NL9520012A - Gestabiliseerd, vrij dragend, patient-traumatafelstelsel. - Google Patents

Description

Titel: Gestabiliseerd, vrij dragend, patient-trauma-tafelstelsel.

Verwante aanvragen

De onderhavige aanvrage is verwant aan de Amerikaanse octrooiaanvrage serie Nr. 08/193.783, ingediend ten name van Gilbert W. McKenna en getiteld "X-ray Tomographic Scanning System" (Attorney’s Docket Nr. ANA-30); de Amerikaanse octrooiaanvrage serie Nr. 08/193.696, ingediend ten name van Gilbert w. McKenna en Ronald E. Swain en getiteld "Tomographic Scanner Having Center of Rotation for all Physics" (Attorney’s Docket Nr. ANA-31); en de Amerikaanse octrooiaanvrage serie Nr. 08/193.562, ingediend ten name van Gilbert w. McKenna en getiteld "X-ray Tomography System with Gantry Pivot and Translation Control" (Attorney’s Docket No. ANA-37), die alle gelijktijdig hiermee zijn ingediend en overgedragen zijn aan de huidige rechthebbende.

Gebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op medische beeldvormingsstelsels, en meer in het bijzonder op een verbeterde gestabiliseerde vrijdragende patiënttraumatafel voor gebruik in een dergelijk stelsel.

Achtergrond, doeleinden en samenvatting van de uitvinding

Patiënttafels zijn overal te vinden in hospitalen. Derge— lijke tafels zijn bekend voor het transporteren van patiënten en zijn van nut voor een aantal gespecialiseerde taken. Derge— lijke tafels zijn bijvoorbeeld gebruikt om getraumatiseerde patiënten in noodsituaties op te vangen, patiënten te transporteren van de ene plaats naar de andere, evenals voor gebruik als operatietafel gedurende een operatie. In enkele gevallen kunnen sommige medische beeldvormingsinrichtingen zoals ultrasoon eenheden worden gebruikt op patiënten die op dergelijke tafels liggen zonder de patiënt te bewegen, omdat in dergelijke gevallen de beeldvormingsapparatuur gemakkelijk te positioneren is met betrekking tot de patiënt.

Grotere beeldvormingsapparatuur zoals CT, MRI en PET scanstelsels zijn echter gewoonlijk te groot om te bewegen met betrekking tot een patiënt. Een CT scanstelsel bevat bijvoorbeeld een draagconstructie gewoonlijk in de vorm van een juk voor het dragen van een opstelling. Deze laatste omvat een frame, dat op zijn beurt een van een centrale opening voorziene schijf draagt voor rotatie ten opzichte van het frame rond een rotatieas. Beeldvormingsapparatuur wordt gemonteerd op de schijf om te roteren met de schijf rond de centrumopening ervan. De beeldvormingsapparatuur bevat een röntgenbron die periodieke pulsen of continue golfstraling kan verschaffen. In CT scaninrichtingen van de derde generatie worden röntgenstralen gedetecteerd door een detectoropstelling die gemonteerd is op de schijf diametraal tegenover de bron, terwijl in de inrichtingen van de vierde generatie röntgenstralen die worden uitgezonden door de bron worden gedetecteerd door een aantal detectoren die aan de omtrek rond het frame zijn bevestigd. In beide typen inrichtingen worden de detectoren gepositioneerd en uitgericht met betrekking tot de bron zodat de straalbanen van de röntgenstralen opgewekt door de bron en vervolgens opgenomen door de detectoren alle zich bevinden binnen een gemeenschappelijk midden scanvlak (loodrecht op de rotatieas van de schijf).

Een patiënt moet worden gepositioneerd door de centrale opening van de schijf zodat het scanvlak gaat door een uitgekozen deel van de patiënt waarvoor een beeld moet worden gevormd. Deze opstelling voorziet in informatie corresponderende met variaties in de röntgenabsorptie die wordt gemeten door de detectoren gedurende rotatie van de schijf rond de patiënt. Bij bekende (Radon) wiskundige verwerking van de informatie, kunnen visuele beelden "teruggeprojekteerd" worden en geven elk de dichtheidsverdeling weer van een schijf langs het scanvlak, door het deel van de patiënt dat in het vlak tussen de bron en de detectoren is geplaatst. De vorming van een zinvol beeld hangt onder andere af van het desbetreffende deel van de patiënt die is geplaatst binnen de centrale opening van de schijf en onbeweeglijk blijft in die positie gedurende het scannen. De kwaliteit van de gegevens hangt ook kritisch af van (1) de beeldvormende componenten (dat wil zeggen de bron en in het geval van inrichtingen van de derde generatie ook de detectoren) die zijn geplaatst op de schijf die door een gelijkmatige cirkelvormige baan beweegt rond een gemeenschappelijk punt gedurende een scan, dat wil zeggen het beeld "centrum", of "isocentrum" (dat samen moet vallen met de as van de schijf), en (2) het beeldcentrum dat gefixeerd blijft met betrekking tot de patiënt zodat geen relatieve zijdelingse beweging optreedt tussen de patiënt en de beeldvormende componenten. Daar zelfs een zeer kleine relatieve zijdelingse beweging tussen de patiënt en de beeldvormende componenten binnen het scanvlak gedurende een scan fouten kan veroorzaken die resulteren in onjuiste of verkeerde beelden, wordt dergelijke apparatuur uitgevoerd als massief versterkte inrichtingen die dikwijls een ton of meer wegen.

