NL1031647C2 - Brandstofbesturingssysteem voor een verbrandingsmotor. - Google Patents

Brandstofbesturingssysteem voor een verbrandingsmotor. Download PDF

Info

Publication number
NL1031647C2
NL1031647C2 NL1031647A NL1031647A NL1031647C2 NL 1031647 C2 NL1031647 C2 NL 1031647C2 NL 1031647 A NL1031647 A NL 1031647A NL 1031647 A NL1031647 A NL 1031647A NL 1031647 C2 NL1031647 C2 NL 1031647C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fuel
valve
shut
diaphragm
outlet
Prior art date
Application number
NL1031647A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1031647A1 (nl
Inventor
Takashi Horikawa
Kazuhito Fujisawa
Hironari Ikeda
Original Assignee
Walbro Engine Man
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP2005123595A external-priority patent/JP2006299958A/ja
Priority claimed from JP2005152777A external-priority patent/JP2006329041A/ja
Application filed by Walbro Engine Man filed Critical Walbro Engine Man
Publication of NL1031647A1 publication Critical patent/NL1031647A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1031647C2 publication Critical patent/NL1031647C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02DCONTROLLING COMBUSTION ENGINES
    • F02D19/00Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures
    • F02D19/06Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures peculiar to engines working with pluralities of fuels, e.g. alternatively with light and heavy fuel oil, other than engines indifferent to the fuel consumed
    • F02D19/0639Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures peculiar to engines working with pluralities of fuels, e.g. alternatively with light and heavy fuel oil, other than engines indifferent to the fuel consumed characterised by the type of fuels
    • F02D19/0642Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures peculiar to engines working with pluralities of fuels, e.g. alternatively with light and heavy fuel oil, other than engines indifferent to the fuel consumed characterised by the type of fuels at least one fuel being gaseous, the other fuels being gaseous or liquid at standard conditions
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/0203Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels characterised by the type of gaseous fuel
    • F02M21/0215Mixtures of gaseous fuels; Natural gas; Biogas; Mine gas; Landfill gas
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/0218Details on the gaseous fuel supply system, e.g. tanks, valves, pipes, pumps, rails, injectors or mixers
    • F02M21/023Valves; Pressure or flow regulators in the fuel supply or return system
    • F02M21/0236Multi-way valves; Multiple valves forming a multi-way valve system
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/0218Details on the gaseous fuel supply system, e.g. tanks, valves, pipes, pumps, rails, injectors or mixers
    • F02M21/023Valves; Pressure or flow regulators in the fuel supply or return system
    • F02M21/0239Pressure or flow regulators therefor
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/10Internal combustion engine [ICE] based vehicles
    • Y02T10/30Use of alternative fuels, e.g. biofuels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Output Control And Ontrol Of Special Type Engine (AREA)
  • Electrical Control Of Air Or Fuel Supplied To Internal-Combustion Engine (AREA)

