NL2016583A

NL2016583A - Rioleringsput.

Info

Publication number: NL2016583A
Application number: NL2016583A
Authority: NL
Inventors: Alexander Van Den Berg Eduardo
Original assignee: Pharmafilter B V
Priority date: 2015-07-21
Filing date: 2016-04-11
Publication date: 2017-01-26
Also published as: ES2835066T3; CN108026718A; DK3325728T3; US20180202141A1; CA2993129C; BR112018001344A2; NL2016583B1; CA2993129A1; EP3325728B1; US11078659B2; CN108026718B; IL257002A; KR102540059B1; BR112018001344B1; ZA201800401B; JP2018525553A; EP3325728A1; JP6883576B2; AU2016297330B2; IL257002B

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een rioleringsput voor het opvangen en naar het riool afvoeren van afvalmateriaal, in het bijzonder huishoudelijk, medisch en/of bedrijfsafval omvattende vloeibare en vaste bestanddelen, de rioleringsput omvattende: - een behuizing met een afsluitbare opvangruimte, waarbij een of meer van de wanden van de behuizing is voorzien van ten minste een inlaat ingericht voor het in de opvangruimte voeren van het afvalmateriaal, een spoelvloeistofaanvoer die is uitgevoerd voor het toevoeren van spoelvloeistof aan de opvangruimte voor het in suspensie brengen van het afvalmateriaal, en ten minste een uitlaat die aansluitbaar is op het riool en ingericht is voor het uit de opvangruimte naar het riool afvoeren van het mengsel van afvalmateriaal en spoelvloeistof, - ten minste een op de een of meer uitlaten aansluitbare of aangesloten pomp die is ingericht voor het uit de opvangruimte pompen van het in suspensie gebrachte mengsel en het via de een of meer uitlaten afvoeren daarvan.

Description

RIOLERINGSPUT

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een rioleringsput en een werkwijze voor het opvangen en naar het riool afvoeren van afvalmateriaal, in het bijzonder huishoudelijk, medisch en/of bedrijfsafval omvattende vloeibare en vaste bestanddelen.

Er zijn systemen bekend voor het verwerken van ziekenhuisafval waarbij het afval in het ziekenhuis op diverse plaatsen wordt opgevangen en handmatig naar een centrale opslag- en verwerkingsplaats wordt gebracht. Een verbeterd systeem wordt beschreven in de Europese octrooipublicatie EP 2 188 069 Al. In laatstgenoemde systeem wordt gebruik gemaakt van een aantal vermaalinrichtingen die geschikt zijn het ziekenhuisafval, bijvoorbeeld bestaande uit fecaliën en urine in een houder zoals een pot, te vermalen en gereed te maken voor verdere verwerking. Het vermalen ziekenhuisafval wordt via leidingen naar een scheidingsinrichting gevoerd waarin het eigenlijke ziekenhuisafval gescheiden wordt van het materiaal van de vermalen houder. Verder omvat het bekende systeem een of meer reinigingsinrichtingen en/of zuiveringsinrichtingen waarmee het afval verder gereinigd en/of gezuiverd kan worden. Het gereinigde en gezuiverde afval wordt uiteindelijk afgevoerd via het openbare rioleringsnetwerk (hierin ook wel het riool genoemd).

Wanneer het leidingstelsel van het bekende systeem direct op rioleringsbuizen van het riool worden aangesloten en het vermaalde afvalmateriaal direct via deze rioleringsbuizen afgevoerd moet worden, bestaat, afhankelijk van onder meer de maalkwaliteit van de vermaalinrichtingen en/of de samenstelling van het afvalmateriaal, het risico dat de riolering verstopt geraakt. Het zou eventueel mogelijk zijn het leidingstelsel aan te sluiten op een in de ondergrond van de omgeving van het ziekenhuis aangebrachte rioleringsput. Een dergelijke rioleringsput (ook wel rioolput of inspectieput genoemd) dient ervoor om inspecties in het rioolstelsel uit te kunnen voeren en biedt verder de mogelijkheid om eventuele verstoppingen weg te nemen. Het is bijvoorbeeld mogelijk de inspectieput periodiek te reinigen, maar het is duidelijk dat dit extra kosten en ongemak met zich mee brengt.

