NL192333C - Schuif-hefdak voor een auto. - Google Patents

Schuif-hefdak voor een auto. Download PDF

Info

Publication number
NL192333C
NL192333C NL8600971A NL8600971A NL192333C NL 192333 C NL192333 C NL 192333C NL 8600971 A NL8600971 A NL 8600971A NL 8600971 A NL8600971 A NL 8600971A NL 192333 C NL192333 C NL 192333C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guide
sliding
cover
intermediate frame
sliding element
Prior art date
Application number
NL8600971A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192333B (nl
NL8600971A (nl
Original Assignee
Rockwell Golde Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rockwell Golde Gmbh filed Critical Rockwell Golde Gmbh
Publication of NL8600971A publication Critical patent/NL8600971A/nl
Publication of NL192333B publication Critical patent/NL192333B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192333C publication Critical patent/NL192333C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J7/00Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs
    • B60J7/02Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes
    • B60J7/04Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with rigid plate-like element or elements, e.g. open roofs with harmonica-type folding rigid panels
    • B60J7/05Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with rigid plate-like element or elements, e.g. open roofs with harmonica-type folding rigid panels pivoting upwardly to vent mode and moving downward before sliding to fully open mode

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Seal Device For Vehicle (AREA)
  • Power-Operated Mechanisms For Wings (AREA)
  • Fittings On The Vehicle Exterior For Carrying Loads, And Devices For Holding Or Mounting Articles (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)