MRI en PET apparatuur vertoont vele soortgelijke karakteristieken, in het bijzonder zijn zij groot en zwaar omdat dergelijke apparatuur gebruik maakt van grote magneten. Als gevolg zijn dergelijke massieve inrichtingen niet gemakkelijk te hanteren om de plaats van de schijfopening in te stellen op de positie van de patiënt. Daar bovendien beeldvorming de juiste plaatsing van de patiënt binnen de apparatuur vereist, moet de tafel waarop de patiënt rust gewoonlijk worden bewogen in een richting parallel aan de as van de beeldvormende componenten. Dergelijke apparatuur wordt derhalve op typerende wijze voorzien van zijn eigen tafel die is gekoppeld aan de scanapparatuur zodat de tafel beweegt door de centrumopening om op de juiste wijze de patiënt te positioneren zodat de patiënt kan worden gescanned.

Te dikwijls echter ligt een patiënt die een scan nodig heeft gewoonlijk op een patiënttafel in getraumatiseerde toestand wegens bijvoorbeeld letsel of omdat hij of zij worden geopereerd. In dergelijke gevallen is het noodzakelijk om de patiënt van de patiënttafel naar de tafel van de scanner over te brengen, hetgeen het trauma kan doen toenemen en schade kan doen aan de patiënt. Dit is in het bijzonder een probleem in chirurgie, waar bijvoorbeeld een chirurg wil weten of hij of zij volledig kankerweefsel heeft verwijderd, of de hersenen binnenkomt op een vooraf beschreven plaats. Onder dergelijke omstandigheden, zal het noodzakelijk zijn om de patiënt te hechten om hem of haar over te brengen naar de plaats van een CT scanner, de patiënt van de patiënttafel af te nemen en te bewegen naar de scantafel, de scan uit te voeren, de patiënt terug te vervoeren naar de patiënttafel, en vervolgens de patiënt terug te vervoeren naar de operatiekamer indien verder chirurgisch ingrijpen nodig is. Vanwege mogelijk trauma dat kan resulteren uit een dergelijk vervoer van de patiënt gedurende een dergelijk ingrijpen, worden dergelijke scans gewoonlijk niet uitgevoerd.

Het is derhalve tenminste een object van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een patiënttraumatafel, die een getraumatiseerde patiënt kan dragen en ook als tafel kan funktioneren voor gebruik met medische beeldvormingsapparatuur.

Derhalve wordt volgens een aspect van de onderhavige uitvinding voorzien in een verbeterde patiënttafel, bij voorkeur in de vorm van een door wielen gedragen tafel. De tafel omvat een bovenpaneel of palet voor het dragen van een traumapatiënt. Het bovenpaneel kan zijdelings worden uitgestrekt met betrekking tot een draagbasis zodat deze zich kan uitstrekken naar de centrale opening van medische beeldvormingsapparatuur zoals een CT scanner.

Typerende patiënttafels die momenteel worden gevonden in ziekenhuizen zijn van wielen voorzien, zodat ze gemakkelijk door het personeel (inclusief kleine vrouwen) in een hospitaal of kliniek kunnen worden geduwd. Er wordt vereist dat een patiënttafel een patiënt van 350 pounds (158 kilo) kan dragen. De tafel zelf weegt bij benadering 250 tot 350 pounds (113 tot 159 kilo) en zelfs met een patiënt van 350 pounds (159 kilo) moet men gemakkelijk kunnen duwen.

Een typerende patiënttafel heeft een lengte van zeven voet (210 cm). Er is bepaald dat bij het ontwerpen van een patiënttafel volgens de onderhavige uitvinding zodat deze een uitschuifbare bovenzijde heeft die zich kan uitstrekken in de centrale opening van medische beeldvormingsapparatuur zoals een CT scanner, wanneer een dergelijke tafel wordt geplaatst nabij de medische beeldvormingsapparatuur, een wezenlijk deel van de bovenzijde zich zijdelings moet kunnen uitstrekken bijvoorbeeld ongeveer 5 voet (150 cm) vanaf de draagbasis, waarbij het resterende deel bijvoorbeeld slechts 2 voet (60 cm) van de bovenzijde wordt gedragen over de basis. De patiënt op het paneel is dus vrijdragend ten opzichte van de tafelbasis. Een bijzondere zorg is echter dat een patiënt die uitgestrekt is naar de beeldvormingsapparatuur bang kan worden, kan proberen om tegen de beeldvormingsapparatuur te duwen en van de tafel raken aan het vrijdragende einde. Dit kan gemakkelijk de tafel laten kantelen en mogelijk letsel toebrengen aan de patiënt.

