NL193241C - Inrichting voor het bij de drijfriemfabricage snijden van omtreksgroeven en -ribben in een polymere riemhuls. - Google Patents

Description

1 193241

Inrichting voor het bij de drijfriemfabricage snijden van omtreksgroeven en -ribben in een polymere riemhuls

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bij de drijfriemfabricage mechanisch in een 5 niet-gecontourde en geharde polymere riemhuls aanbrengen van een of meer omtreksgroeven en -ribben met elk tegenover elkaar liggende niet evenwijdige zijdelen, welke inrichting is voorzien van een om zijn langsas roteerbaar aandrijfbare doom voor het ondersteunen van een riemhuls, van een evenwijdige om zijn langsas roteerbaar aandrijfbare bewerkingsrol met hiervan uitstekende bewerkingsmiddelen voor het door materiaalwegname vormen van de omtreksgroeven en -ribben en van bewegingsmiddelen om de 10 bewerkingsrol met zijn bewerkingsmiddelen tijdens de rotatie ervan aan te drukken tegen een met de doom roterende riemhuls.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-3.891.405.

In de bekende inrichting wordt de bewerking van de riemhuls uitgevoerd door middel van slijpen met een gecontourde slijprol. De bekende inrichting heeft naast de gecontourde slijprol een cilindrische slijprol voor 15 het, voorafgaand aan de slijpbewerking voor het vormen van de omtreksgroeven en -rollen, eerst cilindrisch maken van de riemhuls. Alleen hierdoor zijn drijfriemen van de juiste hoogte en omtreksgroeven met de juiste diepte te verkrijgen.

Volgens de uitvinding wordt nu de inrichting van de in de aanhef beschreven soort erdoor gekenmerkt dat de bewerkingsrol althans een steunlichaam met een centrale as omvat, waarop als bewerkingsmiddelen 20 ten minste één aan de centrale as evenwijdige, harkvormige snijstaaf door middelen is bevestigd en die een snijrand bezittende snijuitsteeksels heeft die zich loodrecht op de langsas van de snijstaaf uitstrekken.

De inrichting volgens de uitvinding biedt het voordeel dat in één bewerkingsingang de riemhuls de juiste omtreksdiameter alsmede de gewenste omtreksgroeven kan verkrijgen.

Opgemerkt wordt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-4.009.742 een inrichting bekend is die is 25 voorzien van een trommel waarop langs de buitenomtrek aan de draaias evenwijdige harkvormige snijstaven met een snijrand bezittende snijuitsteeksels zijn aangebracht voor het vormen van groeven, echter die inrichting is bestemd voor het bewerken van hout.

Verder wordt opgemerkt dat uit de Franse octrooiaanvrage FR-A-1.464.195 een inrichting en werkwijze bekend is voor het vormen van een drijfriem, uitgaande van een eindloze band, waarbij met behulp van 30 cirkelvormige messen V-vormige sneden in de band worden aangebracht.

Uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-2.188.456 is verder een inrichting voor het vormen van groeven in een rubber oppervlak van een rol bekend waarbij in een opeenvolgende bewerking achtereenvolgens met een vlak mes een uitsnede in het rolopperviak wordt aangebracht waarna met een tweede mes de uiteindelijke vorm van de groef met schuine zijkanten wordt gerealiseerd.

35 Voor het realiseren van een grote instellingsnauwkeurigheid is het wenselijk dat de middelen voor het bevestigen van elke snijstaaf een langsuitsnijding in het steunlichaam omvatten, waarbij elke uitsnijding samenwerkende plaatsingsoppervlakken vormt, die kunnen worden aangeraakt door bijbehorende oppervlakken van een bijbehorende snijstaaf, en wigmiddelen die kunnen aangrijpen op elke staaf en de bijbehorende oppervlakken kunnen aandrukken tegen de plaatsingsoppervlakken, en bevestigingsmiddelen 40 om de wigmiddelen losneembaar te bevestigen op het steunlichaam.

Verder heeft het de voorkeur dat elk van de snijstaven met zijn snijmiddelen is gemaakt uit een enkel stuk wolframcarbide. In deze uitvoering is gebleken dat een zeer goede slijtvastheid van de inrichting wordt verschaft.

