NL2009050C2 - Blokkeringsinrichting voor een voertuig, werkwijze daarvoor en laad-losstation voorzien daarvan. - Google Patents

Description

BLOKKERINGSINRICHTING VOOR EEN VOERTUIG, WERKWIJZE DAARVOOR EN LAAD-LOSSTATION VOORZIEN DAARVAN

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor 5 het blokkeren van een voertuig, zoals een vrachtauto. Dergelijke inrichtingen worden in de praktijk veelal gebruikt voor het blokkeren van een vrachtauto tijdens het laden en lossen daarvan, bijvoorbeeld bij een laad-losstation van een distributiecentrum.

10 Inrichtingen voor het blokkeren van vrachtauto's zijn op zichzelf bekend en worden bijvoorbeeld beschreven in EP 1 120 371 en EP 0 684 915. De hieruit bekende blokkeringsinrichting maakt gebruik van een aandrijving voor het verplaatsten van een wagen over een geleidebaan. Zodra 15 de vrachtauto juist is gepositioneerd ten opzichte van het laad-losstation wordt een blokkeringsmiddel uitgeschoven en/of verplaatst om daarmee het achterwiel van de vrachtauto tegen te houden en wegrijden of wegrollen onmogelijk te maken. Dergelijke blokkeringsinrichtingen zijn relatief 20 complex door de hoeveelheid benodigde onderdelen en in het bijzonder de benodigde aandrijvingen.

Voorts is een blokkeringsinrichting bekend uit NL 2004466. De hieruit bekende blokkeringsinrichting maakt gebruik van verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van 25 een wagen van een eerste rustpositie naar een tweede blokkeringspositie, waarbij gebruik wordt gemaakt van een energieopslagsysteem zodanig dat energie geleverd door het eerste voertuig tijdens het wegrijden gebruikt kan worden voor het verplaatsen van de wagen bij een tweede voertuig.

30 Een in de praktijk optredend probleem bij blokkeringsinrichtingen is de grote optredende variatie tussen voertuigen. Verschillende voertuigen hebben verschillende wieldiameters. Hierdoor werkt de 2 blokkeringsinrichting niet voor alle voertuigen optimaal, waardoor locaties voorzien van een blokkeringsinrichting, zoals bij een distributiecentrum, niet volledig flexibel inzetbaar zijn voor alle typen voertuigen.

5 De onderhavige uitvinding heeft tot doel bovengenoemde problemen met blokkeringsinrichtingen op te lossen of ten minste te reduceren.

Daartoe verschaft de onderhavige uitvinding een inrichting voor het blokkeren van een voertuig, omvattende: 10 - een langs de rijbaan opgestelde leibaan; een blokkeringsmiddel voor het blokkeren van een wiel van het voertuig; en hoogtestelmiddelen voor het in gebruik in hoogte stellen van de leibaan en/of het 15 blokkeringsmiddel.

Een leibaan volgens de uitvinding wordt bijvoorbeeld opgesteld langs een rijbaan van een laad-losstation van bijvoorbeeld een distributiecentrum. Een vrachtauto wordt achteruit langs de leibaan geparkeerd ten behoeve van het 20 laden en lossen.

In de blokkeringspositie grijpt het blokkeringsmiddel, dat in een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm is voorzien aan de door de leibaan geleide wagen, aan op bij voorkeur het achterwiel van een voertuig dat zich 25 achterwaarts beweegt ten opzichte van de inrichting. Alternatief is het blokkeringsmiddel bijvoorbeeld rechtstreeks aan de leibaan voorzien.

Bij voorkeur is het blokkeringsmiddel vormgegeven als een soort staaf die zich uitstrekt in hoofdzaak in een 30 richting weg van de lengterichting van de leibaan, zodanig dat er geen draaiende of klappende beweging uitgevoerd hoeft te worden om het blokkeringsmiddel in de geactiveerde en 3 blokkerende stand te brengen waarin het voertuig wordt vastgehouden.