In het licht van de bovenstaande problematiek is het een doel van de uitvinding een rioleringsput en/of een werkwijze voor het afvoeren van afvalmateriaal te verschaffen waarmee afvalmateriaal bestaande uit vaste en vloeibare bestanddelen op betrouwbare wijze naar het riool kan worden afgevoerd. Het is tevens een doel van de uitvinding een rioleringsput en werkwijze te verschaffen waarin de kans op verstoppingen is gereduceerd.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt ten minste aan van de genoemde doelen en/of een ander doel bereikt in een rioleringsput voor het opvangen en naar het riool afvoeren van afvalmateriaal, in het bijzonder huishoudelijk, medisch en/of bedrijfsafval omvattende vloeibare en vaste bestanddelen, de rioleringsput omvattende: - een behuizing met een afsluitbare opvangruimte, waarbij een of meer van de wanden van de behuizing is voorzien van ten minste een inlaat ingericht voor het in de opvangruimte voeren van het afvalmateriaal, een spoelvloeistofaanvoer die is uitgevoerd voor het toevoeren van spoelvloeistof aan de opvangruimte voor het in suspensie brengen van het afvalmateriaal, en ten minste een uitlaat die aansluitbaar is op het riool en ingericht is voor het uit de opvangruimte naar het riool afvoeren van het mengsel van afvalmateriaal en spoelvloeistof, - ten minste een op de een of meer uitlaten aansluitbare of aangesloten pomp die is ingericht voor het uit de opvangruimte pompen van het in suspensie gebrachte mengsel en het via de een of meer uitlaten af voeren daarvan.

Door het toevoeren van spoelvloeistof kan het afvalmateriaal, meer in het bijzonder de vaste bestanddelen daarvan, (beter) in suspensie worden gebracht. Hierdoor kan het afvalmateriaal beter afgevoerd worden en/of is de kans op verstoppingen relatief klein.

De rioleringsput kan blokvormig zijn, waarbij de put een viertal opstaande zijwanden, en een liggende betonnen onderwand of vloer omvat. Andere uitvoeringen zijn uiteraard ook mogelijk, bijvoorbeeld uitvoeringen met een in hoofdzaak cilindrische vorm. De bovenzijde kan worden afgesloten met een bovenwand voorzien van een te openen toegangsluik. De rioleringsput is verder uitgevoerd om geheel of gedeeltelijk in de ondergrond aangebracht en daarin verankerd te worden. Rioolputten kunnen van verschillende materialen gemaakt worden, zoals van geprefabriceerd beton of kunststof (PE, PVC of GVK).

De uitlaat van de rioleringsput is bij voorkeur zodanig ingericht (wat betreft hoogte in de put en daarmee in de ondergrond, de diameter van de afvoerleiding, etc.) dat deze direct, en bij voorkeur zonder verder technische maatregelen, op de in de ondergrond aanwezige rioleringsbuizen aansluitbaar is.

De rioleringsput omvat bij voorkeur een aan de onderzijde van de opvangruimte gevormd opvangoppervlak, dat is ingericht voor het met de spoelvloeistof ten minste gedeeltelijk in werveling brengen van het aangevoerde afvalmateriaal. Het aangevoerde afvalmateriaal kan op het opvangoppervlak worden opgevangen, bijvoorbeeld doordat vaste bestanddelen daarvan op het oppervlak bezinken. Door langs het opvangoppervlak sproeivloeistof te leiden, kan het opgevangen afvalmateriaal in beweging worden gebracht zodat de vaste bestanddelen weer de neiging krijgen om in de vloeibare bestanddelen en/of de sproeivloeistof te suspenderen.

