NL192808C - Inrichting voor het voorafgaand aan opname op een magneetband bewerken van een videosignaal. - Google Patents

Description

1 192608

Inrichting voor het voorafgaand aan opname op een magneetband bewerken van een videosignaal

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van een videosignaal, omvattende: een accentueringsschakeling voor het accentueren van hoogfrequente componenten van het video-5 signaal; een niveau-afsnijschakeling voor het afsnijden van het aan accentuering te onderwerpen videosignaal op een voorafbepaald niveau, en een compensatïeschakeling voor het compenseren van golfvormvervormingen van het uitgangssignaal van de afsnijschakeling als gevolg van de overschrijding door het uitgangssignaal van de accentueringsschakeling van het voorafbepaalde niveau.

10 Een dergelijke inrichting is bekend uit FR-A-2.425.187. Bij deze bekende inrichting wordt de compensatieschakeling voor het compenseren van gotfvervormingen van het uitgangssignaal van de afsnijschakeling gevormd door een filterschakeling, die niet alleen voorzien is van een condensator en een spoel, maar tevens van twee diodes en een regelbare spanningsbron.

Het zal duidelijk zijn, dat dit, zeker in het geval van massaproductie minder gewenste schakelings-15 elementen vormen; de spoel is bijzonder moeilijk in geïntegreerde vorm uit te voeren, terwijl een condensator in principe wel in een geïntegreerde schakeling kan worden opgenomen, doch daar relatief veel plaats in beslag neemt.

De opname van een regelbare spanningsbron leidt bovendien tot een sterk kostenverhogend karakter van een dergelijke schakeling.

20 Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting waarbij de nadelen van de stand van de techniek, in het bijzonder de hoge kostprijs van de hieruit bekende schakeling wordt vermeden.

Dit doel wordt bereikt, doordat de compensatieschakeling verbonden is met de afsnijschakeling voor het leveren van een puls, die elke overschrijding door het aan accentuering onderworpen videosignaal van hel 25 voorafbepaalde niveau aanwijst, waarbij elke puls een amplitude heeft, die overeenkomt met de mate van overschrijding voorbij het voorafbepaalde niveau, waarbij elk van dergelijke pulsen door een integrerende schakeling wordt geïntegreerd voor het leveren van een desbetreffende verbrede puls, en doordat een verbindingsschakeling voor het op het videosignaal superponeren van elke verbrede plus aanwezig is.

Als gevolg van deze maatregelen worden de spanningsbron en de daarbij behorende nadelen vermeden, 30 terwijl verder geen spoelen behoeven te worden toegepast.

Hierbij wordt opgemerkt, dat uit US-A-3.288.930 een bewerkingsschakeling voor een videosignaal bekend is, waarbij, evenals bij de onderhavige uitvinding, bij de accentueringsschakeling ontstane piekvor-mige pulsen worden verlengd. Hierbij is echter sprake van een spanningsafhankelijke, niet-lineair werkende accentueringsschakeling.

35 Andere aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvormen blijken uit de onderconciusies.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1 een biokschema van een signaalbewerkingsinrichting van bekend type voor toepassing bij 40 opname en weergave van een videosignaal of daarmede in verband met de gevolgde registratie vergelijkbaar signaal, figuren 2A-2D enige golfvormen ter verduidelijking van de werking en de daarbij optredende problemen van de signaalbewerkingsinrichting volgens figuur 1, figuur 3 een schema van de opneemsectie van een videosignaalopneem- en/of -weergeefinrichting met 45 een signaalbewerkingsinrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, figuren 4A-4F enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de signaalbewerkingsinrichting volgens figuur 3, figuur 5 een biokschema van de opneemsectie van een videosignaalopneem- en/of -weergeefinrichting volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

50

Het biokschema volgens figuur 1 toont voor een door videosignaalopname op een magneetband en latere videosignaalweergave uit een magneetband door middel van een videobandapparaat gekenmerkt transmissiestelsel en de daarbij toegepaste signaalbewerking van gebruikelijk type. Daarbij wordt uitgegaan van een videosignaal a volgens figuur 2A; dit videosignaal kan worden gevormd door een monochromatisch 55 videosignaal in zijn geheel of door de luminantiecomponent van een kleurenvideosignaal.

