NL1031228C1 - Brandwerende manchet met perforatie voor een leidingdoorvoer. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Brandwerende manchet met perforatie voor een leidingdoorvoer.

De uitvinding heeft betrekking op het brandwerend uitvoeren van doorgangen van leidingen en dergelijke door afscheidingen, bijvoorbeeld de wanden, vloeren van een gebouw. Voor dergelijke doorgangen is het bekend een manchet die de leiding omringt ter 5 plaatse van de doorgang toe te passen met intumescent materiaal, dat als gevolg van temperatuurstijging bij een brand opzwelt en daarmee de doorgang brandwerend afsluit.

Bij dergelijke brandwerend uitgevoerde doorgangen spelen verschillende aspecten een rol.

10 Een aspect heeft betrekking op de overdracht van hitte via het brandwerende samenstel van de ene ruimte naar een naburige ruimte. Op die basis kan onder omstandigheden eventueel toch brand ontstaan in een naburige ruimte.

De uitvinding beoogt oplossingen voor te stellen, die een 15 verbetering vormt ten opzichte van bekende brandwerende samenstellen door het verminderen van de overdracht van hitte.

De uitvinding voorziet in een brandwerende manchet volgens conclusie 1.

Bij deze manchet bewerkstelligt de perforatie, dat bij brand de 20 hitte niet snel door toedoen van de metalen mantel van de manchet van de ene ruimte naar de naburige ruimte van het samenstel kan worden overgedragen.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat een metalen mantel als thermische geleider werkt. De warmtegeleiding is vaak 25 voordelig voor het doen opzwellen van het intumescente materiaal, wat. plaatsvindt op basis van temperatuurverhoging van dat intumescente materiaal. Vanuit het oogpunt van brandwering is de warmtedoorgifte van de mantel echter niet altijd voordelig, met name in de situatie dat een brandwerend samenstel aan beide zijden van de muur, vloer of 30 dergelijke uitsteekt. Bijvoorbeeld bij een vloerdoorgang zou dan in een bovenliggende ruimte vloerbedekkingmateriaal kunnen ontbranden indien de mantel door een brand in een ruimte daaronder heet wordt.

1031228 2

Door het toepassen van een perforatie in de metalen mantel volgens de uitvinding wordt dit risico effectief beperkt.

De uitvinding voorziet er bij voorkeur in dat een perforatie-lijn wordt aangebracht in de metalen mantel, waarbij deze rij de 5 gehele omtrek van de manchet volgt. Meestal hebben deze perforaties een ronde vorm, maar elke andere vorm is ook denkbaar. Zo kunnen de perforaties ook op een regelmatige afstand van elkaar aangebracht zijn, maar dit is niet noodzakelijk. Ook kan er meer dan één perforatielijn worden aangebracht. Bij de keuze van de afmeting van 10 de perforaties moet er op gelet worden, dat de diameter niet te groot is, zodat voorkomen wordt dat, als het intumescente materiaal bij verhitting uitzet, dit door de perforaties naar buiten treedt en daardoor deels zijn afsluitende werking om de leiding en dergelijke verliest. Tevens moet voorkomen worden dat de stabiliteit van de 15 mantel en daarmede manchet door het aantal en de afmeting van de perforaties te veel verminderd wordt. Bij voorkeur wordt een zodanig patroon gekozen worden, dat het oppervlak tussen de perforaties van een perforatielijn minderdan 70%, en bij voorkeur minder dan 30%, bedraagt van het totale oppervlak van het strookvormige gebied dat de 20 perforatielijn omvat. Door een dergelijke verkleining van het oppervlak wordt de overdracht van de hitte van het ene eind naar het andere einde zodanig verminderd, dat de temperatuur bij het uit de doorgang stekende einde in de ruimte tegenover de ruimte, waar de brand is, voldoende lager is om beneden een bepaalde (norm) 25 temperatuur te blijven.

In een voor de installatiewerkzaamheden voordelige uitvoering is een manteldeel uitgevoerd als een buigzame metaalplaat, die om een leiding of dergelijke gebogen kan worden, bij voorkeur met de hand.

Overige voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de 30 afhankelijke conclusies.

De oplossing volgens de uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarbij toont:

Fig. 1 in perspectief een uitvoeringsvoorbeeld van een brandwerend samenstel volgens de uitvinding, 35 Fig. 2 een metalen mantel van een brandwerend samenstel in uitgevouwen toestand, en

Fig. 3 een detail van de mantel van Fig. 2.

3

Figuur 1 toont een brandwerend samenstel 1 volgens de uitvinding, dat is ingericht voor plaatsing om een zich in axiale richting (pijl P in figuur 1) van het samenstel 1 uitstrekkende leiding of dergelijke ter plaatse van een doorgang door een 5 afscheiding zoals een wand, muur, of dergelijke. Het samenstel 1 heeft bij brand een afsluitende werking voor de doorgang voor de leiding door een wand of vloer.

