NL2014612B1 - Gebouw met vraaggestuurd warmtewisselingssysteem voor ventilatie, alsmede warmtewisselingssysteem. - Google Patents

Abstract

Een gebouw omvat meerdere ruimten (1, 2) waarvan een ruimte is verbonden met een luchttoevoerhulpkanaal (3, 4) en een luchtafvoerhulpkanaal (5, 6) en waarvan een andere ruimte is verbonden met een ander luchttoevoerhulpkanaal en een ander luchtafvoerhulpkanaal. Verder is er een warmtewisselingssysteem (9) dat is aangesloten op de luchttoevoerhulpkanalen (3, 4) en op de luchtafvoerhulpkanalen (5, 6) alsmede op een luchttoevoerhoofdkanaal (7) en een luchtafvoerhoofdkanaal (8), welk warmtewisselingssysteem (9) omvat een behuizing (12) waarin zijn opgenomen een toevoerstromingsdoorgang (15) en een afvoerstromingsdoorgang (16). De behuizing (12) is voorzien van tenminste een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een luchttoevoerhulpkanaal (3,) 4 en/oftenminste een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een luchtafvoerhulpkanaal (5, 6).

Description

Gebouw met vraaggestuurd warmtewisselingssysteem voor ventilatie, alsmede warmtewisselingssysteem

De uitvinding betreft een gebouw, omvattende meerdere ruimten waarvan een ruimte is verbonden met een luchttoevoerhulpkanaal en een luchtafvoerhulpkanaal en waarvan een andere ruimte is verbonden met een ander luchttoevoerhulpkanaal en een ander luchtafvoerhulpkanaal, een warmtewisselingssysteem dat is aangesloten op de luchttoevoerhulpkanalen en op de luchtafvoerhulpkanalen alsmede op een luchttoevoerhoofdkanaal en een luchtafvoerhoofdkanaal, welk warmtewisselingssysteem omvat een behuizing waarin zijn opgenomen een toevoerstromingsdoorgang en een afvoerstromingsdoorgang, een warmtewisselaar door middel waarvan toevoerstromingsdoorgang en een afvoerstromingsdoorgang in warmtewisselende relatie tot elkaar staan, waarbij het luchttoevoerhoofdkanaal is aangesloten op een eind van de toevoerstromingsdoorgang, op het andere eind van welke toevoerstromingsdoorgang tenminste twee luchttoevoerhulpkanalen zijn aangesloten, het luchtafvoerhoofdkanaal is aangesloten op een eind van de afvoerstromingsdoorgang, op het andere eind van welke afvoerstromingsdoorgang tenminste twee luchtafvoerhulpkanalen zijn aangesloten, een aanjager voor het door het luchttoevoerhoofdkanaal via de toevoerstromingsdoorgang en de luchttoevoerhulpkanalen toevoeren van lucht aan de ruimten en een tweede aanjager voor het via de luchtafvoerhulpkanalen, de luchtafvoerdoorgang en het luchtafvoerhoofdkanaal afvoeren van lucht uit de ruimten.

Een dergelijk gebouw is bekend, en heeft het voordeel dat de energie voor het verwarmen en/of koelen van de diverse ruimten daarvan efficiënter kan worden benut. De afgevoerde lucht geef ter plaatse van de warmtewisselaar energie af aan de aangevoerde lucht, zodanig dat op energie voor het verwarmen respectievelijk koelen van de ruimten bespaard kan worden.

De lucht die door het warmtewisselingssysteem stroomt moet in min of meer gelijke mate worden verdeeld over de diverse ruimten. In de praktijk blijkt echter dat de behoefte aan het toevoeren en afvoeren van lucht sterk kan verschillen per ruimte. Dit wordt beïnvloed door de bezetting van de ruimten, de vochtproductie, door zoninval en dergelijke. Bij de bekende gebouwen echter kan de eenmaal tot stand gekomen verdeling in de aanvoer naar de diverse ruimten, en de afvoer uit de diverse ruimten niet of nauwelijks meer worden aangepast aan de werkelijke behoefte.

