BE1018155A5

BE1018155A5 - Centraal ventilatiesysteem.

Info

Publication number: BE1018155A5
Application number: BE2008/0285A
Authority: BE
Inventors: Ivan Valeer Pollet; Dieter Lodewijk Dekeyzer; Jurn Luc Mariette Weytens
Original assignee: Renson Ventilation Nv; Renson Paul
Priority date: 2008-05-21
Filing date: 2008-05-21
Publication date: 2010-06-01
Also published as: NL1036988C2; NL1036988A1

Abstract

De uitvinding betreft een centraal ventilatiesysteem, omvattende een ventilatie-element (1) dat voorzien is van een ventilator en een ventilatorbehuizing (2) die voorzien is van openingen, en een kanalensysteem dat voorzien is van kanalen voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element (1), waarbij elk van de genoemde kanalen voorzien is om in verbinding gebracht te worden op één opening van de ventilatorbehuizing (2), waarbij minstens één kanaal voorzien is van - een debietregelaar (4) die in gemonteerde toestand opgesteld is in de nabijheid van de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing (2), en - een meetsysteem (5) voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar (4).

Description

CENTRAAL VENTILATIESYSTEEM

De uitvinding betreft een centraal ventilatiesysteem, omvattende een ventilatie-element dat voorzien is van een ventilator en een ventilatorbehuizing die voorzien is van openingen, en een kanalensysteem dat voorzien is van kanalen voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element, waarbij elk van de genoemde kanalen voorzien is om aangesloten te worden op één opening van de ventilatorbehuizing.

Anderzijds betreft de uitvinding een element voor aansluiting tussen een opening van een ventilatorbehuizing van een ventilatie-element van een centraal ventilatiesysteem en een kanaal van een kanalensysteem van het centrale ventilatiesysteem, of voor integratie in een kanaal van het centrale ventilatiesysteem dat voorzien is voor het af-en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element en voorzien is om aangesloten te worden op één opening van de ventilatorbehuizing.

Er bestaan verschillende mogelijkheden voor het ventileren van woningen met behulp van ventilatoren. De belangrijkste daarbij zijn de volgende twee hierna omschreven systemen.

Een eerste systeem is een centraal mechanisch afzuigsysteem (ook een C-systeem genoemd), waarbij de lucht actief uit de woning wordt uitgevoerd. De toevoer van lucht gebeurt daarbij echter passief. Daarvoor zijn de ramen voorzien van ventilatieroosters of kiepramen die in verbinding staan met de buitenlucht. Een speciale ventilatiemotor zuigt bij een dergelijke mechanische ventilatie via luchtkanalen en ventilatieroosters lucht weg uit de vochtige ruimtes, onder meer de keuken, de badkamer en het toilet.

Een tweede systeem is een centraal gebalanceerd ventilatiesysteem (ook een D-systeem genoemd), waarbij lucht mechanisch af- én toegevoerd wordt van buitenaf. Meestal gaat het om Hoog Rendement (HR-) ventilatie. Een warmte-terugwin-nnit (wtw) in een dergelijk centraal ventilatiesysteem gebruikt warmte uit afgevoerde lucht om de toegevoerde lucht van buiten deels op te warmen voordat die in huis verspreid wordt.

Het nadeel van dergelijke centrale systemen is echter dat, behalve via het manueel variëren van het toerental van de ventilator(en), het luchtdebiet in deze systemen niet kan aangepast worden in functie van de behoefte of de vraag, en niet geregeld kunnen worden in functie van aan-/afwezigheid of luchtparameters zoals het C02-gehalte in de lucht, de relatieve luchtvochtigheid, de temperatuur van de lucht, etc.