Het videosignaal a wordt via een ingangsaansluiting 1, een niveufixatieschakeiing 2, een accentueringsschakeling 3 en een witniveauafsnijdschakeling 4 toegevoerd aan een frequentiemodulator S voor frequen- 192808 2 tiemodulatie van een draaggolfsignaal van betrekkeiijk hoge frequentie. Het daaruit resulterende, frequentie-gemoduleerde signaal wordt via een opneemversterker 6 toegevoerd aan een opneemmagneetkop 7, welke gewoonlijk van het roteerbare type is en het frequentiegemoduleerde signaal op een magneetband 8 opneemt. Bij een dergelijke opneemsectie van een videobandapparaat van gebruikelijk type dient de 5 niveaufixatieschakeling 2 om zeker te stellen, dat het synchronisatiepiekniveau van het videosignaal a op een constante waarde wordt gehouden, bijvoorbeeld op het niveau V1 in figuur 2A, zodat bij de omzetting van het videosignaal a in het werkelijk voor bandopname geschikte, frequentiegemoduleerde signaal de synchronisatiepiek van het videosignaal onder alle omstandigheden bij een vooraf bepaalde frequentie-waarde van bijvoorbeeld 3,5 MHz komt te liggen.

10 De accentueringsschakeling 3 voert meestal een zogenaamde lineaire accentuering uit, hetgeen wil zeggen, dat de frequentieresponsiekarakteristiek van de schakeling onafhankelijk van het niveau van het videosignaal is. Meer in het bijzonder zal de schakeling 3 bij een dergelijke frequentieresponsiekarakteristiek ter verkrijging van een voldoende grote signaal/ruis-verhouding voor het uitgangssignaal van de frequentie-modulator 5 het hoogfrequente deel van het aan niveaufixatie onderworpen videosignaal accentueren (extra 15 versterken). Zoals figuur 2B echter iaat zien, zal het aan de uitgang van de accentueringsschakeling 3 verschijnende videosignaal b in dié videosignaaldelen, waar plotselinge niveauveranderingen optreden, doorschietverschijnselen vertonen. Indien de door de schakeling 3 teweeg gebrachte accentuering van het videosignaal voldoende groot is om een geschikte signaal/ruis-verhouding voor wat betreft FM-ruis voor het uitgangssignaal van de frequentiemodulator 5 zeker te stellen, zullen de daarbij eveneens resulterende 20 doorschietverschijnselen, welke in het bijzonder bij de delen van hoog niveau van het videosignaal optreden, voorbij (boven) het witniveau V2 terecht komen (zie figuur 2D), dat in de afsnijdschakeling 4 als afsnijdniveau wordt toegepast ter voorkoming van overmodulatie van het signaal door de frequentiemodulator 5. Indien het op de magneetband 8 op te nemen, frequentiegemoduleerde signaal een minimale frequentiewaarde van 3,5 MHz en een maximale frequentiewaarde van 4,8 MHz mag hebben, welke 25 frequentiewaarden respectievelijk met het synchronisatiepiekniveau en het witniveau van het aan de ingangsaansluiting 1 toegevoerde videosignaal a volgens figuur 2A overeenkomen, dan dient de niveaufixatieschakeling 2 zodanig te worden uitgevoerd, dat het synchronisatiepiekniveau van het signaal wordt gefixeerd op een met de minimale frequentiewaarde 3,5 MHz (aan de uitgang van de frequentiemodulator 5) overeenkomend niveau V1 (zie figuur 2A), terwijl voor de op het videosignaal a uitgevoerde versterking een 30 zodanige waarde wordt gekozen, dat het niveauverschil tussen het synchronisatiepiekniveau en het witniveau van het videosignaal overeen zal komen met de gewenste frequentiezwaai van 1,3 MHz tussen de reeds genoemde minimum- en maximumfrequentiewaarden van het door de modulator 5 afgegeven, frequentiegemoduleerde signaal. De witniveauafsnijdschakeiing 4 dient dan om uit het uitgangssignaal b van de accentueringsschakeling 3 dié signaaidelen te verwijderen door afsnijding, welke boven het afsnijdniveau 35 V2 komen; zoals reeds is opgemerkt, komt met dit afsnijdniveau V2 de maximale frequentiewaarde 4,8 MHz van het uitgangssignaal van de modulator 5 overeen. Figuur 2C toont het aan afsnijding door de schakeling 4 onderworpen uitgangssignaal c daarvan.