Een doel van de uitvinding is daarom een gebouw te verschaffen waarbij de ventilatie verbeterd is. Een ander doel is een gebouw te verschaffen waarbij de ventilatie per ruimte kan worden aangepast. Een verder doel is een gebouw te verschaffen waarbij het warmtewisselingssysteem flexibel kan worden aangepast. Weer een ander doel is een gebouw te verschaffen waarbij enerzijds op efficiënte wijze kan worden omgegaan met de energievraag, en waarbij anderzijds per ruimte de toevoer/afvoer van de lucht kan worden geregeld. Deze en andere doelen worden bereikt doordat de behuizing is voorzien van tenminste een debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een luchttoevoerhulpkanaal en/of van tenminste een debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een luchtafvoerhulpkanaal. De debietregelaar of de debietregelaars die zich bevinden in de toegevoerde en/of de afgevoerde luchtstroom biedt/bieden de mogelijkheid om per ruimte de luchtstroming aan te passen, terwijl de uitwisseling van warmte tussen de toegevoerde en de afgevoerde lucht behouden blijft. Dit functies zijn alle ondergebracht in het warmtewisselingssysteem, zodanig dat een compacte uitvoering is verkregen waarin de gewenste functies alle zijn opgenomen. Dit maakt een eenvoudige installatie mogelijk.

Zoals reeds genoemd kan de debietregelaar in slechts een enkel luchttoevoerhulpkanaal of in een enkel luchtafvoerhulpkanaal zijn opgenomen. De voorkeur gaat echter uit naar een uitvoering met meerdere debietregelaars. Als voorbeeld kan zich in de toevoerstromingsdoorgang een debietregelaar bevinden die tussen de warmtewisselaar en een der luchttoevoerhulpkanalen en een andere debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een andere der luchttoevoerhulpkanalen voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemd ene luchttoevoerhulpkanaal onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemd andere luchttoevoerhulpkanaal.

Verder is bij voorkeur in de afvoerstromingsdoorgang een debietregelaar voorzien die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een der luchtafvoerhulpkanalen en een andere debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een andere der luchtafvoerhulpkanalen voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemd ene luchtafvoerhulpkanaal onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemd andere luchtafvoerhulpkanaal.

Bij deze uitvoeringen kan voor elke ruimte waarvan het luchttoevoerhulpkanaal of het luchtafvoerhulpkanaal een debietregelaar heeft, de ventilatie op de gewenste wijze worden aangepast. Dit kan op verschillende manieren geschieden. Als voorbeeld wordt genoemd een regeling door middel van een bedieningspaneel dat zich in de betreffende ruimte bevindt. De voorkeur gaat echter uit naar een automatische regeling, waarbij in tenminste de toevoerstromingsdoorgang en/of de afvoerstromingsdoorgang een meetsysteem is voorzien voor het meten van een eigenschap van de lucht. Een dergelijk meetsysteem kan bijvoorbeeld een sensoreenheid omvatten voor het meten van het C02 gehalte, de luchtvochtigheid en dergelijke van de lucht. Verder kan er een regelsysteem zijn voor het regelen van het debiet op basis van de door het meetsysteem gemeten eigenschap.

Zoals reeds genoemd kan het wenselijk zijn om de warmtewisselingssysternen flexibel te kunnen aanpassen. Bijvoorbeeld kan het de voorkeur hebben om een basisuitvoering te verschaffen, die de mogelijkheid heeft om naar wens per luchttoevoerhulpkanaal of per luchttoevoerhulpkanaal een regeling te verschaffen, terwijl mogelijk andere open kunnen blijven. In een efficiënte uitvoering kan daartoe een debietregelaar onderdeel vormen van een cassette, in welk geval de behuizing is voorzien van een cassettekamer waarin de cassette is opgenomen. Deze cassettekamer kan een geleiding hebben door middel waarvan de cassette in de cassettekamer respectievelijk uit de cassettekamer geleidbaar is. In een dergelijke uitvoering kan de debietregelaar op zeer eenvoudige wijze worden aangebracht of vervangen. Ook is het mogelijk om de debietregelaar achteraf aan te brengen.

