NL2001911C2 - Hijsinrichting. - Google Patents

Hijsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2001911C2
NL2001911C2 NL2001911A NL2001911A NL2001911C2 NL 2001911 C2 NL2001911 C2 NL 2001911C2 NL 2001911 A NL2001911 A NL 2001911A NL 2001911 A NL2001911 A NL 2001911A NL 2001911 C2 NL2001911 C2 NL 2001911C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hoisting device
superstructure
chassis
vertical projection
end portion
Prior art date
Application number
NL2001911A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2001911A1 (nl
Inventor
Dirk Albertus Bodegom
Original Assignee
Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bos & Kalis Baggermaatsch filed Critical Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority to NL2001911A priority Critical patent/NL2001911C2/nl
Publication of NL2001911A1 publication Critical patent/NL2001911A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2001911C2 publication Critical patent/NL2001911C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C19/00Cranes comprising trolleys or crabs running on fixed or movable bridges or gantries
    • B66C19/002Container cranes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C5/00Base supporting structures with legs
    • B66C5/10Portals, i.e. essentially circular or square platforms with three or more legs specially adapted for supporting slewing jib cranes

Description

Nr. NLP183958A Hij sinrichting
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekkingen op hijsinrichtingen die geschikt zijn voor de bouw van civiele werken, 5 zoals een oeverlichaam.
Bij de aanleg van een oeverlichaam, zoals een golfbreker, wordt een langwerpig basislichaam gestort dat is samengesteld met breuksteenlagen, waarna over de waterzijde een beschermingslaag wordt aangebracht waarvan de bovenste 10 laag grote betonblokken omvat. De beschermingsmaterialen en de betonblokken worden geplaatst door middel van een hijskraan die op het basislichaam is opgesteld, waarbij het belangrijk is de beschermingsmaterialen en betonblokken volgens een vast stramien in verband te plaatsen om een 15 sterke bovenlaag te verkrijgen. De hijskraan is bijvoorbeeld een hydraulisch aangedreven graafmachine (excavator) of een draadkraan. Een draadkraan heeft als nadeel dat de lastpositie door slingeren onvoldoende beheersbaar is, waardoor de plaatsing van de beschermingsmaterialen 20 onnauwkeurig is. Een hydraulisch aangedreven graafmachine kan weliswaar nauwkeuriger werken, maar kent een beperkter werkbereik van de bak. Het opschalen van een hydraulisch aangedreven graafmachine tot het gewenste eindbereik van de bak vereist een herontwerp van de volledige machine, met 2 name van de hydraulische installatie. Dit is voor fabrikanten van graafmachines niet aantrekkelijk of binnen de aanvaardbare risico's technisch onhaalbaar. Anderzijds bestaat er wel behoefte aan nauwkeurig werkende 5 hijsinrichtingen met voldoende bereik om een civiel werk op te bouwen.
Een doel van de uitvinding is een hijsinrichting te verschaffen voor een nauwkeurige opbouw van civiele werken.
10 Een doel van de uitvinding is een hijsinrichting te verschaffen voor de opbouw van civiele werken, die relatief eenvoudig kan worden opgeschaald naar een gewenst eindbereik.
15
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft een hijsinrichting in het bijzonder voor de bouw van civiele werken, omvattend een in 20 een rijrichting verrijdbaar en op een althans nagenoeg horizontaal steunvlak plaatsbaar onderstel met meerdere verspreide contactplaatsen op het steunvlak, een draagconstructie op het onderstel waarvan een eerste eindgedeelte zich in verticale projectie dwars op het steunvlak beschouwd 25 aan ten minste een eerste zijde van het onderstel buiten het onderstel uitstrekt, en een op het eerste eindgedeelte van de draagconstructie opgestelde eerste draaikrans waarop een bovenwagen is voorzien die door middel van de draaikrans draaibaar is om een eerste verticale draai-as, waarbij de 30 bovenwagen een hijsarm omvat die boven de eerste draaikrans en bij voorkeur boven de draagconstructie reikt, waarbij de hijsinrichting een eerste werkstand bezit waarin in de verticale projectie beschouwd het massazwaartepunt van de hijsinrichting zich binnen de gezamenlijke contactplaatsen 35 bevindt en de bovenwagen ten opzichte van de draagconstructie een stand bezit waarin de eerste draai-as in de verticale projectie en in de richting van het 3 onderstel naar het eerste eindgedeelte beschouwd buiten een eerste gedeelte van de contactplaatsen van het onderstel staat die het onderstel aan de zijde van het eerste eindgedeelte ondersteunen. Met het eerste gedeelte van de 5 contactplaatsen worden de contactplaatsen bedoeld die een druktoename ondergaan wanneer het eigengewicht van de bovenwagen wordt vergroot.
