79171078

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2029089A NL2029089B1 (nl) 2021-08-31 2021-08-31 Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2029089B1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS60203719A (ja) * 1984-03-27 1985-10-15 Takesawa Shoji Kk 流水溝の施工方法
JP2001172941A (ja) * 1999-12-17 2001-06-26 Hokuetsu:Kk 環境に配慮した水路用u形コンクリートブロック
EP1291325A2 (de) * 2001-09-08 2003-03-12 Funke Kunststoffe GmbH Rinnenabschnitt zur Herstellung einer Rinne zur Aufnahme von Oberflächenwasser
US20080121579A1 (en) * 2005-01-26 2008-05-29 Royal Environmental Systems, Inc. Liquid filtration system
DE102011001356A1 (de) * 2011-03-17 2012-09-20 Birco Baustoffwerk Gmbh Versickerungsanordnung
KR20150105135A (ko) * 2014-03-07 2015-09-16 강성문 친환경 개방형 농수로
NL2018901B1 (nl) * 2017-05-11 2018-11-15 Adrianus Werner Jacobus Waterafvoermodule geschikt voor een waterafvoersysteem; waterafvoersysteem omvattende een aantal aaneengesloten waterafvoermodules.

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS60203719A (ja) * 1984-03-27 1985-10-15 Takesawa Shoji Kk 流水溝の施工方法
JP2001172941A (ja) * 1999-12-17 2001-06-26 Hokuetsu:Kk 環境に配慮した水路用u形コンクリートブロック
EP1291325A2 (de) * 2001-09-08 2003-03-12 Funke Kunststoffe GmbH Rinnenabschnitt zur Herstellung einer Rinne zur Aufnahme von Oberflächenwasser
US20080121579A1 (en) * 2005-01-26 2008-05-29 Royal Environmental Systems, Inc. Liquid filtration system
DE102011001356A1 (de) * 2011-03-17 2012-09-20 Birco Baustoffwerk Gmbh Versickerungsanordnung
KR20150105135A (ko) * 2014-03-07 2015-09-16 강성문 친환경 개방형 농수로
NL2018901B1 (nl) * 2017-05-11 2018-11-15 Adrianus Werner Jacobus Waterafvoermodule geschikt voor een waterafvoersysteem; waterafvoersysteem omvattende een aantal aaneengesloten waterafvoermodules.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3935216B2 (ja) 総汚染物質濾過装置
KR101511366B1 (ko) 녹지 및 도로 유출수 분리 여과 기능을 갖는 빗물 저류 시스템 및 빗물 저류 방법
KR101703319B1 (ko) 빗물 침투 시설
JP2009235884A (ja) 道路用流出抑制排水工
JP5791287B2 (ja) 雨水貯留施設
JP4284665B2 (ja) 側溝の排水構造
KR100834551B1 (ko) 우수유출 저감장치
KR100972546B1 (ko) 우수 저류 및 침투조 시스템
NL2029089B1 (nl) Debietremsysteem, debietremstelsel en gebruik van debietremstelsel
BE1026383B1 (nl) Regenwater tank
JP2012072622A (ja) 雨水の管理システムとその運転方法および管理方法
BE1029725A1 (nl) Debietremsysteem
DK1518964T4 (en) Surface Drainage Facilities
KR100714315B1 (ko) 화단형 빗물 침투 및 저류 시스템
JP2002339437A (ja) 雨水排水処理システム
KR20120062449A (ko) 초기우수배제형 빗물 저류장치
CN211285128U (zh) 一种新型市政道路排水结构
JP4583215B2 (ja) 雨水流出抑制排水路構造
CN210507029U (zh) 一种道路排水结构
JP2001115507A (ja) 地下貯水システム
KR101036279B1 (ko) 집배수시설용 침투식 비점오염 정화장치
EP1533428B1 (en) Drainage element
KR100930723B1 (ko) 유입수를 지하수화 하는 맨홀 구조
KR100978238B1 (ko) 정화 집수조와 이중 배수관을 구비한 침투 및 저류 시스템
CN218373114U (zh) 一种路面排水结构