NL2007795C2 - Slangbegeleider voor het uitrijden van een slang, voertuig voorzien daarvan en werkwijze daarvoor. - Google Patents

Description

Slangbegeleider voor het uitrijden van een slang, voertuig voorzien daarvan en werkwijze daarvoor

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 slangbegeleider voor het uitrijden van een slang. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een begeleider voor het uitrijden van een waterslang of blusslang zoals deze bijvoorbeeld bij brandweerwagens worden gebruikt.

10 In de praktijk is bekend dat bij het bestrijden van branden blusslangen uitgerold dienen te worden tussen een waterbron en de brandhaard. Hiertoe worden flexibele slangen veelal vanuit een voertuig neergelegd. Een hierbij optredend probleem is dat deze slangen onder meer op een 15 slechte gedefinieerde plaats worden neergelegd. Dit heeft tot gevolg dat bij het in gebruik nemen van de slang, waarbij deze met water is gevuld, de slang een hindernis vormt voor het overige verkeer, zoals andere brandweerwagens en ambulances. Hiermee wordt de bestrijding van de 20 brandhaard minder effectief.

De onderhavige uitvinding heeft als doel een inrichting te verschaffen waarmee slangen op effectievere wijze kunnen worden uitgereden.

Dit doel wordt bereikt met de slangbegeleider voor 25 het uitrijden van een slang volgens conclusie 1.

Door het voorzien van een gestel dat met behulp van de koppelmiddelen aan een voertuig bevestigd kan worden, kan een geleider via het gestel aan dit voertuig worden gekoppeld. Door de koppeling met de geleider wordt 30 bewerkstelligd dat bij het uitrijden van een slang deze wordt begeleid en daarmee op de gewenste positie kan worden neergelegd. Zo behoort het bijvoorbeeld tot de mogelijkheden om de slang direct in de berm naast een weg te plaatsen, 2 terwijl het voertuig dat wordt gebruikt bij het uitrijden van de slang over deze weg blijft rijden. Dit heeft tot gevolg dat een dergelijke weg berijdbaar blijft voor andere voertuigen.

5 Een bijkomend voordeel van een geleider volgens de onderhavige vinding is dat door de nauwkeurigere plaatsing van de slangen op een ondergrond voorkomen wordt dat deze over elkaar heen komen te liggen en/of met onnodige bochten worden geplaatst. De positie van de uitgereden slangen is 10 met de geleider volgens de vinding beter gedefinieerd. Dit betekent bijvoorbeeld dat andere hulpverleningsvoertuigen effectiever gebruik kunnen maken van eenzelfde weg doordat de uitgereden slangen beter op de gewenste positie liggen. Dit levert een veiligere situatie op dan in vergelijking met 15 conventionele methoden. Bijkomend zijn de slangen die zijn neergelegd met de geleider volgens de vinding op een meer eenvoudige en efficiënte wijze op te ruimen.

Voorts wordt met de slangbegeleider gerealiseerd dat meer slangen op eenzelfde oppervlak geplaatst kunnen 20 worden in vergelijking met onbegeleid uitrijden. Op deze wijze zijn meer slangen te plaatsen en kan op effectievere wijze een brandhaard worden bestreden.

In het kader van de vinding wordt in de beschrijving met name gesproken over het aanbrengen van de 25 geleider met het gestel aan een voertuig. Echter, het behoort volgens de uitvinding nadrukkelijk tot de mogelijkheden om een dergelijke begeleider te voorzien aan een andersoortige inrichting, bijvoorbeeld een verplaatsbare kar waarop een uit te rijden slang is voorzien.

30 Bij voorkeur zijn de koppelmiddelen koppelbaar en ontkoppelbaar. Dit heeft als voordeel dat de slangbegeleider kan worden aangebracht aan het voertuig indien gewenst en 3 worden verwijderd op het moment dat de slangbegeleider niet nodig is.