De bovenwagen staat in de eerste werkstand op het eindgedeelte boven en buiten de contactplaatsen van het 10 onderstel die het eerste eindgedeelte ondersteunen, hetgeen de hijsarm een groot werkbereik kan geven. Het massazwaar-tepunt van de hijsinrichting bevindt zich daarbij binnen de gezamenlijke contactplaatsen, waardoor het onderstel als een evenwichtstafel stabiel op het steunvlak blijft staan. Het 15 werkbereik kan worden opgeschaald door het eerste eindgedeelte te dimensioneren waardoor de bovenwagen zelf niet hoeft te worden aangepast.
In een uitvoeringsvorm bepaalt de bovenwagen aan zijn van de hijsarm afgekeerde achterzijde door de ver-20 draaiing een omschreven draaicirkel, waarbij de hijsinrichting een tweede werkstand bezit waarin in de verticale projectie beschouwd het massazwaartepunt van de hijsinrichting zich binnen de gezamenlijke contactplaatsen bevindt en de bovenwagen ten opzichte van de draagconstructie een stand 25 bezit waarin de omschreven draaicirkel zich in de verticale projectie en in de richting van het onderstel naar het eerste eindgedeelte beschouwd buiten het eerste gedeelte van de contactplaatsen bevindt. De bovenwagen is in de verticale projectie beschouwd in de tweede stand verder van het eerste 30 gedeelte van de contactplaatsen geplaatst dan in de eerste Stand, waardoor het werkbereik van de hijsarm groter kan zijn, bijvoorbeeld ruim buiten het onderstel.
In een uitvoeringsvorm is de bovenwagen in horizontale richting verplaatsbaar over de draagconstructie 35 van de eerste en/of tweede stand naar een derde stand waarin de rotatie-as in verticale projectie en in de richting van het eerste eindgedeelte naar het onderstel beschouwd binnen 4 de contactplaatsen staat. Hiermee kan met de hijsarm een werkbereik aan weerszijden van het eerste gedeelte van de contactplaatsen worden bestreken. Voorts staat het gewicht van de bovenwagen dan over de contactplaatsen verdeeld, 5 waardoor het onderstel relatief stabiel kan worden verreden.
In een uitvoeringsvorm strekt het eerste eindge-deelte zich vanaf het eerste gedeelte van de contactplaatsen vrij uit boven het steunvlak. Het vrije eindgedeelte en daarmee de bovenwagen kan dan bijvoorbeeld boven een water 10 worden geplaatst om van daaraf werkzaamheden onder water te verrichten.
De bovenwagen kan in verticale projectie beschouwd aan weerszijden buiten de contactplaatsen werken indien de draagconstructie tegenover het eerste eindgedeelte een 15 tweede eindgedeelte omvat dat zich in verticale projectie beschouwd aan een tegengesteld aan de eerste zijde van het onderstel gelegen tweede zijde van het onderstel buiten het onderstel uitstrekt, waarbij de bovenwagen verplaatsbaar is tussen het eerste eindgedeelte en het tweede eindgedeelte.
20 In een uitvoeringsvorm is de draagconstructie ten opzichte van het onderstel symmetrisch opgebouwd.
De bovenwagen kan beheerst ten opzichte van het onderstel worden verplaatst indien de draagconstructie is voorzien van een zich horizontaal uitstrekkende eerste 25 geleiding voor ondersteunde translatie van de bovenwagen ten opzichte van de draagconstructie.
In een uitvoeringsvorm daarvan omvat de tweede geleiding een rails en een over de rails verrijdbare onderwagen die de draaikrans draagt.
30 In een uitvoeringsvorm omvat de hijsinrichting een door de draagconstructie boven de ondergrond gedragen eerste contragewicht dat zich in verticale projectie en in de richting van het eerste eindgedeelte naar het onderstel beschouwd aan de tegengestelde zijde van het eerste gedeelte 35 van de contactplaatsen bevindt om ten minste een gedeelte van het gewicht van de bovenwagen ten opzichte van het eerste gedeelte van de contactplaatsen te compenseren. Het 5 eerste contragewicht kan dan evenredig met de gekozen lengte van het vrije eindgedeelte worden gedimensioneerd om de afstand tussen de bovenwagen en het eerste gedeelte van de contactplaatsen te vergroten.
5 De totale massa van de bovenwagen met de hijslast enerzijds en het eerste contragewicht anderzijds kunnen elkaar in hoofdzaak in balans houden ten opzichte van het eerste gedeelte van de contactplaatsen indien het eerste contragewicht een massa bezit die vergelijkbaar is of in 10 hoofdzaak gelijk is aan de massa van de bovenwagen plus bij voorkeur de hijslast.
Het door het eerste contragewicht uitgeoefende gewichtsmoment ten opzichte van het eerste gedeelte van de contactplaatsen kan worden afgestemd op het door de boven-15 wagen uitgeoefende gewichtsmoment indien het eerste contragewicht in verticale projectie beschouwd verplaatsbaar is van en naar het eerste gedeelte van de contactplaatsen.
Het eerste contragewicht kan beheerst ten opzichte van het onderstel worden verplaatst indien de draag-20 constructie is voorzien van een zich horizontaal uitstrekkende tweede geleiding voor ondersteunde verplaatsing van het eerste contragewicht ten opzichte van de draagconstructie .
