NL194737C - Verwarmingssamenstel voor het verwarmen en toelaten van verse lucht in een vertrek. - Google Patents

Description

1 194737

Verwarmingssamenstel voor het verwarmen en toelaten van verse lucht in een vertrek

De uitvinding betreft een verwarmingssamenstel voor het verwarmen en toelaten van verse lucht in een vertrek, voorzien van een verwarmingselement en een aan de achterzijde daarvan aangebrachte door veise 5 lucht doorstroombare kast, welke met de achterzijde afgedicht tegen een van een doorlaatopening voor verse lucht uitgeruste wand bevestigbaar is en waarbij de van het verwarmingselement afgekeerde zijde van de kast luchtdoorlatend is, voor het vanuit een dergelijke doorlaatopening toelaten van verse lucht en waarbij de kast kanaalmiddelen heeft voor het eerst omlaag en dan omhoog doorleiden van toegelaten verse lucht naar uitstroomopeningen in de bovenzijde van de kast 10 Een verwarmingssamenstel van het in de aanhef genoemde soort is bekend uit de internationale octrooiaanvrage WO-A 9101470. Bij het bekende verwarmingssamenstel heeft de kast een achterwand met centraal bovenin een luchtdoorlaatopening. De kast sluit met zijn vooromtreksrand aan op het verwarmingselement.

In de kast zijn twee verticale platen aangebracht die zich uitstrekken tussen de achterwand en het 15 verwarmingselement en dwars op het verwarmingselement verlopen. De platen lopen vanaf de bovenzijde van de kast tot op afstand van de onderzijde daarvan.

Bij dit samenstel wordt verse lucht via de luchtdoorlaatopening in de kast geleid en dan omlaag tussen de twee platen. Vervolgens stroomt de lucht om de onderrand van de platen heen en daarna omhoog naar de bovenzijde van de kast. Via de bovenzijde van de kast komt de lucht uiteindelijk in het vertrek waarin het 20 verwarmingselement geplaatst is. Het opwarmen van de lucht zal in dit bekende samenstel niet optimaal kunnen plaatsvinden, omdat het verwarmingselement de warmte onvoldoende af kan geven aan de lucht Uitgaande van de oplossing volgens de stand van de techniek is het het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een verwarmingssamenstel van het in de aanhef genoemde soort, waarbij de in het vertrek komende verse lucht zo efficiënt mogelijk achter het verwarmingslichaam kan worden verwarmd, 25 voordat de lucht in de kamer naar binnen stroomt

Dat doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het verwarmingselement een aan zijn achterzijde bevestigde, gegolfde convectieplaat omvat en dat de middelen voor het geleiden van de lucht de convectie-plaat en een in het bovendeel van de kast aangebracht sperblad omvatten, dat zich, de golven van de convectieplaat dichtbij volgend, tussen de convectieplaat en de achterzijde van'de kast uitstrekt, waarbij de 30 in de kast komende lucht wordt gedwongen eerst naar beneden te stromen in een ruimte, die door het achtervlak van de convectieplaat is begrensd en vervolgens te stromen om de op afstand boven het benedenvlak van de kast gelegen onderrand van de convectieplaat heen, de tussen de achterzijde van het verwarmingselement en de voorzijde van de convectieplaat begrensde kanalen in, en hierdoor omhoog om tenslotte uit te stromen door de uitstroomopeningen in de bovenzijde van de kast.

35 Door deze maatregelen wordt bereikt dat de kast door middel van de convectieplaat in twee afzonderlijke ruimten wordt verdeeld. De eerste ruimte bevindt zich aan de achterzijde van de convectieplaat. Het oppervlak van de convectieplaat is in gebruik warm. In deze eerste ruimte wordt daardoor de verse lucht voorverwarmd. De tweede ruimte wordt bepaald door kanalen, begrensd door warme oppervlakken van het verwarmingselement en de convectieplaat. In deze tweede ruimte wordt de lucht verder opgewarmd voordat 40 de lucht in de kamer wordt geleid. Dat wil zeggen dat de in het vertrek komende verse lucht op een zeer efficiënte wijze wordt opgewarmd.

