NL9301486A - Verwarmingslichaam. - Google Patents

Description

Verwarmingslichaam.

De uitvinding betreft een verwarmingslichaam, dat aan de wand vaneen gebouw kan worden gemonteerd, waarbij de wand de buitenwand van hetgebouw vormt, en waarbij het verwarmingslichaam een aan zijn achterzijdebevestigde, gegolfde convectieplaat en een aan deze achterzijde vastaangebrachte kast omvat, waarvan de diepte overeenkomt met een spleettussen het verwarmingslichaam en de wand en waarvan de bovenzijde en vanhet verwarmingslichaam afgekeerde zijde luchtdoorlatend zijn, waarbij dekast bedoeld is om dichtbij een door de wand gevormd verse-luchtkanaal teworden aangebracht, terwijl het verwarmingslichaam bovendien middelenomvat, om de in de kast komende verse lucht eerst uit de kast naar bene¬den en pas dan omhoog te leiden, om deze vanaf de bovenzijde van de kastweg te leiden.

Luchtverversing in woongebouwen, in het bijzonder in kleine huizen,vindt tegenwoordig gewoonlijk op zodanige wijze plaats, dat toegevoerdelucht ongecontroleerd binnenstroomt door deur- en vensterspleten en doorontluchtingskleppen, die aan wanden, bij de dakranden, zijn aangebracht,terwijl de uit de woningen af te voeren lucht op een meer gecontroleerdewijze door afvoerkanalen van de dakventilatoren van het gebouw naar bui¬ten wordt geleid.

Omdat het nodig is, de in het gebouw binnenstromende verse lucht inkoude jaargetijden te verwarmen, zou het gewenst zijn, dat deze lucht zogoed mogelijk kan worden verwarmd, voor deze zich in het gebouw ver¬spreidt, waardoor trek, energieverliezen en onvolledige luchtverversing,die tot een menging van koude en warme lucht zijn terug te voeren, kunnenworden vermeden. Dientengevolge zijn van een luchtverwarmingskast of eengelijksoortige inrichting voorziene verwarmingslichamen ontwikkeld, diebijvoorbeeld in GB-C-1.431.671, in ϋΕ-Α-3.5^5·648, in FI-C-16.463 enFI-C-28.53I· in FI-B-76.204 en in FI-A-88.408l worden beschreven.

Het octrooischrift FI-16.463 beschrijft een oplossing in hoofdzaakvolgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de te verwarmen lucht wordtgedwongen, in een tussen een verwarmingslichaam en een wand aan te bren¬gen, afzonderlijke, met een tussenwand gedeelde kast eerst naar benedendoor een kamer aan de wandzijde en dan omhoog door een kamer aan de zijdevan het verwarmingslichaam te stromen.

Een afzonderlijke kast van dit type is echter geen toereikende goedeoplossing, omdat deze de van het verwarmingslichaam uitstralende warmteniet goed benut, zelfs niet bij de voorkeursuitvoering volgens dit oc- trooischrift. Bovendien zijn dergelijke afzonderlijke kasten onpraktischen de kosten daarvoor hoog.

Aan de onderhavige uitvinding ligt het doel ten grondslag, uitgaandvan de oplossing van het octrooischrift ΡΙ-ΐ6.463, de bovengenoemde nade¬len op te heffen en in het bijzonder een verwarmingslichaam van het type,waarvan het lichaamsdeel in hoofdzaak gladde voor- en achterzijden omvat,op een eenvoudige wijze zodanig te verbeteren, dat de vanuit een verse-luchtkanaal in de kamer komende lucht zo efficiënt mogelijk achter hetverwarmingslichaam kan worden verwarmd, alvorens deze in de kamer naarbinnen stroomt.

Dit doel wordt door middel van een verwarmingslichaam volgens deuitvinding bereikt, doordat de genoemde luchtgeleidingsmiddelen de con-vectieplaat en een in het bovendeel van de kast aangebracht sperbladomvatten, dat zich, de golven van de convectieplaat dichtbij volgend,tussen de convectieplaat en de achterzijde van de kast uitstrekt, waarbijde in de kast komende lucht gedwongen wordt, eerst naar beneden te stro¬men in een ruimte, die aan de zijde van het verwarmingslichaam door hetbuitenvlak van de convectieplaat is begrensd, en doordat het benedenvlakvan de kast zich onder de onderkant van de convectieplaat uitstrekt,waarbij de naar beneden gedwongen lucht eerst in door het verwarmings¬lichaam en de binnenzijde van de convectieplaat hiervan begrensde kanalenomhoog kan stromen en tenslotte vanaf de bovenzijde van de kast naarbuiten kan stromen.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht om voor het leiden van eenluchtstroom een convectieplaat te gebruiken, die op de achterzijde vanhet lichaamsdeel van een verwarmingslichaam aangebracht of daar aan tebrengen is, waarbij de in de kamer komende verse-luchtstroom op de effi¬ciëntste wijze wordt voorverwarmd, en de oplossing dus zeer eenvoudig isen de kosten daarvoor voordelig zijn.

