NL1032667C2 - Inrichting voor het reinigen van een wand van een laadruim. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het reinigen van een wand van een laadruim

GEBIED EN ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van een wand van een laadruim van een schip volgens het inleidende gedeelte van conclusie 1.

5 Na het uitladen van een lading uit een laadruim blijft vaak een residu van het vervoerde goed achter op de wanden van het laadruim. Dit residu moet worden verwijderd voordat een nieuwe lading kan worden ingeladen.

Het reinigen van laadruimen gebeurt veelal handmatig, waarbij 10 scheeps- of havenpersoneel met behulp van brandslangen en schuurborstels de wanden schoon schrobt. Dit is arbeidsintensief werk en neemt veel tijd in beslag die ten koste gaat van de vaartijd van het schip en gedurende welke tijd plaats in de haven in beslag wordt genomen.

Met de opkomst van steeds grotere schepen worden ook de 15 laadruimen steeds groter. Hierdoor neemt het te reinigen oppervlak, en daarmee de fysieke belasting van het scheepspersoneel toe. Bovendien worden de te reinigen scheepswanden steeds hoger Het werken op hoogte is door wetgeving echter aan strenge regels gebonden. Zo is de hoogte tot waarop met ladders mag worden gewerkt beperkt, waardoor het niet altijd 20 meer mogelijk is een scheepswand volledig handmatig te reinigen.

De noodzaak van handmatig reinigen vervalt of wordt althans sterk beperkt indien een inrichting van de initieel aangeduide soort wordt toegepast. Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0 111 015. Bij deze inrichting is het reinigingsorgaan 25 uitgevoerd als een om een horizontale as roteerbare borstel. De ophanging wordt gevormd door een arm die onder tussenkomst van een verticaal beweegbare cilinder zwenkbaar is opgehangen aan een draagbalk van een ï 03 2667 2 portaal dat in een zich over een laadruim uitstrekkende stand te brengen is. Door middel van zwenkbewegingen van de arm kan de borstel langs de bodem en de wanden van het laadruim worden bewogen en kan de borstel worden bewogen tussen de bedrijfsstand en de ruststand.

5 Een nadeel van deze inrichting is, dat deze in ruststand veel ruimte in beslag neemt en dat het reinigen relatief veel tijd vergt.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de uitvinding een oplossing te verschaffen voor het reinigen van een wand van een laadruim, die minder plaats in beslag 10 neemt en waarmee de wanden sneller kunnen worden gereinigd. Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door het verschaffen van een inrichting volgens conclusie 1.

Dankzij de langwerpige vorm van het reinigingsorgaan neemt het reinigingsorgaan in de in hoofdzaak horizontale ruststand weinig plaats in 15 beslag. De in bedrijfsstand in hoofdzaak verticale oriëntatie van het langwerpige reinigingsorgaan heeft verder als resultaat, dat bij horizontale verplaatsing van het in werking zijnde reinigingsorgaan langs de wand van het ruim, in een keer een gereinigde baan met een grote hoogte wordt verkregen, zodat het reinigen van een wand in korte tijd uitgevoerd kan 20 worden.

De uitvinding kan tevens zijn belichaamd in een portaalkraan met een inrichting volgens conclusie 1 alsook in een schip met een portaal en een inrichting volgens conclusie 1.

Bijzondere uitvoeringsmogelijkheden van de uitvinding zijn 25 neergelegd in de afhankelijke conclusies.

Deze en andere aspecten alsmede effecten en details verband houdende met de uitvinding zijn navolgend beschreven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld.