In bepaalde uitvoeringen wordt het opvangoppervlak gevormd door de bodem van de rioleringsput. In andere uitvoeringen wordt het opvangoppervlak gevormd door een opvangplaat, bijvoorbeeld een stalen plaat. Meer specifiek wordt in een bepaalde uitvoeringsvorm het opvangoppervlak gevormd wordt door een in hoofdzaak schuin in de opvangruimte bevestigbare of bevestigde opvangplaat, in het bijzonder een stalen opvangplaat, waarbij de spoelvloeistofaanvoer is ingericht om spoelvloeistof langs de bovenzijde van de opvangplaat te laten stromen. Op deze wijze worden de vaste bestanddelen naar één bepaalde zijde gedwongen en kan het daar in werveling worden gebracht.

In een bepaalde uitvoeringsvorm is de hellingshoek (a) tussen het opvangoppervlak en een opstaande wand tussen de 30 en 80 graden, bij voorkeur tussen de 40 en 60 graden.

De spoelvloeistofaanvoer kan één of meer van een sproeikop voorziene aanvoerleidingen omvatten, waarbij de sproeikoppen zodanig zijn gerangschikt dat spoelvloeistof op en/of langs het opvangoppervlak te sproeien is. De aanvoerleidingen kunnen eventueel direct of indirect worden aangesloten op het standaard aanwezige, huishoudelijke waterleidingnet. Eventueel wordt de druk van de aangevoerde spoelvloeistof nog verhoogd, bijvoorbeeld door één of meer pompen, maar dit is niet in alle gevallen nodig.

In een verdere uitvoering omvat het genoemde opvangoppervlak een eerste, in hoofdzaak schuin opgesteld en hoger opgesteld vlak opvangdeeloppervlak en een tweede, in hoofdzaak concaaf en lager opgesteld opvangdeeloppervlak. De concave (holle) vorm is hierbij bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat het daarlangs stromende mengsel van sproeivloeistof en afvalmateriaal in werveling wordt gebracht. De spoelvloeistofaanvoer is hierbij ingericht om spoelvloeistof op en/of langs het eerste deeloppervlak in de richting van het tweede deeloppervlak te sturen.

Wanneer het mengsel eenmaal (verder) in suspensie is gebracht, kan dit worden afgezogen en worden afgevoerd naar het riool. Bij voorkeur wordt het in suspensie gebrachte mengsel weggepompt vanaf een positie nabij het opvangoppervlak, bijvoorbeeld een positie op minder dan 2 m ten opzichte van het concave opvangdeeloppervlak of zelf op minder dan 1 m daarvan. In het gebied zo dicht bij het concave deel is de kans relatief groot dat het mengsel in suspensie is en daarmee is de kans op een adequate afvoer van het afvalmateriaal relatief groot.

Volgens een ander aspect van de uitvinding maakt de rioleringsput deel uit van een systeem zoals beschreven is in EP 2 188 069 Al, de inhoud waarvan als hier in zijn geheel ingelast dient te worden beschouwd. In een bepaalde uitvoering omvat het systeem: - één of meer op verschillende plaatsen in een gebouw opgestelde inrichtingen voor het vermalen en transporten van afvalmateriaal; - een leidingstelsel dat enerzijds is aangesloten op de respectievelijke afvoer(en) van de genoemde één of meer inrichtingen en anderzijds op ten minste één rioleringsput; - een of meer in het leidingstelsel aangebrachte scheidingsinrichtingen die zijn ingericht voor het scheiden van het vermaalde en afgevoerde afvalmateriaal in ten minste een eerste en tweede afvaldeel en het alleen naar de rioleringsput sturen van het eerste afvaldeel; en/of - een of meer in het leidingstelsel aangebrachte zuiveringsinrichtingen die zijn ingericht voor het zuiveren van ten minste een deel van het vermaalde en afgevoerde afvalmateriaal; en/of - een of meer in het leidingstelsel aangebrachte vergisters die zijn ingericht voor het vergisten van ten minste een deel van het vermaalde en afgevoerde afvalmateriaal.

Volgens nog een ander aspect van de uitvinding wordt een werkwijze voor het in een rioleringsput opvangen en naar het riool afvoeren van afvalmateriaal, in het bijzonder huishoudelijk, medisch en/of bedrijfsafval omvattende vloeibare en vaste bestanddelen, verschaft, waarbij de werkwijze omvat: - het aanvoeren van afvalmateriaal tot in de opvangruimte van een rioleringsput; - het aanvoeren van spoelvloeistof tot in de opvangruimte en het vermengen van de spoelvloeistof met het aangevoerde afvalmateriaal voor het in suspensie brengen van de vaste bestanddelen daarvan; - het uit de opvangruimte afvoeren van de suspensie van spoelmateriaal en afvalmateriaal.