Volgens de uitvinding zijn verder hoogtestelmiddelen voorzien waarmee in gebruik de leibaan in hoogte kan worden 5 gesteld. Door het in hoogte stellen van de leibaan wordt de leibaan, en het daarmee direct of indirect verbonden blokkeringsmiddel, in hoogte gesteld ten opzichte van de ondergrond en daarmee ten opzichte van het voertuig. Alternatief of aanvullend kunnen de hoogtestelmiddelen ook 10 direct het blokkeringsmiddel in hoogte stellen. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een in hoofdzaak verticale en/of rotatiebeweging van het blokkeringsmiddel ten opzichte van de bijvoorbeeld vast opgestelde geleidebaan.

15 Door het voorzien van hoogtestelmiddelen kan het blokkeringsmiddel op een gewenste hoogte aangrijpen op het wiel van het voertuig. De hoogtestelmiddelen worden hierbij afgestemd op het te blokkeren voertuig. Dit kan handmatig door een bestuurder en/of een locatiebeheerder, bijvoorbeeld 20 een medewerker van het distributiecentrum, als ook automatisch worden uitgevoerd. Hiermee wordt de aangrijpingshoogte van het blokkeringsmiddel op het te blokkeren wiel van het voertuig afgestemd op het type voertuig. Dit vergroot de gebruiksmogelijkheden van de 25 inrichting volgens de vinding. Voorts is het mogelijk de daadwerkelijke aangrijpingshoogte van het blokkeringsmiddel af te stemmen op de blokkeringsbehoefte, bijvoorbeeld een relatief lage aangrijpingshoogte om het wegrollen van het voertuig te beletten tijdens het laden en/of lossen, en 30 bijvoorbeeld een relatief hoge aangrijpingshoogte om het ongeoorloofd wegrijden met het voertuig tijdens het stallen van het voertuig tegen te gaan. Hiermee worden de 4 toepasbaarheid en de gebruiksmogelijkheden van de inrichting volgens de vinding vergroot.

De inrichting is in een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm voorzien van een wagen die verplaatsbaar is 5 ten opzichte van de leibaan, zodanig dat de wagen een bewegende vrachtauto kan volgen. Aan de wagen is bij voorkeur een vergrendelorgaan voorzien waarmee de wagen losmaakbaar vergrendeld kan worden ten opzichte van de leibaan. Bij voorkeur grijpt het vergrendelorgaan direct aan 10 op de leibaan. Echter, het behoort ook tot de mogelijkheden dat het vergrendelorgaan aangrijpt op bijvoorbeeld een ondergrond waarop de leibaan is geplaatst. Ook op deze wijze wordt de wagen vergrendeld ten opzichte van de leibaan. Met behulp van de verplaatsingsmiddelen kan de wagen worden 15 gebracht vanuit een eerste rustpositie waarin een blokkade van het voertuig wordt gerealiseerd naar een tweede blokkeringspositie waarin het mogelijk is om, na vergrendeling van de wagen ten opzichte van de leibaan, het voertuig te blokkeren zodanig dat deze op de gewenste 20 positie stil wordt gehouden. Voorts maken de verplaatsingsmiddelen een omgekeerde beweging van de wagen mogelijk na ontgrendeling in de tweede blokkeringspositie zodanig dat de wagen terug keert naar de eerste rustpositie. Hierbij kan het voertuig de betreffende positie verlaten 25 door het wegrijden van de blokkeringsinrichting.

Bij voorkeur grijpen de hoogtestelmiddelen direct of indirect aan op ten minste één positie op de leibaan en/of het blokkeringsmiddel.

Indien de hoogtestelmiddelen direct aangrijpen op het 30 blokkeringsmiddel behoort het bijvoorbeeld tot de mogelijkheden om een langs de leibaan verplaatsbaar blokkeringsmiddel in hoogte te stellen ten opzichte van de leibaan met behulp van de hoogtestelmiddelen. Hiermee kan op 5 de gewenste positie een in hoogte verstelbaar blokkeringsmiddel worden voorzien.

