NL194779C

NL194779C - Gestabiliseerd vrijdragend patienttafelstelsel.

Info

Publication number: NL194779C
Application number: NL9520012A
Authority: NL
Inventors: Gilbert Walter Mckenna
Original assignee: Analogic Corp
Priority date: 1994-02-08
Filing date: 1995-02-02
Publication date: 2003-03-04
Also published as: WO1995021597A1; DE19581511C2; JP2928643B2; KR100217430B1; AU1740795A; NL9520012A; US5499415A; JPH09508552A; DE19581511T1; NL194779B; CN1140403A; BR9506739A

Description

1 194779

Gestabiliseerd vrijdragend patiënttafelstelsel

De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het stabiliseren van een patiënttafel, wanneer een patiënttafel zich met betrekking tot medische beeldvormingsapparatuur in een beeldvormingspositie bevindt, 5 waarbij de patiënttafel een draagbasis omvat met een langwerpige in wezen vlakke bovenzijde voor het dragen van de patiënt, welke langwerpige, vlakke bovenzijde wordt gedragen door en vrijdragend kan zijn ten opzichte van die draagbasis, zodat een deel van de langwerpige, vlakke bovenzijde zich met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur in een beeldvormingspositie bevindt en dragerorganen omvat die ten opzichte van de beeldvormingsapparatuur gefixeerd zijn, voor het dragen van het deel van de bovenzijde 10 wanneer dit zich in de beeldvormingspositie bevindt.

Een dergelijk stelsel is bekend uit het Amerikaanse octrooi US-A-4.727.328. Hierin wordt een patiënttafel voor een MRI-beeldinrichting beschreven. Een nadeel van deze inrichting is dat de tafel slechts in beperkte mate vrijdragend in de MRI-beeldinrichting kan worden gebracht, zonder dat het risico bestaat dat de tafel uit balans raakt. Verder bestaat het risico, dat onnauwkeurigheden tijdens het scannen optreden, omdat in 15 de vrijdragende positie de hoogte van de vlakke bovenzijde niet exact bekend is.

De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te voorkomen en te voorzien in een stelsel, waarbij de patiënttafel gestabiliseerd is in de vrijdragende positie. Dit doel wordt bereikt door een stelsel van de in de aanhef genoemde soort, waarbij het stelsel verder omvat: organen om de dragerorganen in draagcontact te brengen met het deel van de bovenzijde wanneer deze laatste zich in de beeldvormingspositie bevindt; en 20 organen voor het bepalen van de contactkracht tussen het dragerorgaan en het deel van de bovenzijde en organen voor het stuiten van de beweging van het dragerorgaan wanneer de contactkracht een vooraf bepaalde grens overschrijdt.

Met het stelsel van de uitvinding is het mogelijk een patiënt steeds gestabiliseerd te kunnen scannen, zonder dat het risico bestaat dat de tafel instabiel wordt of dat de hoogte niet exact kan worden bepaald.

25 Daarenboven wordt door de begrenzing van de contactkracht voorkomen, dat een onveilige situatie ontstaat waarbij door het opheffen van een patiënt op de tafel, deze bekneld zou kunnen raken in de MRI-beeldinrichting.

Voor een beter begrip van de aard en de doeleinden van de uitvinding, zal een uitvoeringsvorm worden 30 besproken in samenhang met de tekeningen, waarin: figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van het stelsel, waarin de patiënttafel gekoppeld is aan medische beeldvormingsapparatuur; figuur 2 een schematisch eindaanzicht is van de apparatuur van figuur 1; figuur 3 een schematisch zijaanzicht is, gedeeltelijk weggebroken, van de medische beeldvormingsap-35 paratuur en het draagmechanisme; en figuren 4 en 5 perspectivische aanzichten zijn, gedeeltelijk weggebroken, die het stabilisatiestelsel tonen.

