NL2010363C2 - Ventilatiesamenstel, klep daarvoor en gebouw met een dergelijk ventilatiesamenstel. - Google Patents

Ventilatiesamenstel, klep daarvoor en gebouw met een dergelijk ventilatiesamenstel. Download PDF

Info

Publication number
NL2010363C2
NL2010363C2 NL2010363A NL2010363A NL2010363C2 NL 2010363 C2 NL2010363 C2 NL 2010363C2 NL 2010363 A NL2010363 A NL 2010363A NL 2010363 A NL2010363 A NL 2010363A NL 2010363 C2 NL2010363 C2 NL 2010363C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
valve body
ventilation assembly
stubs
assembly according
Prior art date
Application number
NL2010363A
Other languages
English (en)
Inventor
Rudolf Hanewald
Original Assignee
Brink Climate Systems B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Brink Climate Systems B V filed Critical Brink Climate Systems B V
Priority to NL2010363A priority Critical patent/NL2010363C2/nl
Priority to EP14156838.6A priority patent/EP2770267A3/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2010363C2 publication Critical patent/NL2010363C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/02Ducting arrangements
    • F24F13/0236Ducting arrangements with ducts including air distributors, e.g. air collecting boxes with at least three openings
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/08Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/08Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates
    • F24F13/10Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates movable, e.g. dampers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Lift Valve (AREA)
  • Ventilation (AREA)