Indien op één positie op de leibaan wordt aangegrepen door de hoogtestelmiddelen kan de leibaan onder een 5 instelbare hoek ten opzichte van de grond worden gebracht, indien de hoogtestelmiddelen aangrijpen aan of nabij een uiteinde van de leibaan. Overigens behoort een alternatieve en/of aanvullende uitvoering, waarbij de hoogtestelmiddelen op één positie aangrijpen op de leibaan en de leibaan in 10 zijn geheel met behulp van additionele geleiders in hoogte wordt gesteld, bijvoorbeeld door de geleidebaan in geheel in hoogte te verschuiven, eveneens tot de mogelijkheden. Indien de leibaan onder een hoek instelbaar is, kan de hoogte van het blokkeringsmiddel eveneens worden afgestemd op het te 15 blokkeren wiel van het voertuig. In een mogelijke uitvoeringsvorm is één uiteinde van de leibaan roteerbaar rond een bevestigingspunt voorzien en wordt op het andere uiteinde aangegrepen door hoogtestelmiddelen.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de 20 onderhavige uitvinding grijpen de hoogtestelmiddelen direct of indirect aan op een tweede positie op de leibaan.

Door de hoogtestelmiddelen te laten aangrijpen op een tweede positie op de leibaan wordt bewerkstelligd dat de gehele leibaan op controleerbare wijze in hoogte verstelbaar 25 is ten opzichte van de ondergrond. Hiermee kan op nauwkeurige wijze een afstemming worden bereikt tussen een blokkeringsmiddel en het te blokkeren wiel van het te blokkeren voertuig.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de 30 onderhavige uitvinding is de inrichting voorzien van in hoogte verstelbare koppelingsmiddelen voor het op een gewenste hoogte bevestigen of houden van de leibaan.

6

Door het voorzien van koppelingsmiddelen kan de leibaan op een nominale werkhoogte worden gepositioneerd. Deze koppelingsmiddelen zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als een boutverbinding met een staander, waarmee de leibaan op een 5 aantal instelbare vaste nominale posities kan worden bevestigd. Dit heeft als voordeel dat de nominale leibaanhoogte instelbaar is afhankelijk van de te verwachten categorie voertuigen, bijvoorbeeld bestelauto's of vrachtauto's. Voorts kan met variatie binnen deze 10 categorieën voertuigen rekening worden gehouden door toepassing van de hoogtestelmiddelen volgens de vinding. Indien na verloop van tijd een andere categorie voertuig geblokkeerd dient te worden kan de nominale werkhoogte worden aangepast met behulp van de koppelingsmiddelen.

15 Hiermee wordt de flexibiliteit van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding verder vergroot.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de inrichting een rolblokkeringstoestand, waarbij het blokkeringsmiddel 20 aangrijpt op een eerste hoogte, en een vergrendelingstoestand, waarbij het blokkeringsmiddel aangrijpt op een tweede hogere hoogte.

Door het voorzien van een eerste rolblokkeringstoestand en een tweede vergrendelingstoestand kunnen afhankelijk van 25 de situatie de blokkeringsmiddelen aangrijpen op de meest optimale hoogte. Het is gebleken dat bij het laden en lossen van een voertuig een blokkering als hoofddoel heeft het wegrollen van het voertuig te verhinderen. Hiervoor dient het blokkeringsmiddel aan te grijpen op een hoogte van bij 30 voorkeur ten minste 35% van de wieldiameter op het te blokkeren wiel. Indien een voertuig op de positie voor een langere periode wordt geparkeerd, bijvoorbeeld gedurende een nacht, is het bijkomend gewenst het ongewenst verplaatsen 7 van het voertuig tegen te gaan, zodat er sprake is van een vergrendeling. Hierbij dient het blokkeringsmiddel hoog aan te grijpen op het wiel, bij voorkeur ten minste op 45% van de wieldiameter. Het is gebleken dat bij deze hogere hoogte 5 het niet langer mogelijk is om het voertuig als het ware over het blokkeringsmiddel heen te verplaatsen. De keuze instelling voor de rolblokkeringstoestand of de vergrendelingstoestand kan worden gemaakt door de bestuurder van het voertuig en/of de medewerker van het laad-losstation 10 waar de inrichting is gepositioneerd, of op een meer automatische wijze waarbij de instelling bijvoorbeeld afhankelijk wordt gemaakt van het gebruik van het laad-losstation. Hiervoor is een koppeling aanwezig tussen de bediening van het laad-losstation enerzijds en de 15 blokkeringsinrichting anderzijds. Door het gebruik van ten minste twee verschillende instelbare hoogten wordt bewerkstelligd dat de blokkering afhankelijk gemaakt kan worden van de wensen van de gebruikers. Aangrijpen op een lagere hoogte als rolblokkering heeft het voordeel dat dit 20 relatief eenvoudig en snel uitgevoerd kan worden waarbij de bijkomende de kans op schade wordt verminderd. Voor een vergrendeling, gedurende een nacht bijvoorbeeld, dient een hogere hoogte gehanteerd te worden zodat er daadwerkelijk sprake is van een vergrendeling. Hiertoe kan een zorgvuldige 25 positionering worden uitgevoerd. Hiermee wordt de totale effectiviteit van blokkeringsmiddelen volgens de vinding verder vergroot.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de inrichting een 30 detector voor het detecteren van de benodigde aangrijpingshoogte van het blokkeringsmiddel.