45 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin uitvoeringsvormen van de inrichting zijn afgebeeld.

Figuur 1 is een afbeelding met delen in zijaanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede en weggebroken delen van de inrichting; figuur 2 is een gedeeltelijke afbeelding op grotere schaal volgens de lijn ll-ll van figuur 1; 50 figuur 3 is een zijaanzicht met weggebroken gedeelten, en toont het roteerbare snijwerktuig van de inrichting van figuur 1; figuur 4 is een afbeelding met delen in doorsnede en delen in zijaanzicht en is genomen volgens de lijn IV-IV van figuur 3; figuur 5 is een afbeelding volgens de lijn V-V van figuur 3; 55 figuur 6 is een gedeeltelijke afbeelding op grotere schaal met delen in doorsnede en een deel in zijaanzicht en toont in het bijzonder middelen die worden toegepast om elke harkvormige snijstaaf te ondersteunen op zijn bijbehorende steunlichaam met inbegrip van een wig; 193241 2 figuur 7 is een perspectivische afbeelding van de wig van figuur 6 die een steunmiddel voor een snijstaaf vormt; figuur 8 is een afbeelding op grotere schaal in zijaanzicht en toont in het bijzonder een gedeelte van een snijstaaf van het snijwerktuig van figuur 1; 5 figuur 9 is een gedeeltelijke afbeelding op grotere schaal overeenkomstig het centrale deel van figuur 1 en toont een gewijzigde snijinrichting.

Figuur 1 toont een snijinrichting 20 voor het snijden van een polymere riemhuls 21 om een eindloze drijfriemconstructie 22 te vormen, die een aantal afwisselende ringvormige uitsteeksels 23 en groeven 24 10 heeft, waarbij elke groef is gevormd door een paar symmetrische radiaal divergerende zijwanden 25 zoals is afgebeeld bij 26 in figuur 1. De riemconstructie 22 is reeds gevormd door snijden met een metaal-snijwerktuig 26 van het rechterzijdeel 27 van de riemhuls 21 van figuur 1. De samenwerkende onderdelen van de snijinrichting 20 kunnen ten opzichte van elkaar worden versteld, zodat het linker zijdeel 28 van deze riemhuls op gelijke wijze kan worden gesneden zodat de gehele riemhuls 21 afwisselende ringvormige 15 uitsteeksels en groeven zal hebben.

De inrichting 20 omvat een doom 30 voor het ondersteunen van riemhuls 21 voor rotatie om een langsas 31 door aandrijfmiddelen 32. De aandrijfmiddelen 32 kunnen een elektromotor 33 en een mechanische verbinding 34 met de centrale as 35 van de doom 30 omvatten.

De inrichting 20 omvat ook het door middelen 40 roteerbaar aandrijfbare snijwerktuig 36 dat axiaal op 20 afstand van elkaar liggende snijuitsteeksels 37 heeft. De rotatiemiddelen 40 omvatten een aandrijfmotor 41 die werkzaam door een mechanische verbinding 42 is verbonden met de centrale steunas 51 van het snijwerktuig 36. De snijuitsteeksels 37 maken deel uit van één geheel gevormde snijmiddeien 44, die meer in detail hierna worden beschreven.

Het snijwerktuig is ten opzichte van de riemhuls 21 en zijn doorn 30 te bewegen door bewegingsmid-25 delen 45. De bewegingsmiddelen 45 omvatten een eerste als dubbele pijl aangegeven bewegingsmiddel om het snijwerktuig 36 naar en van de huls 21 te bewegen en een tweede als dubbele pijl aangegeven bewegingsmiddel 47 om het snijwerktuig 36 te bewegen in een richting evenwijdig aan de langsas 31 van de doom 30 en de huls 21. Het bewegingsmiddel 46 dient om het snijwerktuig 36 tijdens de rotatie ervan te drukken tegen de roterende ringhuls 21. De doom 30 en zijn huls 21 worden in één richting afgebeeld als 30 tegen de richting van de wijzers van een uurwerk in figuur 2 geroteerd. Het roteerbare snijwerktuig 36 wordt dan ook tegen de richting van de wijzers van een uurwerk geroteerd door zijn rotatiemiddel 40, zodat een doelmatige en zeer snelle snijwerking wordt verkregen.