Description

Ventilatiesamenstel. klep daarvoor en gebouw met een dergeliik ventilatiesamenstel
De uitvinding betreft een ventilatiesamenstel, omvattende een actieve eenheid voor het opwekken van een luchtstroming, tenminste twee met genoemde luchtstroming bedienbare passieve eenheden, alsmede klepmiddelen die zijn aangesloten op genoemde eenheden voor het naar keuze bedienen van de passieve eenheden met een luchtstroming opgewekt door de actieve eenheid, welke klepmiddelen een klep omvatten met een klepbehuizing voorzien van tenminste drie aansluitstompen op elk waarvan een der actieve en passieve eenheden is aangesloten, en een in de klepbehuizing opgenomen kleplichaam dat plaatsbaar is tegenover elk der aansluitstompen afzonderlijk voor het begrenzen en/of afsluiten van de stroming door die aansluitstomp onder vrijgave van de overige aansluitstompen, waarbij het kleplichaam door ten opzichte van elkaar uitgelijnde draaiorganen is ondersteund in de klepbehuizing.
Een dergelijk ventilatiesamenstel is bekend uit DE-A-3040051, en kan worden toegepast voor het verversen van de lucht in de vertrekken van het gebouw. Door de klepmiddelen op geschikte wijze te in te stellen kunnen een of meer vertrekken van een gebouw op gewenste wijze worden bediend. Dit kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden op basis van de vraag naar ventilatie die zich in een bepaald vertrek voordoet.
Verder is een ventilatiesamenstel bekend waarbij, afhankelijk van bijvoorbeeld de gemeten concentratie van C02 gas, kan de klep zodanig worden ingesteld dat in dat vertrek de lucht in versterkte mate wordt ververst. Het kan daarbij zowel gaan om het via de klepmiddelen toevoeren van lucht aan de vertrekken, danwel om het via de klep afzuigen van de lucht uit de vertrekken. De werking kan echter ook op andere wijze worden geregeld, zoals op basis van een vooraf ingesteld tijdprogramma.
De ventilator wordt gewoonlijk elektronisch geregeld, zodanig dat het gewenste debiet kan worden gehandhaafd. Van belang daarbij is dat de stroming door het kanalenstelsel en door de klep zo weinig mogelijk weerstand oplevert. Daarnaast is van belang dat de dwarsafmetingen van die kanalen niet al te groot behoeft te worden gekozen ter verkrijging van een lage weerstand.
In de traditionele uitvoering van het ventilatiesamenstel bestaan de klepmiddelen uit tenminste twee afzonderlijke kleppen, voor elk vertrek één. Elke klep heeft ook een eigen aandrijving, die afhankelijk van de toestand in het betreffende vertrek wordt bestuurd. Het nadeel van deze uitvoering van het ventilatiesamenstel is dat de kosten relatief hoog zijn, vanwege de meerdere benodigde kleppen en aandrijvingen
Doel van de uitvinding is daarom bij een ventilatiesamenstel van het hiervoor beschreven type een vereenvoudigde en daardoor meer economische uitvoering te verschaffen. Dat doel wordt bereikt doordat het kleplichaam een schaalvormig klepgedeelte en tenminste een arm omvat die zich uitstrekt tussen een draaiorgaan en het schaalvormige klepgedeelte.
Bij het ventilatiesamenstel volgens de uitvinding kan met één enkele klep en bijbehorende enkele klepaandrijving, toch een veelvoud aan vertrekken worden bediend, afhankelijk van het aantal aansluitstompen dat de klep heeft. Bij voorkeur kan het kleplichaam tevens worden geplaatst in een positie in welke het kleplichaam zich bevindt tegenover geen der aansluitstompen, zodanig dat alle aansluitstompen worden vrijgegeven. In dat geval kunnen alle eenheden bediend worden met de door een ventilator opgewekte luchtstroom.
Het kleplichaam kan op verschillende wijzen verplaatsbaar zijn uitgevoerd. Als voorbeeld wordt genoemd een verschuifbaar kleplichaam. De voorkeur gaat uit naar een kleplichaam dat verdraaibaar is, zoals volgens een draaihartlijn dwars op de aansluitstompen. Een belangrijk voordeel van het ventilatiesamenstel volgens de uitvinding is dat het kleplichaam één en slechts één aandrijving nodig heeft. Dat levert een kostenvoordeel op, terwijl de besturing eenvoudiger kan zijn .