Door het voorzien van een detector kan de instelling van de hoogtestelmiddelen op automatische of 8 semiautomatische wijze worden uitgevoerd. Hiermee wordt de kans op vergissingen tegengegaan.

In een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm omvat de detector bepalingsmiddelen die zijn voorzien van ten minste 5 een eerste contactmiddel aan een eerste zijde van het wiel en een tweede contactmiddel aan de andere zijde van het wiel gezien in de looprichting daarvan tijdens het gebruik van de inrichting. Deze contactmiddelen zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als rollen die aangrijpen op het loopvlak van het 10 wiel. Door de onderlinge afstand tussen de ten minste twee contactmiddelen te bepalen terwijl deze in contact zijn met het wiel, en tevens de hoogte van de contactmiddelen ten opzichte van de ondergrond waarover het wiel beweegt, is het mogelijk de diameter van het te blokkeren wiel te bepalen.

15 Hierdoor is de detector in staat om op basis van de wielhoogte, en bij voorkeur in combinatie met de keuze tussen de mogelijke toestanden, waaronder de vergrendelingstoestand en de rolblokkeringstoestand, de benodigde effectieve aangrijpingshoogte voor het 20 blokkeringsmiddel te bepalen. Op deze wijze kan een gebruiksvriendelijke inrichting volgens de vinding worden gerealiseerd. Bijkomend wordt door het gebruik van de detector een effectief blokkeringsmiddel gerealiseerd waarbij geen tijdsverlies optreedt door het wachten op een 25 instelling aangezien de detector bij voorkeur werkzaam is tijdens het positioneren van het voertuig ten opzichte van de leibaan.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is het blokkeringsmiddel 30 voorzien aan een verplaatsbare door de leibaan geleide wagen.

Door gebruik van de eerder besproken wagen is een flexibele positionering van het blokkeringsmiddel ten 9 opzichte van het voertuig mogelijk. Dit maakt het gebruik in de praktijk een stuk eenvoudiger. De wagen kan op diverse wijzen worden aangedreven, waaronder door gebruikmaking van een buigzaam orgaan, zoals een staalkabel, en andere 5 vergelijkbare wijzen zoals beschreven in NL 2004466. Bij voorkeur maakt de blokkeringsinrichting volgens de onderhavige vinding gebruik van een vergrendelorgaan eveneens overeenkomstig NL 2004466.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm 10 volgens de onderhavige uitvinding omvat de inrichting verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van de wagen tussen een eerste rustpositie van het blokkeringsmiddel en een tweede blokkeringspositie, waarbij de verplaatsingsmiddelen zijn voorzien van een 15 energieopslagsysteem zodanig dat energie geleverd door het voertuig bruikbaar is voor het plaatsen van de wagen.

Het gebruik van een energieopslagsysteem voor een blokkeringsinrichting is op zichzelf bekend uit reeds genoemde document NL 2004466. Bij voorkeur worden de 20 hoogtestelmiddelen eveneens werkzaam verbonden met het energieopslagsysteem voor het in hoogte verplaatsen van de leibaan. Hiermee kan op effectieve wijze potentiële energie worden teruggewonnen bij het neerwaarts bewegen van de leibaan die vervolgens gebruikt kan worden bij het opwaarts 25 bewegen van de leibaan ten behoeve van een volgend voertuig. Op deze wijze wordt een energie-efficiënte inrichting gerealiseerd.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een laad-losstation voor het voorzien van een inrichting 30 zoals bovenstaand beschreven.