In WO 99/37956 is zo een ventilatiesysteem beschreven waarbij het maximale debiet aan toegevoerde lucht geregeld wordt op basis van debietmetingen om een debiet volgens de theoretisch bepaalde behoefte te bekomen. Analoog is in JP 06272896 een ventilatiesysteem beschreven waarbij het maximale debiet aan toegevoerde lucht geregeld wordt. Het debiet aan toegevoerde lucht kan bij deze ventilatiesystemen echter niet aangepast worden in functie van de werkelijke behoefte in de ruimte.

In US 2007/0169927 en WO 00/01991 zijn ventilatiesystemen beschreven, waarbij het toevoerkanaal van lucht afgesloten kan worden op basis van metingen van de buitenluchttemperatuur, om smoren van het toevoerkanaal van buitenlucht, door ijsophoping in dit toevoerkanaal bij koude temperaturen, te vermijden. Ook hier kan het luchtdebiet echter niet geregeld worden in functie van de werkelijke behoefte in de te ventileren ruimtes.

Ten einde aan dit nadeel tegemoet te komen, zijn er reeds vraaggestuurde centrale ventilatiesystemen op de markt, waarbij het luchtdebiet toegevoerd naar of afgevoerd uit een bepaalde ruimte aanpasbaar is.

Een dergelijk vraaggestuurd centraal ventilatiesysteem wordt omschreven in NL 1026242, waarin een afvoersysteem wordt omschreven waarin in een centraal afVoerkanaal een eigenschap van een gas en/of vloeistof, bijvoorbeeld het C02- percentage in lucht, wordt gemeten. Het afvoersysteem omvat lokale afvoerkanalen die in stromingsverbinding staan met het centrale afvoerkanaal. De stroom door de lokale afvoerkanalen wordt mede bepaald door corresponderende debietregelaars. Door het selectief instellen van deze debietregelaars door een besturingssysteem kan met gemeten waardes in het centrale afvoerkanaal en de standen van de debietregelaars, de lokale waarde van de eigenschap worden berekend. Daarvoor worden verschillende mogelijkheden omschreven in de octrooiaanvraag. Zo is het ook mogelijk om de toevoer in dit ventilatiesysteem te betrekken, dit geheel of gedeeltelijk.

Een nadeel van een dergelijk ventilatiesysteem is dat er een trage reactiesnelheid van de debietregelaars is op een wijzigende vraag of behoefte in een bepaalde ruimte, aangezien de eigenschap van het gas en/of vloeistof in de verschillende ruimtes afzonderlijk na elkaar wordt opgemeten.

Een bijkomend nadeel is dat de luchtparameter per ruimte minder correct wordt gemeten, omdat ook nog andere debietregelaars gedeeltelijk open staan en niet alleen deze van de ruimte zelf, waardoor de fout op de meting groter wordt.

Ook in WO 2006/137731 wordt een centraal ventilatiesysteem omschreven voor het ventileren van ruimtes via verschillende ventilatiekanalen. Het systeem is voorzien van detectiemiddelen voor het detecteren van luchtvariabelen in deze ruimtes, respectievelijk ventilatiekanalen. Verder is een meet- en controle-eenheid voorzien die de ventilatieparameters in deze ruimtes kan instellen of wijzigen door middel van controlekleppen die zich in de ventilatiekanalen bevinden. De detectiemiddelen omvatten per groep van ventilatiekanalen een gemeenschappelijke sensormodule die voorzien is voor het periodiek meten en verzenden van luchtvariabelen naar de controlemiddelen per ventilatiekanaal of subgroep van ventilatiekanalen. Deze sensormodule kan periodiek verbonden zijn door middel van aandrijfmiddelen met elk ventilatiekanaal, respectievelijk subgroep van ventilatiekanalen. De ventilatiekanalen eindigen in de detectieruimte door middel van uitgangsopeningen waarlangs de aandrijfmiddelen de sensormodule aandrijven. De collectieruimte is verbonden met een gezamenlijke luchtuitlaat die een gezamenlijke ventilator omvat. De controlekleppen kunnen aangepast worden door een centrale actuator die aangedreven wordt door dezelfde aandrijfiniddelen als de sensormodule en die gecontroleerd zijn door middel van de meet- en controle-eenheid.