Een dergelijke klep kan op allerlei manieren zijn uitgevoerd. Bij voorkeur omvat het kleplichaam daarvan concentrische concave en convexe cilindrische vormen of concentrische concave en convexe bolvormige vormen en heeft de centrale kamer een althans gedeeltelijk cilindrische respectievelijk concave vorm. Daarbij zijn de concave vorm van de centrale kamer en de convexe vorm van het kleplichaam in wezen concentrisch en vormt de uitmonding van elke aansluitstomp in de centrale kamer een klepzitting die samenvalt met de concave vorm van die kamer.
De klep die wordt toegepast in het ventilatiesamenstel kan de vorm hebben van een in wezen hol/bolle schaal, als gevolg waarvan de totale dikte van het kleplichaam beperkt kan blijven. Het voordeel daarvan is dat het kleplichaam nauwelijks weerstand oplevert met betrekking tot de lucht die daarlangs stroomt tussen twee min of meer uitgelijnde aansluitstompen. Anderzijds kan een dergelijk schaalvormig kleplichaam een geschikte afdichtende werking voor het gewenste, af te sluiten kanaal verschaffen. De klepzittingen werken zodanig met het kleplichaam samen dat de gewenste afdichting kan worden verzekerd. Indien gewenst is om een steeds een zekere lekstroom toe te laten, kunnen de vormen van het kleplichaam en van de klepzitting zodanig worden gekozen dat daartussen altijd een luchtspleet aanwezig is.
De aansluitstompen kunnen op allerlei manieren zijn uitgevoerd; in het bijzonder kunnen deze een cirkelvormige of cilindrische dwarsdoorsnede bezitten. In dat geval kan de straal van de concave vorm van de centrale kamer en eventueel de straal van de convexe vorm van het kleplichaam groter zijn dan de straal der aansluitstompen. Een eenvoudige uitvoeringsvorm wordt verkregen indien de hartlijnen der aansluitstompen een gemeenschappelijk snijpunt bepalen en het middelpunt van de concave en convexe bolvormen van het kleplichaam samenvalt met het snijpunt der hartlijnen van de aansluitstompen.
Een klep met minimale afmetingen wordt verkregen indien de draaiophangingen daarvan de uiterste begrenzing van het kleplichaam vormen, gezien in doorsnede van het kleplichaam door de ophangingen en dwars op de draaihartlijnen van de draaiophangingen. Het kleplichaam strekt zich in dat geval over ongeveer 180° graden uit, gezien in omtreksrichting langs de hol/bolle vorm daarvan. Het denkbeeldige vlak waarin de samenvallende draaihartlijnen van de draaiophangingen liggen, snijdt het kleplichaam derhalve over een boog van in wezen 180°.
Het kleplichaam bezit ten opzichte van elkaar uitgelijnde draai organen die zijn ondersteund in de klepbehuizing. Het kleplichaam behoeft niet in zijn geheel een hol/bolle schaalvorm te bezitten. Het kleplichaam omvat een schaalvormige klepgedeelte en tenminste een arm die zich uitstrekt tussen een draaiorgaan en het schaalvormige klepgedeelte. In het bijzonder kan het kleplichaam twee armen omvatten die zich aan tegenoverliggende einden van het schaalvormige klepgedeelte bevinden. Deze armen kunnen recht zijn uitgevoerd, hoewel ook gekromde armen mogelijk zijn. Bij voorkeur heeft het klepgedeelte, meer bij voorkeur het kleplichaam, een uniforme dikte. Daaronder wordt verstaan een gekromd element, zoals een plaatvormig element, met uniforme dikte, waarbij echter ter plaatse van de draaiophangingen lokale versterkingen zoals verdikkingen kunnen voorkomen. Eventueel kunnen ook verstevigingsribben aanwezig zijn op het materiaal met uniforme dikte. Het is echter ook mogelijk om het kleplichaam uit te voeren met een in zijn algemeenheid niet- uniforme dikte, met gebieden met een relatief grote dikte en gebieden met een relatief geringe dikte.
Het kleplichaam is plaatsbaar is in een aantal draaiposities gelijk aan het aantal pijpstompen vermeerderd met een, waarvan tenminste drie draaiposities betrekking hebben op het respectievelijk begrenzen en/of afsluiten van de stroming door telkens een van de tenminste drie aansluitstompen onder vrijlating van de overige twee aansluitstompen en waarvan de andere draaipositie betrekking heeft op het verschaffen van een vrije verbinding tussen alle aansluitstompen. In het bijzonder kunnen drie en slechts drie aansluitstompen zijn voorzien, waarbij twee der aansluitstompen ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd en de derde aansluitstomp onder een rechte hoek gericht is ten opzichte van de onderling uitgelijnde aansluitstompen, en de vier draaiposities van het kleplichaam telkens twee aan twee onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar zijn verdraaid.