Bijvoorbeeld omvatten de koppelmiddelen aan de zijde van het gestel een element voorzien van een opening 5 waardoor een pen te steken is en aan de zijde van het voertuig een tweede element voorzien van een opening. Door middel van het door de beide openingen steken van de pen wordt het gestel gekoppeld met het voertuig.

Volgens de uitvinding kunnen het gestel en de 10 geleider ook als één geheel zijn uitgevoerd.

Bijvoorbeeld omvat het gestel en/of de geleider een arm die zich ten opzichte van de koppelmiddelen zodanig uitstrekt dat in gebruik de geleider zich in hoofdzaak naast het voertuig bevindt, zodat de slang uitgereden kan worden 15 naast het voertuig.

Een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de geleider een horizontale rol die om of aan een in hoofdzaak horizontale houder is aangebracht.

20 Door het voorzien van een rol wordt bewerkstelligd dat de uit te rijden slang op effectieve wijze neergelegd kan worden. Bij voorkeur is de rol dan ook roteerbaar rondom een in hoofdzaak horizontale houder of as. Hiermee wordt de mogelijk optredende wrijving tussen slang en geleider op 25 significante wijze gereduceerd.

Aanvullend of als alternatief omvat de geleider in een momenteel geprefereerde voorkeursuitvoeringsvorm volgens de vinding een rol die om of aan een verticale houder is aangebracht. Een dergelijke zich in hoofdzaak verticale 30 richting uitstrekkende rol, die bij voorkeur ook roteerbaar rondom een in hoofdzaak verticale houder of as is voorzien, bewerkstelligt dat een slang ook op effectieve wijze aan de zijkant van een voertuig neergelegd kan worden, bijvoorbeeld 4 in de berm. Hiermee kan een groter aantal slangen worden geplaatst en/of kan een weg begaanbaar blijven voor vele voertuigen, zoals alle soorten hulpverleningsvoertuigen.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm 5 volgens de onderhavige uitvinding omvat de slangbegeleider een scharnierbare arm.

Door het voorzien van een scharnierbare arm wordt bewerkstelligd dat de begeleider voorafgaand aan het gebruik op de gewenste positie gepositioneerd kan worden, 10 bijvoorbeeld aan de zijkant van het voertuig. Hiermee is het mogelijk om de begeleider in een gebruikspositie te positioneren vanuit bijvoorbeeld een transportpositie waarbij de begeleider direct in, tegen of achter het voertuig of inrichting is gepositioneerd. Hierbij behoort 15 het tot de mogelijkheden om deze arm telescopisch uitschuifbaar te voorzien zodanig dat de precieze positie instelbaar is.

Volgens de onderhavige uitvinding omvat de begeleider een geleiderbeugel.

20 Door het voorzien van een geleiderbeugel wordt bewerkstelligd dat de uit te rijden slang op effectieve wijze naar de geleider wordt gevoerd. Het is gebleken dat een dergelijke geleiderbeugel met name effectief is bij slangkoppelingen waarmee afzonderlijke slangdelen onderling 25 worden verbonden. Door gebruik van de beugel wordt tegengegaan dat deze koppelingen blijven haken achter de geleider.

De uitvinding heeft verder tevens betrekking op een voertuig voorzien van een slangbegeleider zoals 30 bovenstaand beschreven.

Voor een dergelijk voertuig gelden gelijke effecten en voordelen als die zijn beschreven voor de slangbegeleider.

5

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is het voertuig voorzien van een tweede slangbegeleider.

Door een tweede slangbegeleider te voorzien, wordt 5 bewerkstelligd dat op effectieve wijze een groter aantal slangen uitgereden kan worden tijdens één rijbeweging van het voertuig. Zo kunnen hiermee bijvoorbeeld twee slangen naast het voertuig worden gelegd. Optioneel is het nog mogelijk om gelijktijdig ook een aantal slangen direct 10 achter het voertuig uit te rijden, zodanig dat bijvoorbeeld twee, drie, vier of meer slangen gelijktijdig kunnen worden uitgereden.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat het voertuig eerste 15 koppelmiddelen aan de voorzijde van het voertuig en tweede koppelmiddelen aan de achterzijde van het voertuig voor het koppelen met de slangbegeleider.