Description

BRANDSTOFBESTURINGSSYSTEEM VOOR EEN VERBRANDINGSMOTOR Gerelateerde aanvragen
Aanvragers roepen de voorrang in van de Japanse aanvrage met nummer 2005-123595, ingediend op 21 april 2005, en de Japanse aanvrage met nummer 2005-152777, ingediend op 25 mei 2005.
5
Vakgebied van de uitvinding
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een brandstof systeem en meer in het bijzonder op een brand-10 stofbesturingssysteem voor een verbrandingsmotor.
Achtergrond van de uitvinding
Interne verbrandingsmotoren kunnen werken op een 15 veelvoud gasvormige brandstoffen zoals petroleum gebaseerd propaangas en butaangas. Propaangas en butaangas hebben helaas verschillende kalorische waarden en moeten daarom afhankelijk van het soort gas onder specifieke voorafbepaalde drukken worden aangevoerd naar de motor. Omdat spe-20 cifieke gassen onder specifieke drukken moeten stromen is de mogelijkheid van de motor om te lopen onder gebruikmaking van een verscheidenheid aan verschillende brandstof- 1031647' 2 fen in enige mate onbepaald omdat een eenvoudig en economisch middel voor het variëren van de brandstofaanvoer-drukken die corresponderen met verschillende gassoorten niet beschikbaar is.
5
Samenvatting van de uitvinding
Een brandstofbesturingsinrichting voor een verbrandingsmotor die in staat is om op elk van een aantal brand-10 stoffen te lopen, omvattend een brandstofselectiemodule met een aantal brandstofsoortinstellingen voor het selecteren van een specifieke brandstofsoort. De brandstofbesturingsinrichting brengt de uitlaatdruk van een gekozen brandstof naar een brandstofdruk die in het algemeen cor-15 respondeert met de kalorische eigenschappen van de gekozen brandstof, bij voorkeur in een gasvormige toestand. De brandstofselectiemodule bedient bij voorkeur een aantal brandstofstroomcircuits voor elke brandstofsoortinstelling, elk met een voorgespannen gesloten inlaatafsluiter 20 die is gesteund door een inlaatafsluiterhouder en een voorgespannen gesloten uitlaatafsluiter die is gesteund door een uitlaatafsluiterhouder. De brandstofselectiemodule omvat bij voorkeur een enkelvoudige roterende nokkenas met een aantal nokken, waarbij elke nok gevoegd is bij een 25 specifiek circuit van het aantal brandstofstroomcircuits. Elk stroomcircuit omvat een paar drukstangen of volgers die op selectieve wijze worden geactiveerd door de respectievelijke nok om de respectievelijke inlaat- en uitlaataf sluiters simultaan te openen. Bij voorkeur is tussen el-30 ke inlaatafsluiter en uitlaatafsluiter een drukregulator-eenheid of straalbuis gelegen die ontworpen is voor het specifieke brandstofsoort en voor het besturen van de brandstofstroomdruk van de uitlaat.
Tussen de drukregulatoreenheden en de inlaatafslui-35 ters is bij voorkeur een brandstofdoseerinrichting gelegen met een afschakelafsluiter voor het voorkomen van een brandstofstroom nadat de brandstofsoort door de gebruiker 3 is gekozen maar voordat de motor is gestart, en een stroomafsluiter die is ingericht om werkzaam te zijn ten opzichte van een brandstofdoseerkamer voor het besturen van de hoeveelheid brandstof die door de uitlaatafsluiter-5 houder stroomt. Stroomactuatoren en afschakelafsluiters van de brands tof doseer inrichting zijn bij voorkeur van het diafragmasoort en openen de afsluiters in het algemeen door specifieke druksignalen die worden geproduceerd door de startende en/of lopende motor waardoor een relatief 10 compact ontwerp van de brandstofdoseerinrichting mogelijk is. De voorgespannen gesloten stroomafsluiter opent bij voorkeur bij een voldoende vacuüm of drukafname bij een venturigebied van een mengdoorgang van een bovenst rooms van de smoorafsluiter gelegen carburateur. De afschakelaf-15 sluiter is bij voorkeur gesloten voorgespannen en opent bij een vacuüm of drukafname bij de mengdoorgang stroomafwaarts van de smoorafsluiter.
In een uitvoeringsvorm werken de afschakelafsluiter van de brandstofdoseerinrichting en de bijgevoegde afslui-20 teractuator bij voorkeur langs een gezamenlijke hartlijn. In tegenstelling tot bekende drukregulatoren of brand-stofdoseerinrichtingen is de brandstof die door de open afschakelafsluiter stroomt niet direct blootgesteld aan het actuatorvacuüm, en is dus niet beperkt tot een druk 25 die nodig is om de afsluiter te openen. De afschakelafsluiter is bij voorkeur een poppetafsluiter met een af-sluitersteel die langs de hartlijn beweegt wanneer een langgerekt deel van de actuator langs dezelfde hartlijn beweegt en tegen de afsluitersteel drukt om de kop van de 30 afsluiter weg te drukken van de af sluiterzitting. Het langgerekte deel van de actuator verbindt met een groot diafragma dat gelegen is tussen een referentiekamer en een vacuümkamer die verbindt met de mengdoorgang en een kleiner diafragma bij de afschakelafsluiter. Het kleinere dia-35 fragma verdeelt in het algemeen een verplaatsingskamer die verbindt met de vacuümdruk van de vacuümkamer een afslui-terholte waardoor de geselecteerde brandstof stroomaf- 4 waarts van de afsluiterzitting stroomt. Het langgerekte deel van de actuator wordt lineair verplaatst in de richting van de afsluitersteel door een kracht die is afgeleid van het verschil tussen de aan vacuüm blootgestelde opper-5 vlakken van de grote en kleine diafragma's.
Omdat in deze uitvoeringsvorm de afschakelafsluiter en de druk van de brandstof die daardoorheen stroomt onafhankelijk is van de benodigde werkdrukken van de afsluit-actuator, en omdat het langgerekte deel van de actuator 10 lineair beweegt in de bewegingsrichting van het diafragma, dragen slechts de relatieve krachten lineair bij aan de stabiliteit van de afsluiteractivatie en de duurzaamheid van het diafragma.
Bovendien, aangezien het vacuümdiafragma extern is 15 verschaft van de brands tof doseerkamer die gevoegd bij de actuator van de stroomafsluiter, kan de ontwerpvrijheid worden verbeterd en kan de omvang van het vacuümdiafragma onafhankelijk van de omvang van de brandstofdoseerkamer naar keuze worden geselecteerd. Daarom kan zelfs wanneer 20 de vacuümdruk laag is een relatief grote kracht worden geproduceerd, en dit vergroot het besturingsbereik van de afschakelafsluiter. De afschakelafsluiter kan bijvoorbeeld zelfs worden geopend wanneer de vacuümdruk relatief laag is. Terwijl, wanneer het vacuümdiafragma van de afsluiter-25 activator in de doseerkamer van de stroomafsluiteractiva-tor is verschaft, een toename van de omvang van het vacu-umdiafragma de algehele omvang van de brandstofdoseerin-richting noodzakelijkerwijs kan vergroten.
Andere voordelen van de onderhavige uitvinding omvat-30 ten een brandstofbesturingsinrichting die de selectie van brandstofsoorten ondersteunt, die kan worden bevestigd aan een motor die geschikt is om op één van een aantal brandstoffen te lopen, en een brandstofdoseerinrichting die eenvoudig geschikt is voor verschillende specificaties 35 teneinde te voldoen aan de behoefte van verschillende motoren terwijl een identieke structuur wordt gebruikt. Andere voordelen omvatten een robuuste afschakelafsluiterac- 5 tuator die in het algemeen vrij is van luchtlekkageproble-men rond het langgerekte deel, en een inrichting die automatisch de brandstofstroom afschakelt wanneer de motor wordt gestopt zodat brandstof wordt bespaard, een inrich-5 ting die eenvoudig in ontwerp is en goedkoop genoeg is om gebruik voor kleine motortoepassingen te garanderen, en die in gebruik een lang en nuttig leven heeft. Natuurlijk kunnen andere voordelen worden gerealiseerd en kunnen inrichtingen die de onderhavige uitvinding omvatten enkele, 10 alle of geen van deze voordelen bereiken.
Korte beschrijving van de figuren
Deze en andere doelen, eigenschappen en voordelen van 15 de onderhavige uitvinding worden duidelijk van de volgende gedetailleerde beschrijving van voorkeursuitvoeringen en beste uitvoeringen, aangehechte conclusies, en bijgevoegde figuren, waarin: figuur 1 een dwarsdoorsnede toont van een brandstof-20 besturingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding, met een brandstofdoseerinrichting weergegeven in gesloten toestand en een brandstofselectiemodule weergegeven in een algehele gesloten positie; figuur 2 een dwarsdoorsnede toont een eerste bovenste 25 brandstofcircuit van de selectiemodule zoals getoond in gesloten toestand, gezien langs lijn 2-2 in figuur 1; figuur 3 een dwarsdoorsnede toont van een tweede of lagere brandstofcircuit van de selectiemodule, weergegeven in gesloten toestand, gezien langs de lijn 3-3 in figuur 30 2; figuur 4 een gedeeltelijk zij-aanzicht toont van de brandstofbesturingsinrichting in vergelijkbaar perspectief volgens figuur 1, waarin een eerste brandstofcircuit is weergegeven in gesloten toestand, en de tweede brandstof-35 circuit in geopende toestand wanneer de selectiemodule in een eerste geselecteerde gaspositie is; 6 figuur 5 een dwarsdoorsnede toont van het eerste brandstofcircuit dat wordt gesloten, gezien langs lijn 5-5 in figuur 4; figuur 6 een dwarsdoorsnede toont van het tweede 5 brandstofcircuit in geopende toestand, gezien langs de lijn 6-6 in figuur 4; figuur 7 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede toont van de brandstofbesturingsinrichting in gelijkwaardig perspectief als figuur 1, waarin het eerste brandstofcircuit van 10 het brandstofschakelinrichting in geopende toestand is en de tweede brandstofcircuit in gesloten toestand is wanneer de selectiemodule in een tweede geselecteerde gaspositie staat; figuur 8 een dwarsdoorsnede toont van het eerste 15 brandstofcircuit in geopende toestand, gezien langs lijn 8-8 in figuur 7; figuur 9 een dwarsdoorsnede toont van het tweede brandstofcircuit dat wordt gesloten, gezien langs lijn 9-9 in figuur 7; 20 figuur 10 een vergrote dwarsdoorsnede toont van de brandstofdoseerinrichting weergegeven in geopende toestand en in gelijkwaardig perspectief als figuur 1; en figuur 11 een vergrote dwarsdoorsnede is van een af-schakelafsluiter van de brandstofdoseerinrichting getoond 25 in geopende toestand, gezien binnen cirkel 11 in figuur 10.
Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoeringen 30 Zoals het beste getoond in figuur 1 voert een brand stof besturingsinrichting 20 een van een aantal, bij voorkeur petroleum gebaseerde brandstoffen geselecteerde brandstoffen aan naar een voor meerdere brandstoffen geschikte verbrandingsmotor. Zoals getoond is het aantal 35 verschillende brandstoffen bij voorkeur twee (alhoewel meer dan twee kunnen worden gebruikt) die bij voorkeur butaan en propaan zijn, die onder verhoogde druk in vloeiba- 7 re toestand zijn opgeslagen en die in het algemeen tot een gasvormige toestand kunnen expanderen wanneer deze vanaf een propaanopslagcilinder of bron 22 en een butaanopslag-cilinder of bron 24 naar de inrichting 20 stromen. Alhoe-5 wel de meerdere gasvormige brandstoffen zijn getoond als propaan en butaangas, is de onderhavige uitvinding niet tot dit voorbeeld beperkt en kan deze geschikt zijn om met elk aantal of soorten van gasvormige brandstoffen om gaan, inclusief maar niet beperkt tot aardgas.
10 De brandstofbesturingsinrichting 20 is in het alge meen gemodulariseerd, met een gecentraliseerde brandstof-selectiemodule 26 die gelegen is tussen een inlaatafslui-terhouder 28 en een daarmee samenwerkende uitlaatafslui-terhouder 30. Een brandstofdoseerinrichting 32 is in gas-15 stroomverbinding met en is bij voorkeur afgesloten bevestigd aan een zijde van de brandstof selectiemodule 26 die zich uitstrekt tussen de afsluiterhouders 28, 30. Bij voorkeur steekt een besturingsknop 34 door een vierde zij -de van de brandstofselectiemodule 26 die gelegen is tegen-20 over de zijde die de doseerinrichting 32 draagt.
Een steunlichaam 36 van de inlaatafsluiterhouder 28 draagt een propaaninlaatpoort 38 die in het algemeen verbindt met, en bij voorkeur door middel van geschikte buis-of pijppassingen is geschroefd aan de propaanopslagcilin-25 der 22. Een propaaninlaatdoorgang 40 in het steunlichaam 36 verbindt met de inlaatpoort 38 en een inlaatverdeelstuk 42 dat algemeen bepaald is tussen het steunlichaam 36 van de inlaatafsluiterhouder 28 en een gecentraliseerd hoofdlichaam 44 van de brandstofselectiemodule 26. Op verge-30 lijkbare wijze strekt een butaaninlaatdoorgang 36 zich uit door het steunlichaam 36 en is intermitterend verbonden met het inlaatverdeelstuk 42 en bij voorkeur een butaan-conditioneringsmodule 48 die butaanbrandstof ontvangt van de butaanopslageilinder 24 bij een inlaatpoort 50 van de 35 module 25, en die wordt verwarmd wanneer butaan door een verwarmingselement 52 stroomt en druk wordt bestuurd bij een butaangasdrukregulator 54 van de module 26 die op ty- 8 pische wijze bekend is in het vakgebied. De inlaatpoort 50 is bij voorkeur van draad voorzien voor opname van externe butaancilinderpassingen, en wordt gedragen door een ver-warmerdeksel 56 dat, wanneer deze is verwijderd van de 5 conditioneringsmodule 48, het verwarmingselement 52 blootlegt voor reparatie en/of vervanging. Een deskundige in het vakgebied zal nu begrijpen dat de butaanconditione-ringsmodule 48 op afstand kan zijn gelegen van het brand-stofschakel- en drukregulatie-inrichting 20 of zelfs hele-10 maal niet vereist hoeft te zijn wanneer butaanbrandstof niet een van het aantal brandstoffen is die wordt bestuurd door inrichting 20.
Zoals het best getoond in de figuren 1-4 is in een blinde boring 58 in het hoofdlichaam 44 van de brandstof-15 selectiemodule 26 een nokkenas 60 opgenomen die roteert om as 62 en die met een distaai uiteinde uitsteekt en eindigt bij de besturingsknop 34. De nokkenas 60 wordt bij voorkeur axiaal in de blinde boring gehouden door middel van een borgpen 64 die bevestigd is aan het hoofdlichaam 44 en 20 die uitsteekt in een continue omtreksgroef 66 in de nokkenas 60. Zoals getoond draagt de nokkenas 60 bij voorkeur twee verdiepte nokken die zijn beschreven als een butaan-nok 68 (figuur 2) en een propaannok 70 (figuur 3) voor het openen en sluiten van respectievelijke stroomcircuits 72, 25 74 met elk een voorgespannen gesloten inlaatafsluiter 56 en een algemeen redundant en voorgespannen gesloten uit-laatafsluiter 78. De axiale dwarsdoorsnede van de butaan-nok 68 is bij voorkeur in het algemeen S-vormig (zie figuur 2) en de axiale doorsnede van de propaannok 70 is in 30 het algemeen een spiegelbeeld of Z-vormig (zie figuur 3) . Beide vormen zijn in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van de as 62. Op alternatieve wij ze zou een deskundige in het vakgebied begrijpen dat de nokken 68, 70 er meer dan twee kunnen zijn, waardoor dus meer dan twee stroomcir-35 cuits worden bestuurd. Verder zou een deskundige in het vakgebied begrijpen dat de nokken niet radiaal verdiept hoeven te zijn, maar bijvoorbeeld ook lobben kunnen zijn 9 die radiaal uitstéken van de as 60, en de dwarsdoorsneden kunnen zowel S-vormig of een andere contour of vorm bezitten, bijvoorbeeld voor beperking van de rotatie van de knop 34 in de tegenkloksgewijze richting of vice versa.
5 Zoals het best getoond in de figuren 2-4 omvat elk stroomcircuit 72, 74 een inlaatdrukstang 80 die is gevoegd bij de inlaatafsluiter 76 en een uit laat druks tang 82 die is gevoegd bij de uitlaatafsluiter 78. De drukstangen 80, 82 zijn bij voorkeur diametraal tegenover elkaar opgesteld 10 ten opzichte van de as 62 en zijn axiaal verschuifbaar ondersteund ten opzichte van doorgaande inlaat- en uitlaat-boringen 84, 86 in het hoofdlichaam 44 van de brandstof select iemodule 26. De doorgaande inlaatboringen 84 strekken zich uit en verbinden tussen de blinde boring 58 in het 15 inlaatverdeelstuk 42 dat bij voorkeur is bepaald door het hoofdlichaam 44 en een lichaam 36 van de inlaatafsluiter-houder 28. Op vergelijkbare wijze strekt de doorgaande uitlaatboring 86 die is gevoegd bij het butaanstroomcir-cuit 72 zich uit en verbindt tussen de cilinderboring 58 20 en een butaanholte 88 die is bepaald tussen het hoofdlichaam 44 van de brandstofselectiemodule 26 en een steunli-chaam 90 van de uitlaatafsluiterhouder 30. De doorgaande uitlaatboring 86 die is gevoegd bij het propaanstroomcir-cuit 74 strekt zich uit en verbindt tussen de blinde bo-25 ring 57 en een propaanholte 92 die is bepaald tussen het hoofdlichaam 44 van de brandstofselectiemodule 26 en het steunlichaam 90 van de uitlaatafsluiterhouder 30.
De inlaat- en uitlaatdrukstangen 80, 82 bewegen bij voorkeur op en neer langs een gezamenlijke hartlijn 94, 30 die concentrisch is aan de doorgaande boringen 84, 86 en die in hoofdzaak loodrecht op de as 62 staat. Elke stang 80, 82 van elk stroomcircuit 72, 84 is in geopende toe stand (zie de figuren 4 en 6-8) voorgespannen tegen de butaan- en propaannokken 68, 70 bij ronde radiale binnen- 35 waartse uiteinden 99, 101 door middel van respectievelijke drukveren 96, 98 die gewonden zijn om de tegenovergestelde radiale buitenwaartse einden 100, 102 van de respectieve- 10 lijke drukstangen 80, 82. Bij voorkeur is de veer 96 die is gevoegd bij de inlaatdrukstang 80 axiaal samengedrukt tussen een rondom uitstrekkende en radiaal uitstekende kraag 104 van drukstang 80 en het lichaam 36 van de in-5 laatafsluiterhouder 28. Het buitenwaartse eind 100, de veer 96 en de kraag 104 zijn in het algemeen gelegen in het inlaatverdeelstuk 42. Op vergelijkbare wijze is de veer 98 die is gevoegd bij de uitlaatdrukstang 82 axiaal samengedrukt ten opzichte van de hartlijn 94 tussen een 10 zich rondom uitstrekkende en radiaal uitstekende kraag 106 van de drukstang 82 en het lichaam 90 van de uitlaataf-sluiterhouder 30. De buitenwaartse einden 102, de veren 98 en de kragen 106 zijn in het algemeen gelegen in de respectievelijke holten 88, 92.