Een dergelijk laad-losstation biedt gelijke effecten en voordelen als beschreven voor de inrichting. Bijkomend wordt door het gebruik van de hoogtestelmiddelen mogelijk om elk 10 afzonderlijk station te gebruiken voor alle categorieën en typen voertuigen. Hierdoor wordt de inzetbaarheid van een dergelijk station verder vergroot.

De onderhavige uitvinding heeft voorts tevens 5 betrekking op een werkwijze voor het blokkeren van een voertuig in een gewenste positie omvattende het voorzien van een inrichting zoals bovenstaand beschreven.

Een dergelijke werkwijze biedt eveneens gelijke effecten en voordelen als beschreven voor de inrichting 10 en/of het laad-losstation.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarbij wordt verwezen naar de bij gevoegde tekeningen, waarin tonen: 15 - Figuur 1 een aanzicht van een laad-losstation bij een distributiecentrum; - Figuur 2A-F aanzichten van een eerste uitvoeringsvorm van de blokkeringsinrichting volgens de uitvinding; 20 - Figuur 3A-F aanzichten van alternatieve uitvoeringsvormen volgens de uitvinding; - Figuur 4A-B aanzichten van een verdere uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding; 25 - Figuren 5A-B en 6A-B aanzichten van een verdere uitvoeringsvorm volgens de vinding.

Een laad-losplek 2 (fig. 1) is voorzien bij een gebouw 4. Elke laad-losplek 2 is voorzien van een opening of deur 6 en een zogeheten dockshelter 8 voor afscherming daarvan. Een 30 vrachtauto 10 wordt onder meer met de achterwielen 12 achterwaarts gereden naar de laad-losplek 2. De vrachtauto 10 beweegt zich hierbij in hoofdzaak evenwijdig aan de blokkeerinrichting 14.

11

Een blokkeringsinrichting 16 (figuur 2A-F) is geplaatst op ondergrond 18. Inrichting 16 is voorzien van leibaan 20 die in de getoonde uitvoeringsvorm met hoogtestelmiddelen 22 in hoogte ten opzichte van ondergrond 18 gesteld kan worden.

5 Hoogtestelmiddelen 22 omvatten een arm 24 die met rotatieas 26 aan steun 28 op ondergrond 18 is verbonden, en een tweede arm 30 die met tweede rotatieas 32 aan tweede steun 34 op ondergrond 18 is verbonden. Aan de andere uiteinden zijn armen 24, 30 via respectievelijke rotatieassen 32, 34 10 verbonden met leibaan 20.

In de getoonde uitvoeringsvorm is aan de voorzijde van inrichting 16 een schuin opwaarts lopend element 36 voorzien en aan het andere uiteinde van leibaan 20 een tweede rechthoekig element 38 ter indicatie van de positie van 15 inrichting 16. Aan de zijde waarin een wiel W in inrichting 16 wordt gereden, veelal achterwaarts, bevindt zich een grondplaat 40 waarin in de getoonde uitvoeringsvorm een tweetal uitsparingen 42, 44 zijn voorzien waarin een eerste contactstaaf 46 en een tweede contactstaaf 48 zijn voorzien 20 in de rustpositie (figuur 2A). Zodra een wiel W grondplaat 40 bereikt, wordt wagen 50 met contactelementen 46, 48 ontkoppeld uit grondplaat 40 en met behulp van wielen of rollen 52 verplaatst in geleider 54 van leibaan 20. In de getoonde uitvoeringsvorm vormen contactmiddelen 46, 48 25 tevens blokkeringsmiddelen.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn in gebruik contactmiddelen 46, 48 aan weerszijden in contact met wiel W. Hierbij is contactmiddel 46 bevestigd aan subdeel 56 van wagen 50 en contactmiddel 48 aan subdeel 58 van wagen 50.

