NL192749C

NL192749C - Slangklem.

Info

Publication number: NL192749C
Application number: NL8300252A
Authority: NL
Original assignee: Oetiker Hans Maschinen
Priority date: 1982-02-23
Filing date: 1983-01-25
Publication date: 1998-01-06
Also published as: IL67685A; SE460988B; DE3306284A1; CH661972A5; JPS58203285A; PT76106A; FR2522086A1; AT387634B; IT8319653A0; ES280950Y; IL67685A0; DK52983A; AU1116783A; SE8300885L; FR2522086B1; SE8300885D0; PT76106B; DK52983D0; GB2115475B; MX155604A

Description

1 192749

Slangkletn

De uitvinding heeft betrekking op een slangklem met een klemband waarvan het binnengelegen en buitengelegen einddeel elkaar overlappen en ter vermindering van de klemdiameter bij het spannen van de 5 klem samentrekbaar zijn, verder met twee naar de beide einddelen van de klemband gerichte spanelementen die ten minste ten dele cilindrisch gevormd zijn en draaibaar in zakvormige tussen van ten minste nagenoeg complementaire deelcilindrische vorm zijn opgenomen, die door naar buiten teruggebogen banddelen gevormd zijn en een instelling van de bandspanelementen bij het spannen van de klem mogelijk maken, welke spanelementen ieder een boring hebben ter opname van een spanschroef waarvan de kop 10 groter is dan de boring in de eerste van de beide spanelementen.

Een dergelijke slangklem is bekend uit het Britse octrooischrift 621.406. Deze bekende slangklem vindt toepassing voor het vastzetten van slangen zoals de radiatorslangen van automobielkoelsystemen of de slangen van hydraulische systemen. De bekende klem is minder geschikt voor toepassing op moderne slangen zoals deze tegenwoordig worden toegepast met name wanneer het gaat om slangen met een 15 geringe diameter. Dergelijke moderne slangen zijn namelijk van een relatief harde plastic waarbij hoge eisen aan de klemmen worden gesteld voor het handhaven van een volledige dichtheid van de slangkoppeling over haar gehele omtrek. Met de uitvinding is beoogd een klem te verschaffen welke hieraan voldoet en die op betrekkelijk goedkope manier kan worden gefabriceerd en zich ook gemakkelijk en snel laat samenstellen en installeren. Dit wordt met de klem volgens de uitvinding bereikt doordat althans een der lussen door 20 een afzonderlijk klembanddeel gevormd is, waarvan het naar buiten teruggebogen deel aan zijn daaronder liggend binnengelegen deel bevestigd is, die op haar beurt aan de daaronder liggende klemband bevestigd is, en dat het binnengelegen banddeel zich in de omtreksrichting voorbij de beide lussen uitstrekt zodat deze de spleet tussen deze lussen overbrugt, en een tongvormig deel heeft die ter vorming van een staploze overgang in de omtreksrichting tussen de binnengelegen bandeinden en het daaraan aansluitende 25 banddeel in een uitsparing in het overlappende banddeel ligt, welke in de omgeving van een naar buiten gerichte in de omtreksrichting op enige afstand van de bijbehorende lus aanwezige stap van het overlappende banddeel aanvangt.

Opgemerkt wordt dat uit de Duitse octrooipublicatie 3.017.666 het op zichzelf wel bekend is om in het binnengelegen banddeel een spleet toe te passen waarin een tongvormig deel past dat aansluit op het 30 andere uiteinde van het binnengelegen banddeel. Het gaat hier echter om een slangklem van het type dat is uitgevoerd met een zogenaamd "Oetiker”-oor dienend voor het vastzetten van de klem om het te bevestigen voorwerp.

Een wenselijke uitvoeringsvorm van de slangklem is die waarin de tonguitsparing een in de omtreksrichting verlopende groefvormige indeuking is, die door een uitgedrukt deel in het buitengelegen banddeel 35 ter opname van het tongvormige deel gevormd is. Het heeft daarbij de voorkeur dat een verdere van de normale contour van de klemband naar buiten gerichte stap het begin van de groefvormige indeuking aan haar van het buitengelegen bandeind weggerichte zijde vormt, waarbij langs iedere zijde van de groefvormige indeuking een zijwaarts aanwezig banddeel aanwezig is, welke ten opzichte van de basis van de groefvormige indeuking radiaal verder naar binnen ligt, en dat de eerstgenoemde stap in ieder van de beide 40 zijwaarts gerichte banddelen het tegenovergestelde uiteinde van de groefvormige indeuking nabij het buitengelegen bandeind definieert. Fabricagetechnisch is het voordelig dat de bodem van de groefvormige indeuking door sneden in de klemband van de zijwaarts gerichte klembanddelen gescheiden is.