Door het voorzien van koppelmiddelen aan de achterzijde van het voertuig kunnen slangen op effectieve 20 wijze worden uitgereden met behulp van de slangbegeleider. Door voorts ook aan de voorzijde van het voertuig koppelmiddelen te voorzien, behoort het tot de mogelijkheden om bij het opruimen van de slangen, na het bedwingen van de brandhaard, deze op effectieve wijze te voeren naar 25 bijvoorbeeld de laadruimte van het voertuig. Hierbij wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een slang-inhaalinrichting waarmee een slang als het ware wordt opgeraapt van een ondergrond en wordt gepositioneerd in een laadruimte. Op deze wijze kan op effectieve wijze worden omgegaan met de 30 slangbegeleiders die daarmee een functie kunnen vervullen zowel tijdens het uitrijden als tijdens het ophalen van blusslangen. De geleider volgens de vinding zorgt er voor dat een op te rapen slang bijvoorbeeld niet onder de wielen 6 van de auto terecht komt. Door een universele geleider te gebruiken behoort het tot de mogelijkheden om een geleider bij het uitrijden aan de achterzijde van het voertuig en bij het oprapen aan de voorzijde van het voertuig te gebruiken.

5 Hiermee wordt een multi-functionele geleider verschaft.

Bij voorkeur zijn de eerste koppelmiddelen zodanig aan de voorzijde van het voertuig aangebracht, dat de slangbegeleider zich in hoofdzaak voor de wielen van het voertuig bevindt. Hiermee wordt voorkomen dat het voertuig 10 bij het ophalen van de slang over de slang rijdt.

De uitvinding heeft verder tevens betrekking op een werkwijze voor het uitrijden van een slang omvattende het voorzien van een slangbegeleider en/of voertuig zoals bovenstaand beschreven.

15 Voor een dergelijke werkwijze gelden gelijke effecten en voordelen als die zijn beschreven voor de begeleider en/of het voertuig. Naast toepassing van een werkwijze voor het uitrijden van een slang behoort het volgens de vinding eveneens tot de mogelijkheden om een 20 soort omgekeerde werkwijze toe te passen voor het inhalen of oprapen van de slang waarbij gebruik wordt gemaakt van een slangbegeleider die wordt gepositioneerd nabij de voorzijde van het voertuig.

Bijvoorbeeld wordt één slangbegeleider gebruikt 25 voor zowel het uitrijden als het ophalen van slangen. In een eerste stap wordt een slangbegeleider gekoppeld aan de achterzijde van het voertuig, waarna de slangen worden uitgereden. Na de bluswerkzaamheden wordt de slangbegeleider losgekoppeld van de achterzijde en gekoppeld aan de 30 voorzijde van het voertuig, waarna de slangen worden opgehaald. Bij voorkeur echter is aan zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig een slangbegeleider gekoppeld.

7

Verdere voordelen, kenmerken en details van de vinding worden toegelicht aan de hand van de voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarbij verwezen wordt naar de bij gevoegde tekeningen, waarin: 5 - figuur 1 een brandweerwagen toont die aan de achterzijde voorzien is van een slangbegeleider volgens de uitvinding; - figuur 2 een vergroting toont van de slangbegeleider uit figuur 1; 10 - figuur 3 een zijaanzicht toont van de brandweerwagen uit figuren 1 en 2, waarbij een slangbegeleider volgens de uitvinding aan de voorzijde zichtbaar is; en - figuur 4 een achteraanzicht van een alternatieve geleider.

15 Brandweerwagen 2 (figuur 1) is voorzien van slangbegeleider 4, welke bevestigd is aan de brandweerwagen door middel van gestel 6 en arm 8 die onderling via scharnier 10 gekoppeld zijn. Gestel 6 is loskoppelbaar bevestigd aan wagen 2.

