NL192836C - Schroefanker. - Google Patents

Description

1 192836

Schroefanker

De uitvinding heeft betrekking op een schroefanker, omvattende een aan zijn distale einde afgesloten anker of boorbuis, met een op de buitenzijde daarvan bevestigd schroefblad, dat een aantal windingen bevat en 5 waarvan de diameter aanmerkelijk groter is dan die van de boorbuis, in welke boorbuis, in de schroefgang aan de van het distale boorbuiseinde afgekeerde flank van het schroefblad, gaten zijn aangebracht voor het ! doorlaten van verhardingsvloeistof vanuit de boorbuisholte.

Een dergelijk anker is bekend uit de terinzagelegging 7.901.116. Een nadeel van dit schroefanker is, dat bij het in de grond brengen ervan grondmateriaal via de gaten in de boorbuis kan treden, waardoor deze 10 verstopt kan raken. Het injecteren van verhardingsvloeistof in de grond in de schroefgang van het anker, nadat het op diepte is gebracht, kan hierdoor ernstig worden belemmerd, waardoor de gewenste versteviging van de grond in de schroefgang en rond het schroefbladlichaam te wensen overlaat. De uitvinding nu beoogt dit nadeel op een eenvoudige en doeltreffende wijze op te heffen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat de gaten zijn voorzien van elastische pluggen.

15 Tijdens het in de grond brengen van het schroefanker volgens de uitvinding verhinderen de pluggen het binnentreden van grondmateriaal, terwijl na het op diepte schroeven van het anker de pluggen door de druk van de door de boorbuisholte toegevoerde verhardingsvloeistof eenvoudig uit de gaten naar buiten kunnen worden gedrukt.

Opgemerkt dient te worden dat uit het Franse octrooischrift 2.306.307 een schroefanker bekend is, 20 waarbij een boorbuis is voorzien van een aantal met axiale tussenruimten daarop bevestigde schroefblad-delen. In die tussenruimten is de boorbuis tot nagenoeg de diameter van de schroefbladdelen verdikt, waarbij gaten voor het doorlaten van verhardingsvloeistof in die verdikkingen zijn aangebracht, welke door die verdikkingen omgevende manchetten worden afgesloten.

Het nadeel van deze manchetten is, dat zij slechts in de ruimten tussen de schroefbladdelen kunnen 25 worden aangebracht, waardoor de verhardingsvloeistof niet in de schroefgangen van de schroefbladdelen terechtkomt en derhalve de met de schroefbladflanken in aanraking zijnde grond niet goed wordt verstevigd.

Bovendien kunnen de manchetten tijdens het in de grond brengen van dit anker beschadigd worden.

Voorts is uit het Franse octrooischrift 585.914 een dikwandige holle heipaal bekend, voorzien van over

Ihet paaloppervlak verdeelde gaten, waardoorheen, nadat de paal in de grond is geheid, een betonmortel 30 vanuit de paalholte in de bij het heien verdichte grond kan worden geperst. De door de gaten heen naar buiten geperste betonmortel verhardt daarbij tot penvormige elementen (’’tenons”) die de grond rond de paal stabiliseren. Tot het moment van inbrengen van de betonmortel worden de gaten met pluggen afgesloten, die tot doel hebben de paal tijdens het heien een ononderbroken glad oppervlak geven, waardoor de paal bij het heien minder weerstand biedt.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Het in de tekening weergegeven, onder een hoek van ca. 40° in de grond gebrachte anker, bestaat uit een centrale buis 1, waarvan de holle ruimte aan het benedeneinde is afgesloten door een penvormige plug 40 2. Op de buitenmantel van de buis 1 is, bijvoorbeeld door lassen, een schroefblad 3 aangebracht, dat in het getekende uitvoeringsvoorbeeld een vijftal windingen heeft. De ankerbuis 1 heeft aan zijn boveneinde een van een centraal doorlaatkanaal voorzien schroefdraaddeel 4, teneinde het anker te kunnen verbinden met een verlengbuis 5. De ankerbuis 1 heeft een diameter, die bijvoorbeeld kan variëren van 50 tot 100 mm, terwijl het schroefblad 3 een diameter heeft welke kan variëren tussen 100 en 250 mm, een en ander 45 afhankelijk van de door het anker op te nemen trekbelasting.

De effectieve lengte van het anker, dat wil zeggen de totale lengte van het schroefblad, kan, afhankelijk van de grondsoort, anderhalf tot zes meter en meer bedragen.

Het getekende anker kan op bekende wijze en met behulp van bekende, niet nader weergegeven apparatuur, in de bodem worden geschroefd. De inschroefdiepte kan daarbij van enkele meters tot enkele 50 tientallen meters bedragen, waarbij men afhankelijk van de inschroefdiepte, kortere of langere, danwel een kleiner of groter aantal verlengbuizen toepast.

Zodra de inschroefdiepte is bereikt, kan via de holle ruimte van de ankerbuis 1 en de eventuele verlengbuizen 5 een geschikt verhardingsmiddel of mortel onder druk worden toegevoerd, welke mortel via in de wand van de ankerbuis 1 aanwezige openingen 6 zijdelings in de door het schroefblad 3 gevangen 55 grondkolom wordt geïnjecteerd. De openingen 6 kunnen daarbij tijdens het inschroeven met behulp van pluggen van bijvoorbeeld elastisch materiaal zijn afgesloten, welke daarna onder invloed van de druk van de iniectiemortel worden weggedrukt.

Claims (1)

192836 Bij voorkeur wordt het artikel na het bereiken van de inschroefdiepte nog een aantal slagen verder gedraaid, terwijl het in axiale richting wordt geblokkeerd. Hierdoor wordt de tussen het schroefblad 3 H opgesloten grondkolom losgemaakt en ontstaat er ruimte voor het zijdelings in de grondkolom, alsmede in het daaromheen liggende grondlichaam doordringen van de mortel. In de tekening is het binnen de 5 harcering gelegen gebied aangegeven, dat op deze wijze door het injecteren van de mortel wordt versteef M Zoals de tekening aangeeft, kan de via de holle ruimte van de buizen 1 en 5 toegevoegde mortel ook via korte buisstukjes 6a naar meer naar buiten gelegen injectieplaatsen worden geleid. Bij voorkeur bevinden zich deze injectiepunten aan de in de inschroefrichting wijzende zijde van het schroefblad. Afhankelijk van 10 de grondgesteldheid, kan de injectiedruk uiteraard lager of hoger worden gekozen. Een geschikte gemid-H delde waarde van deze pompdruk ligt in de orde van grootte van 10 bar. M Schroefanker, omvattende een aan zijn distale einde afgesloten anker of boorbuis, met een op de buitenzijde daarvan bevestigd schroefblad, dat een aantal windingen bevat en waarvan de diameter H aanmerkelijk groter is dan die van de boorbuis, in welke boorbuis, in de schroefgang aan de van het distale H boorbuiseinde afgekeerde flank van het schroefblad, gaten zijn aangebracht voor het doorlaten van H 20 verhardingsvloeistof vanuit de boorbuisholte, met het kenmerk, dat de gaten zijn voorzien van elastische pluggen. Hierbij 1 blad tekening