Opgemerkt wordt dat uit het Finse octrooischrift Fl-A 16.463 een verwarmingssamenstel bekend is waarbij in de kast achter het verwarmingselement een tussenwand aanwezig is om de binnenstromende lucht via een eerste kamer aan de wandzijde van de kast en vervolgens via een tweede ruimte aan de zijde 45 van het verwarmingselement door het samenstel te laten stromen. Het gebruik van een convectieplaat als scheidingswand wordt hierbij echter niet getoond, noch gesuggereerd.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat het verwarmingssamenstel volgens de uitvinding een filter voor toegevoerde lucht omvat, waarbij het filter plaatvormig is en in de door de convectieplaat en de achterzijde van de kast begrensde ruimte op afstand van de achterzijde van de kast is aangebracht.

50 Verder is het mogelijk dat de achterzijde van de kast geheel open is en de achterrand van de kast en die van het sperblad onder toevoeging van een afdichting op een wand aansluitbaar zijn.

In het nu volgende wordt de uitvinding nauwkeuriger met verwijzing naar de bijgevoegde tekening toegelicht Hierin toont 55 figuur 1 een verwarmingssamenstel schuin van achter, figuur 2 het verwarmingssamenstel van figuur 1 vanaf de zijkant en aan de wand gemonteerd, figuur 3 een bovenaanzicht van het verwarmingssamenstel volgens de voorgaande figuren,

Claims (3)

194737 2 figuur 4 een doorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 2, en figuur 5 een doorsnede volgens de lijn V-V in figuur 2. Een verwarmingssamenstel volgens de tekening omvat een aan de achterzijde 2 van een lichaamselement 5 1 bevestigde, gegolfde convectieplaat 3, een op de achterzijde 2 en de convectieplaat 3 vast aangebrachte kast 4 voor toegevoerde lucht, een aan de convectieplaat 3 en aan de kast 4 gemonteerd sperblad 5 en een in de kast 4 aangebracht filter 13 voor toegevoerde lucht. De kast 4 voor toegevoerde lucht heeft luchtdichte zijwanden 6 en 7, een luchtdichte bodem 8 en een van luchtgaten 10 voorzien afdekdeel 9, terwijl de van het verwarmingselement 1 afgekeerde zijde geheel 10 open is. De diepte van de kast 4 voor toegevoerde lucht komt in hoofdzaak overeen met de afstand tussen de achterzijde 2 van het verwarmingselement 1 en een wand W, en in de hoogterichting strekt de kast zich uit tot een afstand van zowel de boven- alsook de onderkant van de convectieplaat 3. De breedte van de kast 4 kan daarentegen variëren. Aan de van het verwarmingselement afgekeerde achterste rand van de kast 4 is een deze omgevende afdichting 11 bevestigd, om de kast 4 tegen de wand W af te dichten. 15 Het sperblad 5 is op een afstand onder het afdekdeel 9 aan het bovendeel van de kast 4 bevestigd, en het blad strekt zich, de golven 3a van de convectieplaat 3 dicht volgend, uit tot een gebied, dat door de convectieplaat 3, de achterzijde van de kast 4 en de zijwanden 6 en 7 van de kast is begrensd. Bij voorkeur bevindt het sperblad 5 zich zo dicht mogelijk bij de bovenkant van de convectieplaat 3. Het is ook voordelig, een afdichting 12 aan de van het verwarmingselement 1 afgekeerde rand van het sperblad 5 aan te 20 brengen. In een door het sperblad 5, de wanden 6 en 7 van de kast en de bodem 8 van de kast begrensd gebied is een bij voorkeur schijfvormig filter 13 voor toegevoerde lucht aangebracht, dat zich op afstand van de achterzijde van de kast 4 bevindt en in hoofdzaak aan het oppervlak van de buitenste golven 3a van de convectieplaat 3 is bevestigd. Op deze wijze worden tussen de achterzijde (wand W) van de kast 4 en het 25 filter 13 een kamer 14 voor het ontvangen van verse lucht en tussen het filter 13 en de golven 3a van de convectieplaat 3 kanalen 15 voor toegevoerde lucht gevormd. Tussen de achterzijde 2 van het verwarmingselement en de golven 3a van de convectieplaat 3 bevinden zich tweede kanalen 16 voor toegevoerde lucht. Figuur 2 toont het verwarmingssamenstel aan de wand W gemonteerd, waarbij door de wand een verseluchtkanaal A verloopt, dat met de buitenlucht in verbinding staat en in de open achterzijde van de 30 kast 4 uitmondt. De kast 4 is tegen de wand W afgedicht gemonteerd, zodat de door het kanaal A stromende lucht alleen door de kast 4 in de kamer kan stromen. Bevestigingsmiddelen en aansluitingen van het verwarmingssamenstel worden in de figuren niet afzonderlijk getoond, daar deze behoren tot een techniek, die de vakman welbekend is. Bovendien zijn ze van het type verwarmingssamenstel afhankelijk. In dit geval betreft het niet een bepaald type, maar wordt het verwarmingssamenstel als universeel model 35 schematisch afgebeeld. Voor het reinigen van de kast is het voordelig als het verwarmingssamenstel om een onderschamier neerklapbaar is. Bij gebruik van het verwarmingssamenstel zal verse lucht door het kanaal A in de kamer 14 stromen en van daaruit door het filter 13 heen in de eerste kanalen 15, waardoorheen de lucht naar beneden zal stromen, om in het benedendeel van de kast 4 om de convectieplaat 3 heen de tweede kanalen 16 voor in 40 te stromen, waardoorheen de toegevoerde lucht langs het verwarmingslichaamsdeel omhoog zal stromen en tenslotte voorverwarmd uit de kast 4 door de luchtgaten 10 in het afdekdeel 9 hiervanheen in de kamer binnen zal stromen. De lucht blijft een lange tijd in de kast door de lengte van de baan daardoorheen en benut de gehele tijd om de door het verwarmingselement 1 en door de convectieplaat 3 uitgestraalde warmte op te nemen, alvorens de lucht in de kamer stroomt. De uit de kast 4 stromende lucht wordt nog 45 warmer, wanneer deze langs verdere oppervlakken van het verwarmingselement 1 stroomt. Op deze wijze kan de in de kamer komende lucht meteen aan het begin zover worden verwarmd, dat geen trek aan het oppervlak van de vloer en dus geen grote temperatuurverschillen tussen de vloer en het plafond van de kamer ontstaan. Deze stroming wordt in figuur 1 door middel van pijlen veraanschouwelijkt 50