15 Drukreguleereenheden of straalbuizen 95, 97 maken het mogelijk dat een gewenste brands tof aanvo e rdruk wordt bereikt en wordt verschaft in de respectievelijke holten 88, 92 van een gezamenlijke distributiekamer 93 in het hoofdlichaam 44. De drukreguleereenheden 95, 97 zijn bij voor- 20 keur brandstofstraalbuizen die geperst of bevestigd zijn in de boringen die bepaald zijn door het hoofdlichaam 44. De butaan- en propaanstraalbuizen 95, 97 zijn bij voorkeur vervaardigd met gelijke buitendiameters maar bezitten een variërende binnendiameter die afhankelijk is van het soort 25 gasvormige brandstof die daardoor zal stromen. Zoals het best getoond in figuur 1 en 10, ontvangt de distributiekamer 93 de stroom gasvormige brandstof van de doseerinrich-ting 32, die de brandstofstroom doseert en gedeeltelijk de brandstofdruk onafhankelijk van het brandstoftype be-30 stuurt. De doseerinrichting 32 verbindt met en ontvangt brandstofstroom van het bovenstroomse inlaatverdeelstuk 42. Omdat de gasvormige brandstofdruk aan de inlaatzijde van de butaan- en propaanstroombuizen 95, 97 bekend is en in hoofdzaak constant wordt gehouden door de doseerinrich-35 ting 32, zijn de binnendiameters van de respectievelijke stroombuizen 95, 97 afgemeten om de gewenste brandstof- drukken te verkrijgen bij een gegeven stroomdebiet voor de 11 respectievelijke gassen bij een uitlaatdoorgang 120 van de brandstofbesturingsinrichting 20 in de uitlaatafsluiter-houder 30. Alhoewel brandstofstroombuizen een efficiënte en economische wijze zijn om de brandstofdruk te beheer-5 sen, zal een deskundige in het vakgebied nu begrijpen dat andere soorten van drukregelaareenheden kunnen worden uit-gewisseld met de brandstofstroombuizen, omvattend, bijvoorbeeld, complexe eenheden die op typische wijze voorspanveren en/of veerdiafragma's omvatten.
10 De voorgespannen gesloten inlaatafsluiter 76 van de butaan- en propaanstroomcircuits 72, 74 zijn bij voorkeur poppetafsluiters en bezitten omtreksbehuizingen of bussen 108 (zie figuren 4 en 7) die door middel van perspassing of schroefdraad in de uitlaten van de respectievelijke bu-15 taan en propaan inlaatdoorgangen 46, 40 zijn geplaatst.
Een afsluitersteel 110 van elke afsluiter draagt een vergrote kop 112 bij een voorlopend eind en een vergrote aanslag of hiel 114 aan het tegenovergelegen nalopende einde langs de bijgevoegde hartlijn 94. Een halfkonische druk-20 veer 116 is concentrisch om de daaraan gerelateerde hartlijn 94 gelegen en in axiale richting samengedrukt tussen een ringvormig oppervlak door de gedragen bus 108 en de vergrote aanslag 114 voor het afsluitend voorspannen van de afsluiterkop 112 tegen een ringafsluiterzitting 130 die 25 wordt gedragen door de huls 108 en die in hoofdzaak in stroomopwaartse richting naar de doorgangen 46, 40 is gekeerd. De veer 116 en aanslag 114 van afsluitersteel 110 zijn in het algemeen gelegen in het inlaatverdeelstuk 42.
Op vergelijkbare wijze zijn de gesloten voorgespannen 30 uitlaatafsluiters 78 van de butaan- en propaanstroomcircuits 72, 74 bij voorkeur poppetafsluiters en bezitten omtreksbehuizingen of bussen 148 die door middel van perspassing of schroefdraad opgenomen zijn in inlaatpoorten van de gezamenlijke uitlaatdoorgang 120 van de uitlaataf-35 sluiterhouder 30 in het steunlichaam 90. Zoals het best getoond in de figuren 2-3 en 5-6, draagt een afsluitersteel 122 van elke uitlaataf sluiter 78 een vergrote kop 12 124 aan één uiteinde en een vergrote aanslag of hiel 126 aan het tegenovergelegen uiteinde. Een halfkonische druk-veer 128 is concentrisch gelegen om de bijgevoegde hartlijn 94 en is axiale richting samengedrukt tussen een door 5 de bus 118 gedragen ringoppervlak en de vergrote aanslag 126 voor het afsluitend voorspannen van de afsluiterkop 124 tegen een ringvormige afsluiterzitting 130 die wordt gedragen door de bus 118 en die in hoofdzaak stroomafwaarts naar de uitlaatdoorgang 120 is gekeerd (zie figuur 10 7). De veer 128 en aanslag 126 van de afsluitersteel 12 of respectievelijke butaan- en propaanstroomcircuits 72, 74 zijn in het algemeen opgesteld in respectievelijke butaan-en propaanholten 88, 92. De vergrote aanslagen 114, 126 van de respectievelijke inlaat- en uitlaatafsluiters 76, 15 78 zijn coaxiaal tegenover de radiale buitenwaartse einden 100, 102 van de inlaat- en uitlaatdrukstangen 80, 82 gelegen.
Zoals het best getoond in figuur 1 verbindt het in-laatverdeelstuk 42 met een inlaatkanaal 140 in een steun-20 lichaam 138 van de doseerinrichting 32. De distributieka-mer 93 ontvangt gasvormig brandstof onder een voorgeschreven druk en in het algemeen onafhankelijk van het brandstofsoort van een uitlaatkanaal 144 in het steunlichaam 138.
25 Zoals het best getoond in de figuren 1 en 10 omvat het steunlichaam 128 een basisdeel 146 dat tevens een deksel 148, een middenplaat 150 en een kap 152 omvat. De middenplaat 150 wordt op afgesloten wijze gedragen tussen de deksel 148 en het basisdeel 146, en het basisdeel 146 is 30 opgesteld tussen de middenplaat 150 en de kap 152. Het basisdeel 146 draagt een bovenstroomse, op basis van diafragma werkzame afschakelafsluiter 154 van de doseerinrichting 122 die werkzaam is georiënteerd tussen het inlaatkanaal 140 en een middenkanaal 156 in het basisdeel 35 146 en draagt een benedenst roomse, op basis van diafragma werkzame stroomafsluiter 158 die gesloten is voorgespannen 13 en die werkzaam is georiënteerd tussen het middenkanaal 156 en het uitlaatkanaal 144.
Zoals het best getoond in de figuren 10 en 11 is de afschakelafsluiter 154 bij voorkeur een poppetafsluiter 5 die geactueerd wordt door een vacuümdruk van een lopende verbrandingsmotor, en is in het ontwerp gelijkwaardig aan de inlaat- en uitlaatafsluiter 76, 78. De afschakelafsluiter 154 is bij voorkeur een inzetstuk 160 dat past in een uitlaateind of tegenboring van het inlaatkanaal 140 door 10 een eerste zijde 162 van het basisdeel 146. Het inzetstuk 160 omvat bij voorkeur een cilindrische veerhouder 164 en een afsluiterzitting 174 die door perspassing in de tegen-houder 164 is opgenomen. De afsluiterzitting 174 en houder 164 omgeven of omcirkelen een afsluitersteel 166. De af-15 sluitersteel 166 strekt zich in axiale richting uit en draagt een vergrote kop 168 aan een voorlopend eind en een vergrote aanslag of hiel 170 aan een tegenovergelegen nalopend eind. Een halfkonische of kegelvormige drukveer 172 is concentrisch gelegen om de afsluitersteel 166 en is in 20 axiale richting samengedrukt ten opzichte van de hartlijn tussen een ringvormige die bij voorkeur is gedragen door de veerhouder 164 en een veerclip 165 aan de hiel 170 voor het afsluitend voorspannen van de afsluiterkop 168 tegen de afsluiterzitting 174. Een deskundige in het vakgebied 25 zal nu begrijpen dat andere alternatieven bestaan voor een inzetstuk 160 dat een afsluiterzitting 164 stevig met het basisgedeelte 164 van het steunlichaam verbindt. Het inzetstuk 160 kan bijvoorbeeld door middel van draad aangrijpen op het basisdeel 146 of kan, wanneer de oriëntatie 30 en vervaardigingstechnieken dat toestaan, de ringzitting 174 direct zijn vervaardigd aan het basisdeel 146.
De hiel 170 van de afschakelafsluiter 154 verbindt met een kamer 176 die stroomafwaarts direct verbindt met het middenkanaal 156 en die in het algemeen is bepaald 35 tussen een gaszijde van een veerkrachtig flexibel diafragma 178 dat langs een omtrek afdichtend is bevestigd aan de middenplaat 150 van het steunlichaam 138, en de eerste 14 zijde 162 van het basisdeel 146 van het lichaam 138. Een verplaatsingskamer 180 is bepaald tussen een tegenovergelegen vacuümzijde van het diafragma 178 en de middenplaat 150.
5 Een actuator 182 van de afschakelafsluiter 154 opent de afschakelafsluiter 154 bij voorkeur bij ontvangst van voldoende vacuümdruk van een startende of lopende verbrandingsmotor. De actuator 182 heeft bij voorkeur een op en neer beweegbare stang die of deel 184 dat gelegen is en 10 schuifbaar gesteund is in een boring 186 in het aanvullende gedeelte 150. Een eerste eind van het deel 184 is in het algemeen gelegen in de middenplaat 180 en is bevestigd aan een centraal gedeelte van het diafragma 178. De stang 84 is aan de andere zijde verbonden met een veerkrachtig 15 diafragma 190 dat aan één zijde een vacuüm of drukkamer 188, en aan de andere zijde een referentiekamer 192 bepaalt. De referentiekamer kan door een opening 193 verbinden met de atmosfeer. Omdat de actuator 182 een voldoende grote axiale kracht moet produceren om de afschakelafslui-20 ter 154 te openen tegen de veerkrachtige samendrukkracht van veer 172, is de diameter of omvang van het diafragma 190 bij voorkeur in hoofdzaak groter dan die van het diafragma 178.
Een omtreksrand 194 van het diafragma 190 is door-25 gaand afgedicht tussen de middenplaat 150 en het deksel 148. Een compressieterugstelveer 196 is in de drukkamer 194 opgesteld voor samendrukking tussen de middenplaat 150 en verstevigingsplaat 198 die in het algemeen gedragen wordt door het diafragma 190. Het deksel 148 bezit verder 30 een binnenwaarts uitstekende stop die tegenover of tegengesteld aan het diafragma 190 in de referentiekamer is gelegen om de maximale verplaatsing van het diafragma onder de voorspankracht van de terugstelveer 196 te bepalen.