Met verwijzing naar figuren 1-3 wordt een medische beeldvormingsinrichting getoond in de vorm van een CT scanner. Zoals men ziet in figuren 1 en 2, omvat de scanner bij voorkeur een juk of wagen 22 gemon-40 teerd op een aantal wielen 21 om beweegbaar of draagbaar te zijn. De wagen 22 bevat een paar bij voorkeur stijve naar boven staande zijden 23 waartussen de CT scan-opstelling 20 wordt gedragen. De opstelling omvat een stijf frame 24 dat roteerbaar een ring draagt, getoond in figuur 2 in de vorm van een ringvormige schijf 32, voor rotatie rond een as 34. Het frame 24 wordt op typerende wijze gevormd als een metalen ring of ringvormig deel bij voorkeur van een lichtgewicht stijf materiaal zoals bijvoorbeeld aluminium 45 of een magnesiumaluminium legering en kan massief of hol zijn om het gewicht te minimaliseren. Het frame 24 wordt zwenkbaar gemonteerd op de wagen 22 zodat het frame kan worden gekanteld op een centrumlijn of diametrale as bepaald door een paar zwenkassen 28 (getoond in figuur 2). Zoals men kan zien in figuur 2 wordt elk van de zwenkassen 28 gefixeerd aan het frame 24 voor een zwenkbeweging daarmee en strekt zich uit in een corresponderend lageroppervlak (niet getekend) op een van de zijden 23 van de wagen 50 zodat het frame 24 kan zwenken rond de zwenkassen 28. Bovendien worden de zwenkassen, en derhalve de opstelling 20, gemonteerd op de wagen zodat de gehele opstelling in translatie heen en terug kan worden bewogen ten opzichte van de zijde 23 en parallel aan de rotatieas 34. Het frame 24 is in rotatie beperkt in zijn eigen vlak door de koppeling tussen de zwenkassen 28 en de zijden 23 van de wagen 20. Zoals men kan zien in figuur 2, is de ringvormige schijf 32 roteerbaar gemonteerd binnen het frame 24 door 55 lagers of bij voorkeur door geschikte wielen waarvan geen van beide mogelijkheden is getoond, voor rotatie met betrekking tot het frame rond de rotatieas 34 die zich loodrecht door de centrale opening 36 van de schijf 32 uitstrekt. De centrale opening 36 is bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat het lichaam van een 194779 2 patiënt die ligt op de bovenzijde van een patiënttafel, daar doorheen kan worden ingebracht.

Een röntgenbron (niet getekend) voor het bepalen van een puntbron van röntgenstralen is geplaatst op de schijf 32 en richt een bundel röntgenstralen door de opening 36 langs banen die zich bevinden binnen een gemeenschappelijk vlak loodrecht op de as 34, dat wil zeggen die het scanvlak bepalen. Evenzo is in 5 het geval van inrichtingen van de derde generatie een röntgendetectoropstelling (eveneens niet getoond) gemonteerd op de schijf 32, diametraal tegenover de bron, en detecteert röntgenstralen die worden uitgezonden door de röntgenbron nadat deze stralen door de opening 36 langs de banen van het rotatievlak zijn gegaan. Andere bekende componenten (niet getekend) zoals een hoogspanningsbron voor het verschaffen van het noodzakelijk vermogen aan de röntgenbron gedurende een scan kunnen worden 10 gedragen door de schijf 32. Organen voor het in rotatie aandrijven van de schijf 32 zijn ook aanwezig maar ter wille van de beknoptheid niet getoond. Om de reeks componenten die zijn verdeeld rond de schijf en het frame van de opstelling 20 te beschermen en af te schermen, is een omhulling of afdekking 39 (waarvan slechts een deel is getoond in figuren 1 en 3) van een voor röntgenstraling doorzichtig materiaal, zoals een voor licht ondoordringbaar polymeer met hoog moleculair gewicht, geplaatst door een aantal bevestigings-15 organen aan het opstellingssamenstel.