In sommige uitvoeringen wordt het afvalmateriaal alleen in beweging en/of in suspensie gebracht. In andere uitvoeringen wordt het afvalmateriaal ook in werveling gebracht, hetgeen het in suspensie gaan van de vaste bestanddelen van het afvalmateriaal bevordert. Het in werveling brengen van het afvalmateriaal kan op verscheidene manieren tot stand worden gebracht. In een voordelige uitvoering omvat de werkwijze hiertoe het voeren van spoelwater langs een schuin opvangoppervlak voorzien in het onderste deel van de opvangruimte. Dit kan tot een neerwaartse verplaatsing van op het opvangoppervlak opgevangen afvalmateriaal leiden. Vervolgens kan het verplaatste afvalmateriaal in werveling worden gebracht door het eerst voeren van spoelwater langs een schuin opvangdeeloppervlak en het vervolgens voeren van het spoelwater langs een in hoofdzaak hol opvangdeeloppervlak.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van navolgende beschrijving van enige uitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de figuren, waarin tonen:

Figuur 1 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van een uitvoeringsvorm van een rioleringsput volgens de uitvinding;

Figuur 2 een verder opengewerkt aanzicht in perspectief van het onderste deel van de rioleringsput van figuur 1;

Figuur 3 een bovenaanzicht van de rioleringsput een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 4 een doorsnede langs as A-A uit figuur 4 van de rioleringsput;

Figuur 5 een doorsnede langs B-B uit figuur 3;

Figuur 6 een doorsnede langs C-C uit figuur 5; en

Figuur 7 een doorsnede langs D-D uit figuur 4.

Figuren 1 en 2 tonen een betonnen rioolput of rioleringsput 1. De rioleringsput is in de getoonde uitvoeringsvorm in hoofdzaak blokvormig uitgevoerd en omvat een liggend wanddeel 2 of bodemdeel, een viertal opstaande wanddelen 3 en een liggend wanddeel 4 dat aan de bovenzijde de in de put gevormde opvangruimte 9 afsluit. In figuur 3 is verder weergegeven dat in de bovenwand 4 van de rioleringsput een uitsparing is voorzien dat met een toegangsluik 6, bijvoorbeeld een traanplaatvloer, afgesloten kan worden. Het toegangsluik 6 is zodanig licht van gewicht dat deze gemakkelijk opgetild kan worden om zich toegang te verschaffen tot de rioleringsput. In de rioleringsput is verder een (niet weergegeven) trap aangebracht waarmee een bedieningspersoon via de uitsparing in het bovenste wanddeel 4 de put 1 kan betreden.

In figuur 7 is weergegeven dat in het bovenste deel van de put een inlaat- of spoelleiding 10 is voorzien. Deze spoelleiding 10 is aangebracht in een corresponderende opening in de zijwand 3 van de put en is op gebruikelijke wijze aangesloten op het huishoudelijke waterleidingnet. In dit waterleidingnet wordt spoel vloeistof in de vorm van water aangevoerd (richting PA). De waterdruk kan hierbij variëren, bijvoorbeeld tussen de 1 en 5 bar. De spoelleiding 10 komt uit binnen in de opvangruimte 9 op een verdeler 11 die het aangevoerde water via een verdeelstuk 12 verdeeld over een aantal (in het weergegeven voorbeeld een vijftal, maar dit aantal kan in andere uitvoeringen groter of kleiner zijn) toe voer leidingen 13-17. Deze toevoerleidingen strekken zich uit langs de zijwand 3 van de rioleringsput (bijvoorbeeld figuur 4) totdat deze ter hoogte komen van de bovenzijde van een opvangplaat 5. De toevoerleidingen 13-17 vervolgen hun weg langs het bovenoppervlak van de opvangplaat 5 tot een positie ongeveer halverwege de plaat. Aan elk van de uiteinden van de toevoerleiding 13-17 is een sproeikop 18 aangebracht. Via de spoelleiding 10 aangevoerd water kan onder druk naar de sproeikoppen 18 gestuurd worden (richting PB) zodat de vloeistof (in het bijzonder het water) op de plaat 5 gesproeid kan worden. De spoelvloeistof wordt schuin in neerwaartse richting gesproeid (richting P2 in figuur 4) in de richting van de onderzijde van de opvangplaat 5.