De middenplaat 150 draagt bij voorkeur een van een 35 borgrand voorziene nippel 200 die in het algemeen verbindt met de brandstof- en luchtmengdoorgang 202 van een carburateur stroomafwaarts van een doseerklep 204 (zie figuur 15 1) en een vacuümkanaal 206 in het aanvullende deel 150 dat zich splitst om te verbinden met zowel de verplaatsingska-mer 180 en de drukkamer 188 (zie figuur 10). Een deskundige in het vakgebied zal nu begrijpen dat als alternatief 5 op de carburateur, de spuitmond 200 en dus de vacuümkamer 184 kan verbinden met een inlaatverdeelstuk van de motor, of een krankbehuizing van een tweetaktmotor.
Voor tweetaktmotortoepassingen die positieve drukpul-sen of terugslag van de motor produceren, is een controle-10 afsluiter 208 (figuur 10) bij voorkeur gelegen bij de inlaat van het vacuümkanaal 206 en is bij voorkeur gesteund door de middenplaat 150 die grenst aan de spuitmond 200. De controle-afsluiter 208 opent wanneer de druk in de verplaats ingskamer 180 en de drukkamer 188 groter is dan in 15 de nippel 200, en sluit wanneer deze conditie niet bestaat of een positieve drukpuls wordt ontvangen van de tweetakt motor. Voor viertakt-motortoepassingen kan de controle-afsluiter 208 weggelaten worden aangezien deze motoren een stabiel negatief druksignaal verschaffen.
20 Zoals het best in de figuren 1 en 10 wordt de stroom- afsluiter 158 van de doseerinrichting 32 die stroomafwaarts is gelegen van en verbindt met de afschakelafslui-ter 154 via het middenkanaal 156, bij voorkeur geactiveerd of geopend door middel van een actuator 210 van een dia- 25 fragmatype, en gesloten voorgespannen door een drukveer 212. Een langgerekte hefboom of arm 214 van de stroomaf-sluiter 158 is scharnierbaar verbonden met een pen 216 die bevestigd is aan het basisdeel 146 van het steunlichaam 138. Wanneer de afsluiter 158 gesloten is voorgespannen, 30 rust een afsluiterkop 218 die bevestigd is aan één zijde van de hefboom 214 vrijgeefbaar tegen een ringafsluiter-zitting 220 die gesteund wordt door een cilindrische, geflensde ring 222 die door middel van perspassing is opgenomen in een tegenboring van het middenkanaal 156 (zie fi-35 guur 10) . Een tegenovergelegen eind 224 van de hefboom 214 is in hoofdzaak diametraal tegenover de afsluiterkop 258 gelegen ten opzichte van de middenpen 216, en is van een 16 buitenzijde 226 van het basisdeel 146 voorgespannen door de voorspankracht van de veer 212 die in axiale richting is samengedrukt tussen het eind 224 en de externe zijde 226. De externe zijde 226 van het lichaamgedeelte 146 is 5 bij voorkeur in het algemeen in tegenovergestelde richting gericht ten opzichte van de voorzijde of zijde 162 van het lichaamgedeelte 146.
De veer 212, de hefboom 214, de pen 216 en de afslui-terkop 218 zijn gelegen in een besturings- of brandstofdo-10 seerkamer 228 van de actuator 210 die verbindt met het middenkanaal 156 en het uitlaatkanaal 144 van de doseerin-richting 32. De doseerkamer 228 is in het algemeen bepaald tussen de externe zijde 226 van het basisdeel 146 en een gaszijde van een veerkrachtige flexibel diafragma 230. Een 15 referentie- of atmosferische kamer 232 van de actuator 210 is in het algemeen bepaald tussen een tegenovergelegen of droge zijde van het doseerdiafragma 230 en de kap 152. Een luchtopening 236 in de kap 152 verbindt de referentiekamer 132 met de buitengelegen omgeving en een omtreksrand 138 20 van het doseerdiafragma 230 is op afgedichte wijze samengedrukt tussen het basisdeel 146 en de kap 152.
Het doseerdiafragma 230 van de stroomafsluiteractua-tor 210 draagt een centraal gepositioneerd uitsteeksel 244 dat gelegen is in de doseerkamer 248 die tegenover, en bij 25 voorkeur op afstand van het eind 224 van de hefboom 214 gelegen is wanneer de stroomafsluiter 258 is gesloten en de actuator 210 in een rustpositie is (zie figuur 1). Wanneer de besturingskamer 228 verbindt met een vacuümdruk van bij voorkeur een venturigebied 242 van de carburateur, 30 wordt de werking van de actuator 210 geïnitieerd en buigt het diafragma 230 in de richting van de hefboom 214 tegen de voorspankracht van een terugstelveer 244 die gelegen is in de referentiekamer 232 en onder druk in aangrijping is tussen de dekselstructuur 234 en de droge zijde van het 35 diafragma 230. Doorgaand uitbuigen van het diafragma 32 door voldoende vacuümdruk in de besturingskamer 228 leidt er toe dat het uitsteeksel 240 tegen het eind 224 van de 17 hefboom 214 aandrukt tegen de drukkracht van de veer 212 in om de stroomafsluiter 158 te openen (zie figuur 10).
De kap 152 van de brandstofdoseerinrichting 32 draagt als een brandstofafsteleigenschap bij voorkeur een van 5 draad voorzien cilindrisch deel of schroef 246. Een extern eind van de schroef 246 bezit een diametrisch uitstrekkende sleuf of uitsparing 248 voor opname van een schroevendraaier of stuk gereedschap. Een tegenovergelegen eind van de schroef 246 is gelegen is in de referentiekamer en be-10 zit een oppervlak 250 dat aangrijpt op de terugstelveer 244. Tijdens het afstellen ontspant rotatie van de schroef 246 in de richting van het diafragma 230 een gedeelte van de spankracht die is geproduceerd door de terugstelveer 240, waardoor minder vacuüm in de doseerkamer 248 is ver-15 eist om de stroomaf sluiter 258 te openen. De beweging van de schroef 246 van het diafragma 230 af vergroot de veerkracht op het diafragma 230 zodat een groter versterkings-druksignaal vereist is om de afsluiter 158 te openen.
Zoals het best getoond in de figuren 1-3, roteert de 20 bediener, wanneer de verbrandingsmotor wordt afgeschakeld, de knop 134 om de brandstof select iemodule 26 in een geheel gesloten stand 152 te zetten, zodat gasvormige brandstof niet door de carburateur en de motor lekt. In de geheel gesloten positie 252 steken de inlaat- en uitlaatdrukstan-25 gen 80, 82 van het butaanstroomcircuit 72 volledig in de blinde boring 58 door de voorspankracht van de respectievelijke veren 96, 98, en zijn deze bij voorkeur radiaal buitenwaarts geplaatst zijn ten opzichte van de as 62 van de nok 68 en axiaal op afstand geplaatst zijn ten opzichte 3 0 van de hartlijn 94 of van de respectievelijke hielen 114, 126 van de inlaat- en uitlaatafsluiters 76, 78 van het butaanstroomcircuit 72. De axiale plaatsing op afstand van de stangen 80, 82 vanaf de hielen 114, 146 maakt het mogelijk dat de respectievelijke afsluiterkoppen 112, 124 on-35 der de werking van de voorspankracht van de afsluiterveren 116, 28, afsluitend tegen de afdichterzittingen 130 val len. Gelijkwaardig aan het butaanstroomcircuit 72, zijn de 18 inlaat- en uitlaatdrukstangen 80, 82 van het propaan- stroomcircuit 74 axiaal op afstand van elkaar geplaatst ten opzichte van de respectievelijke hielen 114, 126 van de inlaat- en uitlaatafsluiter 76, 78. Ondanks het butaan-5 stroomcircuit 72 zijn de inlaat- en uitlaatdrukstangen 80, 82 van het propaanstroomcircuit 72 niet radiaal op afstand geplaatst. In plaats daarvan worden de drukstangen 80, 82 enigszins voorgespannen tegen de propaannok 70 in respectievelijke en diametraal tegenovergestelde tussenuitspa-10 ringen 254, 256 die worden gedragen door propaannok 70.
Verplaatsing van de propaandrukstangen 80, 82 in de res pectievelijke uitsparingen 254, 256 verschaffen een positieve indicatie aan de bediener dat de brandstofselectie-module in de geheel gesloten stand 252 is.
15 Ook wanneer de motor niet loopt, zijn de vacuümdruk die vereist is om de afschakelafsluiter 154 en de stroom-afsluiter 158 van de brandstofdoseerinrichting 32 niet aanwezig, vandaar dat de klepafsluiters 54, 58 gesloten zijn voorgespannen door respectievelijke veren 172, 212.
20 Het sluiten van de schakelafsluiter 154, en in mindere mate het afsluiten van de stroomklep 158 werkt primair als een reserve om verder te garanderen dat gasvormig brandstof niet in de motor lekt tijdens afschakelcondities.
Zoals het best getoond in de figuren 4-6, roteert de 25 bediener bij het bedienen van de motor met propaangas eerst de knop 34 van de nokkenas 60 over ongeveer negentig rotatiegraden in kloksgewijze richting. Dit zet de brandstof selectiemodule 26 voor het starten van de motor in een propaanstroompositie 258. Wanneer na de propaanstroomposi-30 tie 258 wordt geroteerd, veroorzaakt de algemene Z-vorm van de propaannok 70 dat de inlaat- en uitlaatdrukstangen 80, 82 van het propaanstroomcircuit 74 in radiale richting tegen de propaannok 70 en uit de respectievelijke tussen-uitsparingen 254, 256 lopen. Doorgezette rotatie in de 35 kloksgewijze richting beweegt de drukstangen 80, 82 lineair en radiaal buitenwaarts tegen de voorspankracht van de respectievelijke veren 96, 98, en, wanneer de drukstangen 19 80, 82 in aanslag komen met de afsluiterhielen 114, 116, tevens tegen de veervoorspankracht van de respectievelijke inlaat- en uitlaatafsluitveren 116, 128. De nokkenas 60 roteert totdat de drukstangen 80, 82 in de diametraal te-5 genover elkaar gelegen uitsparingen 260, 262 glijden die radiaal geopend zijn in de propaannok 70. Plaatsing van de propaandrukstangen 80, 82 in de respectievelijke uitspa ringen 260, 262 verschaffen een positieve indicatie voor de bediener dat de brandstof select iemodule 26 in de pro-10 paanpositie 258 staat.