20 Slangbegeleider 4 omvat geleider 12 die in de getoonde uitvoering een vierkante vorm heeft. Geleider 12 (figuur 2) omvat een horizontale rol 14, die roteerbaar is rond de horizontale as. Tevens omvat geleider 12 een geleiderbeugel 16 die is uitgevoerd als een gekromd 25 traliewerk voor een verbeterde geleiding van in het bijzonder de slangkoppelingen.

Slang 18 wordt via de slangbegeleider uit laadruimte 19 naar de ondergrond geleid. Hiertoe wordt bij voorkeur de slang aan zijn uiteinde vastgehouden of 30 bevestigd terwijl de wagen 2 zich in de richting A beweegt.

Aan de voorzijde van wagen 2 is een tweede slangbegeleider 20 (figuur 3) voorzien. Slangbegeleider 20 is voorzien van een vierkante geleider 21 met een 8 horizontale rol 14. Na de bluswerkzaamheden wordt slang 18 via slangbegeleider 20 en aangedreven rolmechanisme 27 verzameld in laadruimte 19. Slangbegeleider 20 bevindt zich voor de wielen van wagen 2, zodat wordt voorkomen dat de 5 wagen over de slang 18 rijdt.

In een alternatieve uitvoering is wagen 2 aan de achterzijde voorzien van een dubbele slangbegeleider 22 (figuur 4) omvattende een eerste begeleider 24 en een tweede begeleider 26. Begeleider 22 is via verbindingselement 28 10 verbonden aan achterdeur 30 van wagen 2. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt in gebruik deur 30 zodanig geopend dat deze uitsteekt voorbij de zijkant 32 van wagen 2. Dit heeft als voordeel dat een bestuurder van wagen 2 via spiegel 34 het uitrijden van buitenste slang 36 kan volgen en eventueel 15 als referentie kan gebruiken. Naast buitenste slang 36 in tweede begeleider 26 wordt in eerste begeleider 24 een binnenste slang 38 geleid. Begeleider 22 is in de getoonde uitvoeringsvorm voorzien van geleiderol 40.

Opgemerkt wordt dat de getoonde slangbegeleiders 20 4, 20, 22 onderling verwisselbaar kunnen worden voorzien.

Hiermee worden multi-inzetbare geleiders voorzien. Ook kunnen maatregelen getoond voor een geleider worden toegepast op andere geleiders, zoals bijvoorbeeld beugel 16.

De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot 25 de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

Claims (9)

1. Slangbegeleider (4, 20) voor het uitrijden van een slang, omvattende: 5. een gestel (6); - een met het gestel verbonden koppelmiddelen voor het bevestigen van het gestel aan een voertuig (2); - een aan het gestel aangebrachte geleider (12, 21); en - een geleiderbeugel (16) voor het naar de geleider 10 voeren van de slang en slangkoppelingen waarmee afzonderlijke slangdelen onderling zijn verbonden.

2. Slangbegeleider volgens conclusie 1, waarbij de geleider een horizontale rol (14) omvat die om een in 15 hoofdzaak horizontale houder is aangebracht.

3. Slangbegeleider volgens conclusie 1 of 2, waarbij de geleider een verticale rol omvat die om een in hoofdzaak verticale houder is aangebracht. 20

4. Slangbegeleider volgens conclusie 1, 2 of 3, verder omvattende een scharnierbare arm (8).

5. Slangbegeleider volgens één of meer van de voorgaande 25 conclusies, waarin de geleiderbeugel (16) is uitgevoerd als een gekromd traliewerk.

6. Voertuig (2) voorzien van een slangbegeleider (4) volgens één of meer van de voorgaande conclusies. 30

7. Voertuig (2) volgens conclusie 6, voorzien van een tweede slangbegeleider (20).

8. Voertuig volgens conclusie 6 of 7, verder omvattende eerste koppelmiddelen aan de voorzijde van het voertuig en tweede koppelmiddelen aan de achterzijde van het voertuig voor het koppelen met de slangbegeleider. 5

9. Werkwijze voor het uitrijden van een slang omvattende het voorzien van een slangbegeleider en/of voertuig volgens één of meer van de voorgaande conclusies.