De tongopname van het buitengelegen bandeinde is bij voorkeur ten minste zo ver verwijderd als de plaats alwaar het teruggebogen banddeel van het buitengelegen bandeind om het direct daaronder 45 aanwezige banddeel bevestigd is.

Een snelle montage van de slangklem volgens de uitvinding wordt bevorderd doordat ten minste het buitengelegen banddeel van het separate banddeel met zijn daaronder liggend binnengelegen deel via haken die samenwerken met overeenkomende uitsparingen van het buitengelegen banddeel verbonden is. Het is daarbij wenselijk dat van de haken ten minste één een steunhaak en één een geleidehaak is in dat 50 gebied waar de beide banddelen aan elkaar bevestigd zijn.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin: figuur 1 een zijaanzicht van een slangklem van het schroeftype volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een linker zijaanzicht van de slangklem van figuur 1; 55 figuur 3 een rechter zijaanzicht van de slangklem van figuur 1; figuur 4 een doorsnede volgens de lijn IV—IV van figuurl; figuur 5 een perspectivisch aanzicht van de slangklem van figuren 1-3, waarbij het afzonderlijke 192749 2 klemdeel nog niet is samengesteld met de klemband; figuur 6 een perspectivisch aanzicht van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een slangklem van het schroeftype volgens de onderhavige uitvinding; en figuur 7 een doorsnede volgens de lijn VII—VII van figuur 6.

5

De klem 20 volgens de tekening is voorzien van een platte klemband 21 met aan de buitenzijde een teruggebogen einddeel 22, dat aldus een lus 23 vormt voor het vasthouden van een haifcilindrisch bandspandeel 24 van het spanmechanisme. Het deel 24 is voorzien van een schroefdraad boring 25. Drie of meer rechthoekige openingen 26 zijn aangebracht in het einddeel 22, waardoorheen een geleidingshaak 27 10 en een of meer steunhaken 28 steken die uit het materiaal van de klemband 21 zijn gedrukt.

Langssleuven 29 en 29' zijn verder aangebracht in het teruggebogen banddeel 22 en het eronder liggende deel van de band 21, om een grotere buigbaarheid van de band in dit gebied te verkrijgen.

Een afzonderlijk klembanddeel 30 omvat een binnenbanddeel 31 en aan de buitenzijde een teruggebogen einddeel 32 (figuur 5), dat aldus een lus 33 vormt voor het vasthouden van een haifcilindrisch 15 bandspandeel 34, dat is voorzien van een boring 35 zonder schroefdraad. Het einddeel 32 is voorzien van rechthoekige openingen 36, waardoor een geleidingshaak 37 en een of meer steunhaken 38 voor ingrijping kunnen worden gestoken. Langssleuven 39 en 39' zijn aangebracht in de delen 32 en 31 nabij de lus om de buigbaarheid van het klembanddeel 30 in dit gebied te vergroten, waarbij ten einde een grotere sleuf te verschaffen, de zijdelen van de sleuf 39 zijn omgezet zoals is aangegeven in figuur 5 bij 39". Een schroef 20 40, die dient om de luseinden van de klem naar elkaar toe te trekken omvat een van schroefdraad voorzien schachtdeel 42 en een schroefkop 43. Een cilindrische huls 41 is gemonteerd over het van schroefdraad voorziene schachtdeel 42 tussen het bandspandeel 34 en de schroefkop 43, zo mogelijk met tussenplaat-sing van een veer 44 van gebruikelijke constructie om de bediening van de schroef 40 te vergemakkelijken. De langere constructie maakt de schroefkop beter toegankelijk.

25 Het binnenbanddeel 31 van het afzonderlijke klembanddeel 30 is voorzien van rechthoekige openingen 45 om daarin een geleidingshaak 46 en een of meer, bijvoorbeeld twee steunhaken 47 op te nemen, die zijn gedrukt uit het klembandmateriaal 21 om daardoor het klembanddeel 30 stevig te bevestigen aan de klemband 21.