Het snijwerktuig 36 omvat bij voorbeeld twee rolvormige steunlichamen 50, die met bevestigingsmiddelen 52 zij aan zij op de as 51 met hun centrale uitgelijnde assen 53 zitten.

35 Elk steunlichaam 50 heeft harkvormige snijstaven 55 met in één geheel gevormde op afstand van elkaar liggende evenwijdige tanden 37, waarbij slechts enkele van deze tanden zijn aangegeven. De tanden 37 vormen de eerder beschreven snijuitsteeksels 37 en zoals in figuur 8 is afgebeeld heeft elke tand in één geheel gevormde mesvormige snijranden 57 die de tegenovergestelde zijden ervan vormen.

Steunmiddelen 60 ondersteunen elk een snijstaaf 55 op het lichaam 50 met zijn langsas evenwijdig aan 40 de centrale as 53 en met elke staaf op een gemeenschappelijke cilinder liggend met de andere staven zoals blijkt uit figuur 5. Van de snijstaven 55 zijn de tanden of snijuitsteeksels 37 in de omtreksrichting uitgelijnd met overeenkomstige tanden van de overige staven, zie streepstippellijn 61 in figuur 3. Elke tand 37 van elke snijstaaf 55 werkt aldus samen met overeenkomstige tanden 37 die in de omtreksrichting zijn uitgelijnd om een één geheel vormend snijmiddel te vormen om een bijbehorend paar zijwanden 25 van een 45 bijbehorende groef 24 te snijden.

Het snijwerktuig 36 heeft acht staven 55 op elk steunlichaam 50 in een cilindrische opstelling, waarbij de acht staven van elk lichaam zijn aangebracht met een gelijke hoekafstand daartussen van 45°. Alle acht in omtreksinrichting uitgelijnde tanden zullen aldus samenwerken om een riemgroef 24 te snijden, en in het bijzonder de zijwanden 25 die deze bijbehorende groef 24 vormen.

50 Een tweede aantal snijstaven 55 op het linker steunlichaam gezien in figuur 3 is in hoek versprongen ten opzichte van de snijstaven 55, die zijn aangebracht op het lichaam 50 rechts in figuur 3. Zie ook figuur 5, waarin het tweede aantal staven 55 in het midden van de hoek van 45° tussen elk stel onmiddellijk aangrenzende staven is geplaatst, zoals is aangegeven door een radiale streeppuntlijn 62. Zoals in figuur 5 te zien is, liggen alle snijstaven 55 (ondersteund op de beide lichamen 50) op een cilinder en deze 55 cilindrische ligging voor alle staven van beide lichamen kan worden beschouwd als een voortgezette cilindrische opstelling 64 die slechts gedeeltelijk is afgebeeld door streeppuntlijnen 64 die zich uitstrekken over een korte booglengte bij 65.

3 193241

De bevestigingsmiddelen 52 omvatten een aanslagonderdeel 63 dat b.v. door schroefwerking is bevestigd op een eind van de steunas 51 zoals is afgebeeld in figuren 3 en 4.

Zoals te zien is in figuur 4 omvatten de bevestigingsmiddelen 52 ook een schroefdraaddeel 64 aan het eind van de steunas 51 tegengesteld aan het aanslagonderdeel 63, en een kraag 65 die met inwendige 5 schroefdraad 66 is geschroefd op het schroefdraaddeel 64 om de steunlichamen 50 zij aan zij op de as 51 vast te zetten. Een aantal stelschroeven 67 is geschroefd door schroefdraadopeningen 68 in het met gereduceerde diameter uitgevoerde deel van de kraag 65 aan diametraal tegenovergestelde punten daarvan. De stelschroeven 67 grijpen aan op de steunas 51 en verhinderen het losschroeven van de kraag 65, zodra de lichamen 50 in de gewenste zij aan zij ligging op de steunas 51 tussen de aanslag 63 en de 10 kraag 65 zijn aangebracht.