Een bijzonder gunstige uitvoering voor het bevorderen van een ongestoorde luchtstroming kan worden verkregen in de uitvoering waarbij het schaalvormige kleplichaam zodanig is gevormd dat, indien het kleplichaam zich bevindt in de vierde positie, dit kleplichaam geheel buiten de inwendige contour van de door de twee ten opzichte van elkaar uitgelijnde aansluitstompen bepaalde doorgang ligt.
Bij voorkeur is een aanslag voorzien voor het beperken van de draaiuitslag van het kleplichaam. Deze aanslag kan bijvoorbeeld de draaipositie bepalen die betrekking heeft op het verschaffen van de vrije verbinding tussen alle aansluitstompen. Verder kan de klepbehuizing een uitlezing omvatten waaraan de draaipositie van het kleplichaam herkenbaar is. De aanslag kan de nulpositie of uitgangspositie bepalen van het kleplichaam. De bijbehorende besturing van het kleplichaam kan van deze nulpositie gebruik maken om dat kleplichaam te positioneren in de gewenste stand ten opzichte van de aansluitstompen.
De uitvinding betreft verder een klep voor het ventilatiesamenstel zoals hiervoor beschreven, omvattende omvat een klepbehuizing voorzien van tenminste drie aansluitstompen en een in de klepbehuizing opgenomen kleplichaam dat verdraaibaar is volgens een draaihartlijn dwars op de aansluitstompen zodanig dat het kleplichaam plaatsbaar is tegenover telkens een der aansluitstompen voor het begrenzen en/of afsluiten van de stroming door die aansluitstomp, waarbij klepbehuizing een centrale kamer omvat waarin de aansluitstompen uitmonden. Deze klep wordt gekenmerkt doordat het kleplichaam een schaalvormige klepgedeelte en tenminste een arm omvat die zich uitstrekt tussen een draaiorgaan en het schaalvormige klepgedeelte.
In het bijzonder kan het kleplichaam concentrische concave en convexe cilindrische of concentrische concave en convexe bolvormige vormen omvatten, de centrale kamer een althans gedeeltelijk cilindrische respectievelijk bolvormige concave vorm hebben, de concave vorm van de centrale kamer en de convexe vorm van het kleplichaam in wezen concentrisch zijn en de uitmonding van elke aansluitstomp in de centrale kamer een klepzitting vormen die samenvalt met de concave vorm van die kamer.
Tevens betreft de uitvinding een gebouw, omvattende meerdere vertrekken alsmede een ventilatiesamenstel zoals hiervoor beschreven, waarbij tenminste twee der vertrekken door middel van een luchtkanaal zij aangesloten op een respectievelijke aansluitstomp en een andere aansluitstomp is aangesloten op een ventilator. Het kan daarbij zowel gaan om een zuigende ventilator die lucht aan de vertrekken onttrekt, als om een blazende ventilator die lucht aan de vertrekken toevoert. Het ventilatiesamenstel kan als alternatief ook een warmte-terugwineenheid omvatten.
Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
Figuur 1 toont een aanzicht in perspectief op de klep van het ventilatiesamenstel.
Figuur 2 toont een aan zicht in perspectief op het inwendige de klep waarbij een helft van de klepbehuizing is verwijderd.
Figuur 3 toont de doorsnede door de klep volgens III-III van figuur 1.
Figuur 4 toont een schematisch aanzicht van een gebouw met het ventilatiesamenstel.
Zoals weergegeven in figuur 4 is in een gebouw een ventilatiesamenstel aanwezig dat bestaat uit de kleppen 1, Γ, de via een toevoerleiding 2 respectievelijk afvoerleiding 34 daarop aangesloten warmte-terugwineenheid met ventilator 5 en de via leidingen 3, 3’ respectievelijk leidingen 32, 32’ en mondstukken 4, 4’ respectievelijk mondstukken 33, 33’ daarop aangesloten vertrekken 6, 6’. De warmte-terugwineenheid is via de uitlaat 30 en de inlaat 31 aangesloten op de buitenomgeving. De klep wordt bestuurd door een regeleenheid 7, die gegevens ontvangt aangaande de toestand in de vertrekken zoals gemeten door een sensor 8, 8’. Het kan daarbij gaan om de concentraties van bepaalde gassen, zoals 02 en/of C02 en dergelijke. Op basis van de genieten concentratiewaarden en een regelalgoritme wordt de klep zodanig ingesteld dat het vertrek waar een behoefte aan verse lucht ontstaat, extra wordt bediend. Ook de ventilator wordt op deze manier aangestuurd. Door middel van de warmte-terugwineenheid kan de uit de vertrekken afgezogen lucht in warmtewisseling worden gebracht ten opzichte van de binnentredende lucht. De klep 1 kan echter ook worden toegepast bij een toevoer en/of afvoer zonder warmtewisseling.