3

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENING

Fig. 1 is een frontaal aanzicht van een eerste voorbeeld van een reinigingsinrichting volgens de uitvinding in de bedrijfsstand hangend aan een portaalkraan, en een meer schematisch aanzicht in dwarsdoorsnede van 5 een scheepsromp;

Fig. 2 is een aanzicht conform Fig. 1, waarbij de reinigingsinrichting in een tussenstand verkeert;

Fig. 3 is een aanzicht conform Fign. 1 en 2, waarbij de reinigingsinrichting in een ruststand verkeert; 10 Fig. 4 is een meer schematisch aanzicht conform Fig. 1-3 van een tweede voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding in de bedrijfsstand, een portaalkraan, en een scheepsromp;

Fig. 5 is een aanzicht conform Fig. 4, waarbij de inrichting in de ruststand verkeert; 15 Fig. 6 is een aanzicht conform Fign. 4 en 5 van een variant op het derde voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding in de bedrijfsstand, een portaalkraan, en een scheepsromp; en

Fig. 7 is een aanzicht conform Fign. 4-6 van een variant op het eerste voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding in de 20 bedrijfsstand, een portaalkraan, en een scheepsromp.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

Figuren 1-3 tonen op schematische wijze een inrichting volgens de uitvinding, een portaalkraan voor het verplaatsen van scheepsluiken en een scheepsromp. Fig. 1 toont de inrichting in een bedrijfsstand, Fig. 2 toont de 25 inrichting in een tussenstand, en Fig. 3 toont de inrichting in een ruststand.

In de bedrijfsstand bevindt een reinigingsorgaan 2 van de inrichting zich in een positie tegen een wand 7 van een laadruim 8 waaruit bijvoorbeeld een lading van een droog stortgoed is gelost, teneinde deze te 4 reinigen door restanten en/of reactieproducten van een geloste lading en/of vervuiling van de wanden te verwijderen. Het reinigingsorgaan 2 heeft een langwerpige vorm en is via een ophanging, volgens dit voorbeeld gevormd door een arm 3 en een cardanische scharnierkoppeling 10, zwenkbaar 5 opgehangen aan een horizontale draagbalk 4 van een portaalkraan 5. In de bedrijfsstand hangt het reinigingsorgaan 2 in een in hoofdzaak verticale richting georiënteerd aan de arm 3. In de ruststand is het langwerpige reinigingsorgaan in hoofdzaak horizontaal gericht. Een motorlier 16 en een lijn 17 die via een lagerblok 18 aan het reinigingsorgaan 2 is gekoppeld, 10 vormen een bedieningsorgaan waarmee kan het reinigingsorgaan 2 uit de bedrijfsstand kan worden opgetrokken naar de ruststand en vice versa.

Vele schepen zijn voorzien van een portaalkraan vergelijkbaar met de getoonde portaalkraan 5 voor, onder andere, het verplaatsen van luiken 13 om het laadruim 8 af te sluiten en vrij te geven. Voor het laden en lossen 15 worden de luiken 13 met behulp van door hijshaken 11 gevormde middelen voor het verplaatsen van de luiken 13 verplaatst en opgestapeld voor en/of achter de opening die toegang geeft tot het ruim 8, zoals bij wijze van voorbeeld getoond.

Doordat het reinigingsorgaan langwerpig is en dus een slanke 20 vorm heeft, kan het in de ruststand compact langs een draagbalk 4 worden opgeslagen. Dit maakt het op zijn beurt mogelijk, het reinigingsorgaan 2 op te hangen aan een portaalkraan 5 die tevens dient voor het openen en sluiten van de luiken 13 en daarbij voldoende ruimte onder de portaalkraan 5 vrij te laten voor de luiken 13, zodat de functionaliteit van de 25 portaalkraan 5 niet wordt belemmerd. Dankzij de slanke vorm van het langwerpige reinigingsorgaan 2 wordt onder de draagbalk 4 voldoende ruimte vrijgelaten voor gestapelde luiken (zie Fig. 3), waardoor het gebruik van de kraan 5 voor het verplaatsen van de luiken niet wordt belemmerd.

Door een portaalkraan 5 voor het openen en sluiten van de luiken 30 13 tevens te gebruiken als drager van de reinigingsinrichting 2, hoeft de 5 reinigingsinrichting 2 geen afzonderlijk portaal voor het dragen van de reinigingsinrichting te omvatten, hetgeen een belangrijke ruimte-, gewichts en kostenbesparing oplevert.

Bij voorkeur heeft het reinigingsorgaan 2 in de ruststand een 5 hoogte die minder is dan 1/10 deel van de lengte in horizontale richting daarvan.