De opvangplaat 5 is in de getoonde uitvoeringsvorm opgebouwd uit een tweetal plaatdelen. Het eerste plaatdeel 20 vormt een eerste deeloppervlak dat in hoofdzaak plat/vlak is uitgevoerd. Het tweede deel omvat een gekromd gedeelte 21. Dit gekromde gedeelte vormt een concaaf deeloppervlak waarlangs het naar beneden gesproeide water van de toevoerleidingen ΟΙ 6 geleid wordt (richting P3, figuur 4). Het via de toevoerleidingen aangevoerde water stroom zoals in figuur 4 is weergegeven langs het oppervlak van de opvangplaat 5 naar beneden en wordt als gevolg van de vorm van het deel 21 daarvan in werveling gebracht.

Het afval uit het gebouw, bijvoorbeeld het vermalen en eventueel gereinigde en/of gescheiden ziekenhuisafval, komt via een aan voer 19 (figuur 4) aan en wordt in grote hoeveelheden in de opvangruimte 9 gevoerd. Het vermalen afval zal zich onder invloed van de zwaartekracht naar beneden toe verplaatsen (richting P1? figuur 4) en zou zich nabij de onderzijde van de put opeenhopen indien de sproeikoppen geen spoelvloeistof zouden afgeven. Door de schuine opstelling van de opvangplaat 5 en de werking van de sproeikoppen zal echter in gebruik het afvalmateriaal, dat bestaat uit een mengsel van vloeibare en vaste delen, in de richting van het concave deel 21 gedirigeerd worden. Door de eerder genoemde wervelingen als gevolg van de vorm van de opvangplaat 5 en de druk van de via sproeiers gespuide vloeistof zullen de vaste bestanddelen van het afvalmateriaal (meer) in suspensie geraken. Aan de onderzijde van de rioleringsput zal zich deze grote hoeveelheid suspensie vormen van vloeibaar afvalmateriaal, vaste delen uit het afvalmateriaal en spoelvloeistof. Deze suspensie kan gemakkelijk afgevoerd worden, bijvoorbeeld door deze suspensie via pompen 25,26 (figuur 6) op te pompen en via afvoerleidingen 28 en een uitlaat 29 af te voeren richting het riool. Hiertoe is de uitlaat 29 (uitlaatleiding) direct op het rioleringsnetwerk aangesloten.

Het is van belang dat het in de opvangruimte aangebrachte afvalmateriaal zich zoveel mogelijk naar een zijde van de rioleringsput beweegt om plaatselijk in suspensie gebracht te worden. Zoals eerder is genoemd is de opvangplaat 5 hiertoe schuin opgesteld. De hellingshoek (a) (zie figuur 4) tussen de opstaande wand 3 en de opvangplaat 5, meer in het bijzonder het vlakke deel 20 van de opvangplaat 5, bevindt zich bij voorkeur tussen de 40° en 80°. Gebleken is dat met name het vermalen ziekenhuisafval deze hellingshoek voldoende is om het afvalmateriaal in neerwaartse richting (P1; figuur 4) te verplaatsen. Wanneer het afvalmateriaal eenmaal tot voorbij de sproeikoppen 18 geraakt is en door het spoelwater wordt meegevoerd, zal het afvalmateriaal boven het gekromde deel van de opvangplaat 5 terechtkomen en in werveling worden gebracht.