Figuren 1 en 2 tonen ook een afzonderlijke beweegbare patiënttafel 38. De patiënttafel 38 omvat een basis die in het algemeen bestaat uit een horizontaal basisonderdeel 40 dat wordt gedragen op een aantal wielen 42 in combinatie met naar bovenstaande draagonderdelen 44 die worden gedragen op het basisonderdeel 40 aan de ondereinden ervan. De onderdelen 44 dienen om aan hun bovenste uiteinden de 20 langwerpige horizontale tafelbovenzijde 46 te dragen. Verder omvat de tafelbovenzijde 46 organen voor het zodanig dragen van een patiënt dat hij of zij vrijdragend is ten opzichte van het basisonderdeel 40 om de patiënt zich te laten uitstrekken naar de opening 36 van de schijf. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de organen een langwerpig paneel 48 aangebracht op de bovenzijde 46, waarbij het paneel 48 schuifbaar opgenomen is langs zijn lange randen binnen twee zich zijdelings uitstrekkende van groeven voorziene zij-25 of railonderdelen 50 en 52 (zie figuur 2) gemonteerd langs corresponderende zijden van de tafelbovenzijde 46. Organen in de vorm van een conventionele uitschuif-aandrijvingsinrichting 54 (zie figuur 1) zoals een stapmotor die een rieminrichting van een bekende configuratie aandrijft en derhalve slechts in blokvorm is getoond, wordt gemonteerd met betrekking tot de bovenzijde 46 en verbonden met het paneel 48 op bekende wijze voor het aandrijven van deze laatste zodat tenminste een deel van de patiënt die op het 30 paneel ligt kan worden bewogen ten opzichte van het basisonderdeel 40 in en uit de opening 36 van de van de opstelling 20.

Zoals men kan zien in figuur 2, bestaat het paneel 48 bij voorkeur uit een transversaal gebogen onderdeel waarvan de zijranden schuifbaar worden aangegrepen door de groeven in de railonderdelen 50 en 52, hoewel ook vlakke panelen kunnen worden gebruikt. Tenminste dat gedeelte van het paneel 48 dat 35 zich moet uitstrekken in de opening 36, is bij voorkeur doorzichtig voor röntgenstraling.

In een voorkeursuitvoeringsvorm kunnen de naar boven gerichte draagonderdelen 44 telescoopbuizen of soortgelijke organen bevatten waardoor de hoogte van de onder- en boveneinden van de tafelbovenzijde 46 boven de vloer gemakkelijk en onafhankelijk kunnen worden ingesteld door conventionele tafelhoogte-instelorganen 49, bij voorkeur in de vorm van een paar zich verticaal uitstrekkende inrichtingen zoals 40 schroefvijzels voor het laten stijgen, laten dalen en/of kantelen van de tafelbovenzijde met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur zoals getoond in figuur 1 in blokvorm. Dergelijke tafelhoogte-instelorganen maken het positioneren mogelijk van een patiënt in het centrum van de tomografie-inrichting zoals te zien is in figuur 1, waarbij de gestreepte lijnen de uitbreiding van het paneel 48 in de opening 36 aangeven en in figuur 2 waar de gestreepte lijnen binnen de opening 36 de positie van het paneel 48 aangeven wanneer de 45 tafelbovenzijde 46 in een hoge en uitgestrekte (vrij dragende) positie is.

Zoals men kan zien in figuur 1, wordt de tafelbasis 40 ontworpen om gefixeerd te worden met betrekking tot de opstelling 20 en in het bijzonder met de wagen 22 die het frame en schijf 26 draagt en een losneembare vaste relatie tussen de patiënttafel 38 en de opstelling 20 tot stand brengt en een relatieve longitudinale beweging daartussen voorkomt. Voor dit doel is aan een uiteinde van de tafelbasis 40 en op de basis 50 van de wagen 22 op passende hoogten boven vloerniveau respectieve passende delen gemonteerd van een positief-sluitend, snel-lossend mechanisme of klink 54.

Zoals men kan zien in figuren 1, 3, 4 en 5 omvat de onderhavige inrichting ook organen die in het algemeen aangeduid worden met 60, voor het dragen en stabiliseren van het deel van het paneel 48 wanneer de tafelbasis 40 en de wagen 22 los neembaar samen zijn vergrendeld en dat een deel van het 55 paneel 48 zich uitstrekt in de opening 36. Dergelijke draagorganen worden bij voorkeur aangebracht in de vorm van een langwerpig metalen draagarmsamenstel, in het vervolg aangeduid met 62. Het samenstel 62 is schuifbaar gefixeerd met betrekking tot het frame 24 (zie figuur 4), binnen de deklaag 39 (getoond in 3 194779 figuren 1 en 3), en is geplaatst op de zijde van de opstelling 20 tegenover de zijde die het passende deel van de klink 54 (figuur 1) lagert en derhalve tegenover de zijde van de opstelling die het paneel 48 opneemt.