1. Verwarmingssamenstel voor het verwarmen en toelaten van verse lucht in een vertrek, voorzien van een verwarmingselement en een aan de achterzijde daarvan aangebrachte door verse lucht doorstroombare 55 kast, welke met de achterzijde afgedicht tegen een van de doorlaatopening voor verse lucht uitgeruste wand bevestigbaar is en waarbij de van het verwarmingselement afgekeerde zijde van de kast luchtdoorlatend is, voor het vanuit een dergelijke doorlaatopening toelaten van verse lucht en waarbij de kast kanaalmiddelen 9 3 194737 heeft voor het eerst omlaag en dan omhoog doorleiden van toegelaten verse lucht naar uitstroomopeningen in de bovenzijde van de kast, met het kenmerk, dat het verwarmingselement (1) een aan zijn achterzijde bevestigde, gegolfde convectieplaat (3) omvat en dat de middelen voor het geleiden van de lucht de convectieplaat (3) en een in het bovendeel van de kast (4) aangebracht sperblad (5) omvatten, dat zich, de 5 golven (3a) van de convectieplaat dichtbij volgend, tussen de convectieplaat (3) en de achterzijde van de kast (4) uitstrekt, waarbij de in de kast (4) komende lucht wordt gedwongen eerst naar beneden te stromen in een ruimte, die door het achtervlak van de convectieplaat is begrensd en vervolgens te stromen om de op afstand boven het benedenvlak van de kast (4) gelegen onderrand van de convectieplaat (3) heen, de tussen de achterzijde van het verwarmingselement (1) en de voorzijde van de convectieplaat (3) begrensde 10 kanalen (16) in, en hierdoor omhoog om tenslotte uit te stromen door de uitstroomopeningen (10) in de bovenzijde (9) van de kast (4).

2. Verwarmingssamenstel volgens conclusie 1, voorzien van een filter voor toegevoerde lucht, met het kenmerk, dat het filter (13) plaatvormig is en in de door de convectieplaat (3) en de achterzijde van de kast (4) begrensde ruimte op afstand van de achterzijde van de kast is aangebracht 15

3. Verwarmingssamenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de achterzijde van de kast (4) geheel open is en de achterrand van de kast (4) en die van het sperblad (5) onder tussenvoeging van een afdichting (12) op een wand aansluitbaar zijn. Hierbij 1 blad tekening