In een uitvoeringsvorm daarvan omvat de eerste 25 geleiding een rails waaraan het eerste contragewicht verrijdbaar is opgehangen.
In een uitvoeringsvorm omvat de hijsinrichting een aandrijving voor verplaatsing van de bovenwagen en/of het eerste contragewicht ten opzichte van de eerste respec-30 tievelijk tweede geleiding. De verplaatsing van de bovenwagen en/of het eerste contragewicht kan dan vanuit een besturingscabine worden uitgevoerd, bijvoorbeeld een bestu-ringscabine van de bovenwagen.
In een uitvoeringsvorm is de aandrijving ingericht 35 voor tegengesteld gericht gekoppelde verplaatsing, waardoor een eenmaal ingestelde gewichtsbalans van de bovenwagen en het eerste contragewicht ten opzichte van het eerste 6 gedeelte van de contactplaatsen behouden kan blijven.
In een uitvoeringsvorm is de bovenwagen voorzien van een tweede contragewicht om ten minste een gedeelte van het gewicht van de hefarm ten opzichte van de eerste draai-5 krans te compenseren, waardoor de draaikrans en het onderliggende eerste of tweede einddeel in de verschillende draaistanden van de bovenwagen op gunstige wijze in hoofdzaak op druk wordt belast.
In een uitvoeringsvorm is de bovenwagen uitgevoerd 10 als balanceerkraan.
In een uitvoeringsvorm is de bovenwagen uitgevoerd als draadkraan.
In een uitvoeringsvorm is de bovenwagen uitgevoerd als graafmachine of excavator.
15 In een uitvoeringsvorm omvat de draagconstructie een stijf bovendeel waaraan het eerste en/of tweede eindge-deelte zijn voorzien, en een tweede draaikrans tussen het bovendeel en het onderstel waarmee het bovendeel draaibaar is om een verticale draai-as tussen een stand dwars op de 20 rijrichting en een stand in de rijrichting. De tweede draaikrans maakt het mogelijk de stand van het bovendeel naar de situatie ter plaatse aan te passen, en kan daardoor bijvoorbeeld tijdens het verrijden worden verdraaid om een langszij gelegen obstakel te kunnen passeren.
25 In een uitvoeringsvorm die geschikt is voor de aanleg van oeverlichamen omvat de hefarm een bak of manipulator met een bereik van ten minste 10-60 meter ten opzichte van het gezamenlijke middenpunt van de contactplaatsen.
De in deze beschrijving en conclusies van de 30 aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het 35 bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
7
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 5 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuren 1A-1C een gedeeltelijke dwarsdoorsnede en twee bovenaanzichten van een waterkering die wordt opgebouwd door middel van een hijsinrichting met een balanceerkraan 10 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de hijsinrichting in verschillende standen is weergegeven;.
Figuren 2A en 2B de waterkering volgens figuren 1A-1C, opgebouwd door middel van een hijsinrichting met een 15 balanceerkraan volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 3 de waterkering volgens de voorgaande figuren, opgebouwd door middel van een hijsinrichting met een balanceerkraan volgens een derde uitvoeringsvorm van de 20 uitvinding;
Figuren 4A-4C de waterkering volgens de voorgaande figuren, opgebouwd door middel van een hijsinrichting met een draadkraan volgens een vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding; 25 Figuur 5 de waterkering volgens de voorgaande figuren, opgebouwd door middel van een hijsinrichting met een balanceerkraan volgens een vijfde uitvoeringsvorm van de uitvinding;.
Figuur 6 de waterkering volgens de voorgaande 30 figuren, opgebouwd door middel van een hijsinrichting met een balanceerkraan volgens een zesde uitvoeringsvorm van de uitvinding; en
Figuur 7 de waterkering volgens de voorgaande figuren, opgebouwd door middel van een hijsinrichting met 35 een balanceerkraan volgens een zevende uitvoeringsvorm van de uitvinding.
8
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De figuren tonen in dwarsdoorsnede of boven- 5 aanzicht een langwerpige, zich grotendeels onder de waterlijn 7 van een kustwater 8 bevindend oeverlichaam 1 in aanbouw. Het oeverlichaam 1, die in de figuren slechts schematisch is weergegeven, omvat een langwerpig basis lichaam 2 met een recht, geheel boven de waterlijn 7 gelegen 10 bovenvlak 3 en twee schuin aflopende zijvlakken 4. Het basislichaam 2 is bijvoorbeeld samengesteld met breuksteenlagen. Op de zijvlakken 4 is een beschermingslaag 5 aangebracht, die is opgebouwd uit meerdere lagen beschermings-materiaal waarvan de bovenste laag grote betonblokken 6 15 omvat. Deze betonblokken 6 en het overige beschermingsmate-riaal zijn met een over het bovenvlak 3 rijdend transportmiddel aangevoerd, in dit voorbeeld een kiepwagen 9. De beschermingslaag 5 is opgebouwd door middel van een hijsinrichting volgens de uitvinding, waarvan meerdere hierna te 20 bespreken uitvoeringsvormen in de figuren zijn weergegeven.