Voor de meer gedetailleerde beschrijving van het dragerorgaan 60 wordt nu verwezen naar figuren 4 en 5 5 waarbij het dragerarmsamenstel 62 wordt gedragen door een draagplaat 64 die op zijn beurt wordt bevestigd aan het frame 24 door hoekplaten 66 (waarvan er een in figuur 4 is getoond) voor het dragen van de componenten van het draagorgaan 60. De plaat 64 is voorzien van een verticaal georiënteerde sleuf 68 die langer is dan het verwachte verticale bewegingsgebied van het dragerarmsamenstel 62 zoals hierna duidelijker zal worden. De componenten van het dragerarmsamenstel 62 dat gepositioneerd is voor de 10 draagplaat 64 (vanuit het perspectief van figuren 4 en 5) zijn weergegeven in figuur 4 terwijl die componenten die achter de dragerplaat zijn geplaatst, zijn getoond in figuur 5.

Met verwijzing naar figuur 4 wordt een dragerarmsamenstel 62 gemonteerd voor een verticale beweging ten opzichte van de dragerplaat 64 en derhalve het frame 24. Het dragerarmsamenstel 62 omvat een frame 70 dat ten minste een paar parallelle gebogen armen 72 bevat waarvan een deel zich verticaal uitstrekt voor 15 het dragen van het verticale paneel 74 daartussen en waarvan een bovenste deel zich uitstrekt onder een hoek op de verticaal voor het dragen van het diagonale paneel 76. Een paar blokken 78 is bevestigd aan de rugzijde van het verticale paneel 74 en is opgesteld tussen het paneel en de dragerplaat. De blokken zijn voorzien van sleuven die zodanig zijn uitgevoerd dat zij respectievelijk samenwerken met een paar lineaire banen 80 die op hun beurt zijn gemonteerd aan de voorzijde van de dragerplaat 64 en verticaal geofiën-20 teerd parallel aan elkaar zijn en de beweging van het samenstel begrenzen tot een beweging naar boven of beneden in verticale richting. Zoals men kan zien in figuur 4 is de bodemrand van het verticale paneel voorzien van een sleuf 82.

De componenten voor het bewegen van het dragerarmsamenstel 62 in verticale richting zijn getoond in figuur 5. Een kogelschroef 84 wordt gedragen aan elk uiteinde in een draagtap 86 (waarvan er slechts een 25 in figuur 5 is getoond). De kogelschroef 84 wordt zodanig gedragen dat deze in axiale beweging beperkt is, maar kan vrijelijk roteren langs zijn longitudinale as. Een kogelmoersamenstel, aangeduid met 88, omvat een vinger 90 (zie figuren 4 en 5) die zoals getoond in figuur 4 zich uitstrekt door de sleuf 68 van de draagplaat 64 en de sleuf 82 van het verticale paneel 74 van het dragerarmsamenstel 62 en het samenstel 62 draagt. Zoals te zien is in figuur 5, wordt het kogelmoersamenstel 88 roteerbaar gedragen op de 30 kogelschroef 84, maar is beperkt van rotatiebeweging (omvat de vinger 90 zich uitstrekt door de sleuf 68) tot axiale beweging langs de as van de kogelschroef 84 wanneer de kogelschroef roteerbaar wordt aangedreven binnen de draagtappen 86 rond zijn as. De kogelschroef wordt roteerbaar aangedreven door organen bij voorkeur in de vorm van een stappenmotor 92, gekoppeld via een riemgedreven poeliestelsel 94 met de kogelschroef 84 zodat rotatie van de motor 92 in een richting de kogelschroef 84 laat roteren (met 35 de draagtappen 86) in een richting en de kogelmoer de kogelschroef laat opduwen en duwt tegen het dragerarmsamenstel 62 met de vinger 90, terwijl rotatie van de motor 92 in de tegengestelde richting de kogelschroef 84 in een tegengestelde richting laat roteren en de kogelmoer de kogelschroef naar beneden laat gaat, hetgeen het dragerarmsamenstel 62 laat dalen, wanneer de vinger de sleuf 68 van de dragerplaat 64 naar beneden beweegt. Om veiligheidsredenen is een slipkoppeling 94 (zie figuur 5) van een bekend 40 type aangebracht voor de volledige slag van het kogelmoersamenstel 90 zodat het kogelmoersamenstel 88 zal slippen met betrekking tot de kogelschroef 84 indien een verticale kracht zal worden aangelegd aan het dragerarmsamenstel 62 met meer dan een voorafbepaalde grootte hetgeen derhalve letsel bij een persoon voorkomt wanneer het kogelmoersamenstel omhoog of omlaag gaat.

