NL193199C - Ontsteker voor vloeibaar gas. - Google Patents

Ontsteker voor vloeibaar gas. Download PDF

Info

Publication number
NL193199C
NL193199C NL8700815A NL8700815A NL193199C NL 193199 C NL193199 C NL 193199C NL 8700815 A NL8700815 A NL 8700815A NL 8700815 A NL8700815 A NL 8700815A NL 193199 C NL193199 C NL 193199C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
channel
chimney
membrane
seal
igniter
Prior art date
Application number
NL8700815A
Other languages
English (en)
Other versions
NL8700815A (nl
NL193199B (nl
Original Assignee
Breval Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Breval Sa filed Critical Breval Sa
Publication of NL8700815A publication Critical patent/NL8700815A/nl
Publication of NL193199B publication Critical patent/NL193199B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193199C publication Critical patent/NL193199C/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23QIGNITION; EXTINGUISHING-DEVICES
    • F23Q9/00Pilot flame igniters
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23QIGNITION; EXTINGUISHING-DEVICES
    • F23Q2/00Lighters containing fuel, e.g. for cigarettes
    • F23Q2/16Lighters with gaseous fuel, e.g. the gas being stored in liquid phase
    • F23Q2/173Valves therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Lighters Containing Fuel (AREA)
  • Filling Or Discharging Of Gas Storage Vessels (AREA)
  • Air Bags (AREA)
  • Feeding And Controlling Fuel (AREA)