Figuren 1A-C tonen een hijsinrichting 100 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. De hijsinrichting 100 omvat een in hoofdzaak van staal vervaardigde onderwagen 101 die is opgebouwd met twee evenwijdige 25 subgestellen 104, 105 met in dit voorbeeld elk een omlopende rupsband 102, 103 die een verrijdbaar onderstel vormen voor verplaatsing van de onderwagen 101 in richting A over het bovenvlak 3 van het oeverlichaam 1. De rupsbanden 102, 103 staan derhalve op verspreide contactplaatsen 118, 119 op het 30 bovenvlak 3 voor de zijwaartse stabiliteit van de onderwagen 101. De onderwagen 101 is voorzien van een eigen aandrijving 108 voor de rupsbanden 102, 103. Op beide subgestellen 104, 105 staan verticale portaaldelen 106, 107 waarop twee zich evenwijdig en horizontaal uitstrekkende, rechte draagbalken 35 109, 110 met hartlijnen SI, S2 zijn bevestigd. De draagbalken 109, 110 zijn over de lengte buigstijf gedimensioneerd, bijvoorbeeld door samenstelling met stalen I balken.
9
De draagbalken 109, 110 bezitten in de richting van de hartlijn SI, S2 beide een middensectie 109b, 110b die de beide portaaldelen 106, 107 stijf met elkaar verbindt, en 5 aan weerzijden daarvan twee vrijhangende eindsecties 109a, 109c, 110a, 110c. De subgestellen 104, 105 vormen beide aan de zijde van de dichtstbijzijnde eindsecties 109a, 109c, 110a, 110c een denkbeeldige horizontale omkantellijn Tl, T2 van de onderwagen 101 ten opzichte van de contactplaatsen 10 118, 119. De denkbeeldige horizontale omkantellijn Tl, T2 is afhankelijk van de uitvoering van de subgestellen 104, 105 gelegen tussen respectievelijk het hart en de buitenrand van de rupsbanden 102, 103. In verticale projectie strekken de vrije eindsecties 109a, 109c, 110a, 110c zich vanaf de 15 omkantelli jnen Tl, T2 naar buiten uit, en strekken zich daarbij over een overspanlengte R uit over een groot gedeelte, bijvoorbeeld meer dan de helft, van de breedte van de beschermingslaag 5.
De draagbalken 109, 110 zijn voorzien van zich 20 over de lengte uitstrekkende, rechte onderrails 111 waaraan door middel van rollen 113 een eerste contragewicht 114 is opgehangen voor verplaatsing van het eerste contragewicht in richting B2 over de lengte van de draagbalken 109, 110. De draagbalken 109, 110 zijn voorts voorzien van zich over de 25 lengte uitstrekkende, rechte bovenrails 112 waarop een balanskraan 150 staat.
De balanskraan 150 omvat een onderstel 152 dat in richting BI verrijdbaar is over de bovenrails 112. Op het onderstel 152 staat een verticale kolom 151 met een draai-30 krans 164 voor rotatie van een bovenwagen 153 om een verticale rotatie-as D. De bovenwagen 153 omvat aan de voorzijde een besturingscabine 159 en aan de bovenzijde een draaipunt 156 voor een balansgiek 154 die daarmee in richting E verzwenkbaar is, en een boom 155 met een knijperbak 163 die 35 in richting F1 verzwenkbaar is om een draaipunt 157 ten opzichte van de balansgiek 154. De boom 155 is via een draaipunt 160 aan de bovenzijde met een pendelstaaf 158 10 verbonden, welke via een draaipunt 161 tevens met een tweede contragewicht 155 is verbonden.
Het tweede contragewicht 155 steunt kantelbaar om een draaipunt 162 in richting F2 op het tegengestelde korte 5 uiteinde van de balansgiek 154. Het draaipunt 162 van het tweede contragewicht 155 is daardoor in hoofdzakelijk verticale zwenkrichting G2 beschouwd tegengesteld beweegbaar aan de grotere beweging G1 van het draaipunt van de boom 155 om een groot deel van het gewicht van de balansgiek 154, de 10 boom 155 en de last in de knijperbak 163 te compenseren, en is in richting F2 kantelbaar in hoofdzaak gelijkmatig met het zwenken van de boom 154 in richting F1 om het uitzwenken van de boom 155 te compenseren. Hierdoor is balanskraan 150 in onbelaste toestand hoofdzakelijk in balans ten opzichte 15 van zijn kolom 151, en worden hoofdzakelijk slechts buigmomenten op de kolom 151 uitgeoefend indien een zware last zoals een betonblok 6 aanwezig is in de knijperbak 163.
De rijbeweging van de balanceerkraan 150 in richting Bl langs de draagbalken 109, 110 is gekoppeld aan 20 de rijbeweging van het eerste contragewicht 114 in richting B2. In dit voorbeeld zijn de rijbewegingen tegengesteld gelijk gekoppeld door middel van verder niet getoonde, eindloos omlopende, aangedreven kabelbanen die zich over de lengte van de draagbalken 109, 110 uitstrekken. De gekop- 25 pelde rijbewegingen zijn daarbij zodanig afgestemd dat de balanceerkraan 150 en het tweede contragewicht 114 zich gelijktijdig op de getoonde uiterste buitenste positie aan het vrije uiteinde van de eindsecties 109a, 109c, 110a, 110c staan, op gelijke afstand ten opzichte van de dichtst-30 bij zijnde denkbeeldige kantellijn Tl, T2. Evenzo bewegen het zwaartepunt of de verticale rotatie-as D van de balanceerkraan 150 enerzijds en het zwaartepunt van het eerste contragewicht 114 gelijktijdig door de van toepassing zijde omkantellijnen Tl, T2 van de onderwagen 101. De massa van de 35 balanceerkraan 150 en het eerste contragewicht 114 zijn in dit voorbeeld vergelijkbaar of gelijk aan elkaar. De balanceerkraan 150 kan over de volle lengte van de boven- 11 rails 112 worden verreden, waarbij het eerste contragewicht 114 in tegengestelde richting over de volle lengte van de onderrails 113 volgt.