Description

1 192333
Schuif-hefdak voor een auto
De uitvinding heeft betrekking op een schuif-hefdak voor een auto, voorzien van een stijf deksel dat in de sluitstand daarvan een dakuitsnijding afsluit onder vorming van een rondgaande randspleet, welk deksel 5 langs geleidingsrails zijdelings in de dakuitsnijding over voorste en achterste glijelementen geleid wordt aangedreven door een met achterste glijelementen gekoppelde, wat druk betreft stijve kabel, waarbij het deksel naar keuze hetzij op de wijze van een aan de voorzijde schamierbare ventilatieklep, door het naar boven bewegen van de achterste kant daarvan verstelbaar is of na een naar beneden gerichte beweging onder het achterste dakoppervlak verschuifbaar is, welk deksel daartoe in de nabijheid van de voorkant 10 daarvan zwaaibaar aan een tussengestel is aangebracht, waarvan ten minste het achterste gesteldeel de randspleet ondergrijpt onder tussenplaatsing van in de sluitstand enerzijds tegen de onderzijde van het deksel en anderzijds tegen de onderzijde van het dakvlak rustende afdichtelementen, welk tussengestel met het deksel en de achterste glijelementen in aandrijvende verbinding staat, waarbij het tussengestel bij zwaaibewegingen van het deksel in de sluitstand wordt gefixeerd en uitgaande van de sluitstand na de naar 15 beneden gerichte beweging tezamen met het deksel kan worden verschoven, waarbij verder aan elke tussengestelzijde een eerste geleidingsschaar is bevestigd, waarin een zwaaibaar aan het achterste glijelement gelegerde instelhefboom met een geleidingspen grijpt, welke instelhefboom via een verdere geleidingspeningrijping is verbonden met een tweede geleidingsschaar, welke met het deksel voor het aandrijven daarvan in verbinding staat.
20 Een schuif-hefdak van dit type is bekend uit het DE-Offenlegungsschrift 3.020.675. Hierbij is sprake van een tussen het stijve deksel en het in de dakuitsnijding normaliter bevestigde schuifdakgestel aangebracht tussengestel. Dit tussengestel maakt een bijzonder goede afdichting van de randspleet vanaf de onderzijde mogelijk en maakt een zekere vergrendeling van het gesloten deksel tegen een ongewenst naar boven bewegen van de achterkant daarvan mogelijk. Aangezien met behulp daarvan de zwaailegerconstructie in 25 de directe nabijheid van de voorkant van het deksel kan worden aangebracht, beweegt het deksel zich bij het uitzwaaien noch over een grote afstand in de dakuitsnijding en ontstaat evenmin tussen de voorkant van het deksel en de naast gelegen dakuitsnijdingskant een grotere spleet.
Deze bekende schuif-hefdakconstructie bezit bij de voordelen daarvan echter nog het bij schuifdaken en schuifhekdaken regelmatig optredende bezwaar, dat de naar beneden gerichte beweging van het deksel 30 voor het verschuiven daarvan onder het achterste vaste dakvlak aan de achterste kant daarvan plaatsvindt, waardoor het deksel in een schuine stand onder het vaste dakvlak moet worden verschoven. Deze schuine positie vereist een overeenkomstige hoogte van de constructie opdat het schuin gestelde deksel onder het achterste dakvlak kan worden opgenomen. Grote hoogten van de dakconstructie zijn evenwel ongewenst omdat zij de hoofdruimte in het inwendige van het voertuig beperken. Verder moet bij deze bekende 35 schuifhefdakconstructie bij de uitvoering van de beide geleidingsscharen rekening worden gehouden met het feit, dat de geleidingsscharen zowel de besturing van de uit- en inzwaaibeweging alsook de besturing van de naar beneden gerichte beweging en de daaraan tegengesteld gerichte beweging dienen te verschaffen. Hiertoe zijn aan de instelhefboom enerzijds de in de spleet van de eerste geleidingsschaar grijpende geleidingspen en anderzijds twee verdere in de spleet van de tweede geleidingsschaar grijpende glijpennen 40 aanwezig. Deze betrekkelijk dicht bij elkaar liggende pennen zorgen in combinatie met de bijbehorende geleidingsbanen van de beide geleidingsscharen, waarvan de ene stevig aan het deksel en de andere stevig aan het tussengestel is aangebracht, voor de ondersteuning van het naar boven bewogen deksel, waarop tijdens het rijden tengevolge van de luchtstroming grote krachten werken. Derhalve worden hoge eisen gesteld aan de spelingsvrijheid van de dekselondersteuning.
45 De uitvinding stelt zich ten doel bij een schuif-hefdak van de bovenbeschreven constructie met tussengestel de hoogte van de constructie bij gelijktijdige vereenvoudiging van de aandrijving bij de geleidingsscharen te reduceren en de dekselondersteuning bij naar buiten gezwaaid deksel te verbeteren.
Het gestelde doel wordt opgelost doordat op elke geleidingsrail een langgerekte, met het achterste glijelement te koppelen geleidingsslede verschuifbaar is gelegerd, die aan het voorste en achterste uiteinde 50 daarvan via gelijkgerichte hefbomen met het tussengestel is verbonden, waarbij de geleidingsslede, de hefbomen en het tussengestel ten minste bij benadering een schamierparallellogram vormen, waarbij in de beide geleidingsscharen slechts de geleidingspen van de instelhefboom grijpt en de tweede geleidingsschaar met het voorste uiteinde daarvan met het tussengestel via een schuifschamier is verbonden en met het achterste uiteinde daarvan schamierbaar met het deksel is gekoppeld.
55 Bij een op zich bekend schuif-hefdak (DE-Offenlegungsschrift 3.038.353) is het deksel weliswaar reeds zodanig geleid, dat het bij de neergaande beweging parallel naar beneden wordt bewogen voordat het onder het achterste vaste dakvlak wordt geschoven, hetgeen een geringere hoogte mogelijk maakt, doch bij 192333 2 deze bekende constructie is geen tussengestel aanwezig. De naar boven en naar beneden gerichte parallelbeweging van het deksel wordt enerzijds door aan de voorste glijelementen aangebrachte schaar-geleidingen en anderzijds door met de achterste glijelementen gekoppelde en schamierbaar met het deksel verbonden stangen verkregen. Deze stangen dienen echter ook tegelijkertijd voor het tot stand brengen van 5 de zwaaibewegingen van het deksel, doch maken tengevolge van hun opstelling slechts betrekkelijk geringe uitzwaaibewegingen en daardoor slechts kleine ventilatiespleten tussen de achterkant van het deksel en de achterkant van de dakuitsnijding mogelijk.
Voorts is op zich bekend uit het US patent 4.403.805 een dergelijk schuüdak dat is uitgerust met een tussengestel, dat aan de voorzijde naar beneden kan bewegen via een constructie met een rol en aan de 10 achterzijde met behulp van een hefboom, die daartoe tijdens een inleidende beweging van het achterste schuifstuk naar achteren vanuit een verticale stand in een vrijwel horizontale stand beweegt, waarna het tussengestel met daarop rustend het deksel in horizontale ligging tot onder het dak kan worden verplaatst. Deze bekende constructie mist evenwel een aan het tussengestel gekoppelde eerste geleidingsschaar. Tengevolge hiervan is de hoek waaronder het deksel kan worden geopend in grootte beperkt. Bovendien 15 mist deze bekende constructie de met het onderste glijelement te koppelen geleidingsslede volgens de uitvinding.
Bij een verdere ontwikkeling volgens de uitvinding zijn de geleidingsslede en het achterste glijelement in de sluitstand van het deksel evenals in alle schuifstanden met elkaar gekoppeld en bij alle zwaaibewegingen ten opzichte van elkaar gekoppeld, waarbij de koppeling en ontkoppeling door een aan-20 drijvende beweging van het achterste glijelement aan het eind, respectievelijk aan het begin van de zwaaibeweging automatisch plaatsvinden, terwijl de geleidingsslede in de, met de sluitstand van het deksel overeenkomende stand daarvan wordt gefixeerd.