Ook hier is een nadeel van een dergelijk centraal ventilatiesysteem dat er een trage reactiesnelheid van de controlekleppen op een wijzigende luchtparameter is aangezien verschillende ruimtes afzonderlijk na elkaar worden opgemeten, en in dit ventilatiesysteem zoals omschreven in WO 2006/137731 bovendien opeenvolgend een verbinding dient gemaakt te worden tussen de sensormodule en een respectievelijk luchtkanaal. Hoe deze verbinding technisch moet uitgewerkt worden is bovendien niet duidelijk.

In FR 2571477, in FR 2556080 en in EP 1331458 zijn ventilatiesystemen beschreven, waarbij het luchtdebiet in de ventilatiekanalen met behulp van regelkleppen aanpasbaar is op basis van metingen in de te ventileren ruimtes. Ook in FR 2556080 is een ventilatiesysteem beschreven waarbij het luchtdebiet in de ventilatiekanalen met behulp van regelkleppen aanpasbaar is in 2 standen op basis van metingen in de te ventileren ruimtes. Een nadeel hierbij is dat deze systemen niet eenvoudig en compact uitgewerkt kunnen worden.

Het doel van de uitvinding is bijgevolg te voorzien in een centraal ventilatiesysteem, waarbij het af- of toegevoerde luchtdebiet uit of naar een bepaalde ruimte in een gebouw ogenblikkelijk aangepast kan worden in functie van een wijzigende behoefte of de vraag, en waarbij alle nodige onderdelen voor het bewerkstelligen van deze aanpassing, inclusief de ventilator, zich zo gecentraliseerd mogelijk bevinden ten einde productie-, installatie-, inregel-, onderhouds- en eventuele herstellingskosten zo gereduceerd mogelijk te houden.

Dit doel van de uitvinding wordt opgelost door te voorzien in een centraal ventilatiesysteem, omvattende een ventilatie-element dat voorzien is van een ventilator en een ventilatorbehuizing die voorzien is van openingen, en een kanalensysteem dat voorzien is van kanalen voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element, waarbij elk van de genoemde kanalen voorzien is om in verbinding gebracht te worden met één opening van de ventilatorbehuizing, waarbij minstens één kanaal voorzien is van een debietregelaar die in gemonteerde toestand opgesteld is in de nabijheid van (= ter hoogte van) de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing, en een meetsysteem voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar, waarbij de debietregelaar aangestuurd wordt door een centrale elektronische printplaat, die geïntegreerd is in de ventilatorbehuizing en waarbij het genoemde meetsysteem opgesteld is in de nabijheid van de genoemde debietregelaar.

Een dergelijk centraal ventilatiesysteem biedt als voordeel dat alle nodige onderdelen voor het bewerkstelligen van een ogenblikkelijke aanpassing van het af- of toegevoerde luchtdebiet in functie van een wijzigende behoefte of de vraag, inclusief de ventilator, zich zo gecentraliseerd mogelijk bevinden, waardoor de productie-, installatie-, inregel-, onderhouds- en eventuele herstellingskosten zo klein mogelijk gehouden kunnen worden.

In een voorkeurdragend centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding, zijn meerdere kanalen voorzien van een debietregelaar die in gemonteerde toestand opgesteld is in de nabijheid van de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing, en een meetsysteem voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar.

Een dergelijk centraal ventilatiesysteem waarbij de verschillende meetsystemen per afvoerkanaal zijn gegroepeerd geeft nog een bijkomend voordeel in de productie-, installatie-, inregel-, onderhouds- en eventuele herstellingskosten van het ventil ati esysteem.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding, zijn per kanaal de genoemde debietregelaar en het genoemde meetsysteem aangebracht in een element dat voorzien is om aangesloten te worden tussen een opening van een ventilatorbehuizing van een ventilatie-element van het centrale ventilatiesysteem en een kanaal van een kanalensysteem van het centrale ventilatiesysteem, of voor integratie in een kanaal van het centrale ventilatiesysteem dat voorzien is voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element en voorzien is om aangesloten te worden op één opening van de genoemde ventilatorbehuizing.