Wanneer in de propaanstroomstand 258 geroteerd, heeft de butaannok 68 van de nokkenas 60 tegelijkertijd met de propaannok 70 geroteerd, echter, de S-vorm van de butaannok 68 handhaaft een radiale en omtreksafstand tussen de 15 corresponderende inlaat- en uitlaatdrukstangen 80, 82 en de respectievelijke inlaat- en uitlaatafsluiters 76, 78 van de butaanstroomcircuit 72 blijven dus veervoorgespan-nen gesloten zoals hiervoor beschreven. Bovendien, omdat de motor nog niet is gestart, blijft de brandstofdoseerin-20 richting 32, die gelegen is tussen het inlaatverdeelstuk 42 en de uit laat doorgang 120, gesloten en kan propaan nog niet door de brandstof be sturings inrichting 20 stromen (zie figuur 1).
Wanneer de verbrandingsmotor wordt gestart, ontvangen 25 de vacuümkamer 188 en de verplaatsingskamer 180 van de af-schakelafsluiteractuator 182 een vacuümsignaal via het va-cuümkanaal 206 en bij voorkeur van de mengdoorgang 202 van van de carburateur stroomafwaarts van de doseerafsluiter 204. Een kracht die in het algemeen gelijk is aan de vacu-30 umdruk vermenigvuldigd met het verschil tussen de blootgestelde gebieden van het diafragma 190 en het diafragma 178 overwint de voorspankracht van de actuatorveer 196 en beweegt het diafragma 190 naar de middenplaat 150 (zie figuur 10). Omdat het deel 184 tussen de diafragma's 178 en 35 190 wordt verbonden, verplaatst het diafragma 190 tevens het deel 184 en het diafragma 178 totdat het deel 184 of diafragma 178 aangrijpt op de hiel 170 en de afschakelaf- ’ 20 sluiter 154 opent tegen de gecombineerde veerkracht van de afsluiterveer 172 en de actuatorveer 196 in.
Met de afschakelafsluiter 154 open, stroomt propaan-gas door de propaaninlaatdoorgang 40 van de propaancilin-5 der 22, voorbij de open propaaninlaatafsluiter 74, door het inlaatverdeelstuk 42, het inlaatkanaal 140 van de brandstofdoseerinrichting 32, voorbij de open afschakelaf-sluiter 154 en in het algemeen naar het middenkanaal 156. Wanneer de afschakelafsluiteractuator 182 de vacuümdruk 10 ontvangt stroomafwaarts van de doseerafsluiter 204, ontvangen de stroomafsluiteractuator 210 van de brandstofdoseerinrichting 32 een in hoofdzaak kleinere vacuümdruk van het venturigebied 242 van de mengdoorgang 202 stroomopwaarts van de in hoofdzaak of bijna gesloten doseerafslui-15 ter 204 en tijdens het starten van de motor. Deze lagere vacuümdruk tijdens het starten van de motor wordt door de inlaatdoorgang 220 van de uitlaatafsluiterhouder 30 geleid, vervolgens door de open propaanuitlaatafsluiter 78, door de propaanholte 92, de propaanstraalbuis 97, de dis-20 tributiekamer 93, en vervolgens door het uitlaatkanaal 144 van de brandstofdoseerinrichting 32 die direct verbindt met de doseerkamer 228 van de stroomaf sluiteractuator 210. De vacuümdruk van het carburateurventurigebied 242 creëert een kracht die werkt op het diafragma 230 en die het dia-25 fragma in de richting van de hefboom 214 laat uitbuigen.
Bij voldoende vacuüm beweegt het diafragma 230 totdat het uitsteeksel 240 van het diafragma tegen het uiteinde 240 van de hefboom 214 drukt en tegen de toegevoegde sa-mendrukkracht van de afsluiterveer 212 en in het algemeen 30 minus elke kracht die wordt geproduceerd door de propaan-druk tegen de tegenovergelegen afsluiterkop 218. Beweging van het eind 224 van de hefboom 214 beweegt de kop 218 van de afsluiterzitting 220 af waardoor de stroomafsluiter 158 opent totdat voldoende toename in druk in de doseerkamer 35 228 zorgt voor het sluiten van de afsluiter. Wanneer geo pend zoals in figuur 10, stroomt het propaangas door de doseerkamer 228, het uitlaatkanaal 144 en de distributie- 21 kamer 93. Vanaf kamer 93 en zoals weergegeven in figuur 4, stroomt het propaangas door de propaanstraalbuis 97 die is afgemeten om een voorgeschreven drukval te veroorzaken waardoor het propaangas op de gewenste druk wordt gebracht 5 voor het specifiek laten lopen van de motor op propaan. Het propaangas met de voorgeschreven druk stroomt voorbij de open propaanuitlaatafsluiter 78, door de uitlaatdoor-gang 120 en in het venturigebied 242 van de carburateur.
Nadat de motor is gestart, en de doseerafsluiter 204 10 naar een wijd open doseerpositie beweegt, wordt het vacuüm bij het venturigebied 242 vergroot waardoor bij voorkeur een grotere uitbuiging van het diafragma 230 en bij voorkeur een grotere frequentie wordt veroorzaakt. Dit veroorzaakt dat de kop 218 van de stroomafsluiter 158 verder en 15 in het algemeen vaker van de afsluiterzitting 220 beweegt, waardoor een toenemende propaangasstroom samenvalt met de toename in hoeveelheid luchtstroom die resulteert in een in hoofdzaak consistente brandstof-op-luchtmengverhouding die naar de lopende motor wordt gevoerd.
20 Zoals het best getoond in de figuren 7-9 roteert de bediener, wanneer de motor loopt op propaangas, eerst de knop 34 van de nokkenas 60 om ongeveer 90 rotatiegraden in tegenkloksgewijze richting. Dit plaatst de brandstofselec-tiemodule 26 in een butaanstroompositie 264 voor het star-25 ten van de motor. Wanneer in de richting van de butaanstroompositie 264 wordt geroteerd, veroorzaakt de algemene S-vorm van de but aannok 68 dat de inlaat en uitlaatdruk-stangen 80, 82 van het butaanstroomcircuit 72 in radiale richting tegen de roterende butaannok 68 lopen en de druk-30 stangen 80, 82 van het propaanstroomcircuit 74 uit de respectievelijke tussenuitsparingen 254, 256 lopen. Doorgaande rotatie in tegenkloksgewijze richting beweegt de druk-stangen 80, 82 van het butaanstroomcircuit 72 lineair en radiaal buitenwaarts tegen de voorspankracht van de res-35 pectievelijke stangveren 96 en 98, en een, wanneer de drukstangen 80, 82 in aanslag komen met de afsluiterhielen 114, 116, tevens tegen de voorspankracht in van de respec- 22 tievelijke inlaat- en uitlaatafsluiterveren 116, 28 van het butaanstroomcircuit 72 (zie figuur 8) . De nokkenas 60 roteert totdat de drukstangen 80, 82 in de diametraal tegenover elkaar gelegen butaanuitsparingen 66, 68 glijden 5 die radiaal buitenwaarts zijn geopend in de butaannok 68. Verplaatsing van de butaandrukstangen 80, 82 in de respectievelijke uitsparingen 266, 268 verschaffen een positieve indicatie aan de bediener dat de brandstofselectiemodule 26 in de butaanstroompositie 264 staat.
10 Wanneer in de butaanstroompositie 264 geroteerd, heeft de propaannok 70 van de nokkenas 60 tegelijkertijd geroteerd met de butaannok 68, echter, de Z-vorm van de propaanvorm 70 vormt een radiale ruimte tussen de inlaat-en uit laat druks tangen 80, 82, en dus blijven de respectie-15 velijke inlaat en uitlaatafsluiters 76, 78 van het pro-paanstroomcircuit 74 veervoorgespannen gesloten zoals hiervoor beschreven (zie figuur 9) . Bovendien, omdat de motor nog niet is gestart, blijft de brandstofdoseerin-richting 32, die gelegen is tussen het inlaatverdeelstuk 20 42 en de uitlaatdoorgang 120, gesloten en kan butaan nog niet door de brandstofbesturingsinrichting 20 stromen (zie figuur 1).
Starten van de motor met butaangas is vergelijkbaar met het starten van de motor met propaangas, en de werking 25 van de brandstofdoseerinrichting 32 is in het algemeen hetzelfde. Echter, de inlaatdoorgang 46 is bij voorkeur opgenomen in de butaandrukregulator 54 zodat, wanneer de butaanbrandstof gelijkmatig wordt verbruikt uit de butaan-cilinder 24, de afname in butaandruk in een gezamenlijke 30 gebruikte en relatieve kleine cilinder niet wordt doorgegeven door de brandstofdoseerinrichting 32. In plaats daarvan voert de drukregulator 32 onafhankelijk van enige relevante druktoename in de cilinder 24. brandstof onder een relatieve consistente druk aan. Het butaangas is bij 35 voorkeur verder drukgereguleerd door de butaanstraalpijp 95 voor deze wordt aangevoerd naar de carburateurmengdoor-gang 202.
23
Wanneer de bediener de motor uitschakelt en de inlaat vacuümdruk afneemt met de plotselinge afname in motorsnel-heid of vermogen, overwint de buigzame voorspanningskracht van veren 172 en 196 die werken tegen de diafragma 190 met 5 grote diameter van de afschakelafsluitactuator 182 de kracht die wordt geproduceerd door vacuümdruk in de druk-kamer 188, en sluit de af schakelaf sluiter 154. Met de af-schakelafsluiter 154 gesloten, wordt de aanvoer van gasvormige brandstof die naar de motor gestopt stroomt.
10 Alhoewel de vormen van de uitvinding zoals hierin ge toond de huidige voorkeursuitvoeringen vormen, kunnen andere mogelijk zijn. De brandstofselectiemodule 26 en de brandstofstroomcircuits 72, 74 kunnen bijvoorbeeld worden vervangen door solenoidenafsluiters die een electrisch 15 vermogen en een electrisch/electronische besturingseenheid vereisen. Verder, wanneer de brandstof is opgeslagen in gasvormige toestand, kan lucht worden voorgemengd met de brandstof waardoor de behoefte aan een conventionele carburateur kan worden verminderd. Het is hierin niet bedoeld 20 om alle mogelijke equivalente vormen, aanpassingen en wijzigingen van de uitvinding te noemen. Het zal duidelijk zijn dat termen die hierin gebruikt zijn veelal beschrijvend zijn, in plaats van beperkend, en dat vele veranderingen kunnen worden doorgevoerd zonder afstand te nemen 25 van de geest en de omvang van de uitvinding zoals bepaald door de volgende conclusies.
10316471