Zoals weergegeven in de figuren 2-4, bestaat de klep 1 uit een klepbehuizing 9 die de twee helften 9’en 9” omvat welke via het verbindingsvlak 10 aan elkaar zijn verbonden. De klepbehuizing 9 heeft drie pijpstompen 11, 12 en 13, waarbij twee pijpstompen 11,13 ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd en de derde pijpstomp 12 onder een rechte hoek is gericht ten opzichte van de uitgelijnde pijpstompen 11, 13. De pijpstompen 11-13 hebben in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een cirkelvormige of cilindrische inwendige dwarsdoorsnede; andere vormen zijn echter ook mogelijk.
De pijpstompen monden uit in een centrale kamer 14 die in dit uitvoeringsvoorbeeld gedeeltelijk concaaf bolvormig is. De aansluitstompen 11-13 monden in deze centrale kamer 14 uit met klepzitting 15, 16 respectievelijk 17. De centrale kamer heeft een concave bolvormige vorm, terwijl de klepzittingen 15-17 samenvallen met de denkbeeldige bol die de bolvorm van de centrale kamer bepaalt.
Het kleplichaam 18 heeft een schaalvormig klepgedeelte 21 dat concave en convexe bolvormige oppervlakken 19 respectievelijk 20 heeft. Omdat het middelpunt van de bol die het convexe oppervlak 20 bepaalt samenvalt met de het middelpunt van de bol die het concave inwendige van de klepbehuizing 9 bepaalt, kan de klep precies ten opzichte van de klepzittingen 15-17 worden geplaatst. Daarbij kunnen de stralen van de bolvormen zodanig worden gekozen dat een luchtspleet overblijft tussen het kleplichaam 18 en de klepzittingen 15-17.
Het kleplichaam bezit aan tegenoverliggende einden van het schaalvormige klepgedeelte armen 23, die via draai ophangingen 24 zijn opgehangen in de centrale kamer 14 van de klepbehuizing 9. Deze draai ophangingen 24 zijn ten opzichte van elkaar uitgelijnd. Het kleplichaam 18 is rond deze draaiophangingen draaibaar in vier verschillende standen. In de in figuur 2 weergegeven toestand is het kleplichaam 18 zodanig verdraaid dat de aansluitstomp 11 is geblokkeerd. In die stand slaat het kleplichaam aan tegen een kant van de aanslag 25. Alternatieve draaistanden zij die waarin de andere twee aansluitstompen 12 en 13 zijn geblokkeerd. Tenslotte is een vierde draaistand mogelijk waarin het kleplichaam tegen de ander kant van de aanslag 25 aanslaat. Het kleplichaam bevindt zich dan in de holte van de centrale kamer 14 die is bepaald door de gesloten holle wand 27 zoals weergegeven in de doorsnede van figuur 3. De contour 26 van het kleplichaam is zodanig gekozen dat in deze vierde draaistand, de doortocht tussen de uitgelijnde aansluitstompen 11,13 geheel vrij is, zonder te worden afgeschermd door (een deel van) het kleplichaam 18.
Zoals weergegeven in de doorsnede van figuur 3, is een aandrijving 28 voorzien voor het verdraaien van het kleplichaam 18 tussen de diverse draaiposities. Het kan daarbij gaan om een elektromotor met besturingsmodule die is gekoppeld met de regelinrichting 7. Deze onderdelen zijn tevens verbonden met de in figuur 1 getoonde uitlezing 29, zodanig dat aan de buitenzijde de stand van het kleplichaam kan worden afgelezen.
Hoewel in de figuren een uitvoering is weergegeven waarvan het kleplichaam en de centrale kamer zijn bepaald door bolvormen, kunnen deze elementen ook cilindrisch zijn uitgevoerd.
Lijst van verwijzingstekens 1., 1’. Klep 2. Leiding 3., 3’. Leiding 4., 4’. Mondstuk 5. Warmte-terugwineenheid/ventilator 6., 6’. Vertrek 7. Regel eenheid 8., 8’ Sensor 9., 9’., 9”. Klepbehuizing 10. Verbindingsvlak 11., 11’., 11”. Aansluitstomp 12., 12’., 12”. Aansluitstomp 13., 13’., 13”. Aansluitstomp 14. Centrale kamer 15., 16., 17 Klepzitting 18. Kleplichaam 19. Concave bolvorm 21. Convexe bolvorm 22. Schaalvormig klepgedeelte 23. Arm 24. Draaiophanging 25. Aanslag 26. Contour kleplichaam 27. Dichte wand centrale kamer 28. Aandrijving kleplichaam 29. Uitlezing 30. Uitlaat 31. Inlaat 32., 32’. Leiding 33., 33’. Mondstuk 34. Afvoerleiding