30 Subdelen 56, 58 zijn in de getoonde uitvoeringsvorm onderling verbonden met behulp van een veer 60 zodat in gebruik contactmiddelen 46, 48 tegen het loopvlak van wiel W worden gehouden.

12

In de getoonde uitvoeringsvorm maken rollen 62 deel uit van de aandrijving en/of vergrendelmechanisme op een soortgelijke wijze als beschreven in NL 2004466.

Met behulp van detectoren 64, 66 worden in de getoonde 5 uitvoeringsvorm de onderlinge afstand tussen subwagens 56, 58 en de hoogte van contactmiddelen 46, 48 ten opzichte van ondergrond 18 bepaald. Op deze wijze kan de gewenste hoogte-instelling worden bepaald.

In de getoonde uitvoeringsvorm heeft wiel W 10 bijvoorbeeld een diameter van zo'n 1050 mm en is een eerste rolblokkeringshoogte van leibaan 20 zo'n 350 mm en een tweede vergrendelingshoogte 450 mm (fig. 2E). De instelling tussen de verschillende hoogten is mogelijk via instelknop 68. Overigens kan het op geheel automatische wijze worden 15 uitgevoerd.

Zodra wiel W achterwaarts over grondplaat 40 beweegt, worden contactmiddelen 44, 46 vrijgegeven en zal wiel W volgen. Gelijktijdig worden armen 24, 30 bewogen zodanig dat leibaan 20 vanaf ondergrond 18 omhoog wordt gebracht tijdens 20 het volgen van wagen 50 van wiel W. Tijdens het volgen wordt in de getoonde uitvoeringsvorm de gewenste blokkeringshoogte vastgesteld met behulp van detectoren 64, 68 en instelling 68. Vervolgens wordt wiel W op de gewenste positie vastgezet.

25 In een alternatieve uitvoeringsvorm is blokkeringsinrichting 70 (fig. 3A-F) grotendeels voorzien van dezelfde componenten als eerder besproken blokkeringsinrichting 16. Navolgend zal dan ook aansluitend op de verschillen worden ingegaan. Blokkeringsinrichting 70 30 is aan uitsluitend één zijde voorzien van hoogtestelmiddelen 22. Voorts is een wagen 72 voorzien die in deze uitvoeringsvorm bestaat uit een enkel deel. Hierbij wordt opgemerkt dat blokkeringsinrichting 70 eveneens kan worden 13 voorzien van een wagen 50 voorzien van subdeel 56 en subdeel 58, terwijl ook blokkeringsinrichting 16 (figuur 2A-F) voorzien kan worden van een enkele wagen 72 (figuur 3A-F). Overigens geldt dat de afzonderlijke uitvoeringsvormen die 5 worden getoond onderdelen kunnen uitwisselen.

Blokkeringsinrichting 70 is verder voorzien van koppelingsmiddelen 74 waarbij leibaan 76 aan één uiteinde met rotatieas 78 is verbonden met staander 80. In de getoonde uitvoeringsvorm is leibaan 76 in de rustpositie 10 (figuur 3A) met een eerste uiteinde gebracht op ondergrond 18. Bodemplaat 82 met daarin aangebracht een uitsparing 84 voor blokkeringselement 86 wordt door wiel W overreden waarna blokkeringselement 86 en wagen 72 wiel W zullen volgen waarbij gelijktijdig leibaan 76 omhoog wordt gebracht 15 ( figuur 3C) .

In de getoonde uitvoeringsvorm van inrichting 70 is vervolgens leibaan 76 in hoogte verder verschuifbaar (figuur 3E) door gebruik te maken van geleiders 88 aan de uiteinden van leibaan 76. Hiermee is leibaan 76 bijvoorbeeld van een 20 hoogte van zo'n 350 mm verder omhoog te brengen naar een hoogte van zo'n 450 mm.

Optioneel is het ook mogelijk om leibaan 76 uitsluitend te voorzien van deze in hoogte verschuifbare optie waarbij leibaan 76 vanaf ondergrond 18 naar de gewenste hoogte wordt 25 geschoven, of om leibaan 76 uitsluitend met een uiteinde roterend te voorzien waarbij leibaan 76 in de meeste gebruikstoestanden derhalve onder een hoek staat met ondergrond 18.