Bij voorkeur is de cassettegeleiding dwars gericht ten opzichte van de luchtstromingrichting door de toevoerstromingsdoorgang en/of de afvoerstromingsdoorgang. De (geleiding van de) cassettekamer heeft bij voorkeur een uitmonding die uitmondt aan het uitwendige van de behuizing en aldaar is afgesloten door een deksel. De debietregelaar is daarbij enerzijds goed toegankelijk van buitenaf, en anderzijds goed beschermd tegen externe invloeden door het deksel. Daaronder kunnen ook de kabels zijn opgenomen voor voeding, signaaloverdracht en dergelijke.

In een efficiënte uitvoering kunnen meerdere naast elkaar zich bevindende cassettekamers zijn voorzien, welke cassettekamers zijn afgesloten door een gemeenschappelijk deksel.

In het bijzonder bevindt de debietregelaar zich in of binnen de behuizing van het warmtewisselingssysteem. Daaronder valt ook een positie van de debietregelaar(s) in de wand van de behuizing. De debietregelaars, en ook de bijbehorende cassettes bevinden zich aldus onder het deksel waarmee de behuizing is afgesloten. Daardoor zijn de debietregelaars met de bijbehorende meetsystemen en regelsystemen goed beschermd tegen externe invloeden, zonder dat daarvoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Er komen dus geen onderdelen voor die zich buiten de behuizing bevinden, of die zich tussen de luchttoevoerhulpkanalen en de luchtafvoerhulpkanalen bevinden, Dit brengt het voordeel mee dat de kanalen direct op de behuizing kunnen worden aangesloten, hetgeen van belang is indien weinig ruimte beschikbaar is voor de installatie. Gewezen wordt op de stand van de techniek bestaande uit een warmtewisselingssysteem waarbij de debietregelaars zijn aangebracht in de daarop aangesloten kanalen. Dergelijke installaties bezitten relatief grote afmetingen, terwijl de elektrische leidingen voor de voeding van de kleppen en voor signaaloverdracht ter plaatse achteraf moeten worden aangelegd. Als gevolg van de vele aparte componenten waaruit de bekende systemen bestaan, is de omvang daarvan relatief groot. Verder is het aanleggen van een dergelijke installatie arbeidsintensief. De diverse componenten zoals kleppen, meetsystemen en dergelijke zijn minder goed beschermd.

De uitvinding betreft tevens een warmtewisselingssysteem voor een gebouw, omvattende een behuizing waarin zijn opgenomen toevoerstromingsdoorgang en een afvoerstromingsdoorgang, een warmtewisselaar door middel waarvan de toevoerstromingsdoorgang en de afvoerstromingsdoorgang in warmtewisselende relatie tot elkaar staan, een luchttoevoerhoofdaansluiting aan een eind van de toevoerstromingsdoorgang, aan het ander eind van welke toevoerstromingsdoorgang zich tenminste twee luchttoevoerhulpaansluitingen bevinden, een luchtafvoerhoofdaansluiting aan een eind van de afvoerstromingsdoorgang, aan het andere eind van welke afvoerstromingsdoorgang zich tenminste twee luchtafvoerhulpaansluitingen bevinden, een aanjager voor het door de luchttoevoerhoofdaansluiting via de toevoerstromingsdoorgang en de luchttoevoerhulpaansluitingen doen stromen van lucht en een tweede aanjager voor het via de luchtafvoerhulpaansluitingen, de luchtafvoerdoorgang en de luchtafvoerhoofdaansluiting doen stromen van lucht.

Dit warmtewisselingssysteem is gekenmerkt doordat de behuizing is voorzien van tenminste een debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een luchttoevoerhulpaansluiting en/of een debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een luchtafvoerhulpaansluiting.

Bij voorkeur zijn meerdere debietregelaars aanwezig. Zo kan in de toevoerstromingsdoorgang een debietregelaar zijn geplaatst die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een der luchttoevoerhulpaansluitingen, en ook een andere debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een andere der luchttoevoerhulpaansluitingen voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemde ene luchttoevoerhulpaansluiting onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemde andere luchttoevoerhulpaansluiting.