Verder heeft het gebruik van de dwarsbalk 4 van de portaalkraan 5 als voordeel dat een reeds aanwezige kraan 5 kan worden gebruikt om het reinigingsorgaan 2 in het ruim 8 te brengen en te houden, en ten minste in 10 de lengte richting van het schip te bewegen. Het is daardoor niet noodzakelijk hiervoor een afzonderlijke draagstructuur op het dek aan te brengen.

In het in de Fign. 1-3 getoonde uitvoeringsvoorbeeld is het reinigingsorgaan 2 uitgevoerd in de vorm van een borstel. Afhankelijk van 15 bijvoorbeeld het van de scheepswand 7 te verwijderen materiaal kan het reinigingsorgaan ook zijn uitgevoerd als bijvoorbeeld samenstel in de vorm van een arm voorzien van een rij spuitmonden, schrapers, een combinatie van bijvoorbeeld sproeiers met een losneembare borstel, een losneembare arm, etc. Ook is het mogelijk, het reinigingsorgaan uit te voeren als 20 samenstel in de vorm van een rij borstels die elk roteerbaar zijn om een as dwars op de lengterichting van het langwerpige reinigingsorgaan.

Een aandrijving 6 maakt het mogelijk om de borstel 2 te roteren om een lengteas 9 en zo de wand 7 te reinigen door deze te borstelen. De aandrijving 6 is volgens dit voorbeeld uitgevoerd als een elektromotor. Als 25 alternatief ten opzichte van het getoonde uitvoeringsvoorbeeld kan de aandrijving ook elders zijn ondergebracht, bijvoorbeeld in het reinigingslichaam dan wel op of in de draagbalk en gekoppeld aan de arm om rotatie en/of axiale beweging van het reinigingsorgaan via de arm aan drijven.

6

Tijdens het reinigen wordt de inrichting langs de wand 7 van het ruim 8 bewogen door de portaalkraan 5 te verrijden in de lengterichting van het schip. Op deze wijze kan op een eenvoudige wijze de wand 7 van het laadruim worden gereinigd. Doordat het werkgebied op de wand 7 van het 5 langwerpige reinigingsorgaan 2, d.w.z. het oppervlaksgedeelte van de wand dat door een in de bedrijfstand daartegen of daarbij gehouden reinigingsorgaan wordt gereinigd, langwerpig is in verticale richting, wordt bij verticale beweging met een compact reinigingsorgaan 2 langs de wand 7 een gereinigde baan over de wand verkregen die een grote hoogte heeft.

10 Hierdoor kan de wand 7 zeer snel worden gereinigd met een reinigingsorgaan 2 dat in de ruststand weinig plaats inneemt. Dit voordeel wordt overigens ook bereikt, indien de inrichting niet is opgehangen aan een portaalkraan voor het openenen en sluiten van luiken, maar is opgehangen aan een andere drager, zoals een draagbalk van een speciaal voor het 15 dragen van de reinigingsinrichting bestemd, in lengterichting van het schip verrijdbaar portaal.

Het oppervlaksgedeelte van de wand 7 dat door een in de bedrijfstand daartegen of daarbij gehouden reinigingsorgaan wordt gereinigd heeft bij voorkeur een hoogte breedte verhouding slanker dan 20 1:10.

De draagbalk 4 is voorzien van een railgeleiding 19 waarlangs de inrichting kan worden bewogen in een richting dwars op de lengterichting van het schip. Dit maakt het mogelijk, ook de dwarsschotten die het ruim in lengterichting van het schip begrenzen te reinigen door het 25 reinigingsorgaan in een richting dwars op de langsas van het schip langs de betreffende wand te bewegen. Door tegelijkertijd zowel het portaal in lengterichting van het schip te bewegen als het reinigingsorgaan 2 in lengterichting van de dwarsbalk 4 (d.w.z. dwars op het schip) te bewegen, kunnen ook eventuele oppervlaksgedeeltes van wanden van het laadruim 7 worden gereinigd die zich, in bovenaanzicht beschouwd, schuin ten opzichte van de langsas van het schip uitstrekken.