De onderwagen 101 maakt het door zijn eigengewicht 5 en door het eerste contragewicht 114 mogelijk de bovenwagen 153 van de balanceerkraan 150 in een eerste stand te plaatsen ten opzichte van de onderwagen 101 waarin zijn zwaartepunt of verticale rotatie-as D voorbij de van toepassing zijnde denkbeeldige omkantellijnen Tl, T2 op de 10 eindsecties 109a, 109c, 110a, 110c van de draagbalken 109, 110 staat zonder om te kantelen. Meer in het bijzonder kan de balanceerkraan 150 daar in een tweede stand worden geplaatst waarin de draaicirkel H van het tweede contragewicht 155 buiten de van toepassing zijnde omkantellijnen 15 Tl, T2 staat zonder om te kantelen. Door de toepassing van een balanceerkraan 150 zijn torsiekrachten om de gezamenlijke horizontale hartlijn S3 van de draagbalken 109, 110 in een stand van de giek 154 zelfs met uitgestrekte boom 155 beheersbaar of zelfs gering.
20 Figuur 1C toont het werkbereik W van de knijperbak 163 ten opzichte van het bovenvlak 3 en de beschermingslagen 5 van het oeverlichaam 1. Het werkbereik W bestrijkt in de lengterichting van de draagbalken 109, 110 de volledige breedte van het bovenvlak 3, en strekt zich gedeeltelijk 25 verder uit dan de onder water gelegen begrenzingen 10 van de beschermingslagen 5. In dwarsrichting is het werkbereik W voldoende breed om betonblokken 6 van het bovenvlak 3 op te pakken. De hoge ligging van de draagbalken 109, 110 maakt het mogelijk de kiepwagen 9 onder de onderwagen 101 door te 30 laten rijden, waardoor de subgestellen 104, 105 de maximaal mogelijke breedte van het bovenvlak 3 kunnen benutten voor een stabiele plaatsing van de onderwagen 101. Het werkbereik W kan worden vergroot door de vrijhangende eindsecties 109a, 109c, 110a, 110c te verlengen, waardoor de overspanlengte R 35 ten opzichte van de denkbeeldige kantellijnen Tl, T2 wordt vergroot. De bovenwagen 151 hoeft dan niet te worden aangepast.
12
In figuren 2A-5 worden verdere uitvoeringsvormen van de hijsinrichting volgens de uitvinding beschreven. De onderdelen die overeenkomen met de daarvoor besproken uitvoeringsvormen van de hijsinrichting volgens de uitvin-5 ding zijn voorzien van dezelfde verwijzingscijfers en worden dan slechts toegelicht als dat ter verduidelijking van afwijkende onderdelen noodzakelijk is.
Figuren 2A en 2B tonen een hijsinrichting 200 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. De 10 hijsinrichting 200 omvat een in hoofdzaak van staal vervaardigde onderwagen 201 die is opgebouwd met twee evenwijdige subgestellen 104, 105 die met verticale portaaldelen 106, 107 en bovengelegen horizontale portaaldelen 202 een stijve U-constructie vormen. Tussen de horizontale portaal-15 delen 202 en de horizontale draagbalken 109, 110 is een draaikrans 203 voorzien die het mogelijk maakt de horizontale draagbalken 109, 110 in hun vlak te roteren om een verticale rotatie-as J. Zo kunnen de draagbalken 109, 110 bijvoorbeeld in de rijrichting A worden gedraaid om hinder-20 nissen te kunnen passeren bij het verrijden van de onderwagen 201 in richting A, of om het werkbereik W van de balan-ceerkraan tijdelijk te verleggen zonder directe noodzaak de onderwagen 201 te verrijden.
Figuur 3 toont een hijsinrichting 300 volgens een 25 derde uitvoeringsvorm van de uitvinding. De hijsinrichting 300 omvat een in hoofdzaak van staal vervaardigde onderwagen 301 die is opgebouwd met twee evenwijdige subgestellen 104, 105 die door middel van rollen 302, 304 verrijdbaar zijn over een verder niet getoonde rails op een drijvend ponton 30 305. Het ponton 305 drijft op korte afstand van de beschermingslaag 5 in het kustwater 8, zodat de balanceer-kraan 150 vanaf het water de beschermlaag 5 kan opbouwen met over het oeverlichaam 1 aangevoerde materialen. De verplaatsing van de balanceerkraan 150 in richting BI kan 35 onafhankelijk zijn van de verplaatsing van het eerste contragewicht 114 in richting B2, zodat het eerste contragewicht 114 tevens kan worden ingezet voor het trimmen van 13 de zijwaartse rolbeweging van het ponton 301, zodat de draagbalken 109, 110 horizontaal kunnen worden gesteld. Deze drijvende uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld worden ingezet als het oeverlichaam 1 te smal is voor een stabiele 5 ondersteuning van een hiervoor besproken hijsinrichtingen 100, 200.