Verder bij voorkeur is in de afvoerstromingsdoorgang een debietregelaar geplaatst die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een der luchtafvoerhulpaansluitingen, en verder een andere debietregelaar die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en een andere der luchtafvoerhulpaansluitingen voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemde ene luchtafvoerhulpaansluiting onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemde andere luchtafvoerhulpaansluiting. In het bijzonder kan de debietregelaar zijn voorzien ter plaatse van een luchttoevoerhulpaansluiting en/of ter plaatse van een luchtafvoerhulpaansluiting. Het warmtewisselingssysteem kan verder op dezelfde wijze zijn uitgevoerd als hiervoor beschreven in samenhang met een gebouw.

De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een gebouw met warmtewisselingssysteem.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht in perspectief op het geopende warmtewisselingssysteem.

Figuur 3 toont het uiteengenomen warmtewisselingssysteem, in perspectief.

Figuur 4 toont een bovenaanzicht op het geopende warmtewisselingssysteem.

Figuur 5 toont een tweede uitvoeringsvorm van het warmtewisselingssysteem, gedeeltelijk uiteengenomen, in perspectief.

Figuur 6 toont een bovenaanzicht op het warmtewisselingssysteem van figuur 5.

Het in figuur 1 weergegeven gebouw heeft meerdere ruimten 1, 2 waaraan via de luchttoevoerhulpkanalen 3, 4 lucht kan worden toegevoerd. Tevens kan door de luchtafvoerhulpkanalen 5, 6 lucht uit die ruimte worden afgevoerd. De toe te voeren lucht wordt in het gebouw geleid via het luchttoevoerhoofdkanaal 7, en daaruit afgevoerd via luchtafvoerhoofdkanaal 8. Tussen het traject gevormd tussen het luchttoevoerhoofdkanaal 8 en de luchttoevoerhulpkanalen 3, 4 en enerzijds, en het traject gevormd tussen het luchtafvoerhoofdkanaal 8 en de luchtafvoerhulpkanalen 5, 6 anderzijds, anderzijds is het in zijn geheel met verwijzingscijfer 9 aangeduide warmtewisselingssysteem geplaatst.

Een eerste uitvoering van dat warmtewisselingssysteem 9 is weergegeven in de figuren 2-4. Dit warmtewisselingssysteem bezit een in zijn geheel met 12 aangegeven behuizing met een luchttoevoerhoofdaansluiting 10 waarop het luchttoevoerhoofdkanaal 7 van figuur 1 is aan te sluiten. Verder bezit het warmtewisselingssysteem luchtafvoerhoofdaansluiting 11 waarop het luchtafvoerhoofdkanaal 8 is aan te sluiten. Aan het andere eind van de behuizing bevinden zich meerdere, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld twee, luchttoevoerhulpaansluitingen 13 en twee luchtafvoerhulpaansluitingen 14.

Tussen de luchttoevoerhoofdaansluiting 10 en de luchttoevoerhulpaansluitingen 13 strekt zich de toevoerstromingsdoorgang 15 uit. Overeenkomstig strekt zich tussen de luchtafvoerhulpaansluitingen 14 en de luchtafvoerhoofdaansluiting 11 de afvoerstromingsdoorgang 16 uit. In deze toevoerstromingsdoorgang 15 en de afvoerstromingsdoorgang 17 is de in zijn geheel met 18 aangeduide warmtewisselaar geplaatst, die ervoor zorgt dat energie wordt uitgewisseld tussen de toegevoerde en afgevoerde lucht. De toevoer en afvoer van lucht vindt plaats door middel van de beide aanjagers 19, waarvan een is geplaatst in de toevoerstromingsdoorgang 15 en de ander is geplaatst in de afvoerstromingsdoorgang 16.

In de basisuitvoering van het warmtewisselingssysteem 9 stroomt de lucht afhankelijk van de weerstand in de diverse kanalen zonder verdere mogelijkheid tot regeling naar de diverse ruimten toe, respectievelijk wordt de lucht daaruit afgezogen. In verband met het bieden van de mogelijkheid tot een gewenste verdeling van de toegevoerde lucht, zijn in de luchttoevoerhulpaansluitingen 13 debietregelaars 17 geplaatst. Elke debietregelaar is opgenomen in een cassette 20, die op zijn beurt is opgenomen in telkens een cassettekamer 21 die zich bevindt ter plaatse van of achter de betreffende luchttoevoerhulpaansluiting 13. Ter vergemakkelijking van het aanbrengen respectievelijk verwijderen of vervangen van een dergelijke cassette 20, is in elke cassettekamer een cassettegeleiding 22 voorzien.