Claims (20)

1. Ventilatiesamenstel, omvattende een actieve eenheid (5) voor het opwekken van een luchtstroming, tenminste twee met genoemde luchtstroming bedienbare passieve eenheden (6, 6’), alsmede klepmiddelen die zijn aangesloten op genoemde eenheden voor het naar keuze bedienen van de passieve eenheden met een luchtstroming opgewekt door de actieve eenheid, welke klepmiddelen een klep (1) omvatten met een klepbehuizing (9) voorzien van tenminste drie aansluitstompen (11, 12, 13) op elk waarvan telkens een van genoemde actieve en passieve eenheden (6, 6’) is aangesloten, en een in de klepbehuizing (9) opgenomen kleplichaam (18) dat plaatsbaar is tegenover elke aansluitstomp afzonderlijk onder vrijgave van de overige aansluitstompen, waarbij het kleplichaam (18) door ten opzichte van elkaar uitgelijnde draaiorganen (23) is ondersteund in de klepbehuizing (19). met het kenmerk dat het kleplichaam (18) een schaalvormig klepgedeelte (21) en tenminste een arm (22) omvat die zich uitstrekt tussen een draaiorgaan (23) en het schaalvormige klepgedeelte (21).
2. Ventilatiesamenstel volgens conclusie 1, waarbij het kleplichaam (18) plaatsbaar is in een positie in welke het kleplichaam zich bevindt tegenover geen der aansluitstompen (11-13) onder vrijgave van alle aansluitstompen.
3. Ventilatiesamenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het kleplichaam (18) verdraaibaar is volgens een draaihartlijn dwars op de aansluitstompen (11-13).
4. Ventilatiesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het kleplichaam (18) is gekoppeld met één en slechts één aandrijving (28).
5. Ventilatiesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij klepbehuizing (9) een centrale kamer (14) omvat waarin de aansluitstompen (11-13) uitmonden, en het kleplichaam (18) concentrische concave en convexe cilindrische of concentrische concave en convexe bolvormige vormen (19, 20) omvat, de centrale kamer (14) een althans gedeeltelijk cilindrische respectievelijk bolvormige concave vorm heeft, de concave vorm van de centrale kamer (14) en de convexe vorm van het kleplichaam (18) in wezen concentrisch zijn en de uitmonding van elke aansluitstomp in de centrale kamer een klepzitting (15, 16, 17) vormt die samenvalt met de concave vorm van die kamer.
6. Ventilatiesamenstel volgens conclusie 5, waarbij tussen de concave vorm van de centrale kamer (14) en de convexe vorm van het kleplichaam (18) zich een luchtspleet, bij voorkeur met in wezen uniforme dikte, bevindt voor het toelaten van een lekstroom door die spleet.
7. Ventilatiesamenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de aansluitstompen (11-13) een cirkelvormige of cilindrische dwarsdoorsnede bezitten, en de straal van de concave vorm van de centrale kamer (14) en eventueel de straal van de convexe vorm van het kleplichaam (18) groter is dan de straal der aansluitstompen.
8. Ventilatiesamenstel volgens een der conclusies 5-7, waarbij de hartlijnen der aansluitstompen (11-13) een gemeenschappelijk snijpunt bepalen en de straal van de concave en/of convexe cilindrische vormen van het kleplichaam (18) respectievelijk het middelpunt van de concave en/of convexe bolvormen (19, 20) van het kleplichaam (18) samenvalt met het snijpunt der hartlijnen van de aansluitstompen (11-13).
9. Ventilatiesysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draaiophangingen (23) de uiterste begrenzing van het kleplichaam (18) vormen, gezien in doorsnede van het kleplichaam door de draaiophangingen en dwars op de draaihartlijnen van de draaiophangingen.
10. Ventilatiesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het kleplichaam (18) twee armen (23) omvat die zich aan tegenoverliggende einden van het schaalvormige klepgedeelte (21) bevinden.
11. Ventilatiesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het klepgedeelte (21), bij voorkeur het kleplichaam (18), een uniforme dikte heeft.
12. Ventilatiesamenstel volgens een der conclusie 5-11, waarbij drie en slechts drie aansluitstompen (11-13) zijn voorzien, twee der aansluitstompen ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd en de derde aansluitstomp onder een rechte hoek gericht is ten opzichte van de onderling uitgelijnde aansluitstompen, en de vier draaiposities van het kleplichaam telkens twee aan twee onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar zijn verdraaid.
13. Ventilatiesamenstel volgens 12, waarbij het kleplichaam (18) zodanig is gevormd dat, indien het kleplichaam zich bevindt in de vierde positie, dit kleplichaam geheel buiten de inwendige contour van de door de twee ten opzichte van elkaar uitgelijnde aansluitstompen (11-13) bepaalde doorgang ligt.
14. Ventilatiesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klepbehuizing (9) een uitlezing (29) omvat waaraan de draaipositie van het kleplichaam (18) herkenbaar is.
15. Ventilatiesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een aanslag (25) is voorzien voor het beperken van de uitslag van het kleplichaam (18), bij voorkeur ter bepaling van een nulstand voor de klepbesturing.
16. Ventilatiesamenstel volgens conclusies 2 en 15, waarbij de aanslag (25) de positie bepaalt waarin alle aansluitstompen (11-13) zijn vrijgegeven.
17. Klep (1) voor het ventilatiesamenstel volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een klepbehuizing (9) voorzien van tenminste drie aansluitstompen (11-13) en een in de klepbehuizing opgenomen kleplichaam (18) dat verdraaibaar is volgens een draaihartlijn dwars op de aansluitstompen zodanig dat het kleplichaam plaatsbaar is tegenover telkens een der aansluitstompen voor het begrenzen en/of afsluiten van de stroming door die aansluitstomp, waarbij klepbehuizing een centrale kamer (14) omvat waarin de aansluitstompen uitmonden, met het kenmerk dat het kleplichaam (18) een schaalvormige klepgedeelte (21) en tenminste een arm (22) omvat die zich uitstrekt tussen een draaiorgaan (23) en het schaalvormige klepgedeelte (21).
18. Klep (1) volgens conclusie 17, waarbij het kleplichaam (18) concentrische concave en convexe cilindrische vormen of concentrische concave en convexe bolvormige vormen (19, 20) omvat, dat de centrale kamer (14) een althans gedeeltelijk cilindrische respectievelijk bolvormige concave vorm heeft, dat de concave vorm van de centrale kamer (14) en de convexe vorm van het kleplichaam (18) in wezen concentrisch zijn en dat de uitmonding van elke aansluitstomp in de centrale kamer een klepzitting (15-17) vormt die samenvalt met de concave vorm van die kamer.
19. Klep volgens conclusie 17 of 18, waarbij de klepbehuizing (19) twee behuizingdelen (19’, 19”) omvat die met elkaar zijn verbonden volgens een verbindingsvlak waarin de hartlijnen der aansluitstompen (11-13) liggen.
20. Gebouw, omvattende meerdere vertrekken alsmede een ventilatiesamenstel volgens een der conclusies 1-16, waarbij tenminste twee der vertrekken (6, 6’) door middel van een luchtkanaal (3, 3’) zijn aangesloten op een respectievelijke aansluitstomp (11, 13) en een andere aansluitstomp (12) is aangesloten op een ventilator (5).
NL2010363A 2013-02-26 2013-02-26 Ventilatiesamenstel, klep daarvoor en gebouw met een dergelijk ventilatiesamenstel. NL2010363C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010363A NL2010363C2 (nl) 2013-02-26 2013-02-26 Ventilatiesamenstel, klep daarvoor en gebouw met een dergelijk ventilatiesamenstel.
EP14156838.6A EP2770267A3 (en) 2013-02-26 2014-02-26 Ventilation assembly, valve therefor and building containing such a ventilation assembly