Bij voorkeur is hierbij de constructie zodanig, dat op de geleidingsslede een koppelorgaan is bevestigd, dat bij koppeling tussen geleidingsslede en het achterste glijelement met een uitsteeksel in een koppelings-25 verdieping van het achterste glijelement veerkrachtig kan ingrijpen, welk uitsteeksel in de schuifbewegings-baan van het achterste glijelement steekt en slechts in de met de sluitstand overeenkomende positie van de geleidingsslede in de met de sluitstand overeenkomende positie van de geleidingsslede ten aanzien van de koppelingsverdieping door daarop rustende kanten van het achterste glijelement kan worden vergrendeld, respectievelijk ontgrendeld. De omgekeerde constructie van de koppelingselementen, namelijk het 30 aanbrengen van het koppelingsorgaan aan het achterste glijelement en het aanbrengen van de koppelingsverdieping in de geleidingsslede is eveneens mogelijk.
Bij een verdere ontwikkeling van de uitvinding is in de sluitstand en alle zwaaiposities van het deksel het voorste glijelement met een, de siuitverschuivingsweg daarvan begrenzende vaste aanslag vergrendeld, waarbij de vergrendeling bij het in aanraking komen van het voorste glijelement tegen de aanslag aan het 35 eind van de sluitverschuiving van het deksel werkzaam wordt en aan het eind van de naar beneden gerichte beweging van het deksel wordt verbroken.
Bij voorkeur is hiervoor aan de vaste aanslag een grendelveer bevestigd, die van een neus voor het automatisch vergrendelen met een vergrendelorgaan van het voorste glijelement is voorzien, welke bij de met sluitstand van het deksel overeenkomende positie van het tussengestel voor ontgrendeling daarvan aan 40 het eind van de naar beneden gerichte beweging in de verticale bewegingsweg van een star met het tussengestel verbonden onderdeel is opgesteld. Op deze eenvoudige wijze wordt ervoor gezorgd, dat vergrendeling en ontgrendeling als automatische processen bij de instelbediening van het deksel plaatsvinden, zoals dit ook het geval is ten aanzien van de koppeling en ontkoppeling van de geleidingsslede met het achterste glijelement.
45 Een bijzonder eenvoudige en functionele verbinding tussen het tussengestel en het voorste glijelement wordt verkregen wanneer het tussengestel en het voorste glijelement via verticale geleidingselementen is verbonden. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd, dat de hoogte van het tussengestel ten opzichte van het voorste glijelement wel kan veranderen doch niet de relatieve positie van deze onderdelen ten opzichte van de schuif richting van het deksel.
50 Bij een gunstige eenvoudige uitvoeringsvorm bestaan de verticale geleidingselementen uit een aan het voorste glijelement bevestigde geleidingsbout en een aan het tussengestel aangebracht complementair geleidingskanaal, waarin de geleidingsbout in alle mogelijke dekselposities grijpt.
Om een zo groot mogelijke ondersteuningsbasis voor het tussengestel en daardoor voor het deksel te verkrijgen, is de constructie bij voorkeur zodanig, dat de voorste hefboom van de geleidingsslede tussen het 55 voorstel en het achterste glijelement in de nabijheid van het voorste glijelement is opgesteld en de achterste hefboom tussen het achterste glijelement en het achterste gesteldeel van het tussengestel is opgesteld. Hierdoor heeft het hiervoor reeds genoemde door de scharnierpunten van de beide hefbomen gevormde 3 192333 schamierparallellogram een langgerekte vorm, waarvan de lengte een veelvoud van de hoogte daarvan bedraagt.
Op het gesloten deksel werken tijdens het rijden grote opwaartse drukkrachten, welke het inleiden van een parallel plaatsvindende naar beneden gerichte beweging aanmerkelijk kunnen bemoeilijken en 5 aanzienlijke doch ongewenste aandrijfkrachten voor het inleiden van de naar beneden gerichte beweging van het deksel noodzakelijk maken. Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt dit resultaat uitgesloten doordat aan het begin van de naar beneden gerichte beweging eerste de voor- of achterkant, bij voorkeur echter de achterkant van het deksel iets naar beneden wordt bewogen om door de dan gevormde spleet heen een drukcompensatie mogelijk te maken, voordat de eigenlijke naar beneden 10 gerichte beweging van het deksel plaatsvindt. Bij voorkeur wordt dit verwezenlijkt doordat de afstand tussen de bovenste schamierbouten waarmede de voorste en de achterste hefboom met het tussengestel zijn gekoppeld, kleiner is dan de afstand tussen de onderste schamierbouten, waarmede de hefbomen met de geleidingsslede zijn gekoppeld, waarbij zich de schamierbouten aan één van de hefbomen in de sluitstand en in de zwaaiposities van het deksel gerekend door hun asmiddens in een ongeveer verticaal vlak 15 bevinden. Bij deze voorkeursuitvoeringsvorm heeft het genoemde schamierparallellogram slechts bij benadering in streng geometrische zin deze vorm omdat één hefboom ten opzichte van de verbindingslijn van de asmiddens van de schamierbouten daarvan iets schuin verloopt. Wanneer nu bij het inleiden van een naar beneden gerichte beweging de geleidingsslede zich ten opzichte van het tussengestel en daardoor ten opzichte van het deksel naar achteren beweegt, dan ijlt de ten opzichte van de verbindingslijn van de 20 asmiddens van de schamierbouten daarvan verticaal georiënteerde hefboom iets voor en trekt de bijbehorende kant van het deksel iets naar beneden, terwijl de schuin ingestelde hefboom de hoogtepositie van de bovenste schamierbout daarvan nog onderhoudt, deze zelfs nog iets vergroot, voordat ook deze hefboom de zich hierbij bevindende dekselkant naar beneden trekt.
Zoals reeds is vermeld, wordt bij voorkeur de achterste dekselkant bij het inleiden van de naar beneden 25 gerichte beweging eerst naar beneden bewogen, hetgeen op een doelmatige wijze plaats vindt doordat de asmiddens van de schamierbouten van de achterste hefboom zich in een verticaal vlak bevinden. Bij het naar boven bewegen van het deksel uit de onderste stand daarvan in de sluitstand wordt het laatst die dekselkant naar de uiteindelijke hoogtepositie naar boven bewogen, welke bij het inleiden van de naar beneden gerichte beweging eerst naar beneden is bewogen.
30 Men verkrijgt een bijzonder eenvoudige constructie wanneer de verbinding van het voorste uiteinde van de tweede geleidingsschaar met het tussengestel via een schuifschamier door een in de tweede geleidings-schaar aangebrachte langwerpige opening en een daarin grijpende, aan de eerste geleidingsschaar bevestigde schamierbout wordt gevormd. Deze constructie berust op het inzicht, dat de tweede geleidingsschaar met het voorste uiteinde daarvan niet direct met het tussengestel via een schuifschamier moet 35 worden verbonden doch dat een indirecte verbinding, namelijk met de aan het tussengestel bevestigde eerste geleidingsschaar, eenzelfde werking vertoont. De langwerpige opening maakt een relatieve verschuiving tussen de beide geleidingsscharen voor de lengtecompensatie bij de zwaaibeweging van de tweede geleidingsschaar mogelijk.
Men verkrijgt een compacte en in sterke mate vooraf te monteren vereniging van functionele onderdelen 40 wanneer de eerste geleidingsschaar naar voren en naar achteren is verlengd en de hefbomen met deze verlengstukken zijn gekoppeld.
Het kan ook van voordeel zijn het geleidingskanaal van de verticale geleidingselementen in het voorste verlengstuk van de eerste geleidingsschaar aan te brengen. Ook de vaste verbinding van de eerste geleidingsschaar met het tussengestel kan in het gebied van de genoemde verlengstukken plaats vinden.