Het is derhalve een ander doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een verbeterd stelsel voor het stabiliseren van de relatie tussen een patiënttraumatafel en de medische beeldvormingsapparatuur.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een stelsel voor het stabiliseren van de tafel met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur, zodat zelfs een buitensporige patiëntbelasting veilig kan worden bestuurd onder noodcondities.

Andere doeleinden van de onderhavige uitvinding zijn het verschaffen van een dergelijk stabilisatiestelsel waarin de tafel kan worden gefixeerd ten opzichte van het frame van de beeldvormingsapparatuur om te verzekeren dat er geen relatieve beweging is tussen de tafel en de beeldvormingsapparatuur gedurende het beeldvormingsproces en om te voorzien in een dergelijk stabilisatiestelsel waarbij de positie van de bovenzijde van de tafel ten opzichte van het frame gemakkelijk kan worden nagegaan.

De doeleinden van de onderhavige uitvinding worden in het algemeen tot stand gebracht door het voorzien in een stelsel voor het stabiliseren van een tafel met een bovenzijde die een patiëntdragend paneel bevat dat kan worden bewogen naar een vrijdragende positie ten opzichte van de draagbasis van de tafel zodat een deel van de tafel in een beeldvormingspositie komt met betrekking tot de medische beeldvormingsapparatuur.

In een voorkeursuitvoering van het stelsel bevat de draag-tafelbasis een paar vertikaal uitschuifbare inrichtingen zoals schroefvijzels voor het verhogen, verlagen en/of kantelen van de tafelbovenzijde ten opzichte van de beeldvormingsapparatuur, waarbij de vertikaal uitschuifbare inrichtingen elk bij voorkeur worden gestuurd door een stapmotor. De draagtafelbasis wordt zodanig ontworpen dat deze bevestigd kan worden aan de draagconstructie van de beeldvormingsapparatuur om een gefixeerde relatie tot stand te brengen tussen de tafel en de beeldvormingsapparatuur die in wezen geen relatieve beweging daartussen mogelijk maakt. Een stabiliseringsinrichting omvat bij voorkeur een draagarm met een rol aan een uiteinde. De draagarm is bij voorkeur gefixeerd met betrekking tot het frame van de beeldvormingsapparatuur voor een incrementele vertikale beweging door een stapmotor zodat de rol al dan niet in kontakt kan komen met de onderzijde van het vrijdragende einde van het patiëntdragende paneel. Om veiligheidsredenen worden organen bij voorkeur in de vorm van een rekstrook gekoppeld met de draagarm om een indicatie te verschaffen wanneer de stapmotor moet stoppen met het laten voortgaan van de draagarm tegen het tafel-patintdragende paneel wanneer een voorafbepaalde rolkon-taktdruk wordt overschreden. Een teller is aangebracht voor het tellen van de stappen van de stapmotor die de draagarm aandrijft zodat de nauwkeurige positie van de tafeltop met betrekking tot de componenten van de beeldvormingsapparatuur kunnen worden bepaald.

Andere doeleinden van de onderhavige uitvinding zullen gedeeltelijk duidelijk zijn en zullen gedeeltelijk hierna worden beschreven. De uitvinding omvat derhalve de inrichting die de constructie, combinatie van elementen en opstellingen van delen bevat zoals bij wijze van voorbeeld uiteengezet in de volgende gedetailleerde beschrijving en de beschermingsomvang van het een en ander zal worden aangeduid in de conclusies.

Korte beschrijving van de tekeningen

Voor een meer volledig begrip van de aard en de doeleinden van de onderhavige uitvinding, wordt nu verwezen naar de volgende gedetailleerde beschrijving in samenhang met de begeleidende tekeningen, waarin:

Fig. 1 een schematisch zijaanzicht is van een constructie die de principes van de onderhavige uitvinding belichaamt en een patiënttafel bevat die gekoppeld is aan medische beeldvor-mingsapparatuur;

Fig. 2 een schematisch eindaanzicht is van de apparatuur van fig. 1;

Fig. 3 een schematisch zijaanzicht is, gedeeltelijk weggebroken, van medische beeldvormingsapparatuur volgens de onderhavige uitvinding en een draagmechanisme bevat volgens de principes van de uitvinding; en

Fig. 4 en 5 perspectivische aanzichten zijn, gedeeltelijk weggebroken, die het stabilisatiestelsel van de onderhavige uitvinding tonen.