Elke cassette bezit verder een meetsysteem 23, dat bijvoorbeeld een sensor kan bezitten voor het meten van de C02 waarde van lucht, de vochtigheid en dergelijke. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het meetsysteem 23 aangebracht op de debietregelaar 17 zelf, doch het is ook mogelijk om deze elders op de cassette of elders in de toevoerstromingsdoorgang 15 te plaatsen. Daarnaast is aan de cassette 20 een regelsysteem 24 voorzien waarmee op basis van de door het meetsysteem 23 verkregen gegevens de debietregelaar 17 in de gewenste stand kan worden ingesteld.

Op overeenkomstige wijze zijn ter plaatse van de luchttoevoerhulpaansluitingen 24 dergelijke cassettes 20, cassettekamers 21 een cassettegel ei dingen 22 voorzien. Alle cassettekamers kunnen worden afgedekt door het deksel 28 waarmee de behuizing 12 in zijn geheel wordt afgesloten.

In het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 5 en 6 bezit het warmtewisselingssysteem 9 een behuizing 12 met twee schuin geplaatste wanden 26, 27. De ene wand 26 bezit een tweetal luchtafvoerhulpaansluitingen 14. Op de tweede schuin geplaatste wand 27 is een verdeelstuk 25 geplaatst, dat in totaal vier luchttoevoerhulpaansluitingen 13 bezit. Bij elk van die luchttoevoerhulpaansluitingen 14 is een cassette 20 aangebracht, waarbij de cassettekamers 21 afhankelijk van de oriëntatie van de betreffende luchttoevoerhulpaansluiting 13 horizontaal dan wel verticaal kan zijn geplaatst. Ook deze cassettekamers kunnen zijn afgedekt door een deksel (niet weergegeven).

Lijst van verwijzingstekens 1., 2. Ruimte 3., 4. Luchttoevoerhulpkanaal 5., 6. Luchtafvoerhulpkanaal 7. Luchttoevoerhoofdkanaal 8. Luchtafvoerhoofdkanaal 9. Warmtewisselingssysteem 10. Luchttoevoerhoofdaansluiting 11. Luchtafvoerhoofdaansluiting 12. Behuizing van warmtewisselingssysteem 13. Luchttoevoerhulpaansluiting 14. Luchtafvoerhulpaansluiting 15. Toevoerstromingsdoorgang 16. Afvoerstromingsdoorgang 17. Debietregelaar 18. Warmtewisselaar 19. Aanjager 20. Cassette 21. Cassettekamer 22. Cassettegeleiding 23. Meetsysteem 24. Regelsysteem 25. Verdeel stuk 26. Schuine wand 27. Schuine wand 28. Deksel voor behuizing

Claims (27)

1. Gebouw, omvattende meerdere ruimten (1, 2) waarvan een ruimte is verbonden met een luchttoevoerhulpkanaal (3, 4) en een luchtafvoerhulpkanaal (5, 6) en waarvan een andere ruimte is verbonden met een ander luchttoevoerhulpkanaal en een ander luchtafvoerhulpkanaal, een warmtewisselingssysteem (9) dat is aangesloten op de luchttoevoerhulpkanalen (3, 4) en op de luchtafvoerhulpkanalen (5, 6) alsmede op een luchttoevoerhoofdkanaal (7) en een luchtafvoerhoofdkanaal (8), welk warmtewisselingssysteem (9) omvat een behuizing (12) waarin zijn opgenomen een toevoerstromingsdoorgang (15) en een afvoerstromingsdoorgang (16), een warmtewisselaar (18) door middel waarvan toevoerstromingsdoorgang en een afvoerstromingsdoorgang in warmtewisselende relatie tot elkaar staan, waarbij het luchttoevoerhoofdkanaal (7) is aangesloten op een eind van de toevoerstromingsdoorgang (15), op het andere eind van welke toevoerstromingsdoorgang tenminste twee luchttoevoerhulpkanalen (3, 4) zijn aangesloten, het luchtafvoerhoofdkanaal (8) is aangesloten op een eind van de afvoerstromingsdoorgang (16), op het andere eind van welke afvoerstromingsdoorgang tenminste twee luchtafvoerhulpkanalen (5, 6) zijn aangesloten, een aanjager (19) voor het door het luchttoevoerhoofdkanaal via de toevoerstromingsdoorgang en de luchttoevoerhulpkanalen toevoeren van lucht aan de ruimten en een tweede aanjager (19) voor het via de luchtafvoerhulpkanalen, de luchtafvoerdoorgang en het luchtafvoerhoofdkanaal afvoeren van lucht uit de ruimten, met het kenmerk dat de behuizing (12) is voorzien van tenminste een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een luchttoevoerhulpkanaal (3, 4) en/of van tenminste een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een luchtafvoerhulpkanaal (5, 6).