De arm 3 waaraan het reinigingsorgaan 2 is op gehangen strekt zich uit in dezelfde richting als de lengteas van het reinigingsorgaan 2. Het 5 reinigingsorgaan 2 kan althans ten opzichte van een gedeelte van de arm 3 translerend bewegen in de lengterichting van de arm 3 en van het reinigingsorgaan 2. Hierdoor kan het reinigingsorgaan 2 vanuit de bedrijfsstand in verticale richting worden opgetrokken. Dit maakt het mogelijk, de inrichting als geheel te verkorten, waardoor een inrichting met 10 een verticaal bereik groter dan de breedte tussen de benen van het portaal 5 in de ruststand op kan worden gelagen langs de draagbalk 4. Dit is met name van belang voor ophanging van de reinigingsinrichting aan een portaalkraan voor het verplaatsen van luiken, omdat bij dergelijke portaalkranen de draagbalk 4 zich veelal relatief hoog boven het dek 15 bevindt om ruimte onder de draagbalk te laten voor opgestapelde luiken. Overigens is het ook mogelijk het axiale intrekken en uitschuiven van de arm 3 uit te voeren gedurende het omlaag resp. omhoog zwenken van het reinigingsorgaan 2 tussen de bedrijfsstand en de ruststand.

De beweegbaarheid van een gedeelte van het reinigingsorgaan 2 in 20 de lengterichting daarvan is volgens dit voorbeeld gerealiseerd, doordat de arm 3 is samengesteld uit meerdere, telescopisch in en uit elkaar schuifbare secties. De arm kan echter ook uit een vaste lengte hebben en zodanig met het reinigingsorgaan zijn verbonden dat het daar gedeeltelijk, in of omheen kan schuiven.

25 Volgens het getoonde voorbeeld strekt het reinigingsorgaan 2 zich in de bedrijfsstand uit over in wezen de gehele hoogte van de wand 7 van het ruim 8, zodat tijdens een passage over de wand 7 deze over zijn gehele hoogte wordt gereinigd.

Voor het grondig reinigen van een wand 7 kan het 30 reinigingsorgaan 2 meerdere keren langs dezelfde baan over de wand 7 8 worden bewogen. Daarnaast of als alternatief voor de roterende beweging kan het reinigingsorgaan tijdens het reinigen in verticale richting heen en weer worden bewogen.

In een alternatief uitvoeringsvoorbeeld, getoond in Fign. 4 en 5, is 5 het reinigingsorgaan 22 opgehangen aan een juk 32 dat middels kabels 40 optrekbaar en neerlaatbaar is op gehangen aan de draagbalk 24, voor het in verticale richting verplaatsen van het reinigingsorgaan 22. Doordat het reinigingsorgaan 22 is opgehangen aan een juk 32, dat optrekbaar en neerlaatbaar aan de dwarsbalk 24 van het portaal 25 is opgehangen, is het 10 mogelijk met een aan een neergelaten juk 32 hangend reinigingsorgaan 22 in de bedrijfsstand de wandgedeeltes bij de bodem van het ruim 8 te bereiken, terwijl dit reinigingsorgaan 22 in de omhoog gezwenkte horizontale ruststand (Fig. 5) een lengte heeft die veel kleiner is dan de afstand tussen de draagbalk 24 van het portaal 25 en de bodem van het 15 ruim 8 en daardoor tussen de benen van het portaal past, welke benen dichter bij elkaar staan dan de afstand tussen de draagbalk 24 en de bodem van het ruim 8. Ook volgens dit voorbeeld is het portaal 25 voorzien van hijsogen 31 waarmee de luiken 13 kunnen worden verplaatst, gestapeld en ontstapeld.

20 Het juk 32 is bij voorkeur zodanig bemeten, dat het binnen een door een juk voor het verplaatsen van luiken 13 vrij gelaten open ruimte past. De inrichting kan echter ook zijn opgehangen aan een juk van een portaalkraan dat tevens dient op de luiken te verplaatsen. Eventueel kan de inrichting in ruststand loskoppelbaar zijn van het juk, en aan de draagbalk 25 van de portaalkraan op te hangen zijn. Het juk kan dan tevens worden gebruikt voor bijvoorbeeld het verplaatsen van de luiken, zonder gehinderd te worden door een daaraan hangende reinigingsinrichting.