In de getoonde uitvoeringsvorm is blokkeringsinrichting 30 70 zodanig uitgevoerd dat in een eerste nominale toestand (figuur 3C en D) leibaan 76 op de rolblokkeringshoogte is voorzien waarbij blokkeringselement 86 voorkomt dat wiel W wegrolt tijdens het laden en lossen bijvoorbeeld. In een 14 vergrendelingstoestand (figuur 3E en F) is leibaan 76 op een grotere hoogte gebracht zodanig dat blokkeringselement 86 wiel W vergrendelt tegen het ongewenst wegrijden daarvan.

Een verder alternatieve uitvoeringsvorm voor 5 blokkeringsinrichting 90 (figuur 4A-B) is grotendeels gebaseerd op blokkeringsinrichting 16 (figuur 2A-F). In de getoonde uitvoeringsvorm is blokkeringsinrichting 90 (figuur 4A-B) voorzien van een wagen 92 die grotendeels leibaan 94 omgeeft. Blokkeringselement 96 blokkeert wiel W.

10 Blokkeringsinrichting 90 is voorzien van leibaan 94 waarop een geleidevlak of geleiderails 98 is voorzien waarover wagen 92 met wielen 100 verplaatsbaar is. Loopwielen 102 maken verplaatsing van wagen 92 over leibaan 94 mogelijk. Blokkeringselement of blokkeringsstaaf 96 grijpt aan op 15 loopvlak 104 van wiel W. In de getoonde uitvoeringsvorm bewegen loopwielen 102 in omgezette rand 103 van zijrand 105.

Indien een vrachtwagen gepositioneerd dient te worden nabij opening 6 van laad-losplek 2 zal deze zich in 20 achterwaartse richting als eerste met achterwiel 12 begeven over grondplaat 40. Met behulp van sensoren 106,108 (figuur 2A) wordt het passeren van achterwiel W geconstateerd waarna, bij aanwezigheid van blokkeringsstaaf 48 in uitsparing 44, wagen 50 wordt vrijgegeven en deze wiel W zal 25 volgen in de richting van opening 6.

Na het bereiken van de gewenste laad-lospositie voor vrachtwagen 10 wordt met behulp van bedieningsknop 68 de vergrendeling en/of rolblokkering geactiveerd op de eerder beschreven wijze. Nadat het laden en/of lossen geheel is 30 afgerond wordt de vergrendeling en/of de rolblokkering ontkoppeld en kan vrachtwagen 10 zich voorwaarts bewegen langs leibaan 20. Hierbij wordt in de voordelige uitvoeringsvorm wagen 2 vooruit geduwd zodanig dat 15 telescoopveren (niet getoond) van het energie-opslagsysteem 110 (figuur 2A) worden uitgetrokken en daarmee als het ware op spanning worden gebracht. Nadat vrachtwagen 10 de voorzijde van leibaan 20 heeft bereikt wordt 5 blokkeringsstaaf 48 gedrukt in uitsparing 44 van de grondplaat 40. Hiermee is energie opgeslagen in systeem 10 en gereed voor gebruik van een volgende vrachtwagen 10. Ook bij de hoogteverandering van leibaan 20 kan gebruik worden gemaakt van telescoopveren waarmee geen of slechts minimaal 10 netto externe energie toegevoerd hoeft te worden voor het op hoogte stellen van leibaan 20.

In een verdere alternatieve uitvoeringsvorm is blokkeringsinrichting 112 (figuur 5A-B en 6A-B) voorzien van een in hoogte verstelbare blokkeringstaaf 114 die kan 15 aangrijpen op wiel W. Geleidebaan 116 is vast opgesteld en wagen 118 beweegt in hoofdzaak uitsluitend in horizontale richting over geleidebaan 116. Wagen 118 is hierbij op bekende wijze vast te zetten op geleidebaan 116 met fixatiemechanisme 120. Via mechanisme 122 wordt arm 124 20 waaraan blokkeringstaaf 114 is bevestigd geroteerd rond as 126. Door de rotatie wordt staaf 114 in hoogte bewogen ten opzichte van de ondergrond en het daarop verrijdbare wiel W. Hierbij wordt in de getoonde uitvoeringsvorm in hoogte verstelbare geleider 128 meebewogen tussen een hoge stand 25 (figuur 6A en B) en een lage stand (figuur 5A en B) waarbij de hoogte bijvoorbeeld varieert van 425 mm naar 325 mm. Andere hoogten behoren eveneens tot de mogelijkheden.