Gedetailleerde beschrijving van de tekening

Met verwijzing nu naar fig. 1-3 wordt een medische beeld-vormingsinrichting getoond in de vorm van een CT scanner. Zoals men ziet in fig. 1 en 2, omvat de scanner bij voorkeur een juk of wagen 22 gemonteerd op een aantal wielen 21 om beweegbaar of draagbaar te zijn. De wagen 22 bevat een paar bij voorkeur stijve naar boven staande zijden 23 waartussen de CT scan-opstelling 20 wordt gedragen. De opstelling omvat een stijf frame 24 dat roteerbaar een ring draagt, getoond in fig. 2 in de vorm van een ringvormige schijf 32, voor rotatie rond een as 34. Het frame 24 wordt op typerende wijze gevormd als een metalen ring of ringvormig deel bij voorkeur van een licht gewicht stijf materiaal zoals aluminium, een magnesium-aluminium legering en dergelijke en kan massief of hol zijn om gewicht te minimaliseren. Het frame 24 wordt zwenkbaar gemonteerd op de wagen 22 zodat het frame kan worden gekanteld op een centrumlijn of diametrale as bepaald door een paar zwenkassen 28 (getoond in fig. 2). Zoals men kan zien in fig. 2 wordt elk van de zwenkassen 28 gefixeerd aan het frame 24 voor een zwenkbeweging daarmee en strekt zich uit in een corresponderend lageroppervlak (niet getekend) op een van de zijden 23 van de wagen zodat het frame 24 kan zwenken rond de zwenkpennen 28. Bovendien worden de zwenkpennen en derhalve de opstelling 20 gemonteerd op de wagen zodat de gehele opstelling in translatie heen en terug kan worden bewogen ten opzichte van de zijde 23 en parallel aan de rotatieas 34. Het mechanisme voor het tot stand brengen van de translatie wordt niet getoond in de tekeningen, maar wordt in detail beschreven in de nog hangende Amerikaans octrooiaanvrage serie Nr. 08/193.562. Het frame 24 is in rotatie beperkt in zijn eigen vlak door de koppeling tussen de zwenkassen 28 en de zijden 23 van de wagen 20. Zoals men kan zien in fig. 2, is de ringvormige schijf 32 roteerbaar gemonteerd binnen het frame 24 door lagers of bij voorkeur door geschikte wielen (zoals beschreven in de nog hangende Amerikaans octrooiaanvrage Nr. 08/193.783) waarvan geen van beide mogelijkheden is getoond, voor rotatie met betrekking tot het frame rond de rotatieas 34 die zich loodrecht door de centrale opening 36 van de schijf 32 uitstrekt. De centrale opening 36 is bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat het lichaam van een patiënt die ligt op de bovenzijde van een patiënttafel, daar doorheen kan worden ingebracht.

Een röntgenbron (niet getekend) voor het in wezen bepalen van een puntbron van röntgenstralen is geplaatst op de schijf 32 op een bekende wijze en richt een bundel röntgenstralen door de opening 36 in wezen langs banen die zich bevinden binnen een gemeenschappelijk vlak loodrecht op de as 34 dat wil zeggen die het scanvlak bepalen. Evenzo is in het geval van inrichtingen van de derde generatie een röntgendetectoropstelling (eveneens niet getoond) gemonteerd op de schijf 32, diametraal tegenover de bron, en detecteert röntgenstralen die worden uitgezonden door de röntgenbron nadat deze stralen door de opening 36 langs de banen van het rotatievlak zijn gegaan. Andere bekende componenten (niet getekend) zoals een hoogspanningsbron voor het verschaffen van het noodzakelijk vermogen aan de röntgenbron gedurende een scan kunnen worden gedragen door de schijf 32. Zie bijvoorbeeld de nog hangende Amerikaanse octrooiaanvrage serie Nr. 08/193.696. Organen voor het in rotatie aandrijven van de schijf 32 zijn ook aanwezig maar ter wille van de beknoptheid niet getoond en zijn volledig conventioneel en beschreven in detail in bijvoorbeeld het Amerikaans octrooi-schrift Nr. 4.928.283. Om de reeks componenten die zijn verdeeld rond de schijf en het frame van de opstelling 20 te beschermen en af te schermen, is een omhulling of afdekking 39 (waarvan slechts een deel is getoond in fig. 1 en 3) van een voor röntgenstraling doorzichtig materiaal zoals een voor licht ondoordringbaar polymeer met hoog moleculair gewicht, geplaatst door een aantal bevestigingsorganen aan het opstellings-samenstel.

Fig. 1 en 2 tonen ook een afzonderlijke beweegbare patiënttafel 38 die gemodificeerd is in overeenstemming met een aspekt van de onderhavige uitvinding. De patinttafel 38 omvat een draagbasis die in het algemeen bestaat uit een horizontaal basisonderdeel 40 dat wordt gedragen op een aantal wielen 42 in combinatie met naar bovenstaande draagonderdelen 44 die worden gedragen op het basisonderdeel 40 aan de ondereinden ervan. De onderdelen 44 dienen om aan hun bovenste uiteinden de langwerpige horizontale tafelbovenzijde 46 te dragen, in overeenstemming met een aspekt van de onderhavige uitvinding omvat de tafelbovenzijde 46 organen voor het zodanig dragen van een patiënt dat hij of zij vrijdragend is ten opzichte van het basisonderdeel 40 om de patiënt zich te laten uitstrekken naar de opening 36 van de schijf. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de organen een langwerpig patiëntpallet of paneel 48 aangebracht op de bovenzijde 46, waarbij het paneel 48 schuifbaar gevangen wordt langs zijn lange randen binnen twee zich zijdelings uitstrekkende van groeven voorziene zij- of rail-onderdelen 50 en 52 (zie fig. 2) gemonteerd langs corresponderende zijden van de tafelbovenzijde 46. Organen in de vorm van een conventionele uitschuif-aandrijvingsinrichting 54 (zie fig. 1) zoals een stapmotor die een rieminrichting van een bekende configuratie aandrijft en derhalve slechts in blokvorm is getoond, wordt gemonteerd met betrekking tot de bovenzijde 46 en verbonden met het paneel 48 op bekende wijze voor het aandrijven van deze laatste zodat tenminste een deel van de patiënt die op het paneel ligt kan worden bewogen ten opzichte van het basisonderdeel 40 in en uit de opening 36 van de van de opstelling 20.