De bevestigingsmiddelen 52 omvatten ook een enkele spie 70 die is aangebracht tussen de steunlichamen 50 en de centrale steunas 51. De spie 70 is aangebracht in samenwerkende spiebanen 71 en 72 die zijn aangebracht in elk lichaam 50 en de centrale as 51 (figuur 5), om een relatieve rotatie tussen de steunlichamen 50 en de centrale steunas 51 te verhinderen.

15 Zoals het best te zien is in figuren 4 en 5, heeft elk steunlichaam 50 voor het verkleinen van de massa ervan een aantal althans nagenoeg gelijke boringen 75 die zich daardoorheen evenwijdig en symmetrisch om de centrale as 53 van elk lichaam 50 uitstrekken, om boringen kan zijn verschaft, bij voorkeur op een gemeenschappelijke omtrek. De boringen 75 dienen als verlichtingsgaten voor elk lichaam 51 en de kracht die nodig is om het snijwerktuig 36 te laten werken te verminderen.

20 Om elke snijstaaf 55 te ondersteunen op het steunlichaam 50 omvatten zoals is te zien in figuur 6 de steunmiddelen 60 een langwerpige uitsparing in elk lichaam 50 waarbij elke uitsparing samenwerkende aangrenzende plaatsingsoppervlakken 76 en 77 vormt, die in dit uitvoeringsvoorbeeld althans nagenoeg volgens 90° ten opzichte van elkaar in een L-vorm zijn aangebracht een uitsparing 80 aan hun verbinding hebben. De plaatsingsoppervlakken 76 en 77 dienen om te worden aangegrepen door bijbehorende 25 oppervlakken 81 en resp. 82 van een bijbehorende harkvormige snijstaaf 55.

De steunmiddelen 60 omvatten ook wigmiddelen die in dit voorbeeld zijn afgebeeld als een aantal wiggen 83 die kunnen aangrijpen op elke staaf 55 en de oppervlakken 81 en 82 daarvan aandrukken tegen de plaatsingsoppervlakken 76 resp. 77. Voor het losneembaar bevestigen van de wiggen 83 op het steunlichaam 50 dient een aantal schroeven 85 met kop 86 en schroefdraad 87.

30 Elke vastzetschroef 85 zit in een bijbehorende schroefdraadopening 90 van lichaam 50.

Zoals blijkt uit figuur 7 heeft elk van de wiggen 83 een hol centraal deel 91, dat een achterwand 92 vormt, en een op een afstand van de achterwand liggende voorwand 93. Een U-vormige uitsnijding 94 is aangebracht in de achterwand en een rechtcirkelvormig cilindrisch gat 95 is aangebracht in de voorwand 93. Het gat 95 is uitgelijnd met de uitsparing 94. Elke van een kop voorziene schroef 85 kan met de kop 86 35 ervan worden gestoken in het holle centrale deel 91 van een bijbehorende wig 83, waarbij zijn schroefdraaddeel 87 uitsteekt door de U-vormige uitsnijding 94. Elke schroef 85 bij een wig 83 kan worden vast- en losgeschroefd met een gereedschap dat daarvoor wordt gestoken door het cilindrische gat 95.

Elke staaf 55 heeft een hellend vasthoudvlak 96. Elke wig heeft een samenwerkend wigvlak 97 dat kan aangrijpen op het hellende vlak 96 om zijn staaf 55 stevig vast te houden tegen de plaatsingsoppervlakken 40 76 en Tl wanneer een bijbehorende bevestigingsschroef 85 op zijn plaats is geschroefd. Op deze wijze blijkt dat elke staaf 55 met grote kracht stevig op zijn plaats wordt gehouden door de wigvlakken 97 van bijbehorende wiggen 83 die drukken en eigenlijk dienen als nokvlakken die aangrijpen op het hellende vlak 96 van de staaf 55 en de staaf op nauwkeurige wijze op zijn plaats houden tegen zijn bijbehorende plaatsingsoppervlakken 76 en 77.