2. Gebouw volgens conclusie 1, waarbij in de toevoerstromingsdoorgang (15) is voorzien een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een der luchttoevoerhulpkanalen (3, 4) en een andere debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar en 12) en een andere der luchttoevoerhulpkanalen (3, 4) voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemd ene luchttoevoerhulpkanaal onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemd andere luchttoevoerhulpkanaal.

3. Gebouw volgens conclusie 1 of 2, waarbij in de afvoerstromingsdoorgang (16) is voorzien een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een der luchtafvoerhulpkanalen (5, 6) en een andere debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een andere der luchtafvoerhulpkanalen (5, 6) voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemd ene luchtafvoerhulpkanaal onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemd andere luchtafvoerhulpkanaal.

4. Gebouw volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een debietregelaar (17) onderdeel vormt van een cassette (20) en de behuizing (12) is voorzien van een cassettekamer (21) waarin de cassette is opgenomen.

5. Gebouw volgens conclusie 4, waarbij de cassettekamer (21) een geleiding (22) heeft door middel waarvan de cassette (20) in de cassettekamer respectievelijk uit de cassettekamer geleidbaar is.

6. Gebouw volgens conclusie 5, waarbij de geleiding (22) dwars is gericht ten opzichte van de luchtstromingrichting door de toevoerstromingsdoorgang (15) en/of de afvoerstromingsdoorgang(16).

7. Gebouw volgens conclusie 5 of 6, waarbij de (geleiding (22) van de) cassettekamer (21) een uitmonding heeft die uitmondt aan het uitwendige van de behuizing (12) en aldaar is afgesloten door een deksel (28).

8. Gebouw volgens conclusie 7, waarbij meerdere naast elkaar zich bevindende cassettekamers (21) zijn voorzien, welke cassettekamers zijn afgesloten door een gemeenschappelijk deksel (28).

9. Gebouw volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in tenminste de toevoerstromingsdoorgang (15) en/of de afvoerstromingsdoorgang (16) een meetsysteem (23) is voorzien voor het meten van een eigenschap van de lucht.

10. Gebouw volgens conclusie 9, waarbij het meetsysteem (23) een sensoreenheid omvat voor het meten van het C02 gehalte, de luchtvochtigheid en dergelijke van de lucht.

11. Gebouw volgens conclusie 9 of 10, waarbij een regelsysteem (24) is voorzien voor het regelen van de debietregelaar (17) op basis van de door het meetsysteem (23) gemeten eigenschap.

12. Gebouw volgens conclusie 9, 10 of 11, waarbij het meetsysteem (23) en/of het regelsysteem (24) onderdeel uitmaakt van de cassette (20).

13. Gebouw volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een, bij voorkeur alle, debietregelaar(s) zich in de behuizing bevindt(bevinden).