Description

1 193199
Ontsteker voor vloeibaar gas
De uitvinding heeft betrekking op een ontsteker voor vloeibaar gas voorzien van een reservoir en een uitlaatschoorsteen, waartussen een stroom van gas tot stand kan worden gebracht, een ondersteunings-5 orgaan voor de uitlaatschoorsteen, een inrichting voor het afsluiten van de gasstroomdoorgang, een niet-regelbare gasstroombeperker bestaande uit een poreus membraan met een omtrekszone, een centrale zone en een tussenliggende zone tussen de omtreks- en centrale zone, en een eerste en tweede vasthoudmiddel waartussen de omtrekszone en de centrale zone van het membraan opgesloten wordt gehouden en hermetisch is bevestigd, waarbij het eerste vasthoudmiddel ten minste één verbindingskanaal bezit welke 10 een verbinding vormt tussen het reservoir en het membraan, en waarbij elk verbindingskanaal aan één zijde van het membraan een mond bezit die ligt tegenover een deel van de omtreks- of centrale zone van het membraan dat in aanraking staat met het tweede vasthoudmiddel, en waarbij het eerste vasthoudmiddel bestaat uit een in hoofdzaak cilindrisch gevormd lichaam met een naar het membraan gekeerde basis.
Een dergelijke ontsteker is bekend uit het Oostenrijkse Patentschrift NR.210188. Bij deze ontsteker is 15 zoals gebruikelijk voor dergelijke ontstekers sprake van een reservoir, en een uitlaatschoorsteen, waartussen een stroom gas tot stand kan worden gebracht, alsmede een ondersteuningsorgaan voor de uitlaatschoorsteen en een sluitinrichting waarmee de doorgang voor de gasstroom is af te sluiten. Deze ontsteker is verder voorzien van een filterschijf, die bestaat meerdere lagen poreus papier. Deze filterschijf wordt vanaf de bovenzijde en de onderzijde opgesloten gehouden tussen twee naar elkaar toe drukkende 20 vasthoudmiddelen en is aldus hermetisch bevestigd. Op de onderzijde van de filterschijf mondt uit een centrale toevoerboring en aan de bovenzijde mondt uit een excentrisch aangebrachte afvoerboring. Daar de vasthoudmiddelen op de bovenzijde en onderzijde van de filterschijf afdichten, betekent dit dat de filterschijf in het inwendige daarvan een stroom gas in radiale richting moet toelaten.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een ontsteker voor vloeibaar gas met een 25 gasstroombegrenzingsinrichting in de vorm van een poreus membraan, welke ontsteker goedkoper is te vervaardigen en van welke ontsteker het poreuze membraan minder gevoelig is voor de vloeistofslagen, zoals deze bij stootachtige belastingen kunnen optreden.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het poreuze membraan een microporeus membraan is dat in het inwendige daarvan geen stroom van gas in radiale richting toestaat, doordat elk verbindings-30 kanaal nauw is, en doordat het eerste vasthoudmiddel een centraal uitsteeksel en een omtreksuitsteeksel bezit waartussen een eerste ringvormig kanaal is gevormd dat tezamen met het membraan een eerste verbindingskamer begrenst. Met een dergelijke ontsteker is de mogelijkheid van trillingen van het membraan vermeden door de dubbele bevestiging (langs de omtrek en in het midden) van het membraan en wordt een vrije doorgang van gas daar doorheen gewaarborgd. De nauwheid van het verbindingskanaal en het feit dat 35 de monding daarvan ligt tegenover een perfect ondersteund gedeelte van het membraan maken het bovendien onmogelijk dat het membraan breekt door daar tegenaan stoten van de massa vloeibaar gas in het geval van één of andere plotselinge beweging van de ontsteker. Een verder belangrijk voordeel is dat doordat het membraan niet in radiale richting doorlaat, en doordat de uitmonding van het verbindingskanaal ligt tegenover een ondersteund gedeelte van het membraan, en doordat het ringvormige kanaal zijdelings 40 op de uitmonding van het verbindingskanaal aansluit, het naar het membraan toestromende gas een afbuiging onder een rechte hoek moet maken alvorens door het membraan te kunnen passeren, hetgeen een zich door het nauwe verbindingskanaal naar het membraan gaande drukgolf aanzienlijk afzwakt alvorens deze zich door het membraan kan voortzetten en hierop kan inwerken.
Zogenaamde microporeuze membranen onderscheiden zich van poreuze schuimstoffen of op elkaar 45 geplaatste vellen van vezelachtig materiaal doordat ze een veel geringere porositeit bezitten, ten gevolge van een buitengewoon kleine poriënafmeting (equivalente diameter kleiner dan 10'1 micron), door een lage poriëndichtheid en door het feit dat, omdat de ondersteuning daarvan bestaat uit een stevig kunststof materiaal en omdat de poriënafmeting definitief wordt bepaald door het vervaardigingsproces, zij geen variatie van de stroom door samendrukking of andere dergelijke mechanische werking toestaan, terwijl 50 bovendien de circulatie van de brandstof in hoofdzaak axiaal is en meer het gevolg is van capillaire werking dan van doorgang door de poriën heen, terwijl tenslotte, hoewel de dikte van microporeuze membranen niet groter is dan enige honderden van een millimeter, poreuze schuimstoffen en vellen van vezelachtig materiaal dikten bezitten in de orde van grootte van 1 mm of meer, waardoor ze nu juist kunnen worden geregeld.
55 Onder een nauw verbindingskanaal wordt volgens de uitvinding in het bijzonder verstaan een verbindingskanaal, met een nauwheid die op zich zelf een aanzienlijke drukdaling tot gevolg heeft. In het bijzonder zal de doorsnede van het nauwe verbindingskanaal bij voorkeur tussen 0,025 en 0,09 mm2 193199 2 bedragen.
Opgemerkt zij dat een zogenaamd microporeus membraan als zodanig uit verscheidene publicaties bekend is. Zo kan bijvoorbeeld worden gewezen op het Franse octrooischrift 2.313.638 en de PCT-aanvrage WO 82/03262.
5 Teneinde de doorvoer van door het membraan gepasseerd vloeibaar gas naar de uitlaatschoorsteen te bevorderen, is het volgens de uitvinding voordelig wanneer het tweede vasthoudmiddel een holte en een de bodem daarvan vormend kops vlak omvat, waarbij de holte is uitgevoerd voor het goed passend ontvangen van het in te brengen lichaam, waarbij het kopse vlak een centraal uitsteeksel en een omtreksuitsteeksel heeft waartussen en tweede ringvormig kanaal is gevormd, dat tezamen met het membraan, een tweede 10 verbindingskamer begrenst die in hoofdzaak symmetrisch is met de eerste kamer, en waarbij een kanaal voor het vormen van een verbinding met de uitlaatschoorsteen begint in de tweede kamer.