45 In dit uitvindingsvoorbeeld wordt elke staaf 55 op zijn plaats gehouden door tien wiggen 83 en tien bijbehorende bevestigingsschroeven 85. Elk gewenst aantal bevestigingsschroeven 85 en wiggen 83 kan echter voor dit doel worden gebruikt.

De toepassing van plaatsingsoppervlakken 76 en 77 waartegen elke snijstaaf 55 wordt gedrukt door de wiggen 83 en stevig op zijn plaats wordt gehouden door schroeven 85 maakt het mogelijk elke snijstaaf 55 50 axiaal ten opzichte van zijn steunlichaam 50 te plaatsen met grote nauwkeurigheid. Dit kan worden bereikt tijdens het samenstellen van het snijwerktuig 36 eenvoudig door een bijbehorend steunbiok 50 te plaatsen op een ’’precision riser block” en dan elke staaf 55 te plaatsen tegen zijn plaatsingsoppervlakken 76 en 77 waarbij een eind van de staaf 55 rust op een nauwkeurig plat vlak zoals een granietoppervlak of dergelijke. Wanneer aldus een bepaalde staaf is geplaatst, worden de wiggen 83 tegen de staaf aangelegd en de 55 daarbij samenwerkende schroeven 85 eenvoudig geschroefd in hun schroefdraadopeningen 90. Elke staaf 55 is zo gefabriceerd dat de tanden ervan daarlangs met nauwkeurige toleranties zijn aangebracht, en zodra de einden van de staven zijn vastgezet op het steunlichaam is elke tand 37 op elke staaf 55 in de 193241 4 omtreksrichting uitgelijnd met overeenkomstige tanden van de overige staven.

Zoals te zien is in figuur 8, heeft elke snijstaaf 55 een aantal verbindende snijranden 100 die zijn aangebracht tussen de snijuitsteeksels of tanden 37, waarbij de verbindende snijranden 100 evenwijdig zijn aan de langsas van de bijbehorende staaf. De verbindende snijranden 100 vormen de ringvormige 5 riemuitsteeksels van elke riemconstructie 22 als afgeknotte uitsteeksels, die elk een ruwweg trapeziumvormige dwarsdoorsnede hebben. De snijranden 57 op de tanden 37 en de verbindende snijranden 100 werken samen om het snijden of vormen van de riemconstructie 22 zonder tussenliggende stappen mogelijk te maken teneinde de buitendiameter van de riemhuls 21 nauwkeurig op maat te maken. De snijstaven 55 met hun snijtanden of uitsteeksels 37 en hun verbindende snijranden 100 maken het in wezen mogelijk dat 10 de riemconstructie 22 kan worden gesneden uit een riemhuls 21, waarvan niet vooraf de buitendiameter op maat is gemaakt.

Zoals is afgebeeld in figuur 8, hebben de tanden 37 op elke staaf 55 snijranden 57 die zijn aangebracht in V-vorm en eindigen in een snijtop 101. Elke top 101 is gevormd door een boog die zich uitstrekt op een kleine straal die een afmeting van 0,10 mm plus of min 0,05 mm kan hebben. Elke tand 37 met zijn 15 zijsnijranden 57 en snijtop 101 vormt een bijbehorende riemgroef 24 in de riemconstructie 22 die althans nagenoeg V-vormig is.

Bij de gewijzigde inrichting van figuur 9 zijn alle onderdelen van de afgebeelde inrichting (ook aangeduid met het verwijzingscijfer 20) gelijk aan de eerder beschreven inrichting 20, met uitzondering van het roteerbare snijwerktuig 36, dat slechts verschilt van het eerder beschreven snijwerktuig 36 doordat het 20 verschillende snijtanden 37 op zijn snijstaven 55 heeft. De tanden 37 op elke staaf 55 van figuur 9 hebben bases die aangrenzend zijn aangebracht zoals is afgebeeld in 103, terwijl elk paar onmiddellijk aangrenzende tanden 37 samenwerken om een bijbehorend uitsteeksel 23 van de riemconstructie 22 te vormen dat althans nagenoeg V-vormig is. Het gewijzigde snijwerktuig 36 van figuur 9 vormt dus de riemconstructie 22 die V-vormige uitsteeksels 23 en V-vormige groeven 24 heeft die zich op afwisselende wijze uitstrekken 25 langs de gehele axiale lengte van deze riemconstructie.