45 De door de voorste en achterste hefbomen verkregen, in wezen parallelle naar boven en naar beneden gerichte beweging van het tussengestel en daardoor van het deksel maakt een bijzonder doeltreffende randspleetafdichting mogelijk. Hiervoor is volgens het DE-Offenlegungsschrift 3.020.675 aan het tussengestel langs de randen daarvan rondgaand een afdichtprofiel ter afdichting van de randspleet bevestigd. Bij het sluiten van het deksel wordt dit afdichtprofiel stevig van beneden af door middel van het tussengestel 50 zowel tegen de dakuitsnijdingskanten alsook tegen de dekselkanten aangedrukt. Door het aanbrengen van het afdichtprofiel op het tussengestel behoeven op de dekselkanten geen afdichtprofielën te worden aangebracht, waardoor bij alle mogelijke dekselinstelbewegingen geen wrijvingen tussen het afdichtprofiel en de dakuitsnijdingskanten kunnen optreden.
Uitgaande hiervan verkrijgt men een bijzonder gunstige constructie wanneer het afdichtprofiel is voorzien 55 van een naar boven open gleuf, waarin in de sluitstand van het deksel een naar beneden afgekante rand van de dakuitsnijding grijpt. Hierbij veikrijgt men bij een gesloten deksel een elastische uitsluitend op vorm berustende afsluiting van het afdichtprofiel met de, de dakuitsnijding omgevende, uit de dakplaat omgezette 192333 4 randen, waardoor men een bijzonder goede afdichting verkrijgt.
De uitvinding zal nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: figuur 1 in weggebroken perspectivisch aanzicht het dak van een auto met ingebouwd schuif-hefdak bij 5 gesloten deksel; figuur 2 het afgebroken en voor een gedeelte opengebroken bovenaanzicht van een schuif-hefdak bij een zich in de sluitstand daarvan bevindend deksel; figuur 3 een afgebroken langsdoorsnede van het gesloten schuifhefdak overeenkomstig de lijn Ill-Ill van figuur 2; 10 figuur 4 een met figuur 3 overeenkomende langsdoorsnede echter met naar beneden bewogen en gedeeltelijk verschoven deksel; figuur 5 een met figuur 3 overeenkomende langsdoorsnede echter bij uitgezwaaid deksel; figuur 6 een afgebroken dwarsdoorsnede van de dakconstructie over de lijn VI—VI van figuur 3; figuur 7 een afgebroken en gedeeltelijk opengebroken doorsnede over de lijn VII—VII van figuur 6; 15 figuur 8 een afgebroken dwarsdoorsnede van de dakconstructie over de lijn VIII—VIII van figuur 3; figuur 9 een afgebroken gedeeltelijk opengebroken doorsnede over de lijn IX—IX van figuur 8; figuur 10 een afgebroken dwarsdoorsnede van de dakconstructie over de lijn X-X van figuur 3; en figuur 11 een afgebroken en gedeeltelijk opengebroken doorsnede over de lijn XI-XI van figuur 10.
In de tekening zijn de figuren 6-11 ten opzichte van de figuren 2-5 op een grotere schaal weergegeven.
20
Ter toelichting van de principiële opbouw van het schuif-hefdak wordt eerst verwezen naar de figuren 1 tot 5. Zoals daaruit blijkt, bevindt zich in een stationair voertuigdak 1 een dakuitsnijding 2 (figuur 4), welke door een rondgaande, over 90° naar beneden afgekante aan de dakuitsnijdingskanten vormende rand 3 wordt begrensd. De dakuitsnijding 2 is in de sluitstand van het dak (figuren 1-3) gesloten door een op een 25 geschikte wijze gevormd, stijf deksel 4 onder vorming van een rondgaande randspleet 5. De voorwaartse rijrichting van het voertuig, waarop de hier gebruikte verwijzingen ’’voor” en ’’voorste” evenals ’’achter” en --------’’achterste” betrekking hebben, is in figuren 1 en 2 aangegeven door de pijl 6.
Aan de rand 3 is aan de voorzijde en zijdelings een gestel 7 aangesloten, zoals dit wat betreft de zijdelingse aanbrenging daarvan in de figuren 6, 8 en 10 is weergegeven. Aan het gestel 7 is het, de 30 functionele onderdelen van het schuif-hefdak ondersteunende schuifdakgestel 8 bevestigd, dat de dakuitsnijding aan de voorzijde en aan de zijkant omgeeft en zich naar achteren onder het achterste, vaste voertuigdak 1 in de vorm van een niet-weergegeven opneem ruimte voor het naar achteren geschoven deksel 4 uitstrekt.
Aan elke zijde van de dakuitsnijding 2 is een geleidingsrail 9 aan het schuifdakgestel 8 bevestigd, zoals 35 het best blijkt uit de dwarsdoorsnede volgens de figuren 6, 8 en 10. In de tekening is uitsluitend de rechter geleidingsrail 9 afgebeeld. De constructie aan de linkerzijde van de dakuitsnijding is, zoals boven reeds is vermeld, spiegelbeeldvormig, zodat in het hierna volgende alle functionele onderdelen slechts in het enkelvoud worden genoemd, ofschoon zij in tweevoud aanwezig zijn. Op de geleidingsrail 9 is het deksel 4 met een voorste glijelement 10 en een achterste glijelement 11 verschuifbaar gelegerd. De verbinding van 40 de glijelementen 10 en 11 met het deksel 4 zal hierna nog nader worden toegelicht. Met het achterste glijelement 11 werkt een onder druk stijf in geleidingsrail 9 verschuifbaar geleide aandrijfkabel 12 samen, welke met een niet weergegeven aandrijfinrichting in verbinding staat. Alle bewegingsfuncties van het schuif-hefdak worden met behulp van de aandrijfkabel 12 uitgevoerd.
Het deksel 4, dat bij het afgebeelde voorbeeld als een glazen deksel is uitgevoerd, rust afdichtend op 45 een stevig daarmede verbonden dekselgestel 3. De buitenranden van het deksel 4 en het dekselgestel 13 worden door een rondgaand U-profiel 14 overdekt. Natuurlijk kan in plaats van het glazen deksel ook een gebruikelijk plaatstalen deksel worden toegepast.
Tussen het deksel 4 en het schuifdakgestel 8 bevindt zich het uit plaatmetaal geprofileerde uit één geheel bestaand tussengestel 15. Het deksel 4 is met het tussengestel 15 verbonden door scharnieren 16, 50 waarvan de schamierogen zich in de nabijheid van de voorkant van het deksel 4 bevinden. Op deze wijze is het deksel 4 ten opzichte van het tussengestel 15 zwaaibaar gelegerd, waardoor het naar boven bewegen van het deksel 4 boven het voertuigdak 1 uit mogelijk wordt gemaakt. Zoals bijvoorbeeld uit de figuren 3, 5 en 6 blijkt, grijpt het tussengestel 15 met de buitenrand daarvan rondgaand om de randspleet, zoals bij de toelichting van de hierop aangebrachte afdichtelementen nog nader zal worden beschreven.
55 Aan de zijkant en onder het tussengestel 15 bevindt zich de eerste geleidingsschaar 17. Deze is buiten het gebied van de rechtlijnige schaarspleet 18 met behulp van verlengstukken 19 en 20 naar voren respectievelijk naar achteren verlengd tot een langgerekt onderdeel, waarmede op nog te beschrijven wijze 5 192333 een aantal functionele elementen samenwerken. Het tussengestel 15 is door middel van daarop aangebrachte stroken 21 aan de verlengstukken 19, 20 zodanig bevestigd, dat de geleidingsschaar 17 en de schaarspleet 18 daarvan evenwijdig aan het tussengestel 15 zijn georiënteerd.
Aan het voorste glijelement 10 is een verticaal naar boven gerichte geleidingsbout 22 bevestigd, welke 5 de verbinding van het voorste glijelement 10 met het tussengestel 15 tot stand brengt en hiertoe in een geleidingskanaal 23 grijpt, dat zich in het voorste verlengstuk 19 van de eerste geleidingsschaar 17 bevindt. Ter reductie van de wrijving tussen de geleidingsbout 22 en het geleidingskanaal 23 bij naar beneden gerichte bewegingen en tegengesteld gerichte bewegingen van het tussengestel 15 is op de geleidingsbout 22 een geleidingsrol 24 roteerbaar gelegerd.
10 Het voorste glijelement 10 en het achterste glijelement 11 zijn steeds met vier geleidingsschoenen 25 respectievelijk 26 verschuifbaar in overeenkomstige geleidingskanalen van de geleidingsrails 9 gelegerd, zoals bijvoorbeeld uit de figuren 2, 6 en 8 blijkt.