Teneinde de haakse afbuiging van via het verbindingskanaal naar het membraan toestromend vloeibaar gas te verbeteren is het volgens de uitvinding voordelig wanneer het omtreksuitsteeksel is onderbroken door een verbindingsbaan tussen de eerste kamer en het verbindingskanaal, waarbij de verbindingsbaan is 15 begrensd door een omtreksgroef in het in te brengen lichaam en door de holte van het tweede vasthoudmiddel, of wanneer het centrale uitsteeksel het centrale uitsteeksel een groef bezit welke de eerste kamer in verbinding brengt met het verbindingskanaal, dat uit een in hoofdzaak centrale axiale opening bestaat.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de ontsteker een centraal uitsteeksel, dat een groef heeft, welke de eerste kamer in verbinding brengt met het verbindingskanaal, dat is gevormd door 20 een in hoofdzaak axiale opening, dat het tweede vasthoudmiddel bestaat uit een kap met een eindgedeelte dat is gekeerd naar de genoemde basis van het eerste vasthoudmiddel dat het membraan opgesloten houdt, een cilindrische wand en middelen voor het bevestigen van het eerste vasthoudmiddel, waarbij de kap het eerste vasthoudmiddel nauw passend in het inwendige daarvan ontvangt, waarbij het eindgedeelte inwendig een tweede ringvormig kanaal heeft dat tezamen met het membraan een tweede verbindings-25 kamer begrenst waarin een verbindingsleiding begint die naar de uitlaatschoorsteen leidt.
Er zijn voorzieningen getroffen om de kap welke het genoemde lichaam en het membraan bevat te bevestigen in het hiervoor genoemde ondersteuningsorgaan voor de uitlaatschoorsteen en te zorgen dat het eindgedeelte van de kap zich bevindt aan de zijde van de schoorsteen.
Met betrekking tot de afsluitinrichting bestaat volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding het 30 hiervoor genoemde ontvangende orgaan uit een stuk met het genoemde ondersteuningsorgaan dat, tegenover de genoemde holte in het ontvangende orgaan, is voorzien van een bevestigingsholte voor de uitlaatschoorsteen, die in lengterichting verplaatsbaar is in het inwendige van de bevestigingskanaal tussen de eerste positie waarin de schoorsteen maximaal in de holte is gedrongen en een tweede positie welke over een beperkte afstand is gescheiden van de eerste positie, en welke schoorsteen is voorzien van een 35 inwendig axiaal kanaal, waarbij de bevestigingsholte zijwanden bezit en een eindwand die in verbinding staat met de eindwand van de holte door midstaat met de eindwand van de holte door middel van een excentrische opening, terwijl tussen de eindwand van het bevestigingskanaal en de uitlaatschoorsteen een afdichting is aangebracht welke buitenranden en binnenranden bezit, waarbij de laatste een centrale opening begrenzen die in hoofdzaak in lijn ligt met het genoemde inwendige axiale kanaal, waarbij de 40 afdichting zodanig is dat de vorm daarvan kan variëren tussen een eerste aanbrengvorm die overeenkomt met de genoemde eerste positie van het uitlaatkanaal, in welke positie de afdichting wordt aangebracht tegen de eindwand van het bevestigingskanaal en de genoemde excentrische opening afsluit, en een tweede gebogen positie die overeenkomt met de genoemde tweede positie van de schoorsteen waarin de afdichting de genoemde excentrische opening niet afsluit en door zijn buitenranden zodanig wordt 45 aangebracht dat een dichte afsluiting wordt gevormd tegen de eindwand en de zijwanden van het bevestigingskanaal, terwijl de afdichting door zijn binnenwanden zodanig wordt aangebracht dat een dichte afdichting wordt gevormd in de nabijheid van het inwendige axiale kanaal van de uitlaatschoorsteen.
In een mogelijke andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het genoemde ondersteuningsorgaan voorzien voor een bevestigingskanaal voor de uitlaatschoorsteen, die in lengterichting verplaatsbaar is in het 50 inwendige van het genoemde bevestigingskanaal tussen een eerste positie waarin de schoorsteen maximaal is binnengedrongen en een tweede positie die een beperkte afstand af ligt van de eerste positie, en welke schoorsteen is voorzien van een inwendig axiaal kanaal, waarbij het bevestigingskanaal zijwanden bezit en een inwendige ringvormig uitsteeksel, terwijl tussen het eindgedeelte van de genoemde kap en de uitlaatschoorsteen een afdichting is geplaatst welke buitenranden en binnenranden bezit, waarbij de laatste 55 een centrale opening begrenzen die in hoofdzaak in lijn ligt met het genoemde inwendige axiale kanaal, waarbij de afdichting is bestemd om in de vorm te worden gewijzigd tussen een eerste aanbrengvorm overeenkomend met de genoemde eerste positie van de uitlaatschoorsteen, in welke positie de afdichting 3 193199 tegen het eindgedeelte van de kap wordt aangebracht voor het afsluiten van de genoemde excentrische opening, en een tweede gebogen vorm die overeenkomt met de genoemde tweede positie van de schoorsteen en waarin de afdichting de genoemde excentrische opening niet afsluit, terwijl deze met zijn buitenranden zodanig wordt aangebracht dat een dichte afsluiting wordt gevormd tegen het binnenste 5 uitsteeksel en de wanden van het bevestigingskanaal en met zijn binnenranden zodanig wordt aangebracht dat een dichte afsluiting wordt gevormd in de nabijheid van het inwendige axiale kanaal van de uitlaat-schoorsteen.
Voor een beter begrip van al het voorgaande wordt hierna verwezen naar de tekening welke, omdat deze 10 alleen maar zijn bedoeld voor toelichtingsdoeleinden, niet moeten worden beschouwd als een beperkende karakter te bezitten met betrekking tot de omvang van de gevraagde bescherming.
Figuur 1 geeft een axiale doorsnede weer van de klep van een gasontsteker, overeenkomend met de gesloten positie van de klep.
Figuur 2 geeft een doorsnede weer volgens de lijn ll-ll in figuur 1.
15 Figuur 3 geeft een zelfde doorsnede weer als in figuur 1 welke overeenkomt met de open positie van de klep.
Figuur 4 geeft een axiale doorsnede weer van het ondersteuningsorgaan uit een stuk met het tweede vasthoud middel in de vorm van een ontvangend orgaan.
Figuur 5 geeft een axiale doorsnede weer van het eerste vasthoudmiddel in de vorm van een in te 20 brengen orgaan.
Figuur 6 geeft een axiale doorsnede weer van de afdichting op grotere schaal.
Figuur 7 geeft een bovenaanzicht weer van een gewijzigde uitvoeringsvorm van het in te brengen element.