In de beschrijving is het snijwerktuig 36 afgebeeld met een axiale lengte die aanzienlijk kleiner is dan de axiale lengte van de riemhuls 21 die gesneden moet worden. In de praktijk heeft de standaard riemhuls 21 die is gemaakt met toepassing van gebruikelijke opbouwtrommels of doorns en gebruikelijke hardingsap-paratuur een axiale lengte in het algemeen van de orde van 105 cm. Een roteerbaar snijwerktuig 36 dat is 30 gevormd door twee zij aan zij geplaatste steunlichamen 50 en hun snijstaven heeft een totale axiale lengte zodat dit de riemhuls 21 snijdt tot een axiale lengte van ruwweg 35 cm. Met dit snijwerktuig wordt elke 105 cm riemhuls over zijn volle lengte gesneden door het roteerbare snijwerktuig 36 driemaal langs de huls 21 te verplaatsen en de huls bij elk van de drie standen te snijden door het snijwerktuig 36 en de huls 21 in snijdende aanraking met elkaar te brengen. Afwisselende uitsteeksels 23 en uitsparingen 24 worden aldus 35 gevormd langs de volle axiale lengte van de huls 21, waardoor de riemconstructie 22 wordt gevormd. In de afbeelding van figuur 1 is de riemsnijinrichting 20 afgebeeld nadat de snijinrichting 36 de eerste van zijn drie sneden in de huls 21 heeft gemaakt.

De inrichting 20 is hierin afgebeeld bij toepassing voor het snijden van de riemhuls 21 voor het vormen van de riemconstructie 22 met een aantal afwisselende uitsteeksels 23 en uitsparingen 24 erlangs. De 40 snijstaven 55 zijn eventueel te verkorten zodat één of meer van deze verkorte staven kunnen worden gebruikt om de huls 21 te snijden om bij elke snijgang een enkele eindloze drijfriemconstructie met een paar tegengestelde zijdelen te vormen. In dit laatste geval kan de snijstaaf zijn voorzien van een enkel paar snijmiddelen in de vorm een paar in één geheel gevormde mesvormige snijranden 57 die onderling zijn verbonden door een snijrand 100, zodat zodra het steünlichaam voor de verkorte snijstaaf wordt geroteerd 45 voor snijdoeleinden de verkorte snijstaaf (of een aantal van dergelijke staven) de huls 21 snijdt om een enkele eindloze drijfriemconstructie te vormen die een buitenste deel met ruwweg trapeziumvormige dwarsdoorsneden heeft. Bij deze gewijzigde inrichting kan het gewenst zijn de riemhuls 21 op zijn doom 30 met een steunhuls daartussen aan te brengen en de gewijzigde snijstaaf of staven kunnen ook zijn voorzien van zijsnijorganen zoals riemsnijorganen die geheel door de riemhuls 21 tot in de steunhuls snijden, 50 waardoor een gehele uit een enkel element bestaande drijfriemconstructie met trapeziumvormige dwarsdoorsnede wordt gevormd bij elke snijbewerking.

De inrichting 20 van figuur 1 kan ook worden gewijzigd om op afstand van elkaar liggende snijmiddelen zoals zijsnijorganen op gewenste tussenruimten langs de snijtanden 37 van het snijwerktuig 36 te verschaffen en kan worden toegepast met een steunhuls tussen de riemhuls 21 en de doom 30, waardoor een 55 aantal voltooide van V-ribben voorziene riemen of riemen met meervoudige elementen kunnen worden gevormd met elke snijaanraking van dit gewijzigde snijorgaan 36.