14. Warmtewisselingssysteem (9) voor een gebouw, omvattende een behuizing (12) waarin zijn opgenomen toevoerstromingsdoorgang (15) en een afvoerstromingsdoorgang (16), een warmtewisselaar (18) door middel waarvan de toevoerstromingsdoorgang en de afvoerstromingsdoorgang in warmtewisselende relatie tot elkaar staan, een luchttoevoerhoofdaansluiting (10) aan een eind van de toevoerstromingsdoorgang, aan het ander eind van welke toevoerstromingsdoorgang zich tenminste twee luchttoevoerhulpaansluitingen (13) bevinden, een luchtafvoerhoofdaansluiting (11) aan een eind van de afvoerstromingsdoorgang, aan het andere eind van welke afvoerstromingsdoorgang zich tenminste twee luchtafvoerhulpaansluitingen (14) bevinden, een aanjager (19) voor het door de luchttoevoerhoofdaansluiting via de toevoerstromingsdoorgang en de luchttoevoerhulpaansluitingen doen stromen van lucht en een tweede aanjager (19) voor het via de luchtafvoerhulpaansluitingen, de luchtafvoerdoorgang en de luchtafvoerhoofdaansluiting doen stromen van lucht, met het kenmerk dat de behuizing (12) is voorzien van tenminste een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (18) en een luchttoevoerhulpaansluiting (13) en/of een debietregelaar 17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (18) en een luchtafvoerhulpaansluiting (14).

15. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 14, waarbij in de toevoerstromingsdoorgang (15) is voorzien een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (18) en een der luchttoevoerhulpaansluitingen (13) en een andere debietregelaar 17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar. 18) en een andere der luchttoevoerhulpaansluitingen (13) voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemd ene luchttoevoerhulpaansluiting onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemd andere luchttoevoerhulpaansluiting.

16. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 14 of 15, waarbij in de afvoerstromingsdoorgang (16) is voorzien een debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (18) en een der luchtafvoerhulpaansluitingen (14) en een andere debietregelaar (17) die zich bevindt tussen de warmtewisselaar (12) en een andere der luchtafvoerhulpaansluitingen (14) voor het individueel regelen van de luchtstroming door genoemd ene luchtafvoerhulpaansluiting onafhankelijk van het regelen van de luchtstroming door genoemd andere luchtafvoerhulpaansluiting.

17. Warmtewisselingssysteem (9) volgens een der conclusies 14-16, waarbij tenminste een debietregelaar (17) zich bevindt ter plaatse van een luchttoevoerhulpaansluiting (13) en/of een debietregelaar (17) zich bevindt ter plaatse van een luchtafvoerhulpaansluiting (14).

18. Warmtewisselingssysteem (9) volgens een der conclusies 14-17, waarbij een debietregelaar (17) onderdeel vormt van een cassette (20) en de behuizing (12) is voorzien van een cassettekamer (21) waarin de cassette is opgenomen.

19. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 18, waarbij de cassettekamer (21) een geleiding (22) heeft door middel waarvan de cassette (20) in de cassettekamer respectievelijk uit de cassettekamer geleidbaar is.

20. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 18, waarbij de geleiding (22) dwars is gericht ten opzichte van de luchtstromingrichting door de toevoerstromingsdoorgang (15) en/of de afvoerstromingsdoorgang (16).

21. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 19 of 20, waarbij de (geleiding (22) van de) cassettekamer 21 () een uitmonding heeft die uitmondt aan het uitwendige van de behuizing en aldaar is afgesloten door een deksel (28).

22. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 21, waarbij meerdere naast elkaar zich bevindende cassettekamers (20) zijn voorzien, welke cassettekamers zijn afgesloten door een gemeenschappelijk deksel (28).

23. Warmtewisselingssysteem (9) volgens een der conclusies 14-22, waarbij in tenminste de toevoerstromingsdoorgang (15) en/of de afvoerstromingsdoorgang 16) een meetsysteem (23) is voorzien voor het meten van een eigenschap van de lucht.

24. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 23, waarbij het meetsysteem (23) een sensoreenheid omvat voor het meten van het C02 gehalte, de luchtvochtigheid en dergelijke van de lucht.

25. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 23 of 24, waarbij een regelsysteem (24) is voorzien voor het regelen van de debietregelaar (17) op basis van de door het meetsysteem 20) gemeten eigenschap.

26. Warmtewisselingssysteem (9) volgens conclusie 23, 24 of 25, waarbij het meetsysteem (23) en/of het regelsysteem (24) onderdeel uitmaakt van de cassette (20).

27. Warmtewisselingssysteem volgens een der conclusies 14-26, waarbij een, bij voorkeur alle, debietregelaar(s) zich in de behuizing bevindt(bevinden).