Figuren 4A-C tonen een hijsinrichting 400 volgens een vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding. De hijsinrichting 400 is op de hiervoor besproken onderwagen 101 10 voorzien van een draadkraan 450. De draadkraan 450 omvat een in richting Bl over de draagbalken 109, 110 verrijdbaar onderstel 452 waarop een draaikrans 464 is voorzien voor verdraaiing van een bovenwagen 453 in richting D om een verticale as. De bovenwagen 453 is aan de voorzijde voorzien 15 van een cabine 459 en een draaipunt 456 voor een draadgiek 454, en is aan de achterzijde voorzien van een tweede contragewicht 455 en een vaste steun 460, waarbij de steun 460 via een tuiconstructie 458 is verbonden met de draadgiek 454 om deze omhoog te houden en in richting G1 te verzwenken 20 om het draaipunt 456.
In figuur 4C is het werkbereik W van de hijsinrichting 400 getoond, inclusief het werkbereik van een vergelijkbare draadkraan 450' die werkt vanaf het bovenvlak 3 van het oeverlichaam 1. Hiermee wordt geïllustreerd dat de 25 bak van de vergelijkbare draadkraan 450' niet de uiterste rand 10 van de beschermingslaag 5 kan bereiken, terwijl de hijsinrichting 500 volgens de uitvinding dat wel kan.
Figuur 5 toont een hijsinrichting 500 volgens een vijfde uitvoeringsvorm van de uitvinding. De hijsinrichting 30 500 omvat op en tussen de horizontale draagbalken 109, 110 van de hiervoor besproken onderwagen 101 een verder niet getoonde draagvoorziening voor de ondersteuning van een hydraulisch aangedreven graafmachine 550. De graafmachine 550 omvat een rupsbandenonderstel 552 met een draaikrans 564 35 voor rotatie van een bovenwagen 553 om een verticale rotatie-as D. De bovenwagen 553 omvat aan de voorzijde een cabine 559 en een draaipunt 556 voor een hydraulisch in 14 richting Gl verzwenkbare giek 554, en aan de achterzijde een tweede contragewicht 550. Aan het uiteinde van de giek 554 bevindt zich het draaipunt 557 van een in richting F1 hydraulisch verzwenkbare boom 655, die aan het uiteinde is 5 voorzien van een draaipunt 665 voor een hydraulisch verzwenkbare graafbak 663.
De graafmachine 550 is voorts voorzien van een ontvanger 666 voor bepaling van de positie en de draaistand van de bovenwagen 553, en hoekopnemers ter plaatse van de 10 draaipunten 556, 557, 665 van de giek 554, de boom 655 en de graafbak 663, zodat de positie van de graafbak 663, in het bijzonder van de graafrand 664, nauwkeurig bekend is in de cabine 559. Hiermee kan de beschermlaag 5 van het oever-lichaam 1 met grote precisie worden aangelegd.
15 Figuur 6 toont een hijsinrichting 600 volgens een zesde uitvoeringsvorm van de uitvinding. De eindsecties 109a, 110a van de onderwagen 601 zijn door middel van uitdragers 602 evenwijdig verlaagd gelegen ten opzichte van de middensecties 109b, 110b. De balanskraan 150 is met de 20 kolom 151 vast bevestigd op de eindsecties 109a, 109b. Het eerste contragewicht 114 is daarom ook vast met de tegengestelde eindsecties 109c, 110c verbonden.
Figuur 7 toont een hijsinrichting 700 volgens een zevende uitvoeringsvorm van de uitvinding. De onderwagen 701 25 is opgebouwd met twee dwarsbalken 109, 110 die direct op de subgestellen 104, 105 zijn geplaatst. In deze lage uitvoering bevindt het eerste contragewicht zich grotendeels boven de dwarsbalken 109, 110. Beide hiervoor besproken lage uitvoeringen bieden als voordeel dat de hijskraan of 30 graafmachine laag bij het wateroppervlak kunnen worden opgesteld, waardoor de werkdiepte ervan goed kan worden benut.
De hierboven beschreven kranen 150, 450 en de graafmachine 550 zijn alle los op de onderwagen 101, 201, 35 501 geplaatst, waarbij het eigen tweede contragewicht 155, 455, 555 een groot deel van de eigen balancering verzorgt.
Alternatief of daarbij zijn de kranen 150, 450 of de graaf- 15 machine 550 vastgelegd op de draagbalken 109, 110 of de bovenrails 113, waardoor het tweede contragewicht 155, 455, 555 kan worden gereduceerd of weggelaten. De draagbalken 109, 110 zullen dan moeten worden gedimensioneerd om daaruit 5 voortvloeiende torsie om de gezamenlijke hartlijn S3 te kunnen dragen. Deze torsie is aanzienlijk wanneer de giek dwars op deze hartlijn S3 staat zoals weergegeven in figuren IB, 2B en 4B. De onderwagens werken als een evenwichtstafel ten opzichte van de subgestellen 104, 105. De verschillende 10 onderwagens 101, 201, 501 kunnen worden uitgewisseld met de verschillende kranen of de graafmachine 150, 450, 550.
Het hierboven beschreven eerste contragewicht 114 bezit een vaste massa. Alternatief kan een balanssysteem worden toegepast die is gebaseerd op een variabele massa. 15 Dit kan bijvoorbeeld een watertank zijn die naar behoefte wordt volgepompt met water. Dit kan tijdens de opbouw van de hijsinrichting ter plaatse geschieden, waardoor geen vaste massadelen hoeven te worden aangevoerd.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de 20 werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (22)