Figuur 8 geeft een doorsnede weer volgens de lijn VIII—VIII in figuur 7.
25 Figuur 9 geeft een bovenaanzicht weer van een andere uitvoeringsvorm van het eerste vasthoudmiddel.
Figuur 10 geeft een doorsnede weer volgens de lijn X-X in figuur 9.
Figuur 11 geeft een bovenaanzicht weer van een andere uitvoeringsvorm van het tweede vasthoudmiddel.
Figuur 12 geeft een doorsnede weer volgens de lijn XII—XII in figuur 11.
30 Figuur 13 geeft een axiale doorsnede weer van het samenstel bestaande uit de vasthoudmiddelen weergegeven in de figuren 9 tot en met 11.
Figuur 14 geeft een zelfde axiale doorsnede weer als die weergegeven in figuur 3, met de in figuur 9 tot en met 11 weergegeven vasthoudmiddelen.
35 Figuur 1, 3 en 14 geven een axiale doorsnede weer van de gehele klep van de ontsteker voor vloeibaar gas, hoewel enige details die niet nodig zijn voor een begrip van de uitvinding, zijn weggelaten.
De ontsteker is voorzien van een reservoir 1 voor vloeibaar gas begrensd door een wand 2, welke in de tekeningen alleen maar is weergegeven met betrekking tot de delen daarvan die aansluiten op de klep. In figuur 1, 3 en 14 strekt dit reservoir zich naar beneden toe uit vanaf de wand 2 terwijl het reservoir is 40 gesloten.
Voor het vasthouden van de klep is de buis 3 aangebracht, waarvan een gedeelte is gestoken in het reservoir 1 terwijl een ander gedeelte vanaf de wand 2 kan uitsteken. Deze buis is bij voorkeur cilindrisch en bezit een in lengterichting doorgaande opening 4, welke eventueel delen met verschillende diameters kan bevatten. Als de klep wordt geopend circuleert brandstof uit het reservoir 1, en de hierna gebruikte 45 uitdrukkingen ’’stroomopwaarts” en "stroomafwaarts” geven de richtingen aan respectievelijk naar het reservoir toe en van het reservoir af.
Een ondersteuningsorgaan 5 past nauw en afdichtend in de opening 4, waarbij de organen van de klep zijn ondergebracht in het inwendige van dit orgaan. Het ondersteuningsorgaan zal hierna worden beschreven, hoewel daarvoor voorzieningen zijn getroffen zodanig dat die tot ondersteuningsorgaan wordt gevormd 50 door de buis 3 zelf, waaraan in dat geval de vorm zou worden gegeven van het ondersteuningsorgaan.
In de uitvoeringsvormen weergegeven in de figuren 1 tot en met 8 bestaat het ondersteuningsorgaan 5, voor wat betreft het gedeelte dat is gericht naar het reservoir, uit een stuk met het tweede vasthoudmiddel (in de vorm van een in te brengen element 7 voorzien van een holte 6), terwijl in het naar buiten gerichte gedeelte dit orgaan is voorzien van een bevestigingskanaal 8. De holte en het bevestigingskanaal zijn bij 55 voorkeur cilindrisch en staan in verbinding met elkaar via een bij voorkeur excentrische opening 10 gevormd in een scheidingswand 11. Niettemin voorziet de uitvinding er ook in dat het tweede vasthoudmiddel 7 en het bevestigingskanaal 8 zijn gevormd uit afzonderlijke delen die op geschikte wijze met elkaar zijn 193199 4 verbonden.
Het vlak 12 dat de eindwand van de holte vormt bezit een tweede ringvormig kanaal 14, bij voorkeur in de vorm van een cirkelvormige kroon, die een centraal uitsteeksel 16 begrenst. Het vlak 12 bezit ook aan zijn rand een omtreksuitsteeksel 18 met dezelfde hoogte als het ringvormige uitsteeksel. De mond van de 5 excentrische opening 10 bevindt zich bij voorkeur in het kanaal 14.
Aan het eindvlak van de holte 6 is een microporeus membraan 20 geplaatst waarvan de porositeit zodanig is gekozen dat een stroom van gas wordt verkregen die overeenkomt met een vooraf bepaalde vlamhoogte, welke naar schatting tussen 15 en 35 mm moet bedragen. Het membraan en het ringvormige kanaal 14 begrenzen tussen zich in een tweede verbindingskamer 21.
10 Dit microporeuze membraan 20 is samengesteld uit een polymeer met een geschikte stabiliteit tegen koolwaterstoffen. Een bepaald aantal microporeuze membranen zijn op de markt verkrijgbaar die voldoen aan deze eis en die doorstromingswaarden verschaffen welke hen geschikt maken voor het beoogde doel. De zeer lage, regelmatige porositeit die is gewenst wordt verkregen door een walsproces onder dwars-spanning, welke aanleiding geeft tot het scheuren van een bepaald aantal van de zwakke bindingen tussen 15 de kristallisatiekernen van het polymeer, waardoor regelmatig verdeelde poriën met een bepaalde afmeting worden verkregen, of door chemische aantasting op vooraf bepaalde plaatsen door het proces van nucleaire bestraling welke, terwijl deze het polymeer in de gebombardeerde gebieden zal aantasten, de nabij liggende gebieden niet beïnvloedt. Deze twee werkwijzen zorgen voor gemiddelde porositeitsniveaus en porositeits-verdelingen welke deze soort van membraan geschikt maken voor het beoogde doel. In het membraan 20 kunnen een omtrekszone, een centrale zone en een tussenliggende zone tussen deze twee zones worden onderscheiden.
Een eerste vasthoudmiddel gevormd door een in te brengen element 22 is met een goede passing aangebracht in de holte 6 van het ontvangende orgaan 7 met als doel bevestiging van het membraan 20.
Dit in te brengen element is bij voorkeur cilindrisch, met een diameter die zeer dicht ligt bij die van de holte. 25 Aan zijn basis 24 die ligt tegenover het membraan 20 zijn een centraal uitsteeksel 26 en een omtreksuitsteeksel 28 aangebracht, bij voorkeur met dezelfde hoogte, waartussen een eerste ringvormig kanaal 30 wordt gevormd met in hoofdzaak de vorm van een cirkelvormige kroon; dit eerste cirkelvormige kanaal is in hoofdzaak symmetrisch met het genoemde tweede ringvormige kanaal 14 dat ligt in het eindvlak 12 van het ontvangende orgaan 7. Het membraan 20 en het eerste cirkelvormige kanaal 30 begrenzen daartussen een 30 eerste verbindingskamer 31.
Dit in te brengen orgaan 22 en het ontvangende orgaan 7 (meer in het bijzonder door het vlak 12 daarvan) brengen gezamenlijk de hermetische bevestiging van de omtrekszone en de centrale zone van het membraan tot stand, waarbij de centrale zone van laatstgenoemde vrij wordt gelaten.