Elk van de genoemde meetsystemen omvat daarbij bij voorkeur één of meerdere sensoren die elk voorzien zijn van een bijhorende elektronische printplaat.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding, gebeurt de aansturing van de debietregelaar(s) in functie van één of meerdere parameters van de af- / toegevoerde lucht gemeten door de genoemde meetsystemen.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding, is (zijn) de genoemde debietregelaar(s) uitgevoerd als een klep.

In een meer voordelige uitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding, is de genoemde klep een niet-flexibele klep.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding, wordt (worden) de genoemde debietregelaar(s) aangestuurd met een actuator. Deze actuator wordt dan op zijn beurt aangestuurd door de centrale elektronische printplaat die zich in de ventilatorbehuizing bevindt.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding, is de ventilator elektrisch aangestuurd door middel van een centrale elektronische printplaat.

Het doel van de uitvinding wordt verder opgelost door te voorzien in een element voor aansluiting tussen een opening van een ventilatorbehuizing van een ventilatie-element van een centraal ventilatiesysteem en een kanaal van een kanalensysteem van het centrale ventilatiesysteem, of voor integratie in een kanaal van het centrale ventilatiesysteem dat voorzien is voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element en voorzien is om aangesloten te worden op één opening van de ventilatorbehuizing, waarbij het genoemde element voorzien is van een debietregelaar die in gemonteerde toestand van het element opgesteld is in de nabijheid van (= ter hoogte van) de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing, en een meetsysteem voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar waarbij de debietregelaar aangestuurd wordt door een centrale elektronische printplaat, die geïntegreerd is in de ventilatorbehuizing.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een element volgens de uitvinding, is het genoemde meetsysteem opgesteld in de nabijheid van de genoemde debietregelaar.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van een element volgens de uitvinding, is het centrale ventilatiesysteem een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding zoals hierboven omschreven.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hiema volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragend centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkend voorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in figuur 1 een vooraanzicht wordt voorgesteld van een ventilatie-element van een uitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding; figuur 2 een bovenaanzicht wordt voorgesteld van een ventilatie-element zoals getoond op figuur 1 ; figuur 3 een zijaanzicht wordt voorgesteld van een ventilatie-element zoals getoond op figuur 1 ; figuur 4 een perspectief vooraanzicht wordt voorgesteld van een ventilatie-element zoals getoond op figuur 1 ; figuur 5 een perspectief zijaanzicht wordt voorgesteld van een element voor aansluiting tussen een opening van een ventilatorbehuizing van een ventilatie-element van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding en een kanaal van een kanalensysteem van het centrale ventilatiesysteem volgens de uitvinding, of voor integratie in een kanaal van het centrale ventilatiesysteem volgens de uitvinding dat voorzien is voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element en voorzien is om aangesloten te worden op één opening van de ventilatorbehuizing.

Een uitvoeringsvorm van een centraal ventilatiesysteem volgens de uitvinding voor het ventileren van twee of meerdere ruimtes van een gebouw, is enerzijds voorzien van een ventilatie-element (1). Dit ventilatie-element (1) omvat een ventilatorbehuizing (2) waarin een ventilator (niet voorgesteld op de figuur) is voorzien. Deze ventilator is daarbij elektrisch aangestuurd door middel van een centrale elektronische printplaat (die zich in de ventilatorbehuizing (2) bevindt). De ventilatorbehuizing (2) is voorzien van een centrale opening (3) voor het afvoeren van lucht uit het ventilatie-element (1) naar buiten toe of voor het toevoeren van lucht naar het ventilatie-element (1) toe. Wanneer er af- en toevoer van lucht dient te gebeuren, dan dienen twee dergelijke openingen (3) voorzien te worden. Verder is de ventilatorbehuizing (2) voorzien van verschillende tweede openingen die elk voorzien zijn om in verbinding gebracht te worden met één kanaal.