Claims (13)

1. Een brandstofbesturingsinrichting voor een verbrandingsmotor, omvattend: een lichaam; een aantal brandstofinlaatdoorgangen in het lichaam, 5 waarbij elk van het aantal brandstofinlaatdoorgangen verbindt met een aanvoer van respectievelijk één van een aantal brandstofsoorten; een brandstofuitlaatdoorgang in het lichaam in verbinding met de motor om van het aantal typen brandstoffen 10 elke geselecteerde aan te voeren naar de motor; een verdeelstuk dat verbindt met het aantal brandstof inlaatdoorgangen en die ten minste één uit laat bezit waaruit een van het aantal typen brandstoffen geselecteerde brandstof stroomt; 15 een aantal drukregulatoren in verbinding tussen het verdeelstuk en de uitlaatdoorgang, waarbij elk van het aantal drukregulatoren in verbinding is met een stroom van respectievelijk één van het aantal brandstofsoorten; en een brandstofselector die geplaatst is tussen het 20 aantal brandstofinlaatdoorgangen en de brandstófuitlaatdoorgang voor het op een selectieve wijze verbinden van de brandstofuitlaatdoorgang met een geselecteerde brandstof inlaatdoorgangen.
2. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 1, 25 waarbij het aantal drukregulatoren een aantal straalpijpen zijn en waarbij elk van het aantal straalbuizen een bin-nendiameter bezit die overeenkomt met respectievelijk één van het aantal brandstoftypen,
3. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 1, 30 die tevens een brandstofafschakelafsluiter omvat die ge- 1 0 31 647J dragen wordt door het lichaam en die in verbinding is geplaatst met de verdeelstukuitlaat om op selectieve wijze te voorkomen dat brandstof naar de brandstofuitlaatdoor-gang stroomt.
4. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 3, die tevens een brandstofdoseerafsluiter omvat die geplaatst is tussen de afschakelafsluiter en de drukregula-toren voor het doseren van de brandstofstroom naar de drukregulatoren.
5. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 3, waarbij de afschakelafsluiter buigzaam is voorgespannen naar zijn gesloten positie en die is gevoegd bij een diafragma om de afschakelafsluiter te openen in reactie op een voldoende drukverschil over het diafragma dat een ge-15 deelte van het diafragma verplaatst en de afschakelafsluiter opent.
6. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de brandstofdoseerafsluiter gesloten is voorgespannen en wordt geopend door een actuator met een doseer-20 diafragma dat aan één zijde een gedeelte van een doseerka-mer en aan de andere zijde een gedeelte een referentieka-mer bepaalt en die wordt gebogen in reactie op een voldoende druksignaal in de doseerkamer om de brandstofdo-seerafsluiter te openen.
7. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 1, verder omvattend een aantal inlaatafsluiters, die elk gevoegd zijn bij respectievelijk één van het aantal inlaat-doorgangen en die op selectieve wijze worden geopend door de brandstofselector zodat op een moment niet meer dan één 30 afsluiter van het aantal inlaatafsluiters tegelijkertijd open is.
8. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 7, die tevens een aantal uitlaatafsluiters omvat die elk gevoegd zijn bij respectievelijk één van het aantal drukre-35 gulatoren en waarbij de brandstofselector een nokkenas omvat die gedragen wordt door het lichaam en die voorzien is van een aantal nokken, waarbij elk van het aantal nokken is gevoegd bij respectievelijk één van het aantal inlaat-afsluiters of met respectievelijk één van het aantal uit-laatafsluiters zodanig dat verplaatsing van de nokkenas de nokken beweegt om op selectieve wijze een inlaatafsluiter 5 en een uitlaatafsluiter te openen die gevoegd is bij één van het aantal brandstoffen.
9. Brandstofbesturingsinrichting volgens conclusie 6, waarbij de brandstofdoseerkamer verbindt met een venturi-gebied van een mengdoorgang van een carburateur zoanig dat 10 de druk in het venturigebied wordt doorgegeven aan het brandstofdoseerdiafragma.
10. Een doseerinrichting voor gasvormige brandstof voor een carburateur van een verbrandingsmotor, waarbij de inrichting omvat: 15 een lichaam; een inlaatkanaal in het lichaam; een middenkanaal in het lichaam; een afschakelafsluiter die beweegbaar is tussen open en gesloten posities om op selectieve wijze het inlaatka-20 naai met het middenkanaal te verbinden wanneer de afscha-kelafsluiter open is om toe te laten dat brandstof van het inlaatkanaal naar het middenkanaal stroomt, waarbij de af-schakelafsluiter is gesloten wanneer de motor niet loopt en reageert op een vacuümdruk die gegenereerd wordt wan-25 neer de motor loopt om de afschakelafsluiter te openen; een uitlaatkanaal in het lichaam; en een doseerafsluiter die beweegbaar is tussen open en gesloten posities om op selectieve wijze het middenkanaal te verbinden met het uitlaatkanaal en die gevoegd is bij 30 een actuator met een diafragma en geconstrueerd en opgesteld is om de doseerafsluiter te openen in reactie op veranderingen in de druk stroomafwaarts van de doseerafsluiter om op selectieve wijze de doseerafsluiter te openen als functie van de krachten die werken op de actuator. 35
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij het dia fragma van de doseerafsluiteractuator een deel vormt van een doseerkamer die stroomafwaarts verbindt met het uit- laatkanaal en stroomopwaarts met het middenkanaal wanneer de doseerafsluiter open is, en waarbij een negatieve druk die door het uitlaatkanaal wordt doorgegeven naar de do-seerkamer ervoor zorgt dat het diafragma van de doseeraf-5 sluiteractuator buigt waardoor de doseerafsluiter opent.
12. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de af-schakelafsluiter een poppetafsluiter is met een afsluiter-kop die in een lineaire richting opent.
13. Inrichting volgens conclusie 12, verder omvattend 10 een afschakelafsluitactuator die een eerste diafragma bezit dat gedeeltelijk een vacuümkamer bepaalt en een aan-drijfdeel die aan één eind in aangrijping te brengen is met het eerste diafragma, en die zich door de vacuümkamer .uitstrekt naar de afschakelafsluiter langs de bewegings- 15 richting van de afsluiterkop. -o-o-o- 1031647J
NL1031647A 2005-04-21 2006-04-20 Brandstofbesturingssysteem voor een verbrandingsmotor. NL1031647C2 (nl)