Het omtreksuitsteeksel 28 wordt onderbroken door een baan 32 waarmede de eerste kamer 31 in 35 verbinding wordt gebracht met een tweede kanaal 34 dat nauw is, dat wil zeggen dat de doorsnede daarvan bij voorkeur tussen 0,025 en 0,09 mm2 bedraagt. Het kanaal 34 wordt bij voorkeur begrensd door een omtreksgroef in het in te brengen orgaan 22 en door het ontvangende orgaan 7. Aan de membraanzijde, dat wil zeggen de stroomafwaartse zijde, eindigt het kanaal 34 in een mond 35 die ligt tegenover een deel van de omtreks- of centrale zone van een membraan 20, dat wil zeggen dat ligt tegenover een deel van het 40 membraan dat wordt ondersteund door het vlak 12 van het ondersteuningsorgaan 5. Er kunnen eventueel meer dan een verbindingskanalen 34 aanwezig zijn, welke voldoen aan de eis dat zij zeer nauw zijn en met de stroomafwaartse mond liggen tegenover het deel van de centrale- of omtrekszone.
Bij een gewijzigde uitvoeringsvorm (figuren 7 en 8) is ervoor gezorgd dat het in te brengen orgaan 22 een verbindingskanaal bezit in de vorm van een in hoofdzaak centrale axiale opening 37, waarvan de mond 45 35 ligt in het centrale uitsteeksel 26 en daardoor ligt tegenover het centrale deel van het membraan dat in aanraking staat met het centrale uitsteeksel 16 van het ontvangende orgaan 7. Verbinding tussen de centrale opening 37 en het eerste ringvormige kanaal 30 vindt plaats via een groef 39, welke in het weergegeven voorbeeld diametraal is.
De basis 36 van het orgaan 22 is bij voorkeur gelijk aan die welke ligt tegenover het membraan. Een 50 bijkomend voordeel voor het samenstellen van de ontsteker wordt aldus verkregen doordat gedurende het toevoeren van de delen 22 het niet nodig zal zijn om een onderscheid te maken in de werkzame basis.
De afmetingen van de verbindingskamer 14 en 30 worden berekend in overeenstemming met de doorlaatbaarheid van het membraan, hetgeen betekent dat als deze doorlaatbaarheid een lage waarde bezit een grotere breedte zal worden gekozen voor de verbindingskamers. Het is mogelijk gebleken aan te tonen 55 dat de volgende afmetingen geschikte afmetingen zijn: de grootste diameter van de verbindingskamer bedraagt van 1,6 tot 2,4 mm, de kleinste diameter van 0,4 tot 0,8 mm, de diameter van het verbindings-orgaan van 2,6 tot 3,2 mm, de diameter van de excentrische opening 10 van 0,3 tot 0,5 mm.
5 193199
Het bevestigingskanaal 8 van het ondersteuningsorgaan 5 bevat een uitlaatschoorsteen 38 die in lengterichting binnen het bevestigingskanaal verplaatsbaar is tussen een eerste positie met maximale indringing (figuur 1) en een tweede positie (figuur 3) die over een kleine afstand is gescheiden van de eerste positie welke afstand is beperkt door bedieningsmiddelen voor de schoorsteen. Omdat deze 5 bedieningsmiddelen van de gebruikelijke soort zijn zijn ze voor de schoorsteen 38 niet weergegeven. De schoorsteen is voorzien van een inwendig axiaal kanaal 40 welke geschikt is voor het doorlaten van gas.
De bodem 44 van het bevestigingskanaal 8 is de feitelijke scheidingswand 11 en staat, zoals reeds is aangegeven in verbinding met de tweede kamer 21 via de opening 10. Tussen deze bodem 44 en de schoorsteen 38 is een afdichting 46 geplaatst voorzien van een centrale opening 48 welke in hoofdzaak in 10 lijn ligt met het kanaal 40.
Deze afdichting 46 bezit buitenranden 45 en binnenranden 47, waarbij de laatstgenoemde duidelijk de centrale opening 48 omringen. De afdichting is bestemd om in vorm te variëren tussen twee uitersten: a) een eerste aanbrengvorm (overeenkomend met de eerste positie van de schoorsteen), waarin de afdichting 46 volledig onder druk is aangebracht tegen de bodem 44 van het bevestigingskanaal en de excentrische 15 opening 10 afsluit, waarbij deze vorm plat is als het vlak 44 van de scheidingswand plat is; b) een tweede, gebogen vorm (overeenkomend met de genoemde tweede positie van de uitlaatschoorsteen 38), waarin de afdichting de excentrische opening 10 niet afsluit, maar met zijn buitenranden 45 zodanig is aangebracht dat een dichte afsluiting wordt gevormd tussen de bodem 44 en de wanden 49 van het bevestigingskanaal 8, terwijl deze met zijn binnenranden 47 eveneens zodanig is aangebracht dat een dichte afsluiting wordt 20 gevormd rond het kanaal 40 van de schoorsteen 38, zodat in beide gevallen de circulatie van gas naar de kamer 51 gevormd tussen de afdichting 46 en de basis van de schoorsteen 38 wordt voorkomen.
Het feit dat deze kamer 51 is afgesneden van de circulatie van gas maakt het onmogelijk dat een circulatie tot stand wordt gebracht tussen de wanden 49 van het bevestigingskanaal en de buitenwanden van de uitlaatschoorsteen 38.
25 Niettemin is, als de afdichting aanzienlijk afwijkt van de eerste vorm, de doorgang van gas mogelijk vanuit het reservoir 1 naar buiten toe via het kanaal 34 of 37, de baan 32 of de groef 39, de eerste verbindingskamer 31, het stroombeperkingsmembraan 20, de tweede verbindingskamer 21, de opening 10, de opening 48 van de afdichting, en het inwendige axiale kanaal 40 van de schoorsteen 38.
De afdichting 46 kan plat zijn en een diameter bezitten die groter is dan de doorsnede van het 30 bevestigingskanaal 8, zodat het de neiging heeft om door doorknikken een boog te vormen, of kan anders een gebogen vorm bezitten. Deze afdichting is vervaardigd uit buna, neopreen of elk rubberachtig elastomeer dat niet wordt aangetast door butaan of andere vloeibare gassen.
Er wordt de nadruk op gelegd dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven afsluitsyteem, maar dat de gasstroombeperkende inrichting kan worden gecombineerd met andere afsluitmiddelen.
35 Figuren 9 tot en met 14 geven een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding weer. Delen in deze uitvoeringsvorm die overeenkomen met delen in de reeds beschreven uitvoeringsvormen zullen als regel dezelfde verwijzingsgetallen houden. In deze uitvoeringsvorm bestaat het eerste vasthoudmiddel uit een lichaam 60 met een in hoofdzaak cilindrische vorm, met een basis 62 die is gekeerd naar het membraan en is voorzien van een centraal uitsteeksel 26 en een omtreksuitsteeksel 28, tussen welke uitsteeksels een 40 eerste ringvormig kanaal 30 is gevormd. Het centrale uitsteeksel 26 bezit een daar doorheen lopende axiale opening 37 die in verbinding staat met het reservoir 1, waarbij verbinding tussen het eerste ringvormige kanaal 30 en de opening 37 op zijn beurt tot stand wordt gebracht door middel van de groef 39, welke ook hier is weergegeven in een diametrale vorm.