Het juk 32 is volgens dit voorbeeld voorzien van (niet weergegeven) middelen, bijvoorbeeld een railgeleiding, die het mogelijk maken het 30 reinigingsorgaan 22 in de breedterichting van het schip te bewegen ten 9 opzichte van het schip voor het reinigen van de schotten die het laadruim 8 begrenzen.

In Fig. 6 is een variant op het in Fign. 4 en 5 getoonde voorbeeld weergegeven. Bij deze variant zijn twee reinigingsorganen 22 aan het juk 32 5 opgehangen in posities tegen of althans dicht langs de te reinigen wanden 7, zodat twee tegenover elkaar gelegen zijwanden 7 tegelijk kunnen worden gereinigd terwijl het portaal 25 in lengterichting van het schip wordt bewogen. Het toepassen van twee tegelijk werkzame reinigingorganen is ook mogelijk als variant op het als eerste besproken voorbeeld (Fign. 1-3), in 10 welk geval de reinigingsorganen elk via een eigen ophanging 3, 10 aan de draagbalk 4 kunnen zijn bevestigd.

De beide borstels 22, zijn zo opgehangen dat deze in de ruststand parallel ten opzichte van elkaar zijn georiënteerd. De borstels 22 kunnen daarbij, in bovenaanzicht gezien, onder een hoek ten opzichte van de 15 draagbalk zijn georiënteerd en in neergelaten bedrijfstoestand omlaag hangen in een gemeenschappelijk vlak loodrecht op de lengterichting van het schip.

Ook is het mogelijk om bijvoorbeeld meerdere reinigingsorganen in lengterichting van het schip naast elkaar aan het juk of de draagbalk te 20 hangen, zodat wanneer de portaalkraan in de lengterichting van het schip rijdt, twee of meer reinigingsorganen na elkaar langs een gegeven sectie van de wand passeren. Zo kan bijvoorbeeld een reinigingsorgaan met borstels worden voorafgegaan door een reinigingsorgaan met sproeiers. Verder kunnen in lengterichting van het schip opeenvolgende borstels die aan 25 elkaar zijn gekoppeld aangedreven worden voor rotatie in tegengestelde draaizin. Hierdoor heffen reactiekrachten ten gevolge van frictie ten opzichte van de te reinigen wand elkaar op.

Tijdens het reinigen van de wand 7 dient het reinigingsorgaan 22 bij voorkeur met een kracht in horizontale richting tegen of naar de wand 7 30 te worden gedrongen. Wanneer bijvoorbeeld een reinigingsorgaan is 10 uitgerust met sproeiers voor het schoonspuiten van de wand zal er tijdens het reinigen een reactiekracht op de reinigingsorgaan worden uitgeoefend die het reinigingsorgaan van de wand af duwt. Ook borstels dienen bij voorkeur met een normaalkracht tegen een daarmee te reinigen oppervlak 5 te worden gedrukt. Het uitoefenen van een dergelijke reactie- of normaalkracht op grote afstand onder de draagbalk 24 zou het uitoefenen van grote momenten op de ophanging vergen. Doordat de reinigingsorganen 22 althans in de bedrijfsstand zijn gekoppeld aan een steunarm 14 die op afstand onder de draagbalk 4 tussen de reinigingsorganen 22 is bevestigd, 10 kunnen de reinigingsorganen 22 op afstand onder de draagbalk 4 in horizontale richting naar de wanden 7 worden gedrukt zonder dat grote momenten op de reinigingorganen 22 of op de ophanging hoeven te worden uitgeoefend. De steunarm 14 kan bijvoorbeeld voorafgaand aan het naar de ruststand zwenken van de reinigingsorganen 22 daarvan losgekoppeld 15 worden en in het ruim achterblijven of afzonderlijk omhoog getakeld worden.