Een kast voor toegevoerde lucht kan het gemakkelijkst uit twee zij¬wanden en een bodem van plaat bestaan, die bijvoorbeeld door puntlassenaan de achterzijde van het verwarmingslichaam zijn bevestigd. Het verwar¬mingslichaam volgens de uitvinding kan een waterverwarmingslichaam, eenelektrisch verwarmingslichaam, een met olie gevuld, elektrisch verwar¬mingslichaam zijn, d.w.z. het werkingsprincipe hiervan kan van elke wil¬lekeurige, bekende soort zijn.

Bij voorkeur is in de kast een schijfvormig luchtfilter aangebracht,dat in een door de convectieplaat en de achterzijde van de kast begrensderuimte op afstand van de achterzijde van de kast is aangebracht.

In het nu volgende wordt de uitvinding nauwkeuriger met verwijzingnaar de bijgevoegde tekening toegelicht. Hierin toont:

Fig. 1 een verwarmingslichaam volgens de uitvinding schuin van ach¬ter,

Fig. 2 het verwarmingslichaam van fig. 1 vanaf de zijkant en aan dewand gemonteerd,

Fig. 3 een bovenaanzicht van het verwarmingslichaam volgens de voor¬gaande figuren,

Fig. 4 een doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 2, en

Fig. 5 een doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 2.

Een verwarmingslichaam volgens de tekening omvat een aan de achter¬zijde 2 van zijn lichaamsdeel 1 bevestigde,, gegolfde convectieplaat 3.een op de achterzijde 2 en de convectieplaat 3 vast aangebrachte kast 4voor toegevoerde lucht, een aan de convectieplaat 3 en aan de kast 4gemonteerd sperblad 5 en een in de kast 4 aangebracht filter 13 voortoegevoerde lucht.

De kast 4 voor toegevoerde lucht heeft luchtdichte zijwanden 6 en 7.een luchtdichte bodem 8 en een van luchtgaten 10 voorzien afdekdeel 9,terwijl de van het verwarmingslichaam afgekeerde zijde geheel open is. Dediepte van de kast 4 voor toegevoerde lucht komt in hoofdzaak overeen meteen spleet tussen de achterzijde 2 van het lichaamsdeel 1 van het verwar¬mingslichaam en een wand W, en in de hoogterichting strekt de kast zichuit tot een afstand van zowel de boven- alsook de onderkant van de con¬vectieplaat 3· De breedte van de kast 4 kan daarentegen variëren. Aan devan het verwarmingslichaam afgekeerde kant van de kast 4 is een het ach¬terste deel van de kast 4 omgevende afdichting 11 bevestigd, die bij hetmonteren van het verwarmingslichaam aan de wand W de kast 4 tegen de wandW afdicht.

Het sperblad 5 is op een afstand van het afdekdeel 9 aan het boven¬deel van de kast 4 bevestigd, en het blad strekt zich, de golven 3a vande convectieplaat 3 dicht volgend, uit tot een gebied, dat door de con¬vectieplaat 3* de achterzijde van de kast 4 en de zijwanden 6 en 7 van dekast is begrensd. Bij voorkeur bevindt het sperblad 5 zich zo dicht moge¬lijk bij de bovenkant van de convectieplaat 3· Het is ook voordelig, eenafdichting 12 aan de van het verwarmingslichaam afgekeerde kant van hetsperblad 5 aan te brengen.

Zoals eerder gezegd, is in een door het sperblad 5, de wanden 6 en 7van de kast en de bodem 8 van de kast begrensd gebied een bij voorkeurschijfvormig filter 13 voor toegevoerde lucht aangebracht, dat zich op afstand van de achterzijde van de kast 4 bevindt en in hoofdzaak aan hetoppervlak van de buitenste golven 3a van de convectieplaat 3 is beves¬tigd. Op deze wijze worden tussen de achterzijde (wand W) van de kast 4en het filter 13 een kamer 14 voor toegevoerde lucht en tussen het filter13 en de golven 3& van de convectieplaat 3 kanalen 15 voor toegevoerdelucht gevormd. Overeenkomstig zijn tussen de achterzijde 2 van het li¬chaamsdeel van het verwarmingslichaam en de golven 3a van de convectie¬plaat 3 tweede kanalen 16 voor toegevoerde lucht aangebracht.