1. Hijsinrichting in het bijzonder voor de bouw van civiele werken, omvattend een in een rijrichting verrijdbaar en op een althans nagenoeg horizontaal steunvlak plaatsbaar onderstel met meerdere verspreide contactplaatsen 5 op het steunvlak, een draagconstructie op het onderstel waarvan een eerste eindgedeelte zich in verticale projectie dwars op het steunvlak beschouwd aan ten minste een eerste zijde van het onderstel buiten het onderstel uitstrekt, en een op het eerste eindgedeelte van de draagconstructie 10 opgestelde eerste draaikrans waarop een bovenwagen is voorzien die door middel van de draaikrans draaibaar is om een eerste verticale draai-as, waarbij de bovenwagen een hijsarm omvat die boven de eerste draaikrans reikt, waarbij de hijsinrichting een eerste werkstand bezit waarin in de 15 verticale projectie beschouwd het massazwaartepunt van de hijsinrichting zich binnen de gezamenlijke contactplaatsen bevindt en de bovenwagen ten opzichte van de draagconstructie een stand bezit waarin de eerste draai-as in de verticale projectie en in de richting van het onderstel naar het 20 eerste eindgedeelte beschouwd buiten een eerste gedeelte van de contactplaatsen van het onderstel staat die het onderstel aan de zijde van het eerste eindgedeelte ondersteunen.
2. Hijsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de bovenwagen aan zijn van de hijsarm afgekeerde achterzijde 25 door de verdraaiing een omschreven draaicirkel bepaalt, waarbij de hijsinrichting een tweede werkstand bezit waarin in de verticale projectie beschouwd het massazwaartepunt van de hijsinrichting zich binnen de gezamenlijke contactplaatsen bevindt en de bovenwagen ten opzichte van de 30 draagconstructie een stand bezit waarin de omschreven draaicirkel zich in de verticale projectie en in de richting van het onderstel naar het eerste eindgedeelte beschouwd buiten het eerste gedeelte van de contactplaatsen bevindt.
3. Hijsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bovenwagen in horizontale richting verplaatsbaar 5 is over de draagconstructie van de eerste en/of tweede stand naar een derde stand waarin de rotatie-as in verticale projectie en in de richting van het eerste eindgedeelte naar het onderstel beschouwd binnen de contactplaatsen staat.
4. Hijsinrichting volgens een der voorgaande 10 conclusies, waarbij het eerste eindgedeelte zich vanaf het eerste gedeelte van de contactplaatsen vrij uitstrekt boven het steunvlak. Het vrije eindgedeelte en daarmee de bovenwagen kan dan bijvoorbeeld boven een water worden geplaatst om van daaraf werkzaamheden onder water te verrichten.
5. Hijsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draagconstructie tegenover het eerste eindgedeelte een tweede eindgedeelte omvat dat zich in verticale projectie beschouwd aan een tegengesteld aan de eerste zijde van het onderstel gelegen tweede zijde van het 20 onderstel buiten het onderstel uitstrekt, waarbij de bovenwagen verplaatsbaar is tussen het eerste eindgedeelte en het tweede eindgedeelte.
6. Hijsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draagconstructie ten opzichte van het 25 onderstel symmetrisch is opgebouwd.
7. Hijsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draagconstructie is voorzien van een zich horizontaal uitstrekkende eerste geleiding voor ondersteunde translatie van de bovenwagen ten opzichte van de 30 draagconstructie.
8. Hijsinrichting volgens conclusie 7, waarbij de tweede geleiding een rails en een over de rails verrijdbare onderwagen omvat die de draaikrans draagt.
9. Hijsinrichting volgens een der voorgaande 35 conclusies, waarbij de hijsinrichting een door de draagconstructie boven de ondergrond gedragen eerste contragewicht omvat dat zich in verticale projectie en in de richting van het eerste eindgedeelte naar het onderstel beschouwd aan de tegengestelde zijde van het eerste gedeelte van de contact-plaatsen bevindt om ten minste een gedeelte van het gewicht van de bovenwagen ten opzichte van het eerste gedeelte van 5 de contactplaatsen te compenseren.
10. Hijsinrichting volgens conclusie 9, waarbij het eerste contragewicht een massa bezit die vergelijkbaar is of in hoofdzaak gelijk is aan de massa van de bovenwagen plus bij voorkeur de hijslast.
11. Hijsinrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij het eerste contragewicht in verticale projectie beschouwd verplaatsbaar is van en naar het eerste gedeelte van de contactplaatsen.
12. Hijsinrichting volgens conclusie 11, waarbij 15 de draagconstructie is voorzien van een zich horizontaal uitstrekkende tweede geleiding voor ondersteunde verplaatsing van het eerste contragewicht ten opzichte van de draagconstructie.
13. Hijsinrichting volgens conclusie 12, waarbij 20 de eerste geleiding een rails omvat waaraan het eerste contragewicht verrijdbaar is opgehangen.
14. Hijsinrichting volgens conclusie 7 of 12, omvattend een aandrijving voor verplaatsing van de bovenwagen en/of het eerste contragewicht ten opzichte van de 25 eerste respectievelijk tweede geleiding.
15. Hijsinrichting volgens conclusie 14, waarbij de aandrijving is ingericht voor tegengesteld gericht gekoppelde verplaatsing van de bovenwagen en het eerste contragewicht.
16. Hijsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bovenwagen is voorzien van een tweede contragewicht om ten minste een gedeelte van het gewicht van de hefarm ten opzichte van de eerste draaikrans te compenseren.
17. Hijsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bovenwagen is uitgevoerd als balan-ceerkraan.
18. Hijsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bovenwagen is uitgevoerd als draad-kraan.
19. Hijsinrichting volgens een der voorgaande 5 conclusies, waarbij de bovenwagen is uitgevoerd als graafmachine of escavator.
20. Hijsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draagconstructie een stijf bovendeel omvat waaraan het eerste en/of tweede eindgedeelte zijn 10 voorzien, en een tweede draaikrans tussen het bovendeel en het onderstel waarmee het bovendeel draaibaar is om een verticale draai-as tussen een stand dwars op de rijrichting en een stand in de rijrichting.
21. Hijsinrichting volgens een der voorgaande 15 conclusies, waarbij de hefarm een bak of manipulator omvat met een bereik van ten minste 10-60 meter ten opzichte van het gezamenlijke middenpunt van de contactplaatsen.
22. Hijsinrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de 20 bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/HZ
NL2001911A 2008-08-22 2008-08-22 Hijsinrichting. NL2001911C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001911A NL2001911C2 (nl) 2008-08-22 2008-08-22 Hijsinrichting.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001911 2008-08-22
NL2001911A NL2001911C2 (nl) 2008-08-22 2008-08-22 Hijsinrichting.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2001911A1 NL2001911A1 (nl) 2008-09-15
NL2001911C2 true NL2001911C2 (nl) 2009-10-06