Het tweede vasthoudmiddel bestaat uit een kap 64 welke is bestemd om in het inwendige daarvan met 45 een goede passing het lichaam 60 te ontvangen. De kap heeft een eindgedeelte 66 (dat is gekeerd naar de basis 62 van het lichaam 60) en een cilindrisch zijgedeelte 68 dat met een goede passing met cilindrische zijoppervlak van het lichaam 60 omringt. Dit zijgedeelte 68 is verlengd met een ringvormige centripetale vin 70, dat wil zeggen een vin die naar binnen is gericht, waarbij deze vin is aangebracht tegen het bodemvlak 72 van het lichaam. Dientengevolge wordt, als het membraan wordt geplaatst tussen het lichaam 60 en de 50 kap 64 deze opgesloten gehouden en hermetisch bevestigd via de centrale zone daarvan (door middel van het uitsteeksel 26 en met uitsteeksel 74), en de omtrekzone (door middel van het uitsteeksel 28 en het uitsteeksel 76). Het eindgedeelte 66 bezit inwendig een tweede ringvormig kanaal 78 dat, samen met het membraan, een tweede verbindingskamer 21 begrenst (figuur 13), waarin een verbindingskanaal 10 begint dat leidt naar de uitlaatschoorsteen 38.
55 Het eindgedeelte 66 van de kap 64 kan verschillende uitwendige vormen bezitten, zoals een vorm welke een ringvormig verhoogd gedeelte 80 bezit weergegeven in de figuren 11 en 12, of dit kan anders een concaaf gedeelte 82 bezitten, dat is weergegeven in figuren 13 en 14 en welke een in hoofdzaak afgeknot 193199 6 kegelvorm ige vorm bezit.
Het lichaam 60 en de kap 64 bestaan bij voorkeur uit metaal, bijvoorbeeld uit messing, waarbij, zoals reeds vermeld, het membraan 20 zich daartussen bevindt, welk membraan op de hiervoor beschreven wijze door de genoemde delen opgesloten wordt gehouden.
5 In deze compacte vorm zijn de vasthoudmiddelen 60 en 64 bevestigd in het ondersteuningsorgaan 5 terwijl het eindgedeelte 66 van de kap 64 zich aan de schoorsteenzijde bevindt en op juiste wijze op zijn plaats wordt gehouden door de ringvormige schouder 84. Het bevestigingskanaal 8 van het ondersteuningsorgaan 5 weergegeven in figuur 14 bezit geen bodem maar bezit in plaats daarvan een inwendig ringvormig uitsteeksel 86.
10 Tussen de kap 64 en de uitlaatschoorsteen 38 is een afdichting geplaatst die, zoals in het voorafgaande geval, van vorm kan veranderen vanaf een gebogen vorm (figuur 14) waarin de afdichting de opening 10 niet afsluit en met zijn buitenranden 45 zodanig is aangebracht dat een dichte afdichting wordt gevormd tegen het ringvormige uitsteeksel 86 en de binnenranden van het bevestigingskanaal, terwijl deze afdichting met zijn binnenranden 47, eveneens een dichte afsluiting vormend, is aangebracht in de onmiddellijke 15 nabijheid van het inwendige axiale kanaal 40 van de schoorsteen, tot een aanbrengvorm (niet weergegeven) waarin de afdichting 46 is aangebracht tegen het eindgedeelte 66 van de kap en de excentrische opening 10 afsluit.
De ontsteker volgens de uitvinding biedt belangrijke voordelen ten opzichte van de stand van de techniek.
20 In de eerste plaats moet melding worden gemaakt van de betere bevestiging van het membraan, dat hermetisch via zijn omtrek en via zijn midden is bevestigd, zodat een vrije doorgang wordt geboden aan het gas via zijn tussenliggende zone. Dit heeft tot gevolg dat de afstand tussen ondersteuningspunten op het membraan korter is (in de orde van grootte van 4 maal korter in vergelijking met huidige ontwerpen). Op deze wijze kunnen geen opeenhopingen van gas, dat juist door het membraan is gestroomd, worden 25 gevormd tussen het laatstgenoemde en het stroomafwaartse ondersteuningsorgaan daarvan via de werking van de druk afkomstig uit de tank. Dientengevolge is er geen ondersteuningslaag nodig voor het membraan, voor het vergemakkelijken van de circulatie van brandstof in radiale richting of voor het verstijven daarvan, terwijl bovendien nauwkeurigheidsvereisten voor de inrichtingen welke het membraan ondersteunen in deze tussenliggende zone en circulatie mogelijk maken niet zo kritisch zijn als in enige bekende inrichtingen.
30 In het geval de ontsteker wordt onderworpen aan een abnormale kracht, bijvoorbeeld als deze vanaf een bepaalde hoogte zou vallen, kan er een plotselinge verplaatsing van het vloeibare gas optreden vanuit het reservoir naar het membraan. Het membraan kan dan worden onderworpen aan een zware stoot (hamer) hetgeen aanleiding kan geven tot het breken daarvan. Dit nadeel kan echter niet optreden bij de ontsteker volgens de uitvinding, om redenen die hierna uiteen zullen worden gezet.
35 Enerzijds veroorzaakt het feit dat het verbindingskanaal 34, 37 nauw is, reeds op zichzelf een aanzienlijke drukdaling. Maar bovendien kan, omdat de mond 35 van dit kanaal 34, 37 ligt tegenover een deel van het membraan 20 dat stevig wordt ondersteund door het ondersteuningsorgaan 5, breken van het membraan in dat gedeelte niet optreden, en wordt de drukgolf aldus verdeeld over het gehele ringvormige oppervlak van de eerste verbindingskamer 31 en dientengevolge over een veel groter gebied dan dat welke 40 overeenkomt met het gebied van het kanaal 34, 37 van waaruit de drukgolf zich voortplant, zodat reeds een aanzienlijke kracht verloren gaat. Ook moet melding worden gemaakt van de afbuiging onder een rechte hoek welke het vloeibare gas moet ondergaan via de baan 32 of de groef 39.
Anderzijds zou, door het aanbrengen, stroomafwaarts van het membraan, van een kamer 21 welke elastische vervorming in stroomafwaartse richting daarvan mogelijk maakt, de drukgolf worden geabsor-45 beerd door elastische vervorming van het membraan, zonder enige beschadiging van het laatstgenoemde, in het bijzonder als in ogenschouw wordt genomen dat het ringvormige vervormingsgebied ongeveer vijf keer zo groot is als in het geval van een membraan waarvan het vrije gedeelte ligt tegenover een opening met de afmetingen die normaal zijn bij bekende inrichtingen van de stand van de techniek.
Dientengevolge heeft de elastische vervorming van het membraan reeds de drukgolf geabsorbeerd op 50 het moment als het membraan wordt aangebracht tegen de excentrische opening 10 en daarom is er ook op deze plaats geen gevaar van breuk.
Tengevolge van het zeer kleine volume van de verbindingskamer 30 is ook het volume van vloeibaar gas die deze kamer zou kunnen bevatten zeer klein. Dientengevolge zal, vanaf het moment dat de klep wordt geopend, de ontsteker bijna direct werken in de gasfase, omdat elke periode gedurende welke de ontsteker 55 in de vloeibare fase werkt van een zeer beperkte duur zal zijn en de variatie van de vlam nauwelijks waarneembaar zal zijn.
In verband met de hierboven gemaakte opmerkingen betekent het werken in de gasfase dat als de