Fig. 2 toont het verwarmingslichaam aan de wand W gemonteerd, waar¬bij door de wand overeenkomstig een voor de werking van de uitvindingvereist verse-luchtkanaal A is gevormd· dat met de buitenlucht in verbin¬ding staat en zich natuurlijk bij de open achterzijde van de kast 4 voortoegevoerde lucht moet bevinden. De kast 4 wordt dicht tegen de wand Wgemonteerd, zodat de door het kanaal A stromende lucht alleen door dekast 4 in de kamer kan stromen. Bevestigingsmiddelen en aansluitingen vanhet verwarmingslichaam worden in de figuren niet afzonderlijk getoond,daar deze behoren tot een techniek, die de vakman welbekend is. Bovendienzijn ze van het type verwarmingslichaam afhankelijk. In dit geval betrefthet niet een bepaald type verwarmingslichaam, maar wordt het verwarmings¬lichaam als universeel model schematisch afgeheeld. Voor het reinigen vande kast is het echter voordelig, dat het verwarmingslichaam van onderscharnierend en neerklapbaar is.

Bij gebruik van het verwarmingslichaam volgens de uitvinding stroomtde door het verse-luchtkanaal A komende, verse toegevoerde lucht eerst inde kamer 14 voor toegevoerde lucht van de kast 4 voor toegevoerde lucht,vandaaruit door het filter 13 in het eerste kanaal 15 voor toegevoerdelucht van het verwarmingslichaam, waardoor de lucht door het sperblad 5geleid naar beneden stroomt, om in het benedendeel van de kast 4 om tekeren, door de tweede kanalen 16 voor toegevoerde lucht van het verwar¬mingslichaam omhoog te stromen en tenslotte voorverwarmd uit de kast 4door de luchtgaten 10 in het afdekdeel 9 hiervan in de kamer binnen testromen. De in de kamer komende lucht blijft dus een voldoende lange tijdin de kast en stroomt daar een zo lang mogelijke baan en benut de geheletijd de door het verwarmingslichaam en de convectieplaat 3 hiervan uitge¬straalde warmte op een efficiënte wijze, alvorens de lucht in de kamerstroomt. De uit de kast 4 naar buiten gestroomde lucht wordt nog warmer,wanneer deze langs de oppervlakken van het verwarmingslichaam stroomt. Opdeze wijze kan de in de kamer komende lucht meteen aan het begin zoverworden verwarmd, dat geen trek aan het oppervlak van de vloer en dus geen grote temperatuursverschillen tussen de vloer en het plafond van de kamerontstaan. Deze stroming wordt in fig. 1 door middel van pijlen veraan¬schouwelijkt .

De uitvinding is hiervoor slechts met behulp van een voordeligeuitvoeringsvorm toegelicht. Een vakman kan echter een verwarmingslichaammet in vele opzichten van het bovenstaande afwijkende details maken,zonder echter van het wezen van de uitvinding af te wijken, waarvan‘destrekking in de bijgevoegde conclusies bepaald wordt.

Claims (3)

1. Verwarmingslichaam, dat aan een wand van een gebouw kan wordengemonteerd, waarbij de wand de buitenwand van het gebouw vormt, en waar¬bij het verwarmingslichaam een aan zijn achterzijde bevestigde, gegolfdeconvectieplaat omvat en een aan deze achterzijde vast aangebrachte kastvoor toegevoerde lucht, waarvan de diepte overeenkomt met een spleettussen het verwarmingslichaam en de wand en waarvan de bovenzijde en vanhet verwarmingslichaam afgekeerde zijde luchtdoorlatend zijn, waarbij dekast bedoeld is, dicht bij een door de wand gevormd verse-luchtkanaal teworden aangebracht, terwijl het verwarmingslichaam verder middelen omvat,om de in de kast komende verse lucht eerst uit de kast naar beneden enpas daarna omhoog te leiden, om deze vanaf de bovenzijde van de kast afte leiden, met het kenmerk, dat de voornoemde luchtgeleidingsmiddelen deconvectieplaat (3) en een in het bovendeel van de kast (4) aangebrachtsperblad (5) omvatten, dat zich, de golven (3a) van de convectieplaatdichtbij volgend, tussen de convectieplaat (3) en de achterzijde van de ‘ kast (4) uitstrekt, waarbij de in de kast (4) komende lucht wordt gedwon¬gen, eerst naar beneden te stromen in een ruimte, die aan de zijde vanhet verwarmingslichaam door het buitenvlak van de convectieplaat (3) isbegrensd, en dat het benedenvlak van de kast (4) zich onder de onderkantvan de convectieplaat (3) uitstrekt, waarbij de naar beneden gedwongenlucht eerst in door het verwarmingslichaam en de binnenzijde van de con¬vectieplaat (3) daarvan begrensde kanalen (16) omhoog kan stromen entenslotte vanaf de bovenzijde van de kast (4) naar buiten kan stromen.

2. Verwarmingslichaam volgens conclusie 1, met het kenmerk, datdaarin een schijfvormig filter (13) voor toegevoerde lucht is aange¬bracht, dat in een door de convectieplaat (3) en de achterzijde van dekast (4) begrensde ruimte op afstand van de achterzijde van de kast isaangebracht.

3· Verwarmingslichaam volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, datde van het verwarmingslichaam afgekeerde zijde van de kast (4) geheelopen is.