In de weergeefsectie van het videobandapparaat volgens figuur 1 vindt uitlezing van het frequentiegemoduleerde signaal uit de magneetband 8 door middel van de magneetkop 7 plaats, waarna het aldus 40 uitgelezen, frequentiegemoduleerde signaal via een weergeefversterker 10 aan een frequentiedemodulator 11 wordt toegevoerd. Het demodulatieuitgangssignaal van de frequentiedemodulator 11 wordt vervolgens via een deaccentueringsschakeling 12 toegevoerd aan een uitgangsaansluiting 13, waarbij de deaccentue-ringsschakeling 12 lineaire deaccentuering uitvoert volgens een althans tenminste nagenoeg met dié van de accentueringsschakeling 3 van de opneemsectie complementaire karakteristiek. Dit wil zeggen, dat de 45 deaccentueringsschakeling 12 vooral de hoogfrequente compontenten van het door demodulatie verkregen signaal aan deaccentuering (extra verzwakking) onderwerpt; daar de door de frequentiemodulator 5 veroorzaakte FM-ruis zich grotendeels in het gebied van hoge frequenties van het signaal bevindt, dient de gecombineerde toepassing van de accentueringsschakeling 3 in de opneemsectie en de deaccentueringsschakeling 5 in de weergeefsectie van een videobandapparaat ter verbetering van de signaal/ruis-50 verhouding van het bij de signaalweergave verkregen signaal, zulks in het bijzonder voor wat betreft FM-ruis.

Een nadeel wordt echter gevormd door het feit, dat op iedere plaats 9 van het aan afsnijding onderworpen signaal c (zie figuur 2C), waar de afsnijdschakeling 4 een doorschieter van het aan accentuering onderworpen signaal b volgens figuur 2B heeft afgesneden, het na demodulatie en deaccentuering aan de 55 uitgangsaansluiting 13 verschijnende videosignaal d een overeenkomstige vervorming zal vertonen, zoals bijvoorbeeld bij 14 in figuur 2D is weergegeven; een dergelijke vervorming resulteert in ongewenste verschijnselen in het uit het uitgelezen signaal zichtbaar gemaakte videobeeld.

3 192808

De uitvinding stelt nu voor, dergelijke uit doorschieters (tot voorbij het witafsnijdniveau) van het aan accentuering onderworpen signaal resulterende golfvormvervormingen te compenseren door de signaal-bewerkingsinrichting van de opneemsectie van het videobandapparaat uit te rusten met op het uitgangssignaal van de accentueringsschakeling 3 reagerende middelen voor verbreding van de doorschieters van 5 het aan accentuering onderworpen, aan de witniveauafsnijdschakeling 4 toegevoerde signaal, waarbij de mate van verbreding van de doorschieters afhankelijk is van de mate, waarin de doorschieters het vooraf gestelde witafsnijdniveau overschrijden.

Zoals figuur 3 meer in details laat zien, wordt volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding inde opneemsectie van een videobandapparaat een voor aan opname voorafgaande signaalbewerking via de 10 ingangsaansluiting 1 ontvangen videosignaal niet rechtstreeks aan de niveaufixatieschakeling 2 toegevoerd, doch via een weerstand 15 aan de basis van een buffertransistor 16, waarvan de collector aan een punt van voedingsspanning van de potentiaal +B is aangesloten en de emitter via een weerstand 17 is geaard. Het uitgangssignaal van de als emittervolger geschakelde buffertransistor 16 wordt toegevoerd aan een omkeerversterker 18, waarvan het uitgangssignaal in de gedaante van het aan omkering onderworpen 15 videosignaal wordt toegevoerd aan de niveaufixatieschakeling 2. De niveaufixatieschakeling 2 en de daarop volgende accentueringsschakeling 3 volgens figuur 3 werken op soortgelijke wijze als de desbetreffende componenten volgens figuur 1, zodat het aan niveaufixatie (van de synchronisatiepiekwaarde) en accentuering onderworpen uitgangssignaal a' van de accentuerngsschakeling 3 in figuur 3 een constant synchronisatiepiekniveau vertoont en in dié signaaldelen, waar abrupte niveauveranderingen zijn opgetre-20 den, doorschieters laat zien. Dit voorbewerkte signaal a' wordt via een witniveauafsnijdschakeling 4 toegevoerd aan een frequentiemodulator 5, waarvan het frequentiegemoduleerde uitgangssignaal via de opneemversterker 6 aan de opneemmagneetkop 7 wordt toegevoerd voor opname op de magneetband B.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 bevat de witniveauafsnijdschakeling 4 een transistor 19, waarvan de collector via een belastingsweerstand 20 met het voedingsspanningspunt van depotentiaal +B is 25 gekoppeld en waarvan de emitter met de uitgangsaansluiting van de accentueringsschakeling 3 is verbonden. De basis van de transistor 19 is verbonden met de beweegbare aftakking van een variabele weerstand 21, waarvan de beide uiteinden via respectectieve weerstanden 22a en 22b respectievelijk aan het voedingsspanningspunt van de potentiaal +B en aan aarde zijn aangesloten. Het witte afsnijdniveau V:2 van de schakeling 4 wordt bepaald door de instelling van de variabele weerstand 21. Tot de aldus 30 uitgevoerde afsnijdschakeling 4 behoort bovendien een afvlakcondensator 23, welke tussen de basis van de transistor 19 en aarde is opgenomen.