Aan het achterste glijelement 11 is een instelhefboom 27 zwaaibaar gelegerd, aan het buitenste uiteinde waarvan een geleidingspen 28 is bevestigd. De geleidingspen 28 grijpt zowel in de schaarspleet 18 van de 15 eerste geleidingsschaar 17 alsook in de schaarspleet 29 van een tweede geleidingsschaar 30. De tweede geleidingsschaar 30 bezit aan het voorste uiteinde daarvan een langwerpige opening 31, waarin een aan de eerste geleidingsschaar 17 bevestigde schamierbout 32 grijpt. De langwerpige opening 31 en de schamier-bout 32 vormen een schuifschamier. Met het achterste uiteinde daarvan is de tweede geleidingsschaar 30 gekoppeld met een in de nabijheid van de achterste kant van het deksel 4 aan het dekselgestel 13 20 aangebrachte strook 33. De schaarspleet 29 bestaat uit een gebogen voorste gebied en een korter, rechtlijnig achterste gebied. Het gebogen gebied dient voor de zwaaibeweging van het deksel 4, terwijl het rechtlijnige gebied, dat in de sluitstand van het deksel 4 (figuur 3) met het verloop van de schaarspleet 18 in de eerste geleidingsschaar 17 overeenkomt, bij de op een nog te beschrijven wijze te bewerkstelligen naar beneden gerichte beweging van het tussengestel 15 een verschuiving van het achterste glijelement 11 ten 25 opzichte van het tussengestel 15 en de daarmee star verbonden onderdelen toelaat. Door de overeenstemmende positie van het achterste gebied van de schaarspleet 29 en de schaarspleet 18 in de sluitstand (figuur 3) treedt tengevolge van de in de beide schaarspleten grijpende geleidingspen 28 een zekere vergrendeling van het deksel 4 tegen een naar boven beweging van de achterste kant daarvan op.
Naast de beide glijelementen 10,11 is op de geleidingsrall 9 een langgerekte geleidingsslede 34 30 verschuifbaar gelegerd. Hiertoe bezit de geleidingsslede 34 aan de achterzijde twee geleidingsschoenen 35, die overeenkomstig de geleidingsschoenen 25, 26 van de beide glijelementen 10, 11 in de geleidingsrail 9 grijpen. Aan het voorste uiteinde daarvan is de geleidingsslede 34 verschuifbaar aan het voorste glijelement 10 gelegerd, zoals bijvoorbeeld uit figuur 5 in combinatie met figuur 6 blijkt. Hiertoe grijpt het voorste glijelement 10 met geleidingslijsten 36 in geleidingsgroeven 37 van de geleidingsslede 34.
35 De geleidingsslede 34 bezit aan het voorste uiteinde en aan het achterste uiteinde daarvan steeds een legerstoel 38, respectievelijk 39. Met de voorste legerstoel 38 is door middel van een schamierbout 40 een voorste hefboom 41 gekoppeld, terwijl met de achterste legerstoel 39 via een schamierbout 42 een achterste hefboom 43 is gekoppeld. Een schamierbout 44 vormt een schamierverbinding tussen de voorste hefboom 41 en hef voorste verlengstuk 19 van de eerste geleidingsschaar 17. Op een overeenkomstige 40 wijze dient een schamierbout 45 voor een schamierverbinding van de achterste hefboom 43 met het achterste verlengstuk 20 van de eerste geleidingsschaar 17.
Zoals bijvoorbeeld blijkt uit figuur 5, vormen de geleidingsslede 34, de hefbomen 41 en 43 en het tussengestel 15 bij benadering een schamierparallellogram, dat wil zeggen, dat de schamierbouten 40, 42, 44, 45 zich in de hoekpunten van een schamierparallellogram bevinden. In de naar boven bewogen positie 45 van het tussengestel 15, welke is weergegeven in de figuren 3 en 5, bevinden de schamierbouten 42, 45 van de achterste hefboom 43 zich ten opzichte van de asmiddens daarvan in een ongeveer verticaal vlak. De schamierbouten 40 en 44 van de voorste hefboom 41 daarentegen bevinden zich ten opzichte van de asmiddens daarvan in een ten opzichte van het verticale vlak naar achteren hellend vlak. Derhalve is de afstand tussen de bovenste schamierbouten 44 en 45 kleiner dan die tussen de onderste schamierbouten 50 40 en 42. De daardoor verkregen iets verschillende oriëntatie van de beide hefbomen 41 en 43 is voor de bewegingskarakteristiek bij het inleiden van de naar beneden gerichte beweging om nog te beschrijven redenen van belang. De beide hefbomen 41 en 43 zijn in zoverre gelijkgericht dat zij zich vanuit de onderste schamierbouten 40 respectievelijk 42 daarvan naar boven uitstrekken.
Het achterste glijelement 11 kan met de geleidingsslede 34 worden gekoppeld. Hiertoe is aan de 55 geleidingsslede 34 een koppelorgaan 46 bevestigd, dat van een veerkrachtig aangebracht, naar boven uitstekend en zowel naar voren als naar achteren afgeschuind uitsteeksel 47 is voorzien, zoals blijkt uit de figuren 3-5. Bij dit uitsteeksel 47 behoort aan het achterste glijelement 11 een als opening uitgevoerde 192333 6 koppelverdieping 48. De koppelverdieping 48 bevindt zich in een brug 49 van het achterste glijelement 11, waaronder zich de in de geieidingsrail 9 gelegerde geleidingsslede 34 voor de beschreven geleidingsingreep met het voorste glijelement 10 uitstrekt. Het uitsteeksel 47 van het koppelorgaan 46 bevindt zich in de schuifbewegingsbaan van de brug 49 van het achterste glijelement 11.
5 Essentieel voor de werking van het koppelorgaan 46 is een uitsparing 50 in de geieidingsrail 9, waarboven zich het uitsteeksel 47 steeds bevindt zolang als het deksel 4 niet naar achteren is verschoven (figuren 3-5). In deze uitsparing 50 wijkt het uitsteeksel 47 bij het koppelen en ontkoppelen uit. Bij het koppelproces komt de achterkant 51 van de brug 49 tegen het daarnaar gekeerde schuine vlak van het uitsteeksel 47, waarbij het uitsteeksel 47 veerkrachtig naar beneden wordt verplaatst totdat het in de 10 koppelverdieping 48 kan grijpen. Bij het ontkoppelproces glijdt de aan de achterzijde gelegen rand van de koppelverdieping 48 op het daarnaar toegekeerde andere schuine vlak van het uitsteeksel 47, waarbij het uitsteeksel 47 weer veerkrachtig naar beneden in de uitsparing 50 uitwijkt. In alle schuifposities kan het uitsteeksel 47 daarentegen niet naar beneden uitwijken doch rust dit tegen de geieidingsrail, zoals bijvoorbeeld blijkt uit figuur 4. Derhalve is in alle schuifposities de koppeling tussen het achterste glijelement 15 11 en de geleidingsslede 34 niet verbreekbaar.
De verschuifbaarheid van het voorste glijelement 10 en daardoor de sluitverschuifweg van het deksel 4 wordt begrensd door een aan de geieidingsrail 9 bevestigde aanslag 52, waarmede het voorste glijelement door middel van een aan de aanslag bevestigde grendelveer 53 kan worden vergrendeld. Hiertoe zijn op het voorste glijelement 10 een grendelorgaan 54 en op de grendelveer een neus 55 aangebracht. Zoals 20 bijvoorbeeld uit figuur 5 blijkt kan de grendelveer naar beneden uitwijken, waardoor de neus 55 het grendelorgaan 54 vrijgeeft. Deze uitwijkbeweging wordt bewerkstelligd door een ontgrendelvlak 56, dat zich aan het voorste verlengstuk 19 van de eerste geleidingsschaar 17 bevindt en bij de naar beneden gerichte beweging tegen de neus 55 komt. In de figuren 3 en 5 is de grendelstand weergegeven, terwijl in figuur 4 de grendelonderdelen zijn ontgrendeld. Wanneer uitgaande van figuur 4 het voorste glijelement 10 naar 25 voren wordt verschoven dan treft tegen het eind van de verschuivingsweg het grendelorgaan 54 de neus 55 en verplaatst deze tengevolge van de op de neus en het grendelorgaan aangebrachte schuine vlakken naar beneden, totdat de neus bij het raken van het voorste glijelement 10 tegen de aanslag 52 onder veer-werking achter het grendelorgaan 54 kan insnappen.
Zoals bijvoorbeeld uit de figuren 3 en 6 blijkt, ondersteunt het tussengestel langs de randen daarvan 30 rondgaand een aan het gestel bevestigd afdichtprofiel 57 voor het afdichten van de randspleet 5. Dit als een holle-kamerprofiel uitgevoerd afdichtprofiel 57 is aan de voorste en achterste rand van het tussengestel 15 in een naar boven open U-profilering 58 ingebracht, terwijl het aan de beide zijranden steeds op het naar boven gerichte vlak van een afloopflens 59 van het tussengestel 15 is bevestigd. Eventueel via de randspleet binnengedrongen water kan via de afloopflens 59 in de zich daaronder bevindende regengoot 60 35 van het schuifdakgestel 8 komen, welke op een bekende wijze aan de hoeken daarvan is voorzien van afwaterieidingen.