Het dragerarmsamenstel 62 heeft zodanige afmetingen en is zodanig gepositioneerd dat deze in contact 45 kan komen met de onderzijde van het paneel 48 wanneer deze laatste zich uitstrekt in zijn vrijdragende positie. Op het bovenuiteinde van het dragerarmsamenstel 62 zijn organen gemonteerd zoals een wiel of rol 96 voor het verschaffen van een rolcontact tussen het samenstel 62 en het paneel 48.

Omdat, met verwijzing naar figuur 1, de vloer waarop de patiënttafel 38 en'de wagen 22 zijn geplaatst ongelijk kan zijn, niettegenstaande het feit dat de patiënttafel en de wagen met wielen 42 onderling 50 verbonden kunnen zijn, kan het paneel 48 wanneer dit wordt uitgeschoven, worden geplaatst op een andere plaats dan men zou verwachten. Verder kan het gewicht van een patiënt op een uitgeschoven paneel 48 het paneel laten buigen. Derhalve zijn, zoals te zien is in figuur 5, organen die hier zijn aangeduid als de teller 100, die elektrisch verbonden zijn met de stapmotor 92, aangebracht voor het tellen van de stappen die worden verschaft door de werking van de stappenmotor 92, en maken het daardoor mogelijk dat de 55 exacte positie van het uitgeschoven paneel 48 met betrekking tot het frame 24 en de beeldvormende componenten van de opstelling 20, zie figuur 1, wordt bereikt. Om veiligheidsredenen wordt een spannings-of koppelmeetorgaan 102, getoond in figuur 4, zoals een veerschaal, rekstrookje of Bourdonbuis bevestigd

Claims

194779 4 en geplaatst met betrekking tot de onderzijde van het diagonale paneel 76 om de opbouw van spanningen te meten zodat wanneer de spanning een vooraf bepaalde drempel overschrijdt, bijvoorbeeld een druk van 0,42 bar een signaal wordt verschaft om de werking van de stapmotor 62 te stoppen. Dit is nuttig wanneer de rol 96 in contact komt met de onderzijde van het paneel 48 om buitensporige belasting op het drager-5 armsamenstel te voorkomen. Evenzo zal wanneer het dragerarmsamenstel omhoog beweegt en bijvoorbeeld een vinger van een persoon tussen de rol 96 en het paneel 48 raakt, de stappenmotor 96 uitschakelen wanneer de contactdruk het drempelniveau bereikt. Derhalve kan er geen grote kracht worden aangelegd aan de vinger van de persoon en daardoor ernstige schade aan de persoon wordt voorkomen. 10 Bij voorkeur worden manueel werkzame besturingen (niet getekend) aangebracht voor het besturen van de richting en de snelheid van de stapmotor 92. Zoals te zien is in figuur 5, kunnen geschikte schakelaars 104 (waarvan er een is getoond in figuur 5) worden aangebracht op de twee gewenste eindposities van het kogelmoersamenstel 88 (bijvoorbeeld naburige draagtappen 86) zodat de vinger 90 van het samenstel niet voorbij vooraf bepaalde uiterste posities kan gaan. De schakelaars 104 worden op geschikte wijze 15 verbonden met de stapmotor 92 zodat de motor zal stoppen wanneer het moersamenstel in positie komt om een van de schakelaars te sluiten. Bij de voorbereidingen van een CAT-scan zullen de wagen 22 en de patiënttafel 38 naar een positie worden gereden zodat de componenten van de klink 54 los neembaar kunnen zijn vergrendeld aan elkaar, hetgeen de positie van de opstelling 20 en de patiënttafel met betrekking tot elkaar fixeert zoals men kan 20 zien in figuur 1. De tafelbovenzijde 46 gaat dan omhoog tot de gewenste hoogte voor het centreren van het paneel 48 met betrekking tot de opening 36 in de opstelling 20. Vervolgens zal het paneel 48 dat een patiënt draagt, worden geschoven naar de binnenste ringvormige opening 36 om de patiënt op de juiste wijze te positioneren met betrekking tot de opstelling van het CAT scanmechanisme zoals men kan zien in figuur 1. Ongeacht het gewicht van de patiënt of het relatieve uitschuiven van het paneel 48 naar de 25 opening 36 wordt de positie van het deel van het paneel 48 dat zich uitstrekt binnen de opening 36 en dientengevolge de positie van de patiënt met betrekking tot de tomografieinrichting gehandhaafd door de drager die wordt verschaft door het dragerarmsamenstel 62 en de rol 96, en de positie van het paneel en de patiënt kunnen gemakkelijk zekergesteld worden door uitlezing uit de teller 100 (zie figuur 5). Wanneer de patiënt derhalve in het begin is gepositioneerd met betrekking tot de tomografieinrichting, is een verdere 30 beweging van de patiënt of de patiënttafel niet noodzakelijk, omdat de opstelling 20 in het algemeen organen bevat die voorzien in een gestuurde longitudinale translatie van de opstelling 20 langs de rotatieas om op de juiste wijze de opstelling met betrekking tot de patiënt te positioneren om de röntgengegevens die nodig zijn voor afbeelding voort te brengen. In een uitvoeringsvorm wordt derhalve de röntgenafbeelding stapsgewijs uitgevoerd samen met incrementele, nauwkeurig gemeten, discrete verplaatsingen van het 35 opstellingssamenstel met betrekking tot de patiënt, welke verplaatsingen tot stand worden gebracht door het kort en bij herhaling bekrachtigen van het opstellingsverplaatsingsstelsel. In een andere uitvoeringsvorm kan de röntgenbeeldvorming ook continu worden uitgevoerd als een schroeflijnvormige scan door het opstel-lingsverplaatsingsmechanisme te bekrachtigen voor een geleidelijke, continue en nauwkeurig gemeten zijdelingse verplaatsing van het opstellingssamenstel terwijl het tomografiestelsel in werking is. 40 Het aldus beschreven stelsel voorziet in een verbeterde patiënttafel die functioneert als een tafel voor gebruik met grote medische beeldvormingsapparatuur. Het dragerorgaan 60 verschaft een stabilisatie van de vrijdragende tafel gedurende de beeldvorming. 45 Conclusies