Een tongvormig verlengstuk 51 is aangebracht aan het binneneind van de klemband 21 en kan worden 30 opgenomen in een groefvormige indeuking of indrukking 52, die van zijdelen 53a en 53b die verlopen volgens de contour van de klemband 21, is gescheiden door langssneden 54. Een kleine stap 55, die zich buitenwaarts uitstrekt buiten de normale contour van de klemband 21 vormt het begin van de groefvormige indeuking 52 afgekeerd van de lus 23, zodat de klemwerking wordt overgenomen in het gebied van de indeuking 52 door de zijdelen 53a en 53b. Het eind van de groefvormige indeuking 52, dat dichter bij de lus 35 23 ligt, wordt gevormd door een kleine stap 56a en 56b in elk van de klembandzijdelen. Deze uitvoering verzekert een volledig spleetvrije en staploze overgang van het vrije eind van het tongvormige verlengstuk naar het binnenste omtreksdeel. Een zich buitenwaarts uitstrekkende, centraal gelegen versterkingsgroef of indrukking 57 kan zijn aangebracht in de klemband 21 nabij het tongvormige verlengstuk 51, zoals is afgebeeld in figuur 5.

40 Voor het samenstellen van de klemband 21 is het alleen nodig het einddeel 22 terug te buigen en de geleidings- en steunhaken 27 en 28 op te nemen in de openingen 26 om het bandspandeel 24 stevig vast te houden. Het afzonderlijke klembanddeel 30 samen met het andere bandspandeel 34 kan op soortgelijke wijze vooraf zijn gemonteerd door de haken 37 en 38 op te nemen in de openingen 36 en wanneer het aldus vooraf is samengesteld kan het stevig worden vastgemaakt op de klemband 21 door alleen de 45 geleidingshaak 46 en de steunhaken 47 op te nemen in die openingen 45, die het dichtste passen. Door meer openingen 45 te verschaffen dan nodig is voor het aantal haken 46, 47 is het mogelijk te zorgen voor een snelle instelling op de dichtstbijliggende afmeting voor een gegeven slang. Daarna kunnen de schroef 40 zo mogelijk samen met de huls 41 en de veer 44 worden samengesteld, waarbij de schroef 40 vrij uitsteekt door de boring 35 zonder schroefdraad en ingrijpt in de van schroefdraad voorziene boring 25. De 50 aldus samengestelde klem volgens figuren 1-5 wordt dan axiaal gemonteerd over de slang en het vastzetten van de schroef 40 zal dan veroorzaken, dat de twee lussen 23 en 33 naar elkaar toe worden getrokken, zodat de klem wordt vastgezet. De klem kan ook op een andere manier worden geïnstalleerd. Bijvoorbeeld, nadat het bandspandeel 24 op zijn plaats is vastgezet door het buiteneinddeel 22 te bevestigen op het onderliggende deel van de klemband 21. Op de hierboven beschreven manier kan de klem 55 radiaal worden geplaatst om de vast te zetten slang, waarna het vooraf samengestelde afzonderlijke klembanddeel 30 kan worden samengesteld met de klemband 21, zoals boven beschreven is.

Figuren 6 en 7 illustreren een gewijzigde slangklem 60, die weer een in het algemeen platte klemband

Claims

1. Slangklem met een klemband waarvan het binnengelegen en buitengelegen einddeel elkaar overlappen en ter vermindering van de klemdiameter bij het spannen van de klem samentrekbaar zijn, verder met twee 30 naar de beide einddelen van de klemband gerichte spanelementen die ten minste ten dele cilindrisch gevormd zijn en draaibaar in zakvormige lussen van ten minste nagenoeg complementaire deelcilindrische vorm zijn opgenomen, die door naar buiten teruggebogen banddelen gevormd zijn en een instelling van de bandspanelementen bij het spannen van de klem mogelijk maken, welke spanelementen ieder een boring hebben ter opname van een spanschroef waarvan de kop groter is dan de boring in de eerste van de beide 35 spanelementen, met het kenmerk, - dat althans een der lussen (24, 64) door een afzonderlijk klembanddeel (30) gevormd is, waarvan het naar buiten teruggebogen deel (32, 72) aan zijn daaronder liggend binnengelegen deel (31, 71) bevestigd is, die op haar beurt aan de daaronder liggende klemband (21, 61) bevestigd is, - en dat het binnengelegen banddeel zich in de omtreksrichting voorbij de beide lussen uitstrekt zodat 40 deze de spleet tussen deze lussen overbrugt, en een tongvormig deel (51) heeft die ter vorming van een staploze overgang in de omtreksrichting tussen de binnengelegen bandeinden en het daaraan aansluitende banddeel in een uitsparing (52, 82) in het overlappende banddeel ligt, welke in de omgeving van een naar buiten gerichte in de omtreksrichting op enige afstand van de bijbehorende lus (23, 63) aanwezige stap (56a, b; 86a, b) van het overlappende banddeel aanvangt.

2. Slangklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tonguitsparing (52, 82) een in de omtreks-richting verlopende groefvormige indeuking is, die door een uitgedrukt deel in het buitengelegen banddeel ter opname van het tongvormige deel (51) gevormd is.

3. Slangklem uit een vlak klembandmateriaal volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een verdere van de normale contour van de klemband (21, 61) naar buiten gerichte stap (55) het begin van de 50 groefvormige indeuking (52, 82) aan haar van het buitengelegen bandeind weggerichte zijde vormt, waarbij langs iedere zijde van de groefvormige indeuking een zijwaarts aanwezig banddeel (53a, b; 83a, b) aanwezig is, welke ten opzichte van de basis van de groefvormige indeuking radiaal verder naar binnen ligt, en dat de eerstgenoemde stap (56a, b; 86a, b) in ieder van de beide zijwaarts gerichte banddelen (53a, b; 83a, b) het tegenovergestelde uiteinde van de groefvormige indeuking (52, 82) nabij het buitengelegen 55 bandeind definieert.

3 192749 61 omvat, waarvan het einddeel 62 op zichzelf is teruggebogen om een lus 63 te vormen, die het half-cilindrische bandspandeel 64 vasthoudt, dat is voorzien van een van schroefdraad voorziene boring (niet afgebeeld). Echter, anders dan in figuren 1-5, is het einddeel 62 bevestigd op het onderliggende banddeel door een klinkverbinding. Een langssleuf 69 kan weer zijn aangebracht in het einddeel 62 om zijn buigbaar-5 heid te vergroten. Het afzonderlijke klembanddeel 70 omvat een binnenbanddeel 71 en een teruggebogen einddeel 72 dat een lus 73 vormt om een halfcilindrisch bandspandeel 74 vast te houden, dat voorzien is van een boring zonder schroefdraad. Een klinkverbinding 75 bevestigt het einddeel 72 op het binnenbanddeel 71. Volgens figuur 7 is een lipvormig deel 76 gedrukt uit het binnenbanddeel en gestoken door een overeenkomstig 10 gelegen sleuf in het einddeel 72, waarna het lipvormige deel 76 is teruggebogen in het vlak van het einddeel 72 om het overeenkomstige deel 72' (figuur 7) van het buitenbanddeel binnenwaarts te verplaatsen en daardoor de klinkverbinding te bewerkstelligen. Een langssleuf 79 is aangebracht in het einddeel 72, waarvan de zijden zijn omgezet, zoals is aangegeven bij 79' voor het opnemen van de schroefkop 80' van de schroef 80, die zich vrij uitstrekt door de niet van schroefdraad voorziene boring (niet afgebeeld) in het 15 deel 74 en is geschroefd in de van schroefdraad voorziene boring in het deel 64. Om een staploos inwendig kiemvlak te verzekeren is een groefvormige indeuking 82 aangebracht, die is gescheiden door langssneden 84 van de zijwaartse banddelen 83a en 83b, die volgens de normale contour van de klemband verlopen. Zoals bij de uitvoering van figuren 1-5 vormt een kleine stap (niet afgebeeld), die de bodem van de groefvormige indeuking 62 uit de normale handvorm verplaatst, het begin van de 20 groefvormige indeuking, terwijl kleine stappen 86a en 86b in de zijwanddelen 83a en 83b weer het eind van de groefvormige indeuking vormen. Een versterkingsgroef 87, die ook radiaal binnenwaarts kan zijn gericht, is aangebracht in de klemband aangrenzend aan het tongvormige verlengstuk (niet afgebeeld), dat kan worden opgenomen in de groefvormige indeuking 82. 25

4. Slangklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodem van de groefvormige indeuking (52, 82) door sneden {54a, b) in de klemband van de zijwaarts gerichte klembanddelen 192749 4 (53a, b; 83a, b) gescheiden is.

5. Slangklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tongopname (52, 82) van het buitengelegen bandeind ten minste zo ver verwijderd is als de plaats alwaar het teruggebogen banddeel (22, 62) van het buitengelegen bandeind aan het direct daaronder aanwezige banddeel bevestigd is.

6. Slangklem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste het buitengelegen banddeel (32) van het separate banddeel (30) met zijn daaronder liggend binnengelegen deel (31) via haken (37, 38) die samenwerken met overeenkomende uitsparingen (36) van het buitengelegen banddeel verbonden is.

7. Slangklem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat van de haken ten minste één een steunhaak (38) 10 en één een geleidehaak (37) is in dat gebied waar de beide banddelen aan elkaar bevestigd zijn. Hierbij 1 blad tekening