Het samenstel 1 heeft een stabiel metalen mantel 2. Deze mantel 2, die in Fig. 2 in uitgevouwen toestand is getoond, is vervaardigd 10 van een buigzamemetaalplaat, bijvoorbeeld een relatief dunne plaat van RVS of staal, bijvoorbeeld met een dikte van ten hoogste 1,5 mm, bijvoorbeeld ongeveer 0,5 mm. Uiteraard is het ook denkbaar dat de mantel van het samenstel van tevoren tot een ring is gevormd, bijvoorbeeld in het productiebedrijf. In dergelijke gevallen kan de 15 wanddikte van de mantel dan wel de uitvoering van het de mantel geheel afwijkend zijn van een relatief dunne buigzame metaalplaat, bijvoorbeeld een relatief dikwandige kokervorm. De metalen mantel 2 kan aan de buitenzijde voorzien zijn van een laklaag of een een kunststoffolie, die aan de metalen mantel gehecht wordt. Door deze 20 laklaag of folie een herkenbare kleur te geven kan het voorziene toepassingsgebied visueel herkend worden.

Zoals nader zal worden toegelicht is de metalen mantel 2 voorzien van tenminste één, en in het getoonde specifieke voorbeeld twee perforatielijnen 3a, die de manchet verdelen in drie delen te 25 weten een einddeel 4, een einddeel 5 en een middendeel 11.

De metaalplaat van de mantel 2 is in dit voorbeeld aan een einde voorzien van drie buigzame lippen 6 en aan een tegenover gelegen einde van drie bijbehorende insteekopeningen 7, zodat het manteldeel 2 om de leiding of dergelijke kan worden gevouwen én een 30 lip 6 in de bijbehorende insteekopening 7 kan worden gestoken en worden omgebogen om het manteldeel 2 gesloten te houden en vast te zetten. Het zal duidelijk zijn dat ook een ander aantal van dergelijke sluitingen mogelijk is en dat ook geheel andere sluitmechanismen voor het sluiten van de om de leiding geplaatste 35 manteldelen denkbaar zijn.

Aan de binnenzijde van de mantel 2 is geschikt intumescent materiaal aangebracht, in dit voorbeeld in de vorm van een relatief dunne laag 8 die de metaalplaat 2 aan de binnenzijde geheel bedekt.

4

Zoals bekend zwelt intumescent materiaal op bij blootstelling aan hitte, waardoor bij verhitting van de manchet door brand de beoogde afdichtende werking in de doorvoer in de wand of iets dergelijks wordt verkregen. De stabiele metalen mantel 2 vormt 5 daarbij een uitwendige begrenzing voor het opzwellende intumescente materiaal. In plaats van een laag zouden ook. stroken of dergelijke van intumescent materiaal kunnen zijn voorzien.

Over de binnenzijde van de laag intumescent materiaal liggen in dit voorbeeld drie stroken 9 makkelijk samendrukbaar schuimmateriaal 10 die op een axiale afstand van elkaar liggen. Door dergelijk schuim-materiaal kan eenvoudig worden bereikt dat het samenstel aansluit op de omtrek van de leiding. Dit kan dienen als geluidsisolerende maatregel en/of voor het voorkomen van ongewenste luchtstroming (energieverlies) of verplaatsing van rook in geval van brand nog 15 voordat het intumescente materiaal geexpandeerd is.

De buitenzijde van de mantel 2 is in dit voorbeeld gevormd door de buitenzijde van de metaalplaat. In de praktijk zal een eventuele spleet tussen de buitenzijde van de manchet die om de leiding is aangebracht en de afscheiding (wand/muur) worden opgevuld met een 20 vulmateriaal, bijvoorbeeld specie, gips, brandwerende kit of dergelijke.

Door opstelling en mede door de perforatielijnen tussen de eindelen 4 en 5 van de mantel 2 wordt bereikt dat indien het einddeel 4 is blootgesteld aan een brand, het daarmee verbonden einddeel 5 25 niet te snel opwarmt en beneden een bepaalde (norm)temperatuur blijft, bijvoorbeeld gedurende een bepaalde (norm)periode.