Het zal duidelijk zijn dat diverse onderdelen van de getoonde uitvoeringsvormen onderling uitwisselbaar zijn.

30 Zoals reeds besproken is bijvoorbeeld wagen 20 ook toepasbaar in andere uitvoeringsvormen. Ook kan grondplaat 40 bijvoorbeeld worden gebruikt in andere uitvoeringsvormen. De optionele toepassing van het energieopslagsysteem 110 kan 16 eveneens in de verschillende uitvoeringsvormen worden doorgevoerd. Ook andere onderdelen zijn hierbij bruikbaar.

In de getoonde uitvoeringsvormen zijn lijbanen 20, 94 voorzien over een lengte van zo'n 3 tot 3,5 m en is leibaan 5 20, 94 in hoogte instelbaar vanaf de ondergrond 18 tot een hoogte van zo'n 500 mm hierboven. Uiteraard behoren andere hoogten eveneens tot de mogelijkheden. Tussengelegen hoogten zijn in diverse uitvoeringsvormen eveneens mogelijk waarbij specifiek mogelijkheid wordt geboden voor de genoemde 10 rolblokkeringstoestand en vergrendelingstoestand.

De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei 15 modificaties denkbaar zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat diverse mechanische omkeringen mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding. Dit betreft bijvoorbeeld het spannen en ontspannen van veer 60 in blokkeringsinrichting 16.

20

Claims (12)

1. Inrichting voor het blokkeren van een voertuig, omvattende: 5. een langs de rijbaan opgestelde leibaan; een blokkeringsmiddel voor het blokkeren van een wiel van het voertuig; en hoogtestelmiddelen voor het in gebruik in hoogte stellen van de leibaan en/of het 10 blokkeringsmiddel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de hoogtestelmiddelen direct of indirect aangrijpen op ten minste één positie op de leibaan en/of het 15 blokkeringsmiddel.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarin de hoogtestelmiddelen direct of indirect aangrijpen op een tweede positie op de leibaan. 20

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, verder omvattende in hoogte verstelbare koppelingsmiddelen voor het op een gewenste hoogte bevestigen of houden van de leibaan. 25

5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, verder omvattende een rolblokkeringstoestand waarbij het blokkeringsmiddel aangrijpt op een eerste hoogte, en een 30 vergrendelingstoestand waarbij het blokkeringsmiddel aangrijpt op een tweede hogere hoogte.

6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, verder omvattende een detector voor het detecteren van een benodigde aangrijpingshoogte van het blokkeringsmiddel. 5

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarin de detector bepalingsmiddelen omvat voorzien van een eerste contactmiddel in gebruik gepositioneerd aan een eerste zijde van het wiel, en een tweede contactmiddel in 10 gebruik gepositioneerd aan de andere zijde van het wiel gezien in de looprichting, voor het bepalen van de onderlinge afstand tussen, en de hoogte van, de contactmiddelen.

8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het blokkeringsmiddel is voorzien aan een verplaatsbare door de leibaan geleide wagen.

9. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande 20 conclusies, verder omvattende verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van de wagen tussen een eerste rustpositie voor het blokkeringsmiddel en een tweede blokkeringspositie, waarbij de verplaatsingsmiddelen zijn voorzien van een energieopslagsysteem zodanig dat 25 energie geleverd door het voertuig bruikbaar is voor het plaatsen van de wagen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarin de hoogtestelmiddelen werkzaam zijn verbonden met het 30 energieopslagsysteem voor het in hoogte verplaatsen van de leibaan.

11- Laad-losstation voorzien van een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies.

12. Werkwijze voor het blokkeren van een voertuig in een 5 gewenste positie, omvattende het voorzien van een inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-10.