Het zal duidelijk zijn, dat wanneer het uitgangssignaal a' van de accentueringsschakeling 3 aan de emitter van de transistor 19 wordt toegevoerd, deze laatstgenoemde zo lang in zijn niet-geleidende toestand blijft, ais het spanningsniveau van het signaal a' hoger dan het door instelling van de variabele weerstand 35 21 bepaalde afsnijdniveau V'2 ligt. Wanneer het spanningsniveau van het aan de emitter van de transistor 19 toegevoerde signaal a' daarentegen onder de door instelling van de variabele weerstand 21 en door de drempelspanningswaarde VBE van de transistor 19 bepaalde spanningswaarde terecht komt, de transistor 19 in zijn geleidende toestand komt, waardoor de spanning aan de uitgang van de accentueringsschakeling 3 naar het niveau V'2 wordt getrokken. De afsnijdingschakeling 4 volgens figuur 3 dient derhalve om uit het 40 aan accentuering onderworpen ingangssignaal voor de frequentiemodulator 5 ieder deel of iedere door-schieter van het aan inversie onderwerpen signaal a' te verwijderen, welke onder het afsnijdniveau terecht komt.

Volgens de uitvinding bevat de videosignaalbewerkingsinrichting volgens figuur 3 voorts een gotfvormver-vormingscompensatieschakeling 24 met een op de in figuur 3 weergegeven wijze geschakelde, eerste, 45 tweede en derde transistor 25, respectievelijk 26 en 27. Meer in het bijzonder is de transistor 25, welke voor signaalomkering dient, aan zijn basis via een condensator 28 gekoppeld met de collector van de transistor 19. Steeds wanneer deze laatstgenoemde in reactie op de daling van het aan omkering en accentuering onderworpen signaal a' tot onder het afsnijdniveau V'2 in zijn geleidende toestand komt, wordt via de condensator 28 aan de basis van de omkeertransistor 25 een overeenkomstige, aan inversie onderworpen 50 impuls b' volgens figuur 4B toegevoerd. Een uit twee weerstanden 29a en 29b in serieschakeling bestaande spanningsdeler is tussen het voedingsspanningspunt van de potentiaal +B en aarde opgenomen, waarbij liet verbindingspunt van de beide weerstanden is verbonden met de basis van de transistor 25 en voorts via een condensator 30 is geaard. Tussen het voedingsspanningspunt van de potentiaal +6 en de collector van de transistor 25 is een belastingsweerstand 31 opgenomen, terwijl de emitter van de transistor 25 via een 55 weerstand 32 met daaraan parallel geschakelde condensator 33 is geaard.

Het zal duidelijk zijn, dat de transistor 25 aan zijn collector een impuls c' (zie figuur 4C) aangeeft, welke een aan inversie onderworpen replicum van de impuls b’ vormt en een amplitude heeft, welke overeenkomt 192808 4 met de mate, waarin een afgesneden doorschieter van het aan accentuering onderworpen, geïnverteerde signaal a' het afsnijdniveau V'2 heeft overschreden. Deze inversie-impuls c’ wordt toegevoerd aan de basis van de transistor 26, waarvan de collector met het voedingsspanningspunt van de potentiaal +B is verbonden en de emitter is verbonden met een integrerende schakeling 34, bestaande uit de tussen de 5 emitter van de transistor 26 en aarde opgenomen parallelschakeling van een condensator 35 en een weerstand 36. De transistor 26 en de integrerende schakeling 34 dienen om aan de emitter van de transistor een impuls d' volgens figuur 4D te laten verschijnen, welke ten opzichte van de respectievelijk bijbehorende impuls c' is verbreed (een grotere impulsduur heeft) in dezelfde mate als waarin de desbetreffende doorschieter van het aan inversie onderworpen signaal a' door de afsnijdingschakeling 4 is afgesne-10 den. Deze verbrede impuls d' wordt toegevoerd aan de basis van de transistor 27, waarvan de collector aan het voedingsspanningspunt van de potentiaal +B is aangesloten en de emitter niet alleen via een weerstand 37 is geaard, doch tevens via de serieschakeling van een weerstand 38 en een condensator 39 met het verbindingspunt van de ingangsweerstand 15 met de basis van de buffertransistor 16 is gekoppeld.