Het afdichtprofiel is van een naar boven open gleuf 61 (figuur 4) voorzien, welke bèstemd is voor het opnemen van de rand 3 bij gesloten deksel 4 (figuur 3). Hierbij bevindt zich tussen de buitenkanten van het deksel en de rondgaande rand 3 een afdichtstrook 62 van het afdichtprofiel 57, terwijl een van deze 40 afdichtstrook 62 door de gleuf 61 gescheiden buitenste afdichtstrook 63 van binnenaf tegen de rand 3 en het vaste dakvlak rust. Tegen de dekselrand wordt daarbij een kleinere binnenste afdichtstrook 64 (figuur 5) gedrukt. Deze uitvoering van het afdichtprofiel 57 en het feit van het aanbrengen daarvan bij de randen van een naar boven beweegbaar tussengestel 15 zorgt bij gesloten deksel 4 voor een goede afdichtingsaan-drukking tegen de ten opzichte van elkaar af te dichten onderdelen van de dakconstructie.
45 Zoals uit de figuren 6, 8 en 10 blijkt, ondersteunt het afdichtgestel 15 aan de binnenrand daarvan een elastisch profiel 65, waartegen in de sluitstand het deksel 4 en het dekselgestel 13 rusten. Uit deze figuren blijkt verder het aanbrengen van een geleidingsgleuf 66 in de geieidingsrail 9 voor de dekselhemel en het aanbrengen van een aansluitprofiel 67 aan het schuifdakgestel 8 voor de dakhemel.
Ter toelichting van verschillende functies van het schuifhekdak zal nu in wezen naar de figuren 3 tot 5 50 worden verwezen. Wanneer het deksel 4 uitgaande van de in figuur 3 afgebeelde sluitstand daarvan voor het openen van een achterste ventilatiespleet 68 in de in figuur 5 afgebeelde positie naar buiten moet worden gezwaaid, dan wordt het achterste glijelement 11 door de aandrijfkabel 12 naar voren bewogen. Hierbij wordt de aanwezige koppeling tussen het uitsteeksel 47 en de koppelverdieping 48 op de beschreven wijze verbroken. Bij een verdere voorwaartse beweging beweegt de geleidingspen 28 van de instel-55 hefboom 27 zich zowel in de schaarspleet 29 alsook in de schaarspleet 18 naar voren, waarbij de tweede geleidingsschaar 30 om de schuifschamier 31, 32 daarvan naar boven wordt gezwaaid en daarbij het deksel 4 boven het voertuigdak 1 verplaatst. Hierbij zwaait het deksel 4 om de scharnieren 16 daarvan zonder met 7 192333 de voorkant daarvan zijn aansluitpositie aan het voorste vlak van het voertuigdak 1 respectievelijk het voorste afdichtprofiel 57 merkbaar te veranderen. Bij deze uitzwaaibeweging van het deksel 4 blijft het tussengestel 15 in de ruststand daarvan, zoals uit figuur 5 blijkt. Iets dergelijks geldt natuurlijk ook voor de naar binnen gerichte zwaaibeweging van het deksel 4, dat wil zeggen de teruggaande beweging daarvan uit 5 de in figuur 5 afgebeelde geheven positie naar de in figuur 3 afgebeelde sluitstand. Hierbij wordt het achterste glijelement 11 via de aandrijfkabel 12 naar achteren verschoven, waarbij de geleidingspen 28 zich tegelijkertijd in de beide schaarspleten 29 en 18 naar achteren beweegt. Hierbij zwaait de tweede geleidingsschaar 30 weer om de schuifschamier 31,32 daarvan, totdat de in figuur 3 afgebeelde positie van de onderdelen is bereikt. In de laatste fase van de naar binnen gerichte zwaaibeweging van het deksel 4 10 treedt weer een ing rijping van het uitsteeksel 47 in de koppelverdieping 48 op waardoor het achterste glijelement 11 weer met de geleidingsslede 34 wordt gekoppeld, welke tijdens de beschreven zwaaibeweging van het deksel 4 in de ruststand daarvan is vastgehouden. Hiervoor zijn verantwoordelijk de vergrendelingsingrijping tussen het grendelorgaan 54 en de neus 55, de geleidingsingrijping tussen de geleidingsbout 22 en het geleidingskanaal 23 en de door het glijelement 11 vastgehouden instelhefboom 27. 15 Bij de zwaaibeweging van het deksel 4 kan elke tussenstand voor het instellen van een ventilatiespleet 68 met verschillende grootte worden verkregen, waarbij in elke hefpositie van het deksel 4 een zelfremming tengevolge van de in de beide schaarspleten 18 en 29 grijpende geleidingspen 28 optreedt, welke weer op de instelhefboom 27 steunt, die via het achterste glijelement 11 door de aandrijfkabel wordt vastgehouden.
Bij de beschreven heffunctie van het schuif-hefdak blijft het tussengestel 15 op een voordelige wijze met het 20 rondgaande afdichtprofiel 57 daarvan tegen de dakuitsnijdingsranden gedrukt.
Wanneer weer uitgaande van de in figuur 3 afgebeelde sluitstand het deksel 4 naar beneden wordt bewogen en vervolgens naar achteren onder het achterste vlak van het voertuigdak 1 wordt verschoven, zoals dit in een tussenfase in figuur 4 is afgebeeld, dan wordt de aandrijfkabel 12 naar achteren bewogen en verschuift het achterste glijelement 11 naar achteren. Aangezien het achterste glijelement 11 met de 25 brug 49 daarvan tegen de geleidingsslede 34 rust, wordt de geleidingsslede naar achteren mede genomen. De beweging van het achterste glijelement 11 naar achteren heeft op de positie van de geleidingsscharen 17, 30 geen invloed omdat de geleidingspen 28 zich evenwijdig in de schaarspleet 18 en in het achterste gebied van de schaarspleet 29 loos beweegt. Door het meenemen van de geleidingsslede 34 zwaaien de hefbomen 41 en 43 in de in figuur 4 afgebeelde positie omdat eerst het voorste glijelement 10 door de 30 vergrendelingsingrijping daarvan en daardoor ook het tussengestel 15 via de geleidingsingrijping tussen de geleidingsbout 22 en het geleidingskanaal 23 wordt verhinderd de schuifbeweging te volgen. Dienovereenkomstig wordt natuurlijk ook het deksel 4 nog niet verschoven. Door het uitzwaaien van de hefbomen 41 en 43 vindt echter een naar beneden gerichte beweging van het tussengestel 15 en daardoor van het daarmede verbonden deksel 4 plaats. Bij het begin van deze naar beneden gerichte beweging wordt eerst 35 de achterste dekselkant naar beneden bewogen omdat de achterste hefboom 43 verticaal is georiënteerd en bij een zwaaibeweging de achterste kant van het deksel 4 direct naar beneden trekt, terwijl de voorste hefboom 41 schuin is georiënteerd en eerst nog de verticale positie moet passeren voordat ook de voorkant van het deksel 4 naar beneden wordt bewogen. Deze tijdvertraging tussen het begin van de neergaande beweging aan de dekselachterkant en het begin van de neergaande beweging aan de dekselvoorkant is 40 voldoende om aan de dekselachterkant eerst een drukcompensatiespleet te vormen, welke bijdraagt om de voor de verdere naar beneden gerichte beweging vereiste aandrijfkrachten te reduceren.
Bij de naar beneden gerichte beweging van het tussengestel 15 en het daarmede verbonden deksel 4 verschuiven slechts het achterste glijelement 11 en de daarmede gekoppelde geleidingsslede 34. Tegen het eind van de neergaande beweging komt het ontgrendelvlak 56 tegen de neus 55, waardoor aan het eind 45 van de neergaande beweging de vergrendelingsingrijping van de grendelveer 53 met het voorste glijelement 10 wordt opgeheven. Bij een verdere verschuiving van de aandrijfkabel 12 naar achteren neemt het achterste glijelement 11 nu niet slechts de geleidingsslede 34 doch ook het voorste glijelement 10 mede. De geleidingspen 28 bevindt zich nu aan het eind van de beide schaarspleten 18 en 29, waardoor bij een voortgezette verschuiving ook het tussengestel 15 en daardoor het deksel 4 naar achter worden mede-50 genomen. Bij de naar beneden gerichte beweging beweegt een aan het achterste verlengstuk 20 van de eerste geleidingsschaar 17 aangebrachte neerhoudrol 69 (figuren 3, 10) zich door een verticaal daaronder bevindende opening 70 in de geleidingsrail 9 en blijft bij het verschuiven van de dakonderdelen naar beneden onder een naar beneden gericht vlak van de geleidingsrail 9. De neerhoudrol 69 dient ertoe bij de sluitverschuiving ervoor te zorgen, dat de hefbeweegbaar aangebrachte onderdelen van de dakconstructie 55 niet voortijdig, dat wil zeggen voor het bereiken van de voorste aanslagpositie zich naar boven kunnen bewegen. Wanneer de voorste aanslagpositie wordt bereikt, bevindt de opening 70 zich direct boven de neerhoudrol 69, zodat deze naar boven uit de geleidingsrail 9 kan treden wanneer de hefbeweegbare