Claims (11)

1. Ontsteker voor vloeibaar gas voorzien van een reservoir en een uitlaatschoorsteen, waartussen een stroom van gas tot stand kan worden gebracht, een ondersteuningsorgaan voor de uitlaatschoorsteen, een 40 inrichting voor het afsluiten van de gasstroomdoorgang, een niet-regelbare gasstroombeperker bestaande uit een poreus membraan met een omtrekszone, een centrale zone en een tussenliggende zone tussen de omtreks- en centrale zone, en een eerste en tweede vasthoudmiddel waartussen de omtrekszone en de centrale zone van het membraan opgesloten wordt gehouden en hermetisch is bevestigd, waarbij het eerste vasthoudmiddel ten minste één verbindingskanaal bezit welke een verbinding vormt tussen het reservoir en 45 het membraan, en waarbij elk verbindingskanaal aan één zijde van het membraan een mond bezit die ligt tegenover een deel van de omtreks- of centrale zone van het membraan dat in aanraking staat met het tweede vasthoudmiddel, en waarbij het eerste vasthoudmiddel bestaat uit een in hoofdzaak cilindrisch gevormd lichaam (22) met een naar het membraan (20) gekeerde basis (24), met het kenmerk, dat het poreuze membraan een microporeus membraan is dat in het inwendige daarvan geen stroom van gas in 50 radiale richting toestaat, dat elk verbindingskanaal (34, 37) nauw is, en dat het eerste vasthoudmiddel een centraal uitsteeksel (26) en een omtreksuitsteeksel (28) bezit waartussen een eerste ringvormig kanaal (30) is gevormd dat tezamen met het membraan (20) een eerste verbindingskamer (31) begrenst.
2. Ontsteker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede vasthoudmiddel (7) een holte (6) en een de bodem daarvan vormend kops vlak (12) omvat, waarbij de holte is uitgevoerd voor het goed passend 55 ontvangen van het in te brengen lichaam (22), waarbij het kopse vlak (12) een centraal uitsteeksel (16) en een omtreksuitsteeksel (18) heeft waartussen een tweede ringvormig kanaal (14) is gevormd, dat tezamen met het membraan (20), een tweede verbindingskamer <21) begrenst die in hoofdzaak symmetrisch is met 193199 δ de eerste kamer (20), en waarbij een kanaal (10) voor het vormen van een verbinding met de uitlaat-schoorsteen (38) begint in de tweede kamer (21).
3. Ontsteker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het omtreksuitsteeksel (28) is onderbroken door een verbindingsbaan (32) tussen de eerste kamer (31) en het verbindingskanaal (34), waarbij de 5 verbindingsbaan is begrensd door een omtreksgroef in het in te brengen lichaam (22) en door de holte (6) van het tweede vasthoudmiddel.
4. Ontsteker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het centrale uitsteeksel (26) een groef (39) bezit welke de eerste kamer (31) in verbinding brengt met het verbindingskanaal (37), dat uit een in hoofdzaak centrale axiale opening bestaat.
5. Ontsteker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het centrale uitsteeksel (26) een groef (39) heeft, welke de eerste kamer (31) in verbinding brengt met het verbindingskanaal (37), dat is gevormd door een in hoofdzaak axiale opening, dat het tweede vasthoudmiddel bestaat uit een kap (64) met een eindgedeelte (66) dat is gekeerd naar de genoemde basis (62) van het eerste vasthoudmiddel (60) dat het membraan (20) opgesloten houdt, een cilindrische wand (68) en middelen voor het bevestigen van het eerste 15 vasthoudmiddel (60), waarbij de kap (64) het eerste vasthoudmiddel (60) nauw passend in het inwendige daarvan ontvangt, waarbij het eindgedeelte (66) inwendig een tweede ringvormig kanaal (78) heeft dat tezamen met het membraan (20) een tweede verbindingskamer (21) begrenst waarin een verbindingsleiding (10) begint die naar de uitlaatschoorsteen (38) leidt.
5 Het feit dat de ontsteker werkt in de gasfase geeft ook andere voordelen: grotere thermische stabiliteit wordt bereikt omdat de verdamping van het vloeibare gas niet plaats vindt in de directe nabijheid van het membraan waardoor het laatstgenoemde niet wordt afgekoeld, omdat het geen verdampingswarmte behoeft toe te voeren; bovendien ondergaat het membraan minder verontreiniging met eventuele verontreinigingen die zich kunnen bevinden in het vloeibare gas en die blijkbaar niet worden verdampt en dientengevolge de 10 poriën van het membraan niet kunnen verstoppen. Met betrekking tot het afsluitsysteem, moeten de hierna vermelde voordelen worden opgetekend. Als de ontsteker wordt geopend wordt de afdichting 46 niet buiten aanraking bewogen met de schoorsteen 38 of met de zijwanden van het bevestigingskanaal 8 terwijl geen andere circulatie van gas naar de buitenzijde mogelijk is dan die door de centrale opening 40 van de uitlaatschoorsteen 38 heen.
15 Om dezelfde reden blijven, als de ontsteker wordt gedoofd en dientengevolge de schoorsteen 38 wordt gedrukt tegen de bodem van het bevestigingskanaal 8 van het ondersteuningsorgaan welke de afdichting 46 opgesloten houdt, geen gasresten achter in de tussenruimten die aanwezig zijn tussen de schoorsteen en het ondersteuningsorgaan, zodat wordt voorkomen dat de ontsteker de vlam handhaaft gedurende een bepaalde tijdsperiode, zoals vaak het geval is bij andere soorten van een ontsteker.
20 Om de hierboven genoemde twee redenen is de speling die aanwezig is tussen de schoorsteen en het bevestigingskanaal van het ondersteuningsorgaan van geen belang, zodat het mogelijk is om de toleranties te vergroten met betrekking tot de buiten- en binnendiameters van de respectieve onderdelen en gebruik te maken van minder kostbare werkwijze en materialen, bijvoorbeeld kunststofmaterialen, zelfs voor de schoorsteen, in welk geval het boveneinde van de laatstgenoemde, dat wil zeggen de brander, zou kunnen 25 bestaan uit een metalen onderdeel dat onder druk over het hoofdgedeelte van de schoorsteen is aangebracht. Tenslotte maakt de bovengenoemde uitvoering het mogelijk dat de schoorsteen bestaat uit een bepaald omwentelingslichaam met een enkele centrale opening, dat wil zeggen zonder dat zijopeningen nodig zijn voor het voeden van de centrale opening of in sommige gevallen groeven, zoals het geval is bij het 30 merendeel van de bekende ontstekers. Bovendien wordt de afdichting gemakkelijk aangebracht terwijl dit een onderdeel is dat onafhankelijk is van de uitlaatschoorsteen. De vorm welke de baan verschaft voor het gas is verantwoordelijk voor de afwezigheid van turbulentie in de doorgang vanaf het membraan naar de uitlaatschoorsteen. 35
6. Ontsteker volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het middel voor het bevestigen van het lichaam 20 (60) bestaat uit een ringvormige centripetale vin (70) die zich uitstrekt vanaf het genoemde cilindrische zijdelingse deel (68).
7. Ontsteker volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de kap (64) dat het lichaam (60) bevat en het membraan (20) is bevestigd in het ondersteuningsorgaan (5) voor de uitlaatschoorsteen (38) terwijl het eindgedeelte (66) van de kap (64) zich aan de zijde van de schoorsteen (38) bevindt.
7 193199 brandstof in aanraking komt met het membraan (bij de ontsteker volgens de uitvinding betekent dit als het de eerste verbindingskamer 31 bereikt) deze brandstof zich in de gastoestand kan bevinden. Anderzijds betekent ’’vloeistoffase” dat de brandstof in aanraking met het membraan zich in de vloeibare toestand bevindt.
8. Ontsteker volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eindgedeelte (66) van de kap (64) aan de buitenzijde een concaafheid (82) bezit met een in hoofdzaak afgeknot kegelvormige vorm.
9. Ontsteker volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eindgedeelte (66) van de kap (64) aan de buitenzijde een ringvormig verhoogd gedeelte (80) bezit.
10. Ontsteker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het ontvangend element (7) uit een stuk is 30 gevormd met het ondersteuningsorgaan (5) dat tegenover de genoemde holte (6) in het ontvangend element (7) is voorzien van een bevestigingskanaal (8) voor de uitlaatschoorsteen (38), welke in lengterichting in het inwendige van het genoemde bevestigingskanaal (8) verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarin de schoorsteen maximaal is binnengedrongen en een tweede positie welke over een beperkte afstand is verwijderd van de eerste positie, en welke schoorsteen is voorzien van een inwendig axiaal 35 kanaal (40), waarbij het bevestigingskanaal (8) zijwanden (49) bezit en een eindwand (44) die in verbinding staat met de eindwand (12) van de holte (6) door middel van een excentrische opening (10), terwijl tussen de eindwand (44) van het bevestigingskanaal (8) en de uitlaatschoorsteen (38) een afdichting (46) is geplaatst welke buitenranden (45) en binnenranden (47) bezit, waarvan de laatste een centrale opening (48) begrenzen die in hoofdzaak in lijn ligt met het inwendige axiale kanaal (40) in de schoorsteen, waarbij de 40 afdichting (46) is bestemd om in vorm te variëren tussen een eerste aanbrengingsvorm overeenkomend met de eerste positie van de uitlaatschoorsteen (38), in welke positie de afdichting (46) is aangebracht tegen de eindwand (44) van het bevestigingskanaal (8) en de excentrische opening (10) afsluit, en een tweede, gebogen positie die overeenkomt met de genoemde tweede positie van de schoorsteen en waarin de afdichting (46) de excentrische opening (10) niet afsluit en met zijn buitenranden (45) zodanig is aange-45 bracht dat een dichte afsluiting tegen de eindwand (44) wordt gevormd en tegen de zijwanden (49) van het bevestigingskanaal (8), terwijl de afdichting met zijn binnenranden (47) zodanig is aangebracht dat een dichte afsluiting wordt verkregen in de nabijheid van het inwendige axiale kanaal (40) van de uitlaatschoorsteen (38).
11. Ontsteker volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan (5) is voorzien van een 50 bevestigingskanaal (8) voor de uitlaatschoorsteen (38), welke schoorsteen in lengterichting in het inwendige van het genoemde bevestigingskanaal verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarin de schoorsteen maximaal is binnengedrongen en een tweede positie die over een beperkte afstand is verwijderd van de eerste positie, en welke schoorsteen is voorzien van een inwendig axiaal kanaal (40), waarbij het bevestigingskanaal (8) zijwanden (49) bezit en een inwendig ringvormig uitsteeksel (86), terwijl tussen het 55 eindgedeelte (66) van de kap (64) en de uitlaatschoorsteen (38) een afdichting (46) is geplaatst welke buitenranden (45) en binnenranden (47) bezit, waarbij de laatste een centrale opening (48) begrenzen die in hoofdzaak in lijn ligt met het genoemde inwendige axiale kanaal (40), waarbij de afdichting (46) in vorm kan 9 193199 variëren tussen een eerste aanbrengvorm die overeenkomt met de genoemde eerste positie van de uitlaatschoorsteen (38) in welke positie de afdichting is aangebracht tegen het eindgedeelte (66) van de kap (64) voor het afsluiten van de excentrische opening (10), en een tweede gebogen vorm die overeenkomt met de genoemde tweede positie van de schoorsteen en waarin de afdichting (46) de excentrische opening 5 (10) niet afsluit, terwijl de afdichting met zijn buitenranden (45) zodanig is aangebracht dat een dichte afsluiting tegen het binnenste ringvormige uitsteeksel (86) en tegen de wanden (49) van het bevestigings-kanaal wordt gevormd en met zijn binnenranden (47) zodanig is aangebracht dat een dichte afdichting in de nabijheid van het inwendige axiale kanaal (40) van de uitlaatschoorsteen (38) wordt gevormd. Hierbij 4 bladen tekening
NL8700815A 1986-04-23 1987-04-07 Ontsteker voor vloeibaar gas. NL193199C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CH1657/86A CH667909A5 (fr) 1986-04-23 1986-04-23 Briquet a gaz liquefie.
CH165786 1986-04-23