De transistor 27, de weerstand 28 en de condensator 39 dienen derhalve voor terugkoppeling van de 15 verbrede impuls d' naar de ingang van de signaalbewerkingsinrichting, waar deze verbrede impuls d' op het oorspronkelijke videosignaal wordt gesuperponeerd om te komen tot het signaal e' volgens figuur 4E met gewijzigde golfvorm. Dit signaal e' met gewijzigde gotfvorm wordt dan op de in het voorgaande beschreven wijze bewerkt, respectievelijk aan omkering door de versterker 18 onderworpen, aan niveaufixatie van de synchronisatiepiekwaarde door de niveaufixatieschakeling 2 onderworpen, aan accentuering door de 20 schakeling 3 onderworpen en aan afsnijding door de schakeling 4. Als gevolg daarvan verschijnt aan de uitgang van de afsnijdschakeling 4 een gewijzigd, aan afsnijding onderworpen signaal f volgens figuur 4F, dat op iedere plaats, waar signaalafsnijding op basis van een doorschieter tot voorbij het afsnijdniveau V 2 heeft plaatsgevonden, een verbreding heeft ondergaan, zoals met volle lijnen bij 9' in figuur 4F is getekend. Ter vergelijking is met gebroken lijnen bij 9 in figuur 4F het betrekkelijk nauwe signaaldeel getekend, dat 25 met het signaaldeel 9 in figuur 2C overeenkomt en uit niet-toepassing van de uitvinding resulteert. Het gewijzigde, aan afsnijding onderworpen signaal f' wordt nu als modulerend signaal aan de frequentie-modulator 5 toegevoerd, waarna het daardoor afgegeven, frequentiegemoduleerde signaal op de gebruikelijke wijze via de opneemversterker 6 aan de roteerbare magneetkop 7 voor opname op de magneetband 8 wordt toegevoerd.

30 Een aldus aan voorbewerking volgens de uitvinding onderworpen videosignaal kan op gebruikelijke wijze uit de magneetband 8 worden uitgelezen en worden toegevoerd aan de tot het voor weergave toegepaste videobandapparaat behorende weergeefsectie, welke dan echter dient te zijn uitgerust met een (niet in de tekening weergegeven) omkeerversterker, zodanig, dat het aan de uitgang van de weergeefsectie verschijnende, uitgelezen videosignaal zijn normale oriëntatierichting volgens figuur 2A vertoont. Het zal 35 duidelijk zijn, dat de verbreding van ieder aan afsnijding onderworpen deel van het opgenomen videosignaal, zoals bij 9' in figuur 4F, bij de weergave van het opgenomen signaal een aanzienlijke compensatie van de bij 14 in figuur 2B zichtbare golfvorm-vervorming verschaft. Op deze wijze worden de ongunstige effecten vermeden, welke in een uit een uitgelezen videosignaal zichtbaar gemaakt beeld zouden verschijnen als gevolg van de afsnijding van dié doorschieters van het bij signaalopname aan accentuering 40 onderworpen videosignaal, welke zich tot voorbij het witafsnijdniveau uitstrekken.

Bij de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm van een signaalbewerkingsinrichting volgens de uitvinding vindt de compensatie van golfvorm-vervormingen plaats door middel van een als gesloten lus uitgevoerde schakeling; de verbrede impuls, waarvan de breedte met de mate van doorschieting van het aan accentuering onderworpen signaal overeenkomt, wordt van de compensatieschakeling 24 teruggekoppeld naar de 45 ingang van de videosignaalbewerkingsinrichting en derhalve aan de werking van de niveaufixatieschakeling 2 en de accentueringsschakeling 3 onderworpen. Zoals figuur 5 laat zien, is volgens een andere uitvoeringsvorm van een videosignaalbewerkingsinrichting volgens de uitvinding ook compensatie van golfvorm-vervormingen door middel van een als "open lus” uitgevoerde schakeling mogelijk.