Claims (15)

192333 8 dakonderdelen naar boven worden bewogen. Bij de sluitverschuiving neemt het achterste glijeiement 11 de daarmede gekoppelde geleidingsslede 34 naar voren mede, welke weer via de hefbomen 41, 43 het tussengestel 15 en daardoor ook het deksel 4 en het voorste glijeiement 10 naar voren medeneemt, totdat het voorste glijeiement 10 tegen de aanslag 52 5 komt. Het voorste glijeiement 10 heeft nu zijn schuifweg beëindigd, hetgeen ook voor het tussengestel 15 tengevolge van zijn verbinding met het voorste glijeiement via de verticale geleidingselementen 22 tot 24 geldt. Ook het met het tussengestel 15 verbonden deksel heeft het eind van zijn schuifbeweging bereikt. Bij een verdere voorwaartse verschuiving van het achterste glijeiement 11 en de daardoor medegenomen geleidingsslede 34 worden het tussengestel 15 en alle daarmede verbonden onderdelen tengevolge van 10 een daarbij optredende zwaaibeweging van de hefbomen 41, 43 naar de in figuur 3 afgebeelde positie naar boven bewogen. 15
1. Schuif-hefdak voor een auto, voorzien van een stijf deksel dat in de sluitstand daarvan een dakuitsnijding afsluit onder vorming van een rondgaande randspleet, welk deksel langs geleidingsrails zijdelings in de dakuitsnijding over voorste en achterste glijelementen geleid wordt aangedreven door een met achterste glijelementen gekoppelde, wat druk betreft stijve kabel, waarbij het deksel naar keuze hetzij op de wijze van 20 een aan de voorzijde schamierbare ventilatieklep, door het naar boven bewegen van de achterste kant daarvan verstelbaar is of na een naar beneden gerichte beweging onder het achterste dakvlakoppervlak verschuifbaar is, welk deksel daartoe in de nabijheid van de voorkant daarvan zwaaibaar aan een tussengestel is aangebracht, waarvan ten minste het achterste gesteldeel de randspleet ondergrijpt onder tussenplaatsing van in de sluitstand enerzijds tegen de onderzijde van het deksel en anderzijds tegen de 25 onderzijde van het dakvlak rustende afdichtelementen, welk tussengestel met het deksel en de achterste glijelementen in aandrijvende verbinding staat, waarbij het tussengestel bij zwaaibewegingen van het deksel in de sluitstand wordt gefixeerd en uitgaande van de sluitstand na de naar beneden gerichte beweging tezamen met het deksel kan worden verschoven, waarbij verder aan elke tussengestelzijde een eerste geleidingsschaar is bevestigd, waarin een zwaaibaar aan het achterste glijeiement gelegerde instelhefboom 30 met een geieidingspen grijpt, welke instelhefboom via een verdere geleidingspeningrijping is verbonden met een tweede geleidingsschaar, welke met het deksel voor het aandrijven daarvan in verbinding staat, met het kenmerk, dat op elke geleidingsrail (9) een langgerekte, met het achterste glijeiement (11) te koppelen geleidingsslede (34) verschuifbaar is gelegerd, die aan het voorste en achterste uiteinde daarvan via gelijkgerichte hefbomen (41,43) met het tussengestel (15) is verbonden, waarbij de geleidingsslede (34), de 35 hefbomen (41,43) en het tussengestel (15) ten minste bij benadering een schamierparallellogram vormen, waarbij in de beide geleidingsscharen (17, 30) slechts de geieidingspen (28) van de instelhefboom (27) grijpt en de tweede geleidingsschaar (30) met het voorste uiteinde daarvan met het tussengestel (15) via een schuifschamier (31,32) is verbonden en met het achterste uiteinde daarvan schamierbaar met het deksel (4) is gekoppeld.
2. Schuif-hefdak volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsslede (34) en het achterste glijeiement (11) in de sluitstand van het deksel (4) evenals in alle schuifstanden met elkaar zijn gekoppeld en bij alle zwaaibewegingen ten opzichte van elkaar zijn ontkoppeld, waarbij de koppeling en ontkoppeling door een aandrijvende beweging van het achterste glijeiement (11) aan het eind, respectievelijk aan het begin van de zwaaibeweging automatisch plaatsvinden, terwijl de geleidingsslede (34) in de, met de 45 sluitstand van het deksel overeenkomende positie daarvan wordt gefixeerd.
3. Schuif-hefdak volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat op de geleidingsslede (34) een koppelorgaan (46) is bevestigd, dat bij koppeling van de geleidingsslede en het achterste glijeiement (11) met een uitsteeksel (47) in een koppelverdieping (48) van het achterste glijeiement (11) veerkrachtig kan ingrijpen, welk uitsteeksel in de schuifbewegingsbaan van het achterste glijeiement steekt en slechts in de met de 50 sluitstand overeenkomende positie van de geleidingsslede (34) ten opzichte van de koppelverdieping (48) door daarop rustende kanten van het achterste glijeiement (11) kan worden vergrendeld, respectievelijk ontgrendeld.
4. Schuif-hefdak volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat in de sluitstand en alle zwaaiposities van het deksel (4) het voorste glijeiement (10) met een, de sluitverschuivingsweg daarvan begrenzende 55 vaste aanslag (52) is vergrendeld, waarbij de vergrendeling bij het in aanraking komen van het voorste glijeiement (10) tegen de aanslag (52) aan het eind van de sluitverschuiving van het deksel (4) werkzaam wordt en aan het eind van de naar beneden gerichte beweging van het deksel wordt verbroken. 9 192333
5. Schuif-hefdak volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat aan de vaste aanslag (52) een grendelveer (53) is bevestigd, die van een neus (55) voor het automatisch vergrendelen met een vergrendelorgaan (54) van het voorste glijelement (10) is voorzien welke bij de met de sluitstand van het deksel (4) overeenkomende positie van het tussengestel (15) voor ontgrendeling daarvan aan het eind van de naar beneden gerichte 5 beweging in de verticale bewegingsweg van een star met het tussengestel (15) verbonden onderdeel (ontgrendelvlak 56) is opgesteld.
6. Schuif-hefdak volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het tussengestel (15) met het voorste glijelement (10) via verticale geleidingselementen is verbonden.
7. Schuif-hefdak volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verticale geleidingselementen bestaan uit . 10 een aan het voorste glijelement (10) bevestigde geleidingsbout (22) en een aan het tussengestel (15) aangebracht complementair geleidingskanaal (23), waarin de geleidingsbout in alle mogelijke dekselposities grijpt.
8. Schuif-hefdak volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de voorste hefboom (41) van de geleidingsslede (34) tussen het voorste en het achterste glijelement (10,11) in de nabijheid van het voorste 15 glijelement (10) is opgesteld en de achterste hefboom (43) tussen het achterste glijelement (11) en het achterste gesteldeel van het tussengestel (15) is opgesteld.
9. Schuif-hefdak volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de afstand tussen de bovenste schamierbouten (44, 45), waarmede de voorste en de achterste hefboom (41, 43) met het tussengestel (15) zijn gekoppeld, kleiner is dan de afstand tussen de onderste schamierbouten (40, 42), waarmede de 20 hefbomen (41,43) met de geleidingsslede (34) zijn gekoppeld, waarbij zich de geleidingsbouten aan één van de hefbomen (41, 43) in de sluitstand en in zwaaiposities van het deksel (4) gerekend door hun asmiddens in een ongeveer verticaal vlak bevinden.
10. Schuif-hefdak volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de asmiddens van de schamierbouten (42, 45) van de achterste hefboom (43) zich in een verticaal vlak bevinden.
11. Schuif-hefdak volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de verbinding van het voorste uiteinde van de tweede geleidingsschaar (30) met het tussengestel (15) via een schuifschamier door een in de tweede geleidingsschaar (30) aangebrachte langwerpige opening (31) en een daarin grijpende, aan de eerste geleidingsschaar (17) bevestigde schamierbout (32) wordt gevormd.
12. Schuif-hefdak volgens een der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de eerste geleidingsschaar (17) 30 naar voren en naar achteren is verlengd en de hefbomen (41,43) met deze verlengstukken (19, 20) zijn gekoppeld.
13. Schuif-hefdak volgens conclusies 6, 7 en 12, met het kenmerk, dat het geleidingskanaal (23) van de verticale geleidingselementen zich in het voorste verlengstuk (19) van de eerste geleidingsschaar (17) bevindt.
14. Schuif-hefdak volgens één der conclusies 1-13, waarbij aan het tussengestel langs de randen daarvan rondgaand een afdichtprofiel voor het afdichten van de randspleet is bevestigd, met het kenmerk, dat het afdichtprofiel (57) is voorzien van een naar boven open gleuf (61), waarin in de sluitstand van het deksel (4) een naar beneden afgekante rand (3) van de dakuitsnijding (2) grijpt.
15. Schuif-hefdak volgens een der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat de geleidingsslede (34) aan het 40 achterste uiteinde daarvan door geleidingsschoenen (35) op de geleidingsrail (9) en aan het voorste uiteinde daarvan op het voorste glijelement (10) verschuifbaar wordt geleid. Hierbij 7 bladen tekening
NL8600971A 1985-07-27 1986-04-17 Schuif-hefdak voor een auto. NL192333C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3526954 1985-07-27
DE3526954A DE3526954C1 (de) 1985-07-27 1985-07-27 Schiebe-Hebe-Dach fuer Kraftfahrzeuge