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8700815A NL8700815A (nl) 1987-11-16
NL193199B NL193199B (nl) 1998-10-01
NL193199C true NL193199C (nl) 1999-02-02

Family

ID=4215581

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8700815A NL193199C (nl) 1986-04-23 1987-04-07 Ontsteker voor vloeibaar gas.

Country Status (23)

Country Link
US (1) US4669975A (nl)
JP (1) JPS62272016A (nl)
KR (1) KR960002803B1 (nl)
CN (1) CN1008476B (nl)
AT (1) AT402556B (nl)
BE (1) BE1000150A4 (nl)
BR (1) BR8701904A (nl)
CA (1) CA1269253A (nl)
CH (1) CH667909A5 (nl)
DE (1) DE3622799C2 (nl)
ES (1) ES2000690A6 (nl)
FR (1) FR2597962B1 (nl)
GB (1) GB2189584B (nl)
GR (1) GR870594B (nl)
IN (1) IN165889B (nl)
IT (1) IT1203453B (nl)
MA (1) MA20956A1 (nl)
MX (1) MX169185B (nl)
NL (1) NL193199C (nl)
PH (1) PH23712A (nl)
PT (1) PT84734B (nl)
TR (1) TR22803A (nl)
ZA (1) ZA872294B (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4773849A (en) * 1987-05-14 1988-09-27 Schaechter Friedrich Valve actuator for pocket lighter
US4889482A (en) * 1987-05-14 1989-12-26 Schaechter Friedrich Valve actuator for pocket lighter
US5215458A (en) * 1988-03-04 1993-06-01 Bic Corporation Child-resistant lighter with spring-biased, rotatable safety release
US5002482B1 (en) * 1988-09-02 2000-02-29 Bic Corp Selectively actuatable lighter
US5456598A (en) * 1988-09-02 1995-10-10 Bic Corporation Selectively actuatable lighter
US5584682A (en) * 1988-09-02 1996-12-17 Bic Corporation Selectively actuatable lighter with anti-defeat latch
JPH02140157U (nl) * 1989-04-27 1990-11-22
JPH07122494B2 (ja) * 1990-06-20 1995-12-25 株式会社東海 流量調節機構およびその製造方法
GB2247940B (en) * 1990-08-17 1994-10-26 Masayuki Iwahori Device for the gasification and flow control of liquefied petroleum gas
FR2839142B1 (fr) * 2002-04-26 2005-01-14 Bic Soc Briquet a gaz
ES2258938B1 (es) * 2006-05-05 2007-04-16 Flamagas S.A. Encendedor de gas licuado de altura de llama no regulable.
CN106287808A (zh) * 2015-06-01 2017-01-04 陈龙 一种用于打火机、点火枪的限流阀装置
US10378697B2 (en) * 2017-03-22 2019-08-13 Hybrid Research Company Limited Portable carbon dioxide adapter system

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2675205A (en) * 1951-08-17 1954-04-13 Presto Lighters Ltd Valve for compressed gas smokers' lighters
GB733039A (en) * 1953-05-11 1955-07-06 Ronson Products Ltd Improvements in or relating to burner valves for smokers' lighters or the like usingcompressed gaseous fuel
AT210188B (de) * 1959-04-20 1960-07-25 Karat Werk Metall U Plastikwar Brennereinsatz für Gasfeuerzeuge
FR1481942A (fr) * 1965-11-22 1967-05-26 Valve pour briquet à gaz
FR2284827A1 (fr) * 1974-09-10 1976-04-09 Genoud & Cie Ets Valve simplifiee pour briquets a gaz
FR2313639A1 (fr) * 1975-06-05 1976-12-31 Genoud & Cie Ets Valve pour briquet a gaz
FR2313638A1 (fr) * 1975-06-05 1976-12-31 Genoud & Cie Ets Detendeur pour briquet a gaz
FR2425034A1 (fr) * 1978-05-02 1979-11-30 Dupont S T Dispositif pour limiter le debit de gaz dans un briquet a gaz liquefie
FR2489934B1 (fr) * 1980-09-05 1985-06-07 Feudor Sa Briquet a gaz jetable
IT1148737B (it) * 1980-11-19 1986-12-03 Saffa Spa Dispositivo di limitazione del flusso di gas in una valvola di scarico per accendini a gas per sigarette,con autocompensazione delle differenze di pressione del gas in funzione della temperatura,e metodo per la taratura di tale dispositivo
AT371583B (de) * 1980-11-24 1983-07-11 Schaechter Friedrich Einrichtung zur konstanthaltung der flammengroesse eines mit fluessiggas betriebenen kleinbrenners, vorzugsweise eines feuerzeugbrenners
AT372773B (de) * 1981-03-19 1983-11-10 Schaechter Friedrich Mit fluessiggas betriebenes feuerzeug, insbesondere taschenfeuerzeug
JPS58145823A (ja) * 1982-02-25 1983-08-31 Fukuo Iwabori ガスライタ

Also Published As

Publication number Publication date
IN165889B (nl) 1990-02-03
FR2597962A1 (fr) 1987-10-30
DE3622799C2 (de) 1994-09-22
CN1008476B (zh) 1990-06-20
PT84734A (en) 1987-05-01
AT402556B (de) 1997-06-25
NL8700815A (nl) 1987-11-16
KR870010361A (ko) 1987-11-30
GB8613795D0 (en) 1986-07-09
ZA872294B (en) 1987-11-25
DE3622799A1 (de) 1987-10-29
PT84734B (pt) 1989-12-29
PH23712A (en) 1989-09-27
IT8720018A0 (it) 1987-04-07
BR8701904A (pt) 1988-02-02
JPS62272016A (ja) 1987-11-26
GR870594B (en) 1987-08-14
CH667909A5 (fr) 1988-11-15
TR22803A (tr) 1988-07-19
MX169185B (es) 1993-06-24
KR960002803B1 (ko) 1996-02-26
CN87102841A (zh) 1987-11-04
JPH058336B2 (nl) 1993-02-01
GB2189584A (en) 1987-10-28
IT1203453B (it) 1989-02-15
US4669975A (en) 1987-06-02
BE1000150A4 (fr) 1988-05-17
GB2189584B (en) 1989-11-29
MA20956A1 (fr) 1987-12-31
FR2597962B1 (fr) 1990-05-18
CA1269253A (en) 1990-05-22
ES2000690A6 (es) 1988-03-16
NL193199B (nl) 1998-10-01
ATA83187A (de) 1996-10-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL193199C (nl) Ontsteker voor vloeibaar gas.
US5846417A (en) Self closing filter centerpost
KR102309123B1 (ko) 가스 발생기
KR100790640B1 (ko) 가변 가스 유동 스로틀 및 그 조립체
JP3756429B2 (ja) 流量制御弁
KR20190021249A (ko) 가스 발생기
JPH0611369B2 (ja) 潤滑オイルの浄化のためのオイルフィルタ
KR101572175B1 (ko) 프리텐셔너
KR20160146682A (ko) 가스 발생기
JP5743744B2 (ja) ダイアフラム式流体制御弁
CA1099243A (en) Temperature responsive valve
JP2008232196A (ja) 定流量制御装置
US5050635A (en) Relief valve
JP6804707B1 (ja) 熱応動弁
KR20210013182A (ko) 가스 발생기
JPH09296911A (ja) ノズル閉鎖弁及びそのようなノズル閉鎖弁を有する圧力噴霧バーナノズル
KR940002538A (ko) 열응동식 스팀트랩
US6138706A (en) Condensate traps
EP2365921B1 (en) Inflator with means for increasing the output flow of pressurized gas
KR200489163Y1 (ko) 의료용 고압 체크밸브
KR20230041104A (ko) 안전 밸브 및 배출 방향 규제 부재
US20230339424A1 (en) Gas generator with a pressurized gas reserve
EP0012267B1 (en) Thermostatic steam trap and insert assembly usable in a body member to form a thermostatic steam trap
KR20010014189A (ko) 연료분사밸브
JP6967780B2 (ja) ダイアフラムポンプ

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20070407