Meer in het bijzonder toont figuur 5 de toepassing van een golfvorm-vervormingscompensatieschakeling 50 40 volgens de uitvinding met een versterker 41, via welke een deel van het uitgangssignaal van de accentueringsschakeling 3 wordt toegevoerd aan een integrerende schakeling 42, waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan de ene ingangsaansluiting van een optel- of mengschakeling 43, waarvan de andere ingangsaansluiting het door de schakeling 3 aan accentuering onderworpen videosignaal krijgt toegevoerd. De integrerende schakeling 42 vergroot de signaalbreedte doch niet de amplitude van iedere 55 doorschieter van het van de accentueringsschakeling 3 afkomstige signaaldeel, zodat in het uitgangssignaal van de optel- of mengschakeling 43 de doorschieters eveneens zijn verbreed. Dit uitgangssignaal wordt vervolgens toegevoerd aan de witniveauafsnijdschakeling 4, zodat het door deze schakeling aan de

Claims (3)

5 192808 frequentiemodulator 5 geleverde signaal ten minste in de door de afsnijdschakeling 4 aan afsnijding onderworpen doorschieters is verbreed; hierdoor wordt compensatie verkregen voor de golfvorm-vervormingen volgens figuur 2D, welke bij de latere weergave van het opgenomen, frequentiegemoduleerde signaal optreden bij een schakeling van bekend type. 5 Het zal duidelijk zijn, dat bij de uitvoeringsvormen volgens de figuren 3 en 5 sprake is van golfvorm-vervormingscompensatie met een dynamisch karakter; dat wil zeggen, dat de mate waarin ieder aan afsnijding onderworpen signaaideel van het reeds aan accentuering onderworpen signaal wordt verbreed (door de integrerende schakeling 42) overeenkomt met de mate, waarin de desbetreffende doorschieter is doorgeschoten, respectievelijk afgesneden ais het witafsnijdniveau op ongewenste wijze overschrijdend 10 signaaideel. Nieuwe conclusies

1. Inrichting voor het bewerken van een videosignaal, omvattende: een accentueringsschakeling voor het accentueren van hoogfrequente componenten van het videosignaal; een niveau-afsnijdschakeling voor het afsnijden van het aan accentuering te onderwerpen videosignaal op een voorafbepaald niveau; en een compensatieschakeiing voor het compenseren van golfvorm-20 vervormingen van het uitgangssignaal van de afsnijschakeling als gevolg van de overschrijding door het uitgangssignaal van de accentueringsschakeling van het voorafbepaalde niveau, met het kenmerk, dat de compensatiechakeling (24; 40) verbonden is met de afsnijschakeling (4) voor het leveren van een puls (C), die elke overschrijding door het aan accentuering onderworpen videosignaal (a') van het voorafbepaalde niveau (V’2) aanwijst, waarbij elke puls een amplitude heeft, die overeenkomt met de mate van overschrij-25 ding voorbij het voorafbepaalde niveau, waarbij elk van dergelijke pulsen (C') door een integrerende schakeling (26, 35, 36; 42) wordt geïntegreerd voor het leveren van een desbetreffende verbrede puls (C), en dat een verbindingsschakeling (27, 38, 39; 43) voor het op het videosignaal superponeren van elke verbrede puls aanwezig is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een eerste inverterschakeling (18) vóór de 30 accentueringsschakeling (3) op het videosignaal werkt, waarbij de compensatieschakeiing (24) een tweede inv -terschakeling (25) omvat voor het veranderen van de polariteit van elke overschrijding aangevende puls voorafgaand aan het integreren daarvan, waarbij elke verbrede puls op het videosignaal gesuperponeerd wordt door deze voorafgaand aan de eerste inverterschakeling (18) via een buffer (16) aan de eerste inverterschakeling (18) toe te voeren.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de niveauafsnijschakeling (4) een afsnijdende transistor (19) omvat, waarvan het collector-emittertraject in serie met een belastingsweerstand (20) tussen een voedingsbron (+B) en de uitgangsaansluiting van de accentueringsschakeling (3) is geschakeld en een afsnijniveau-instelweerstand (21) omvat, die tussen de voedingsspanningsbron (+B) en aarde is geschakeld, en die voorzien is van een beweegbare aftakking, die verbonden is met de basis van de afsnijtransitor (19), 40 waarbij elke een overschrijding aangevende puls (C') afgeleid wordt van de verbinding tussen het collector-emittertraject en de belastingsweerstand (20). Hierbij 4 bladen tekening