Zoals men kan zien in fig. 2, bestaat het paneel 48 bij voorkeur uit een transversaal gebogen onderdeel waarvan de zijranden schuifbaar worden aangegrepen door de groeven in de railonderdelen 50 en 52, hoewel ook vlakke panelen kunnen worden gebruikt. Tenminste dat gedeelte van het paneel 48 dat zich moet uitstrekken in de opening 36, is bij voorkeur doorzichtig voor röntgenstraling.

In een voorkeursuitvoeringsvorm, kunnen de naar boven gerichte draagonderdelen 44 telescoopbuizen of soortgelijke organen bevatten waardoor de hoogte van de onder- en boveneinden van de tafelbovenzijde 46 boven de vloer gemakkelijk en onafhankelijk kunnen worden ingesteld door conventionele tafel-hoogteinstelorganen 49, bij voorkeur in de vorm van een paar zich vertikaal uitstrekkende inrichtingen zoals schroefvijzels voor het laten stijgen, laten dalen en/of kantelen van de tafelbovenzijde met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur zoals getoond in fig. 1 in blokvorm. Dergelijke tafelhoogte-instelorganen maken het positioneren mogelijk van een patiënt in het centrum van de tomografieinrichting zoals te zien is in fig. 1, waarbij de gestreepte lijnen de uitbreiding van het paneel 48 in de opening 36 aangeven en in fig. 2 waar de gestreepte lijnen binnen de opening 36 de positie van het paneel 48 aangeven wanneer de tafelbovenzijde 46 in een hoge en uitgestrekte (vrij dragende) positie is.

Zoals men kan zien in fig. 1, wordt de tafelbasis 40 ontworpen om gefixeerd te worden met betrekking tot de opstelling 20 en in het bijzonder met de wagen 22 die het frame en schijf 26 draagt en een losneembare vaste relatie tussen de patiënttafel 38 en de opstelling 20 tot stand brengt en een relatieve longitudinale beweging daartussen voorkomt. Voor dit doel is aan een uiteinde van de tafelbasis 40 en op de basis van de wagen 22 op passende hoogten boven vloerniveau respectieve passende delen gemonteerd van een positief-sluitend, snel-lossend mechanisme of klink 54 van een bekend type zoals elk van de inrichtingen beschreven en getoond door N.P Chironis, Mechanisms and Mechanical Devices Handbook, McGraw Hill, Inc (1991), pagina’s 400-409.

Zoals men kan zien in fig. 1, 3, 4 en 5 omvat de onderhavige uitvinding ook organen die in het algemeen aangeduid worden met 60, voor het dragen en stabiliseren van het deel van het paneel 48 wanneer de tafelbasis 40 en de wagen 22 los neembaar samen zijn vergrendeld en dat deel van het paneel 48 strekt zich uit in de opening 36. Dergelijke draagorganen worden bij voorkeur aangebracht in de vorm van een langwerpig metalen draagarmsamenstel, in het algemeen aangeduid met 62.

Het samenstel 62 is schuifbaar gefixeerd met betrekking tot het frame 24 (zie fig. 4); binnen de deklaag 39 (getoond in fig. 1 en 3) zodat deze is geplaatst op de zijde van de opstelling 20 tegenover de zijde die het passende deel van de klink 54 (fig. 1) lagert en derhalve tegenover de zijde van de opstelling die het paneel 48 opneemt.

Bij de beschrijving van het dragerorgaan 60 in meer detail wordt nu verwezen naar fig. 4 en 5 waarbij het dragerarmsamen-stel 62 wordt gedragen door een draagplaat 64 die op zijn beurt wordt bevestigd aan het frame 34 door hoekplaten 66 (waarvan er een in fig. 4 is getoond) voor het dragen van de componenten van het draagorgaan 60. De plaat 64 is voorzien van een vertikaal georiënteerde sleuf 68 die langer is dan het verwachte vertikale bewegingsgebied van de draagarm 62 zoals hierna duidelijker zal worden. De componenten van het geprefereerde dragerarmsamenstel 62 dat gepositioneerd is voor de draagplaat 64 (vanuit het perspectief van fig. 4 en 5) zijn weergegeven in fig. 4 terwijl die componenten die achter de dragerplaat zijn geplaatst, zijn getoond in fig. 5.