Anderzijds is het centrale ventilatiesysteem volgens de uitvinding voorzien van een kanalensysteem (niet voorgesteld op de figuren), omvattende verschillende kanalen die elk enerzijds in verbinding staan met het genoemde ventilatie-element (1) en anderzijds uitmonden in een respectievelijke ruimte van het gebouw, en die voorzien zijn voor ofwel het toevoeren van buitenlucht door middel van het ventilatie-element (1) naar een ruimte, ofwel voor het afVoeren van lucht uit een ruimte door middel van het ventilatie-element (1) naar buiten toe.

Eén of meerdere van deze kanalen zijn daarbij voorzien van een debietregelaar (4) (zie figuur 5) die in gemonteerde toestand opgesteld is in de nabijheid van de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing, en een meetsysteem (5) (zie figuur 5) voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar (4).

De debietregelaar(s) (4) is (zijn) daarbij bij voorkeur uitgevoerd als een draaibaar opgestelde, niet-flexibele klep. Elk van de genoemde debietregelaar(s) (4) wordt daarbij aangestuurd met een actuator, bijvoorbeeld een stappenmotor (6). Deze actuator (6) wordt daarbij bij voorkeur aangestuurd door de centrale elektronische printplaat van de ventilator.

Het meetsysteem (5) omvat bij voorkeur één of meerdere sensoren die elk voorzien zijn van een bijhorende elektronische printplaat. Deze sensor(en) (5) is (zijn) daarbij bij voorkeur voorzien voor het meten van verschillende luchtparameters, met name het C02-gehalte van de in het respectievelijke kanaal doorstromende lucht, het relatieve vochtgehalte en/of de temperatuur van deze lucht. Via de kabels (7) worden één of meerdere meetwaardes doorgegeven aan de centrale elektronische printplaat. Elke kabel (7) zorgt daarbij voor een connectie tussen een respectievelijke sensor en de centrale elektronische printplaat. De aansturing van de debietregelaar(s) (4) gebeurt dan bij voorkeur in functie van één of meerdere van deze gemeten parameters.

Zoals getoond wordt op de figuren 1 tot en met 5, zijn de debietregelaar(s) (4) en het meetsysteem (5) (de meetsystemen) bij voorkeur aangebracht in een (buisvormig) element. Dit element (10) kan op twee verschillende manieren in het ventilatiesysteem ingebouwd worden, met name door ofwel, zoals is voorgesteld op de figuren 1 tot en met 4, één uiteinde daarvan rechtstreeks aan te sluiten in een opening van de ventilatorbehuizing (2), bijvoorbeeld door middel van een klikverbinding, en het andere uiteinde daarvan te verbinden met een kanaal; door ofwel, zoals niet is voorgesteld op de figuren, dit element (10) te integreren in een kanaal, of met andere woorden de uiteindes van dit element (10) te verbinden met twee kanaaldelen zodanig dat dit element (10) zich tussen deze twee kanaaldelen bevindt, dit zolang voldaan is aan de vereiste dat het geheel compact wordt gehouden ten einde productie-, installatie-, inregel, onderhouds- en herstellingskosten zo gering mogelijk te houden.

Het meetsysteem (5) van het buisvormige element (10) zoals voorgesteld op de figuur 5, omvat twee sensoren (waarvan slechts één te zien is op de figuur) die elk voorzien zijn van een bijhorende elektronische printplaat. Deze elektronische printplaten zijn elk aangebracht in een uitstekend gedeelte (8) van het buisvormige element (10).