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010363 2013-02-26
NL2010363A NL2010363C2 (nl) 2013-02-26 2013-02-26 Ventilatiesamenstel, klep daarvoor en gebouw met een dergelijk ventilatiesamenstel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010363C2 true NL2010363C2 (nl) 2014-08-27

Family

ID=48142894

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010363A NL2010363C2 (nl) 2013-02-26 2013-02-26 Ventilatiesamenstel, klep daarvoor en gebouw met een dergelijk ventilatiesamenstel.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2770267A3 (nl)
NL (1) NL2010363C2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2014612B1 (nl) 2015-04-10 2017-01-19 Vero Duco Nv Gebouw met vraaggestuurd warmtewisselingssysteem voor ventilatie, alsmede warmtewisselingssysteem.
KR102586451B1 (ko) * 2018-10-18 2023-10-06 현대자동차주식회사 머플러용 가변 밸브 및 이를 포함하는 듀얼 머플러
CN109506002A (zh) * 2018-12-18 2019-03-22 苏州新长光热能科技有限公司 分体式阀门

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2550310B1 (de) * 1975-11-08 1977-03-31 Meyer Fa Rud Otto Zuluftverteilsystem fuer die Belueftung von Operationsraeumen
DE3040051A1 (de) * 1980-10-23 1982-06-03 Georg Röhl, Lichttechnische Spezialfabrik, Apparate- und Gerätebau GmbH & Co KG, 8400 Regensburg Steuervorrichtung fuer abluft-umluft-foerdergeraete und -systeme, insbesondere fuer dunstabzugshauben
DE102008028613A1 (de) * 2008-06-18 2009-12-24 Pluggit International B.V. T-förmiges Abzweigstück, insbesondere für ein Lüftungssystem
FR2955919A1 (fr) * 2010-02-04 2011-08-05 Atlantic Climatisation Et Ventilation Dispositif de repartition d'un debit d'air, installation de ventilation et procede de regulation d'une telle installation
EP2476960A1 (de) * 2011-01-12 2012-07-18 Naber Holding GmbH & Co. KG Umschaltvorrichtung für eine Dunstabzugshaube zum Umschalten zwischen Umluft- und Abluftbetrieb

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2550310B1 (de) * 1975-11-08 1977-03-31 Meyer Fa Rud Otto Zuluftverteilsystem fuer die Belueftung von Operationsraeumen
DE3040051A1 (de) * 1980-10-23 1982-06-03 Georg Röhl, Lichttechnische Spezialfabrik, Apparate- und Gerätebau GmbH & Co KG, 8400 Regensburg Steuervorrichtung fuer abluft-umluft-foerdergeraete und -systeme, insbesondere fuer dunstabzugshauben
DE102008028613A1 (de) * 2008-06-18 2009-12-24 Pluggit International B.V. T-förmiges Abzweigstück, insbesondere für ein Lüftungssystem
FR2955919A1 (fr) * 2010-02-04 2011-08-05 Atlantic Climatisation Et Ventilation Dispositif de repartition d'un debit d'air, installation de ventilation et procede de regulation d'une telle installation
EP2476960A1 (de) * 2011-01-12 2012-07-18 Naber Holding GmbH & Co. KG Umschaltvorrichtung für eine Dunstabzugshaube zum Umschalten zwischen Umluft- und Abluftbetrieb

Also Published As

Publication number Publication date
EP2770267A3 (en) 2016-03-16
EP2770267A2 (en) 2014-08-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP7109603B2 (ja) ファン組立体用ノズル
NL2010363C2 (nl) Ventilatiesamenstel, klep daarvoor en gebouw met een dergelijk ventilatiesamenstel.
CA2960516C (en) Inlet valve for a compressor
ES2644024T3 (es) Dispositivo de boquilla de aire para un vehículo
US10899200B2 (en) Outlet device
JP7161553B2 (ja) ファン組立体用ノズル
US8671516B1 (en) Gas-powered dual-hosed blower
BRPI0917618B1 (pt) dispositivo com interface respiratória, dispositivo de acoplamento fluído para um dispositovo com interface respiratória e mecanismo de exalação para um dispositivo com interface respiratória
KR102499685B1 (ko) 팬 어셈블리용 노즐
KR20190015324A (ko)
EP0810112A3 (en) Vent for distributing, directing, regulating and blocking the air-conditioning stream of motor vehicles
US20210270292A1 (en) Nozzle for a fan assembly
US20190024935A1 (en) Noise reducing poppet valve
CN203809698U (zh) 高容量流体控制阀
JP4398217B2 (ja) 吹出口装置
CN106965914A (zh) 一种高速后方喷射及一体旋转方式的船舶用推进装置
US20220071106A1 (en) Systems and methods of improved plant cultivation and elongate airflow assembly for the same
KR101732705B1 (ko) 밸브 장치
CN200997987Y (zh) 可调节出风路径的离心式吹风机
CN209213045U (zh) 一种旋转控制阀
CN108131818A (zh) 空调器的外壳组件、空调器及其控制方法
KR20120003218U (ko) 풍량조절기능을 구비한 덕트용 취출구
US10987999B2 (en) Controllable air outlet nozzle
JPH10238851A (ja) 空調用の可変吹き出し口
US10138588B1 (en) Clothes dryer ventilation system