Zoals in figuur 7 is weergegeven is het mogelijk als optie de rioleringsput te voorzien van een aantal aanvullende toevoerleidingen voor spoelvloeistof. In figuur 7 zijn deze toevoerleidingen slechts gedeeltelijk weergegeven (toevoerleidingen 30,31,32,33). Aan de bovenste uiteinden van deze leidingen (niet weergegeven) kunnen toevoerleidingen aangesloten worden terwijl aan elk van de onderzijden van deze leidingen soortgelijke sproeikoppen 35 als sproeikop 18 zijn voorzien.

Ook met deze aanvullende leidingen 30-33 kan de spoelvloeistof op de bovenzijde van de opvangplaat gesproeid worden en wel op een meer stroomopwaartse positie ten opzichte van de afvalstroom. Op deze wijze kan de afvalstroom met nog beter (indien nodig, afhankelijk van de samenstelling van de afvalstroom) in neerwaartse richting naar het gekromde deel 21 van de opvangplaat 5 verplaatst worden.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is de afstand A (figuur 4) tussen de bovenzijde van de bodem 2 en de positie van de pomp 25,26 bij voorkeur kleiner dan 2 meter, nog meer bij voorkeur kleiner dan 1 meter. Op deze wijze wordt het afvalmateriaal verwijderd daar waar de kans het grootste is dat het afvalmateriaal zich in suspensie bevindt. In andere uitvoeringsvormen kunnen de pompen 25,26 althans de mondingen daarvan zich ook op een andere positie binnen in de opvangruimte 9 bevinden.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin genoemde uitvoeringsvormen daarvan. De omvang wordt bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan talloze modificaties en aanpassingen denkbaar zijn.

Claims

1. Rioleringsput voor het opvangen en naar het riool afvoeren van afvalmateriaal, in het bijzonder huishoudelijk, medisch en/of bedrijfsafval omvattende vloeibare en vaste bestanddelen, de rioleringsput omvattende: - een behuizing met een afsluitbare opvangruimte, waarbij een of meer van de wanden van de behuizing is voorzien van ten minste een inlaat ingericht voor het in de opvangruimte voeren van het afvalmateriaal, een spoelvloeistofaanvoer die is uitgevoerd voor het toevoeren van spoelvloeislof aan de opvangruimte voor het met de spoelvloeistof in suspensie brengen van het afvalmateriaal, en ten minste een uitlaat die aansluilbaar is op het riool en ingericht is voor het uit de opvangruimte naar het riool afvoeren van het mengsel van afvalmateriaal en spoelvloeistof, - ten minste een op de een of meer uitlaten aansluitbare of aangesloten pomp die is ingericht voor het uit de opvangruimte pompen van het in suspensie gebrachte mengsel en het via de een of meer uitlaten afvoeren daarvan, waarbij de opvangruimte een opvangoppervlak omvat dat is ingericht voor het met de spoelvloeistof ten minste gedeeltelijk in werveling brengen van het aangevoerde afvalmateriaal en waarbij de rioleringsput is ingericht voor het wegpompen van het mengsel vanaf een positie nabij hel opvangoppervlak.

2. Rioleringsput volgens conclusie 1, waarbij het opvangoppervlak gevormd wordt door een in hoofdzaak schuin in de opvangruimte bevestigbare of bevestigde opvangplaat, in het bijzonder een stalen opvangplaat, waarbij de spoelvloeistofaanvoer is ingericht om spoelvloeistof langs de bovenzijde van de opvangplaat te laten stromen.

3. Rioleringsput volgens conclusie 1 of 2, waarbij de spoelvloeistofaanvoer een of meer van een sproeikop voorziene aanvoerleidingen omvat, waarbij de sproeikoppen zodanig zijn gerangschikt dat spoelvloeistof op en/of langs het opvangoppervlak te sproeien is.

4. Rioleringsput volgens een van de conclusies 1-3, waarbij het opvangoppervlak een eerste, in hoofdzaak schuin opgesteld en hoger opgesteld vlak deeloppervlak en een tweede, in hoofdzaak concaaf en lager opgesteld deeloppervlak omvat.

5. Rioleringsput volgens conclusie 4, waarbij de spoelvloeistofaanvoer is ingericht om spoelvloeistof op en/of langs het eerste deeloppervlak in de richting van het tweede deeloppervlak te sturen.