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP2005123595 2005-04-21
JP2005123595A JP2006299958A (ja) 2005-04-21 2005-04-21 ガス機関用レギュレータ
JP2005152777A JP2006329041A (ja) 2005-05-25 2005-05-25 異種ガス燃料切り換え調圧装置
JP2005152777 2005-05-25
US11/402,234 US7395818B2 (en) 2005-04-21 2006-04-11 Multi-gaseous fuel control device for a combustion engine with a carburetor
US40223406 2006-04-11

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1031647A1 NL1031647A1 (nl) 2006-10-24
NL1031647C2 true NL1031647C2 (nl) 2009-12-01

Family

ID=37185559

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031647A NL1031647C2 (nl) 2005-04-21 2006-04-20 Brandstofbesturingssysteem voor een verbrandingsmotor.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US7395818B2 (nl)
IT (1) ITRM20060219A1 (nl)
NL (1) NL1031647C2 (nl)

Families Citing this family (25)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102004049286A1 (de) * 2004-10-09 2006-04-20 Robert Bosch Gmbh Vorrichtung zum Fördern von Kraftstoff
US20070119390A1 (en) * 2005-11-30 2007-05-31 Herrmann Mark L System and method for operating an internal combustion engine
US7766006B1 (en) * 2007-03-09 2010-08-03 Coprecitec, S.L. Dual fuel vent free gas heater
US7942130B2 (en) * 2007-03-21 2011-05-17 Continental Automotive Systems Us, Inc. Regulator flow noise prevention for fuel system of a vehicle
JP2008255830A (ja) * 2007-04-02 2008-10-23 Walbro Japan Inc ガス空気混合装置
US7905469B2 (en) * 2007-05-25 2011-03-15 Briggs and Statton Corporation Gaseous fuel mixing device
JP4922991B2 (ja) * 2008-05-08 2012-04-25 本田技研工業株式会社 異種ガス燃料切換供給装置
WO2011156428A2 (en) 2010-06-07 2011-12-15 David Deng Heating system
US10073071B2 (en) 2010-06-07 2018-09-11 David Deng Heating system
US8716378B2 (en) 2010-06-29 2014-05-06 Sabic Innovative Plastics Ip B.V. Flame resistant polyester compositions, method of manufacture, and articles thereof
US8686072B2 (en) 2010-06-29 2014-04-01 Sabic Innovative Plastics Ip B.V. Flame resistant polyester compositions, method of manufacture, and articles therof
CN109469561B (zh) 2010-09-14 2021-02-12 康明斯公司 压缩机进气混合器系统和方法
EP2665972A2 (en) 2011-01-18 2013-11-27 David Deng Heating system with pressure regulator
US10222057B2 (en) 2011-04-08 2019-03-05 David Deng Dual fuel heater with selector valve
US8985094B2 (en) 2011-04-08 2015-03-24 David Deng Heating system
US9739389B2 (en) 2011-04-08 2017-08-22 David Deng Heating system
CN102506198B (zh) 2011-10-20 2013-05-22 南京普鲁卡姆电器有限公司 双气源燃气自适应主控阀
US9022064B2 (en) 2012-05-10 2015-05-05 David Deng Dual fuel control device with auxiliary backline pressure regulator
US9441833B2 (en) 2013-03-02 2016-09-13 David Deng Heating assembly
US9752779B2 (en) 2013-03-02 2017-09-05 David Deng Heating assembly
US20140261311A1 (en) * 2013-03-14 2014-09-18 Generac Power Systems, Inc. Fuel mixer
US10240789B2 (en) 2014-05-16 2019-03-26 David Deng Dual fuel heating assembly with reset switch
US10429074B2 (en) 2014-05-16 2019-10-01 David Deng Dual fuel heating assembly with selector switch
WO2016133562A1 (en) * 2015-02-20 2016-08-25 Bingo Interests, Llc System to control and condition the supply of natural gas to bi-fuel engines
CN109072818B (zh) 2016-04-21 2021-06-29 沃尔布罗有限责任公司 用于燃烧发动机的低压燃料和空气充气形成设备

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20020139111A1 (en) * 2001-03-27 2002-10-03 Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha Fuel supply apparatus for an internal combustion engine
EP1520981A2 (en) * 2003-10-02 2005-04-06 Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha Fuel supplying apparatus and fuel injecting apparatus of internal combustion engine

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2664872A (en) * 1946-01-15 1954-01-05 Carter Carburetor Corp Fuel control system
US4306532A (en) * 1979-08-08 1981-12-22 Technology Application Services Corporation Modified internal combustion engine and method for utilizing low and medium BTU gaseous fuels
US4492207A (en) * 1981-02-27 1985-01-08 Petrosystems International, Inc. Dual fuel system
US4370969A (en) * 1981-03-27 1983-02-01 Neal Zarrelli Propane automotive feed system
US4594201A (en) * 1984-04-16 1986-06-10 Oliver V. Phillips Multi-fuel system for internal combustion engines
JPH059632A (ja) 1991-07-03 1993-01-19 Sekisui Chem Co Ltd 亜鉛基合金製鋳物及びその製造方法
US6035837A (en) * 1998-11-06 2000-03-14 Siemens Automotive Corporation Bi-fuel liquid injection system for an internal combustion engine

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20020139111A1 (en) * 2001-03-27 2002-10-03 Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha Fuel supply apparatus for an internal combustion engine
EP1520981A2 (en) * 2003-10-02 2005-04-06 Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha Fuel supplying apparatus and fuel injecting apparatus of internal combustion engine

Also Published As

Publication number Publication date
NL1031647A1 (nl) 2006-10-24
ITRM20060219A1 (it) 2006-10-22
US20060236986A1 (en) 2006-10-26
US7395818B2 (en) 2008-07-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1031647C2 (nl) Brandstofbesturingssysteem voor een verbrandingsmotor.
US8448660B2 (en) Gas fuel supply apparatus
EP2937544B1 (en) Bi-fuel engine
US8851053B2 (en) Gas fuel supply apparatus
US4347824A (en) LPG Fuel supply system
US4123233A (en) Fuel mixture charge device
US6443130B1 (en) Fuel demand regulator
US5485829A (en) Central body for use in regulation systems of catalytic burners
US6631883B1 (en) Metering valve and fuel supply system equipped therewith
CA1079178A (en) Fuel control assembly for burners
EP0964146B1 (en) Metering valve and fuel supply system equipped therewith
US1327233A (en) Carbureter
US20080236552A1 (en) Mixture Device for Gaseous Fuel and Air
JP2006329041A (ja) 異種ガス燃料切り換え調圧装置
US3800823A (en) Adjustable stepped-opening diaphragm gas valve
CA2543420A1 (en) Fuel control device for a combustion engine
EP1541852B1 (en) Fuel injector device for an internal combustion engine
JP7376404B2 (ja) ゼロガバナとこれを備えた熱源機
JP2023159692A (ja) ガスエンジン用遮断弁
JPS5824055Y2 (ja) 燃料調節装置
JPH05502492A (ja) 制御された流れ容器のパージ装置
JPH0526289Y2 (nl)
US20030213927A1 (en) Modular fuel control valve
GB190724598A (en) Improvements in Carburettors for Internal Combustion Engines

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20101101