1. Stelsel voor het stabiliseren van een patiënttafel, wanneer een patiënttafel zich met betrekking tot medische beeldvormingsapparatuur in een beeldvormingspositie bevindt, waarbij de patiënttafel omvat: - een draagbasis met een langwerpige in wezen vlakke bovenzijde voor het dragen van de patiënt, 50 welke langwerpige, vlakke bovenzijde wordt gedragen door en vrijdragend kan zijn ten opzichte van die draagbasis, zodat een deel van de langwerpige, vlakke bovenzijde zich met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur in een beeldvormingspositie bevindt, - dragerorganen die ten opzichte van de beeldvormingsapparatuur gefixeerd zijn, voor het dragen van het deel van de bovenzijde wanneer dit zich in de beeldvormingspositie bevindt, met het kenmerk, dat 55 het stelsel verder omvat: - organen om de dragerorganen in draagcontact te brengen met het deel van de bovenzijde wanneer deze laatste zich in de beeldvormingspositie bevindt, 5 194779 - en organen voor het bepalen van de contactkracht tussen het dragerorgaan en het deel van de bovenzijde en organen voor het stuiten van de beweging van het dragerorgaan wanneer de contactkracht een voorat bepaalde grens overschrijdt.

2. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de organen voor het bepalen van de 5 contactkracht transducerorganen omvatten voor het verschaffen van een uitgangssignaal dat een weergave is van de contactkracht, waarbij de organen voor het stuiten van de beweging van het dragerorgaan, organen omvatten voor het besturen van het orgaan voor het bewegen van het dragerorgaan in overeenstemming met het uitgangssignaal.

3. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het orgaan voor het bewegen van 10 het dragerorgaan een kogelmoersamenstel omvat dat in contact is met het dragerorgaan en dat axiaal beweegbaar langs een kogelschroef is, en aandrijforganen die zijn gemonteerd op de inrichting voor het aandrijven van de kogelschroef om axiaal het kogelmoersamenstel te bewegen. Hierbij 5 bladen tekening