Family

ID=39929471

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001911A NL2001911C2 (nl) 2008-08-22 2008-08-22 Hijsinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2001911C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2020167118A1 (en) * 2019-02-14 2020-08-20 Ihc Holland Ie B.V. Counterweight backhoe dredger

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB225480A (en) * 1924-06-27 1924-12-04 Paul Uellner Improvements relating to gantry cranes
DE473310C (de) * 1927-04-09 1929-03-14 Demag Akt Ges Verladebruecke fuer Massengut, insbesondere Kohlen
DE496881C (de) * 1928-09-07 1930-04-29 Demag Akt Ges Vorrichtung zum restlosen Entleeren von Schiffen durch Greifer, Kuebel o. dgl.
DE644123C (de) * 1937-04-24 Demag Akt Ges Verladebruecke
GB1025017A (en) * 1963-11-12 1966-04-06 Pacific Coast Eng Co High speed cargo container handling equipment
DE3403016A1 (de) * 1984-01-28 1985-08-01 Mannesmann AG, 4000 Düsseldorf Entladevorrichtung fuer schiffe
US5709517A (en) * 1995-03-03 1998-01-20 Krupp Fordertechnik Gmbh Apparatus for unloading of bulk material from the cargo holds of ships

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE644123C (de) * 1937-04-24 Demag Akt Ges Verladebruecke
GB225480A (en) * 1924-06-27 1924-12-04 Paul Uellner Improvements relating to gantry cranes
DE473310C (de) * 1927-04-09 1929-03-14 Demag Akt Ges Verladebruecke fuer Massengut, insbesondere Kohlen
DE496881C (de) * 1928-09-07 1930-04-29 Demag Akt Ges Vorrichtung zum restlosen Entleeren von Schiffen durch Greifer, Kuebel o. dgl.
GB1025017A (en) * 1963-11-12 1966-04-06 Pacific Coast Eng Co High speed cargo container handling equipment
DE3403016A1 (de) * 1984-01-28 1985-08-01 Mannesmann AG, 4000 Düsseldorf Entladevorrichtung fuer schiffe
US5709517A (en) * 1995-03-03 1998-01-20 Krupp Fordertechnik Gmbh Apparatus for unloading of bulk material from the cargo holds of ships

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2020167118A1 (en) * 2019-02-14 2020-08-20 Ihc Holland Ie B.V. Counterweight backhoe dredger

Also Published As

Publication number Publication date
NL2001911A1 (nl) 2008-09-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3516118B1 (en) Concrete screeding system with boom mounted screed head
US3836010A (en) Counter-balanced crane structure
JP5096692B2 (ja) 重量物持上げ用ラティスブームクレーン
US3930583A (en) Balancing system for high capacity cranes
US3791484A (en) Mobile platform carrying machine
US3357517A (en) Mobile scaffold
JP7309760B2 (ja) 主ブームと主ブーム張出しとの間に可動アダプタを備える車両クレーン
CN106835909B (zh) 支架式行走装置及其整体旋转方法
GB2056407A (en) Industrial cranes
NL2001911C2 (nl) Hijsinrichting.
JPH07215673A (ja) クレーン
US3861498A (en) Counterbalancing chassis for aerial platform apparatus
JP7415812B2 (ja) クレーン
JP2021172502A (ja) クレーンの台車誘導装置
US20040033124A1 (en) Goods transshipment apparatus
KR20160113132A (ko) 레벨링 수단을 구비한 트렌칭 장치
NL2026821B1 (en) Lifting tool, a hoisting system comprising such a lifting tool and a hoisting method wherein use is made of such a lifting tool
JP2002167170A (ja) 高揚程揚重車両
US3374909A (en) Coacting boom structure
US4493586A (en) Rip-rap laying machine and method of laying rip-rap
RU2760370C1 (ru) Кран-манипулятор
JPH10120369A (ja) 地下工事用クレーン
RU100067U1 (ru) Гидравлический гусеничный кран
JP2010163834A (ja) 船積用自走斜路装置
JP6814481B2 (ja) 重量物の移送装置及び移送方法

Legal Events

Date Code Title Description
RD1N Patents in respect of which a request for novelty search has been filed

Opponent name: MR. G.L. KOOY

RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 20090603

PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Effective date: 20130611