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8600971A NL8600971A (nl) 1987-02-16
NL192333B NL192333B (nl) 1997-02-03
NL192333C true NL192333C (nl) 1997-06-04

Family

ID=6276964

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600971A NL192333C (nl) 1985-07-27 1986-04-17 Schuif-hefdak voor een auto.

Country Status (13)

Country Link
US (1) US4732422A (nl)
JP (1) JPS6229415A (nl)
AU (1) AU580504B2 (nl)
BR (1) BR8602682A (nl)
CA (1) CA1262253A (nl)
DE (1) DE3526954C1 (nl)
ES (1) ES8704397A1 (nl)
FR (1) FR2585298B1 (nl)
GB (1) GB2178478B (nl)
IT (1) IT1191765B (nl)
MX (1) MX161893A (nl)
NL (1) NL192333C (nl)
SE (1) SE462840B (nl)

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB8610835D0 (en) * 1986-05-02 1986-06-11 Britax Weathershields Opening roof for motor vehicle
FR2601303B1 (fr) * 1986-07-12 1992-02-14 Webasto Werk Baier Kg W Dispositif de manoeuvre pour un toit ouvrant de vehicule dont le levier d'actionnement est relie avec le premier element de glissement.
FR2619535B1 (fr) * 1987-08-20 1994-06-17 Webasto Ag Fahrzeugtechnik Toit de vehicule avec une ouverture de toit
DE3910894C3 (de) * 1988-04-05 2000-12-14 Aisin Seiki Bewegungsmechanismus für einen Deckel eines Fahrzeugdachausschnittes
US5026113A (en) * 1988-09-09 1991-06-25 Sky-Top Sunroofs Ltd. Sliding and venting sunroof
DE3840119C2 (de) * 1988-11-29 1997-05-22 Siegmund Schuech Sicherungseinrichtung an dem ausstellbaren Deckel eines Fahrzeugdaches
DE4002278C1 (nl) * 1990-01-26 1991-07-11 Webasto Ag Fahrzeugtechnik, 8035 Stockdorf, De
DE4200725C2 (de) * 1992-01-14 1994-05-11 Rockwell Golde Gmbh Schiebehebedach für Kraftfahrzeuge
US6199944B1 (en) 1999-06-04 2001-03-13 Asc Incorporated Spoiler sunroof
DE19946500C1 (de) * 1999-09-28 2000-11-09 Webasto Thermosysteme Gmbh Dachluke in einer festen Dachfläche eines Fahrzeugs
DE10037035B4 (de) * 2000-07-27 2007-12-27 Webasto Ag Fahrzeugdach mit zumindest einem bewegbaren Schiebedachdeckel
CA2465821C (en) * 2003-05-09 2012-03-06 Intier Automotive Closures Inc. A sunroof with lead screw drive element
US20110072596A1 (en) * 2008-03-07 2011-03-31 Mark Kenny Extendable ramp for storage in a tailgate or flat bed
WO2012013815A1 (fr) * 2010-07-30 2012-02-02 Advanced Comfort Systems France Sas - Acs France Dispositif d'obturation d'une baie menagee dans le toit d'un vehicule automobile, apte a etre place dans une position d'obturation partielle
DE102010055456B4 (de) * 2010-12-21 2015-12-10 Webasto Ag Initialisierungsanschlag für Schiebedachsteuermechanik
JP6536257B2 (ja) * 2015-07-30 2019-07-03 アイシン精機株式会社 サンルーフ装置

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL42539C (nl) *
JPS5827129B2 (ja) * 1979-10-12 1983-06-07 日産自動車株式会社 車両用摺動式屋根構造
DE3020675C2 (de) * 1980-05-30 1987-01-02 Rockwell Golde Gmbh, 6000 Frankfurt Schiebe-Hebe-Dach für Kraftfahrzeuge
US4403805A (en) * 1982-01-06 1983-09-13 General Motors Corporation Sliding sunroof with power operated ventilator
DE3218209C2 (de) * 1982-05-14 1986-10-16 Webasto-Werk W. Baier GmbH & Co, 8035 Gauting Schiebehebedach für Kraftfahrzeuge
DE8229121U1 (de) * 1982-10-16 1985-08-22 Webasto-Werk W. Baier GmbH & Co, 8035 Gauting Schiebedach für Fahrzeuge

Also Published As

Publication number Publication date
AU6060486A (en) 1987-01-29
AU580504B2 (en) 1989-01-12
SE462840B (sv) 1990-09-10
US4732422A (en) 1988-03-22
MX161893A (es) 1991-02-28
SE8601665D0 (sv) 1986-04-14
NL192333B (nl) 1997-02-03
JPH0343087B2 (nl) 1991-07-01
GB2178478B (en) 1988-10-19
DE3526954C1 (de) 1986-10-16
CA1262253A (en) 1989-10-10
ES554973A0 (es) 1987-04-16
GB8614845D0 (en) 1986-07-23
IT8620267A1 (it) 1987-10-30
FR2585298B1 (fr) 1989-07-21
FR2585298A1 (fr) 1987-01-30
NL8600971A (nl) 1987-02-16
JPS6229415A (ja) 1987-02-07
ES8704397A1 (es) 1987-04-16
GB2178478A (en) 1987-02-11
SE8601665L (sv) 1987-01-28
BR8602682A (pt) 1987-03-17
IT1191765B (it) 1988-03-23
IT8620267A0 (it) 1986-04-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL192333C (nl) Schuif-hefdak voor een auto.
NL193611C (nl) Schuifhefdak voor motorvoertuigen.
JP2721516B2 (ja) 前部カバー及び後部カバーを有する車両ルーフ及びそのカバー移動方法
US4601512A (en) Open roof-construction for a vehicle
NL192332C (nl) Samenstel omvattende een raam, waarin een schuifkanteldak is opgenomen, voor montage in een motorvoertuigdak.
US5601330A (en) Vehicle roof with two cover elements
US5718472A (en) Automotive slide roof system
US4537442A (en) Sliding and tilting roof for motor vehicles
US6325453B1 (en) Open roof construction for a vehicle
US20020113467A1 (en) Motor vehicle roof
GB2090565A (en) Sliding roof for vehicle
EP1738945A2 (en) Open roof construction for a vehicle
NL194327C (nl) Schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen.
US4089557A (en) Upwardly pivotable vent or sliding roof panel for automobiles
US4707022A (en) Sliding roof for an automobile
US20030034668A1 (en) Convertible vehicle
US4185868A (en) Electrically operated hatch roofs
US6866336B2 (en) Wind deflector arrangement for a motor vehicle roof
JPS5814328B2 (ja) サンル−フ装置のチルテイング方法及びその装置
NL1009071C2 (nl) Open-dakconstructie voor een voertuig.
US7055898B2 (en) Roof assembly for a vehicle
EP3453546B1 (en) Open roof construction for a vehicle
US6942285B2 (en) Vehicle and roof assembly
EP2501575B1 (en) Tiltable sun roof for vehicles
NL1011251C2 (nl) Open-dakcontructie voor een voertuig.

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20011101