Te herkennen is dat de perforaties van de perforatielijnen 3 in figuur 2 in een rij met regelmatige onderlinge afstanden en met een gelijke grootte zijn aangebracht. Dit is echter niet noodzakelijk. De 30 perforatielijnen 3a worden omgeven door een strookvormig gebied 13 waarvan de randen in Fig. 3 met stippellijnen 12 zijn aangegeven. De gebieden van de strook die tussen de perforaties zijn gelegen zijn aangeduid met verwijzingscijfer 10 en één van die gebieden is in Fig. 3 ter verduidelijking gearceerd. Het is van voordeel dat het totaal 35 van de gebieden lotussen de perforaties 3 minder is dan 70% van het totale oppervlak van de strook 13 van de metalen mantel 2, waardoor de overdracht van de hitte van einddeel 4 naar einddeel 5 van de mantel 2 aanzienlijk wordt verminderd. Het oppervlak van de strook 13 5 van de perforatielijn 3a is bij voorkeur ten minste met 60% verminderd ten opzichte van een niet geperforeerde strook met dezelfde breedte als de perforatielijn. In de getekende uitvoering van Fig. 1 is het totale oppervlak per perforatielijn 3a voor de 5 overdracht van de hitte verminderd tot ongeveer 29% van de strook 13.

De omtrek van de perforaties 3 kunnen verschillende vormen hebben, bij voorbeeld rond. De oppervlakte van perforaties 3 en het aantal raag niet te groot zijn, omdat anders bij uitzetting te veel intumescent via de perforaties 3 buiten de manchet kan komen, wat ten 10 koste gaat van de nagestreefde afsluiting tussen de mantel 2 van de manchet en de leiding of dergelijke, die door de manchet omringd wordt. Ook kan een te veel aan perforaties zorgen voor een te grote verzwakking. De oppervlakte van de perforaties 3 mag niet groter zijn dan 80 mm2 elk, bij voorbeeld 20 mm2.

15 Bij voorkeur worden de perforatielijnen 3a aangebracht tussen de buitenste lippen 6 en sleuven 7 van de sluitingen, zodat de stabiliteit van de einddelen 4 en 5 niet verminderd wordt. Hierdoor wordt tevens bereikt dat de hitteoverdracht en daarmee de snelheid van de opzwelling van het intumescente materiaal ter plaatse van 20 einddeel 4 en 5 niet verminderd wordt door de perforaties 3.

25 30 1 031 228

Claims (15)

1. Brandwerend samenstel met intumescent materiaal voor plaatsing 5 om een zich in axiale richting van het samenstel uitstrekkende leiding, kabel of dergelijke, welk samenstel bij brand door opzwellen van het intumescente materiaal een afsluitende werking heeft voor de doorgang voor de leiding door een afscheiding, zoals een wand of vloer, 10 welk samenstel een stabiele metalen mantel heeft, die in een ringvorm om de leiding aanbrengbaar is, waarbij ten minste aan de binnenzijde van de mantél intumescent materiaal is aangebracht, zodat de stabiele metalen mantel bij brand het opzwellende intumescente materiaal omsluit, met het kenmerk, dat het brandwerende samenstel is voorzien 15 van meerdere perforaties in de metalen mantel.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de perforaties in één of meer perforatielijnen zijn aangebracht.

3. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de perforatielijnen zich in omtreksrichting van de mantel uitstrekken.

4. Samenstel volgens conclusie 2 of 3, waarbij het totale oppervlak van de perforaties van een perforatielijn ten minste 30% 25 van het totale oppervlak van de perforatielijn vormt.

5. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies , waarbij het oppervlakvan een perforatie kleiner is dan 80 mm2.

6. Samenstel volgens één of meer van de conclusies 2-5, waarbij de perforaties van een perforatielijn zich op regelmatige onderlinge afstand van elkaar bevinden.

7. Samenstel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 35 waarbij de mantel is voorzien van meerdere sluitingen om de mantel om een buis vast te zetten, waarbij de perforaties zijn aangebracht in een gebied tussen de sluitingen. 1031228

8. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij twee perforatielijnen zijn aangebracht.

9. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij meer dan twee perforatielijnen zijn aangebracht.

10. Samenstel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de mantel is gevormd door een buigzame metaalplaat. 10

11. Samenstel volgens conclusie 7 en 10, waarbij de metaalplaat aan een einde is voorzien van één of meer buigzame lippen en aan een tegenover gelegen einde van één of meer bijbehorende insteekopeningen, welke lippen en insteekopeningen de sluitingen van 15 het samenstel vormen, zodat het manteldeel om de leiding of dergelijke kan worden gevouwen en een lip in de bijbehorende insteekopening kan worden gestoken en worden omgebogen om het manteldeel gesloten te houden .

12. Samenstel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een de metalen mantel aan de binnenzijde althans gedeeltelijk is voorzien van een laag of stroken intumescent materiaal.

13. Samenstel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 25 waarbij de metalen mantel aan de binnenzijde althans gedeeltelijk is voorzien van (kunststof) schuimmateriaal voor aansluiting op de te omhullen leiding.

14. Samenstel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 30 waarbij de metalen mantel aan de buitenzijde voorzien is van een laklaag.

15. Samenstel volgens één van de conclusies 1-13, waarbij de metalen mantel aan de buitenzijde is voorzien van een daaraan 35 gehechte kunststoffolie. 1 031 22 8