Met verwijzing naar fig. 4 wordt een dragerarmsamenstel 62 gemonteerd voor een vertikale beweging ten opzichte van de dragerplaat 64 en derhalve het frame 24. Het dragerarmsamenstel 24 omvat een frame 70 dat tenminste een paar parallelle gebogen armen 72 bevat waarvan een bodemdeel zich vertikaal uitstrekt voor het dragen van het vertikale paneel 74 daartussen en waarvan een bovenste deel zich uitstrekt onder een hoek op de vertikaal voor het dragen van het diagonale paneel 76. Een paar blokken 78 is bevestigd aan de rugzijde van het vertikale paneel 74 en is opgesteld tussen het paneel en de dragerplaat. De blokken zijn voorzien van sleuven 80 die zodanig zijn uitgevoerd dat zij respectievelijk samenwerken met een paar lineaire banen 80 die op hun beurt zijn gemonteerd aan de voorzijde van de dragerplaat 64 en vertikaal georiënteerd parallel aan elkaar zijn en de beweging van het samenstel begrenzen tot een beweging naar boven of beneden in vertikale richting. Zoals men kan zien in fig. 4 is de bodemrand van het vertikale paneel voorzien van een horizontale sleuf 82.

De componenten voor het bewegen van het samenstel 62 in vertikale richting zijn getoond in fig. 5. Een kogelschroef 84 wordt gedragen aan elk uiteinde in een draagtap 86 (waarvan en slechts een in fig. 5 is getoond). De kogelschroef 84 wordt zodanig gedragen dat deze in axiale beweging beperkt is, maar kan vrijelijk roteren langs zijn longitudinale as. Een kogel-moersamenstel, aangeduid met 88, omvat een vinger 90 (zie fig.

4 en 5) die zoals getoond in fig. 4 zich uitstrekt door de sleuf 68 van de draagplaat 64 en de sleuf 82 van het vertikale paneel van het samenstel 62 en het samenstel 62 draagt. Zoals te zien is in fig. 5, wordt het kogelmoersamenstel 88 roteerbaar gedragen op de kogelschroef 84, maar is beperkt van rotatiebeweging (omvat de vinger 90 zich uitstrekt door de sleuf 68) tot axiale beweging langs de as van de kogelschroef 84 wanneer de kogelschroef roteerbaar wordt gedreven binnen de draagtappen 86 rond zijn as. De kogelschroef wordt roteerbaar gedreven door organen bij voorkeur in de vorm van een stapmotor 92, gekoppeld via een riemgedreven poeliestelsel 94 met de kogelschroef 84 zodat rotatie van de motor 92 in een richting de kogelschroef 84 laat roteren (met de draagtappen 86) in een richting en de kogelmoer de kogelschroef laat opduwen en duwt tegen het dragerarmsamenstel 62 met de vinger 88, terwijl rotatie van de motor 92 in de tegengestelde richting de kogelschroef 84 in een tegengestelde richting laat roteren en de kogelmoer de kogelschroef naar beneden laat gaan, hetgeen het dragerarmsamenstel 62 laat dalen, wanneer de vinger de sleuf 68 van de dragerplaat 64 naar beneden beweegt. Om veiligheidsredenen is een slipkoppeling 94 (zie fig. 5) van een bekend type aangebracht voor de volledige slag van het kogel-moersamenstel 90 zodat het kogelmoersamenstel 88 zal slippen met betrekking tot de kogelschroef 84 indien een vertikale kracht zal worden aangelegd aan het dragerarmsamenstel 62 met meer dan een voorafbepaalde grootte hetgeen derhalve letsel bij een persoon voorkomt wanneer het kogelmoersamenstel omhoog of omlaag gaat.

Het dragerarmsamenstel 62 heeft zodanige afmetingen en is zodanig gepositioneerd dat deze in kontakt kan komen met de onderzijde van het paneel 48 wanneer deze laatste zich uitstrekt in zijn vrijdragende positie. Gemonteerd op het bovenuiteinde van het dragerarmsamenstel 62 zijn organen zoals een wiel of rol 96 voor het verschaffen van een rolkontakt tussen het samenstel 62 en het paneel 48.

Omdat, met verwijzing naar fig. 1, de vloer waarop de patiënttafel 38 en de wagen 22 zijn geplaatst ongelijk kan zijn niet tegenstaande het feit dat de patiënttafel en de wagen met wielen 42 onderling verbonden kunnen zijn, kan het paneel 48 wanneer dit wordt uitgeschoven, worden geplaatst op een andere plaats dan men zou verwachten. Verder kan het gewicht van een patiënt op een uitgeschoven paneel 48 het paneel laten buigen. Derhalve zijn, zoals te zien is in fig. 5, organen die in het algemeen zijn aangeduid als de teller 100, die elektrisch verbonden zijn met de stapmotor 92, aangebracht voor het omhoog-omlaag tellen van de stappen die worden verschaft door de werking van de stapmotor 92 en maken het daardoor mogelijk dat de exakte positie van het uitgeschoven paneel 48 met betrekking tot het frame 24 en de beeldvormende componenten van de opstelling 20, zie fig. 1, wordt bereikt. Om veiligheidsredenen wordt een spannings- of koppelmeetorgaan 102, getoond in fig. 4, zoals een veerschaal, rekstrookje, Bourdonbuis of dergelijke bevestigd en geplaatst met betrekking tot de onderzijde van het diagonale paneel 76 om de opbouw van compressiespanningen te meten zodat wanneer de spanning een voorafbepaalde drempel overschrijdt, bijvoorbeeld een druk van 6 psi (0,42 bar) een signaal wordt verschaft om de werking van de stapmotor 62 te stoppen. Dit is nuttig wanneer de rol 92 in kontakt komt met de onderzijde van het paneel 48 om buitensporige belasting op het dragerarmsamenstel te voorkomen.