6. Rioleringsput volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de invoer voor de pomp is gepositioneerd op korte afstand boven een concaaf deeloppervlak van het opvangoppervlak, bij voorkeur een afstand van kleiner dan 2 m, in het bijzonder kleiner dan 1 m, vanaf het concave deeloppervlak.

7. Rioleringsput volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de hellingshoek (a) tussen het opvangoppervlak en een opstaande wand tussen de 30 en 80 graden, bij voorkeur tussen de 40 en 60 graden, bedraagt.

8. Rioleringsput volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de spoelvloeistofaanvoer aansluitbaar of aangesloten is op het huishoudelijke waterleidingnet.

9. Rioleringsput volgens aan van de voorgaande conclusies, waarbij de behuizing is vervaardigd van beton, in het bijzonder geprefabriceerd beton.

10. Afvalverwerkingssysteem voor het in een gebouw, in het bijzonder een zorginstelling of vliegtuigveld, vermalen en transporten van afvalmateriaal, in het bijzonder huishoudelijk, medisch en/of bedrijfsafval omvattende vloeibare en vaste bestanddelen, het afvalverwerkingssysteem omvattende: - één of meer op verschillende plaatsen in het gebouw opgestelde maalinrichtingen voor het vermalen van aangevoerd afvalmateriaal; - een leidingstelsel dat enerzijds is aangesloten op één of meer afvoeren van de genoemde één of meer maalinrichtingen en anderzijds op ten minste een op het riool aangesloten of aansluitbare rioleringsput volgens een van de voorgaande conclusies en ingericht voor het naar de ten minste ene rioleringsput transporteren van het vermaalde afvalmateriaal; - een of meer in het leidingstelsel aangebrachte scheidingsinrichtingen die zijn ingericht voor het scheiden van het in het leidingstelsel getransporteerde afvalmateriaal in ten minste een eerste en tweede afvaldeel en het alleen naar de rioleringsput sturen van het eerste afvaldeel; en/of - een of meer in het leidingstelsel aangebrachte zuiveringsinrichtingen die zijn ingericht voor het zuiveren van ten minste een afvaldeel van het in het leidingstelsel getransporteerde afvalmateriaal; en/of - een of meer in het leidingstelsel aangebrachte vergisters die zijn ingericht voor het vergisten van ten minste één afvaldeel van het in het leidingstelsel getransporteerde afvalmateriaal.

11. Werkwijze voor het in een rioleringsput opvangen en naar het riool afvoeren van afvalmateriaal, in het bijzonder huishoudelijk, medisch en/of bedrijfsafval omvattende vloeibare en vaste bestanddelen, de werkwijze omvattende: - het aanvoeren van afvalmateriaal tot in de opvangruimte van een rioleringsput zoals gedefinieerd in een van de voorgaande conclusies; - het aanvoeren van spoelvloeistof tot in de opvangruimte en het vermengen van de spoelvloeistof met het aangevoerde afvalmateriaal voor het in suspensie brengen van de vaste bestanddelen daarvan; - het uit de opvangruimte afvoeren van de suspensie van spoelmateriaal en afvalmateriaal.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij het afvoeren omvat het oppompen van de aan de onderzijde van de opvangruimte gerealiseerde suspensie van afvalmateriaal en spoelwater.

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, omvattende het in werveling brengen van het aangevoerde spoelwater en afvalmateriaal voor het in suspensie brengen van de vaste bestanddelen van het afvalmateriaal.

14. Werkwijze volgens conclusie 11, 12 of 13, omvattende het voeren van spoelwater langs een schuin opvangoppervlak voorzien in het onderste deel van de opvangruimte voor het neerwaarts verplaatsen van op het opvangoppervlak opgevangen afvalmateriaal.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, omvattende het eerst voeren van spoelwater langs een schuin opvangdeeloppervlak en het vervolgens voeren van het spoelwater langs een in hoofdzaak hol opvangdeeloppervlak voor het in werveling brengen van het op ten minste één van de opvangdeeloppervlakken opgevangen afvalmateriaal.