De inrichting kan worden toegepast om zogenaamde "banded” riemen (die op dit gebied bekend zijn) op

Claims (3)

5 193241 soortgelijke wijze te snijden. Volgens de beschrijving ondersteunt elk roteerbaar steunlichaam 50 acht roteerbare snijstaven 55 en een cilindrische opstelling met een diameter van ongeveer 25 cm. Het is gebleken dat een doelmatige snijwer-king kan worden bereikt door de lichamen 50 te roteren met 3600 omwentelingen per minuut en daarbij de 5 riemhuls 21 te roteren op de gebruikelijke wijze en met de gebruikelijke snelheden die worden toegepast bij het vervaardigen van een soortgelijke huls door slijpen. Echter zijn de resultaten met de inrichting 20 volgens de uitvinding dramatisch in vergelijking met het riemslijpproces. In het bijzonder is de snijwerking ongeveer tien maal sneller en praktisch zonder warmte-accumulatie. Ook is de snijwerking zodanig dat het bewegingsmiddel 46 kan worden toegepast om het roterende snijwerktuig 36 tot zijn volle snijdiepte in te 10 drukken terwijl de huls 21 roteert met zijn gebruikelijke snelheid, waardoor de snijtanden 37 op de volle diepte liggen terwijl de huls 21 slechts 12,5 of 15 cm van zijn omtreksafstand wordt geroteerd. Verder wordt de riemhuls volledig gesneden door het vormen van uitsteeksels 23 en uitsparingen 24 in één gang, dus het gehele profiel van de uitsteeksels 23 en uitsparingen 24 wordt gevormd met een enkele rotatie van de doom en de huls over 360°, met slechts een overlapping langs de 12,5-15 cm afstand waar het aanvanke-15 lijke indrukken plaatsvindt. De snijstaven 55 zijn bij voorkeur gemaakt uit een materiaal dat ook wordt gebruikt om snijgereedschap voor het snijden van metaal te maken. Speciaal goede resultaten zijn bereikt met snijstaven die zijn gemaakt van wolframcarbide. Verder is gebleken dat een aanzienlijk aantal riemhulsen 21 kunnen worden gesneden met grote doelmatigheid zonder dat de snijuitsteeksels of tanden 37, en in het bijzonder de 20 snijranden 57 en 100 geslepen moeten worden.

1. Inrichting voor het bij de drijfriemfabricage mechanisch in een niet-gecontourde en geharde polymere riemhuls aanbrengen van een of meer omtreksgroeven en -ribben met elk tegenover liggende niet evenwijdige zijdelen, welke inrichting is voorzien van een om zijn langsas roteerbaar aandrijfbare doom voor het ondersteunen van een riemhuls, van een evenwijdige om zijn langsas roteerbaar aandrijfbare bewerkingsrol met hiervan uitstekende bewerkingsmiddelen voor het door materiaalwegname vormen van 30 de omtreksgroeven en -ribben en van bewegingsmiddelen om de bewerkingsrol met zijn bewerkingsmiddelen tijdens de rotatie ervan aan te drukken tegen een met de doorn roterende riemhuls, met het kenmerk, dat de bewerkingsrol althans een steunlichaam (50) met een centrale as (53) omvat, waarop als bewerkingsmiddelen ten minste één aan de centrale as evenwijdige, harkvormige snijstaaf (55) door middelen (60) is bevestigd en die een snijrand bezittende snijuitsteeksels (37) heeft die zich loodrecht op de langsas van de 35 snijstaaf (55) uitstrekken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen (60) voor het bevestigen van elke snijstaaf (55) een langsuitsnijding in het steunlichaam (50) omvatten, waarbij elke uitsnijding samenwerkende piaatsingsoppervlakken (76, 77) vormt, die kunnen worden aangeraakt door bijbehorende oppervlakken (81, 82) van een bijbehorende snijstaaf (55), en wigmiddelen (83) die kunnen aangrijpen op elke staaf 40 (55) en de bijbehorende oppervlakken (81, 82) kunnen aandrukken tegen de piaatsingsoppervlakken (76, 77), en bevestigingsmiddelen (85) om de wigmiddelen (83) losneembaar te bevestigen op het steunlichaam (50).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk van de snijstaven (55) met zijn snijmiddelen is gemaakt uit een enkel stuk wolframcarbide. Hierbij 4 bladen tekening