Evenzo zal, indien een obstructie zoals een vinger van een persoon tussen de rol 96 en het paneel 48 raakt, wanneer het dragerarmsamenstel omhoog beweegt, de stapmotor 96 uitschakelen wanneer de kontaktdruk het drempelniveau bereikt. Derhalve kan er geen grote kracht worden aangelegd aan de vinger van de persoon en voorkomt daardoor ernstige schade aan de persoon.

Manueel werkzame besturingen (niet getekend) worden bij voorkeur aangebracht voor het besturen van de richting en de snelheid van de stapmotor 92. Zoals te zien is in fig. 5, kunnen geschikte schakelaars 104 (waarvan er een is getoond in fig. 5) worden aangebracht op de twee gewenste eindposities van het kogelmoersamenstel 90 (bijvoorbeeld naburige draagtappen 86) zodat de vinger 88 van het samenstel niet voorbij vooraf-bepaalde uiterste posities zal gaan. De schakelaars 104 worden op geschikte wijze verbonden met de stapmotor 92 zodat de motor zal stoppen wanneer het moersamenstel in positie komt om een van de schakelaars te sluiten.

Bij de voorbereidingen van een CAT scan zullen de wagen 22 en de patiënttafel 88 naar een positie worden gereden zodat de componenten van de klink 54 los neembaar kunnen zijn vergrendeld aan elkaar, hetgeen de positie van de opstelling 20 en de patiënttafel met betrekking tot elkaar fixeert zoals men kan zien in fig. 1. De tafelbovenzijde 46 gaat dan omhoog tot de gewenste hoogte voor het centreren van het paneel 48 met betrekking tot de opening 36 in de opstelling 20. Vervolgens zal het paneel 48 dat een patiënt draagt schuifbaar worden bewogen naar de binnenste ringvormige opening 36 om de patiënt op de juiste wijze te positioneren met betrekking tot de opstelling van het CAT scanmechanisme zoals men kan zien in fig. 1. Ongeacht het gewicht van de patiënt of het relatieve uitschuiven van het paneel 48 naar de opening 36 wordt de positie van het deel van het paneel 48 dat zich uitstrekt binnen de opening 36 en dientengevolge de positie van de patiënt met betrekking tot de tomografieinrichting gehandhaafd door de drager die wordt verschaft door het dragerarmsamenstel 62 en de rol 96, en de positie van het paneel en de patiënt kunnen gemakkelijk zeker gesteld worden door onderzoek van de uitlezing uit de teller 100 (zie fig. 5). Wanneer de patiënt derhalve in het begin is gepositioneerd met betrekking tot de tomografieinrichting, is een verdere beweging van de patiënt of de patiënttafel niet noodzakelijk met de inrichting van de onderhavige uitvinding, omdat de opstelling 20 in het algemeen organen bevat die voorzien in een gestuurde zijdelingse translatie van de opstelling 20 langs de rotatieas (zoals beschreven in de nog hangende Amerikaanse octrooiaanvrage serie Nr. 08/193.562, zoals in het bovenstaande vermeld) om op de juiste wijze de opstelling met betrekking tot de patiënt te positioneren om de röntgengegevens die nodig zijn voor afbeelding voort te brengen. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt derhalve de röntgenafbeelding stapsgewijs uitgevoerd samen met incrementele, nauwkeurig gemeten, discrete verplaatsingen van het opstellingssamenstel met betrekking tot de patiënt, welke verplaatsingen tot stand worden gebracht door het kort en bij herhaling bekrachtigen van het opstellingsverplaatsingsstelsel. In een andere uitvoeringsvorm kan de röntgenbeeldvorming ook continu worden uitgevoerd als een schroeflijnvormige scan door het opstellingsverplaatsings— mechanisme te bekrachtigen voor een geleidelijke, continue en nauwkeurig gemeten zijdelingse verplaatsing van het opstel— lingssamenstel terwijl het tomografiestelsel in werking is.

Het aldus beschreven stelsel voorziet in een verbeterde patiënttafel die funktioneert als tafel voor gebruik met grote medische beeldvormingsapparatuur. Het dragerorgaan 60 verschaft een stabilisatie van de vrijdragende tafel gedurende de beeldvorming .

Daar zekere veranderingen zijn aangebracht in de bovenstaande apparatuur zonder de beschermingsomvang van de uitvinding te overschrijden is het de bedoeling dat alle materie die is bevat in de bovenstaande beschrijving of getoond is in de begeleidende tekeningen moet worden geïnterpreteerd bij wijze van illustratie en niet in beperkende zin.