In Fig. 7 is een variant op het in de Fign. 1-3 weergegeven voorbeeld getoond, waarbij in plaats van de lijn 17 een opvouwbare steun 47 via een lagerblok 18 aan het reinigingsorgaan 2 is gekoppeld en met zijn 20 andere uiteinde scharnierbaar aan de draagbalk 4 gekoppeld. In de bedrijfsstand kan de steun 47 een drukkracht uitoefenen op het reinigingsorgaan 2, waardoor het reinigingsorgaan 2 tegen de wand 7 kan worden gedrukt. De steun kan in plaats van opvouwbaar ook verschuifbaar of telescopisch zijn uitgevoerd.

25 In plaats van, of in combinatie met een steunarm kan de inrichting ook zijn uitgerust met een of meer aan het reinigingsorgaan of aan de reinigingsorganen gekoppelde elektromagneten voor het uitoefenen van een aantrekkende magnetische kracht op een stalen wand van het laadruim om het reinigingsorgaan tegen de wand van het laadruim te trekken.

11

Voor het naar of tegen de wand drukken van het reinigingsorgaan of de reinigingsorganen kan ook zijn voorzien in geleidingsprofielen die in het ruim zijn aangebracht en waarlangs een of meer aan het reinigingsorgaan of de reinigingsorganen gekoppelde lopers kunnen lopen 5 voor het voor het in de bedrijfstoestand geleiden van het reinigingsorgaan of de reinigingsorganen langs de wanden van het laadruim.

1032667

Claims (13)

1. Inrichting voor het reinigen van een wand (7) van een laadruim (8; 28. van een schip, omvattende een reinigingsorgaan (2; 22); een ophanging (3, 10; 32, 40) voor het zwenkbaar ophangen van, het 5 reinigingsorgaan (2, 22) aan een drager (4; 24); en een bedieningsorgaan (16-18; 18, 47) voor het bewegen van het reinigingsorgaan (2; 22) tussen een bedrijfsstand en een ruststand; met het kenmerk, dat het reinigingsorgaan (2; 22) langwerpig is, dat de ophanging (3, 10; 32, 40) zodanig is uitgevoerd en aan het reinigingsorgaan 10 (2; 22) is gekoppeld dat het reinigingsorgaan (2; 22) in de bedrijfsstand in een in hoofdzaak verticale richting is georiënteerd, en in de ruststand in een in hoofdzaak horizontale richting is georiënteerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de ophanging een arm (3) 15 omvat die zich in hoofdzaak evenwijdig aan het reinigingsorgaan (2) uitstrekt, en waarbij het reinigingsorgaan (2) in lengterichting daarvan ten opzichte van ten minste een gedeelte van de arm (3) verplaatsbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de ophanging een juk (32) 20 en een optrek- en neerlaatvoorziening (40) voor het in verticale richting verplaatsen van het juk (32) omvat.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een steun (14; 47) welke ten minste in de bedrijfsstand is verbonden met het 25 reinigingsorgaan (2; 22) voor het op afstand van de drager (4; 24) steunen van het reinigingsorgaan (2; 22) in horizontale richting. 1032667

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het reinigingsorgaan (2; 22) is voorzien van een of meerdere sproeiers.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het 5 reinigingsorgaan (2; 22) tenminste een borstel (2; 22) omvat.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een aandrijving (6) voor het aandrijven van rotatie van het reinigingsorgaan (2; 22) om zijn lengteas (9). 10

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een met het reinigingsorgaan verbonden geleider voor het in de bedrijfstoestand geleiden van het reinigingsorgaan langs de wand van het laadruim. 15

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een koppeling verbonden met het reinigingsorgaan voor het koppelen van het reinigingsorgaan aan een geleiding die zich in horizontale richting uitstrekt langs de wand van het laadruim. 20

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een elektromagneet verbonden met het reinigingsorgaan voor het uitoefenen van een aantrekkende magnetische kracht op een metalen wand van het laadruim. 25

11. Portaalkraan voorzien van middelen voor het verplaatsen van luiken van eens schip en voorzien van een inrichting volgens een der voorgaande conclusies.

12. Schip voorzien van een portaal en een door het portaal gedragen inrichting volgens een der conclusies 1-10.

13. Schip volgens conclusie 12, waarbij het reinigingsorgaan (2; 22) een 5 lengte heeft die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van zijwanden (7) van het laadruim (8). 1032667