Claims

1. Centraal ventilatiesysteem, omvattende een ventilatie-element (1) dat voorzien is van een ventilator en een ventilatorbehuizing (2) die voorzien is van openingen, en een kanalensysteem dat voorzien is van kanalen voor het af-en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element (1), waarbij elk van de genoemde kanalen voorzien is om in verbinding gebracht te worden op één opening van de ventilatorbehuizing (2), waarbij minstens één kanaal voorzien is van een debietregelaar (4) die in gemonteerde toestand opgesteld is in de nabijheid van de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing (2), en een meetsysteem (5) voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar (4), met het kenmerk dat de debietregelaar (4) aangestuurd wordt door een centrale elektronische printplaat, die geïntegreerd is in de ventilatorbehuizing (2) en dat het genoemde meetsysteem (5) opgesteld is in de nabijheid van de genoemde debietregelaar (4).

2. Centraal ventilatiesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk dat meerdere kanalen voorzien zijn van een debietregelaar (4) die in gemonteerde toestand opgesteld is in de nabijheid van de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing (2), en een meetsysteem (5) voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar (4).

3. Centraal ventilatiesysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat per kanaal de genoemde debietregelaar (4) en het genoemde meetsysteem (5) aangebracht zijn in een element (10) dat voorzien is om aangesloten te worden tussen een opening van een ventilatorbehuizing (2) van een ventilatie-element (1) van het centrale ventilatiesysteem en een kanaal van een kanalensysteem van het centrale ventilatiesysteem, of voor integratie in een kanaal van het . centrale ventilatiesysteem dat voorzien is voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element (1) en voorzien is om aangesloten te worden op één opening van de genoemde ventilatorbehuizing (2).

4. Centraal ventilatiesysteem volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk dat elk van de genoemde meetsystemen (5) één of meerdere sensoren omvat die elk voorzien zijn van een bijhorende elektronische printplaat.

5. Centraal ventilatiesysteem volgens één van de conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk dat de aansturing van de debietregelaar(s) (4) gebeurt in functie van één of meerdere parameters van de af- / toegevoerde lucht gemeten door de genoemde meetsystemen (5).

6. Centraal ventilatiesysteem volgens één van de conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk dat de genoemde debietregelaar(s) (4) uitgevoerd is (zijn) als een klep.

7. Centraal ventilatiesysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de genoemde klep (4) een niet-flexibele klep is.

8. Centraal ventilatiesysteem volgens één van de conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk dat de genoemde debietregelaar(s) (4) aangestuurd wordt (worden) met een actuator (6).

9. Centraal ventilatiesysteem volgens één van de conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk dat de ventilator elektrisch is aangestuurd door middel van de centrale elektronische printplaat.

10. Element (10) voor aansluiting tussen een opening van een ventilatorbehuizing (2) van een ventilatie-element (1) van een centraal ventilatiesysteem en een kanaal van een kanalensysteem van het centraal ventilatiesysteem, of voor integratie in een kanaal van het centraal ventilatiesysteem dat voorzien is voor het af- en/of toevoeren van lucht naar het ventilatie-element (1) en voorzien is om in verbinding gebracht te worden op één opening van de ventilatorbehuizing (2), waarbij het genoemde element (10) voorzien is van een debietregelaar (4) die in gemonteerde toestand van het element opgesteld is in de nabijheid van de respectievelijke opening in de ventilatorbehuizing (2), en een meetsysteem (5) voor het aansturen van de beweging van de genoemde debietregelaar (4) met het kenmerk dat de debietregelaar (4) aangestuurd wordt door een centrale elektronische printplaat, die geïntegreerd is in de ventilatorbehuizing (2).

11. Element volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het genoemde meetsysteem (5) is opgesteld in de nabijheid van de genoemde debietregelaar (4).

12. Element volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat het centrale ventilatiesysteem een centraal ventilatiesysteem volgens één van de conclusies 1 tot en met 9 is.