Claims (20)

1. Tafel voor het dragen van een patiënt in een liggende positie, met het kenmerk, dat de tafel omvat: een basis die op wielen wordt gedragen, en een vlakke bovenzijde voor het dragen van de patiënt in een liggende positie en gedragen door en in staat om te worden bewogen met betrekking tot de basis zodat een deel van de patiënt vrijdragend kan zijn met betrekking tot de basis.

2. Combinatie van een medisch beeldvormingsstelsel voor het vormen van een inwendig beeld van een deel van de patiënt die zich in een beeldvormingspositie bevindt, en een patiënt-tafel omvattende een basis die wordt gedragen op wielen, en een vlakke bovenzijde voor het dragen van de patiënt en die kan worden bewogen met betrekking tot de basis zodat een deel van de patiënt vrijdragend is met betrekking tot de basis en geplaatst in de beeldvormingspositie.

3. Combinatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat er organen zijn voor het bevestigen van de tafel aan het beeldvormingsstelsel.

4. Combinatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat er organen aanwezig zijn voor het stabiliseren van de tafel met betrekking tot het beeldvormingsstelsel wanneer de vlakke bovenzijde vrijdragend is met betrekking tot de basis met de patiënt in de beeldvormingspositie.

5. In combinatie met medische beeldvormingsapparatuur en de patiënttafel met een basis en een langwerpige in wezen vlakke bovenzijde voor het dragen van de patiënt en gedragen door en in staat om vrijdragend te zijn met betrekking tot de basis zodat een deel ervan zich in een beeldvormingspositie bevindt met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur, een stelsel voor het stabiliseren van de tafel wanneer het tafelbovendeel zich bevindt in de beeldvormingspositie met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur, met het kenmerk, dat het stelsel omvat: draagorganen die gefixeerd zijn met betrekking tot de beeldvormingsapparatuur voor het dragen van het deel van de bovenzijde wanneer deze laatste zich in de beeldvormingspositie bevindt en organen voor het bewegen van de dragerorganen naar en buiten draagkontakt met de bovenzijde wanneer deze laatste zich in de beeldvormingspositie bevindt.

6. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat er organen zijn voor het zijdelings bewegen van de bovenzijde, in wezen in het vlak van de bovenzijde, met betrekking tot de basis naar en uit de beeldvormingspositie.

7. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat er organen zijn voor het vertikaal bewegen van de top met betrekking tot de basis in wezen loodrecht op het vlak.

8. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de beeldvormingsapparatuur een röntgentomografie-stelsel is omvattende een opstelling met een frame en een schijf, gemonteerd in het frame voor rotatie rond een rotatieas en waarbij het deel van de bovenzijde zich uitstrekt in de opening wanneer deze in de beeldvormingspositie is.

9. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat er voorts organen zijn voor het bepalen van de kontaktkracht tussen het dragerorgaan en het deel van de bovenzijde.

10. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat er voorts organen zijn voor het stuiten van de beweging van het dragerorgaan wanneer de kontaktkracht een voorafbepaalde grens overschrijdt.

11. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de voorafbepaalde grens in wezen niet groter is dan 6 pounds (0,42 bar).

12. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het orgaan voor het bepalen van de kontaktkracht omvat tranducer organen voor het verschaffen van een uitgangssignaal dat een weergave is van de kontaktkracht.

13. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de organen voor het stuiten omvatten organen voor het besturen van het orgaan voor het bewegen van het drager-orgaan in overeenstemming met het uitgangssignaal.

14. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de dragerorganen omvatten tenminste een rol die is gemonteerd op het dragerorgaan om rolkontakt te verschaffen tussen het deel van de bovenzijde en het dragerorgaan.

15. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het orgaan voor het bewegen van het dragerorgaan omvat een kogelmoersamenstel dat in kontakt is met het dragerorgaan en axiaal beweegbaar langs een kogelschroef, en aandrijforganen die zijn gemonteerd op de inrichting voor het aandrijven van de kogelschroef om axiaal het kogelmoersamenstel te bewegen.

16. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan een stapmotor omvat.

17. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat er tellerorganen zijn voor het tellen van elke incrementstap die tot stand wordt gebracht door de startmotor zodat de relatieve positie van het deel van de bovenzijde tot de medische beeldvormingsapparatuur tot stand kan worden gebracht wanneer dit kontakt bestaat.

18. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de beeldvormingsapparatuur omvat beeldvormings-componenten die zijn aangebracht op een opstelling, waarbij het stelsel verder omvat organen voor het los neembaar vergrendelen van een uiteinde van de tafel aan de beeldvormingsapparatuur om een vaste ruimtelijke betrekking tot stand te brengen tussen de beeldvormingscomponenten en het deel van de bovenzijde wanneer deze laatste zich bevindt in de beeldvormingspositie.

19. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat er aandrijforganen zijn die zijn gemonteerd op de bovenzijde voor het bewegen van de bovenzijde naar de vrij-dragende positie.

20. Stabiliseringsstelsel volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan een stapmotor bevat.