NL1030837C2 - Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken. - Google Patents

Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken. Download PDF

Info

Publication number
NL1030837C2
NL1030837C2 NL1030837A NL1030837A NL1030837C2 NL 1030837 C2 NL1030837 C2 NL 1030837C2 NL 1030837 A NL1030837 A NL 1030837A NL 1030837 A NL1030837 A NL 1030837A NL 1030837 C2 NL1030837 C2 NL 1030837C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mold
frame
mold frame
inner mold
outer mold
Prior art date
Application number
NL1030837A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Hendrik De Hoog
Original Assignee
Jan Hendrik De Hoog
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jan Hendrik De Hoog filed Critical Jan Hendrik De Hoog
Priority to NL1030837A priority Critical patent/NL1030837C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1030837C2 publication Critical patent/NL1030837C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28BSHAPING CLAY OR OTHER CERAMIC COMPOSITIONS; SHAPING SLAG; SHAPING MIXTURES CONTAINING CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28B7/00Moulds; Cores; Mandrels
    • B28B7/0002Auxiliary parts or elements of the mould
    • B28B7/0014Fastening means for mould parts, e.g. for attaching mould walls on mould tables; Mould clamps
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28BSHAPING CLAY OR OTHER CERAMIC COMPOSITIONS; SHAPING SLAG; SHAPING MIXTURES CONTAINING CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28B1/00Producing shaped prefabricated articles from the material
    • B28B1/08Producing shaped prefabricated articles from the material by vibrating or jolting
    • B28B1/081Vibration-absorbing means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Ceramic Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Moulds, Cores, Or Mandrels (AREA)
  • Press-Shaping Or Shaping Using Conveyers (AREA)

Description

,.. .J
Titel: Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken
De onderhavige uitvinding heeft zijn algemeenheid betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van betonproducten, zoals stenen, banden, blokken, platen, etc. In het hiernavolgende zal de uitvinding bij wijze van voorbeeld 5 worden uitgelegd voor het geval het vervaardigen van stenen, maar dat mag niet worden uitgelegd als beperkend voor het toepassingsgebied.
Bij het vervaardigingsproces wordt een hoeveelheid beton-mortel aangebracht in een mal, de mortel wordt onder hoge druk 10 en onder invloed van trillingen verdicht, en de verdichte mortel wordt uit de mal gehaald om in een vervolgproces buiten de mal uit te harden. De mal is dan weer direct gereed om een nieuwe hoeveelheid mortel te ontvangen, en de beschreven productieslag herhaalt zich.
15 Opgemerkt word dat, hoewel de te vervaardigen betonsteen pas gereed is na uitharding, het product dat de mal verlaat in het hiernavolgende al zal worden aangeduid met de term "steen".
Voor het opnemen van de mortel definieert de mal een mal-20 kamer met verticale wanden. Aan de bovenzijde is de mal-kamer open, zodat daarin mortel kan worden gestort. Het verwijderen van de steen kan niet via de bovenzijde. Daarom is de mal aan zijn onderzijde ook open, en ligt de mal op een op een triltafel liggende steunplaat die een bodem voor de mal-kamer 25 vormt, en die gebruikelijk wordt aangeduid met de term "productieplank". Voor het verdichten wordt van bovenaf een stempel in de mal-kamer gedrukt. Na het verdichten wordt de mal opgetild, en blijft de steen liggen op de productieplank. De steen kan nu met productieplank en al worden weggenomen van 30 de triltafel, waarna een nieuwe productieplank wordt neergelegd. Men laat de mal weer zakken tot op de productieplank, en een volgende productieslag kan beginnen.
Hoewel het denkbaar is dat een mal bestemd is voor het maken van een enkele steen, dat wil zeggen dat er per mal en 1030837 - i 2 per productieslag slechts een enkele steen wordt gemaakt, is een industriële mal doorgaans bestemd voor het maken van meerdere stenen per productieslag. Een dergelijke mal omvat dan een rooster van elkaar kruisende malstrips, vastgemaakt 5 aan elkaar en aan een buitenraam, die gezamenlijk een array definiëren van meerdere mal-kamers, waarbij elke mal-kamer een steen levert. De verschillende mal-kamers zijn doorgaans onderling identiek, zodat alle stenen onderling identiek zijn, maar dat hoeft niet en is niet essentieel.
10 Een mal heeft dan in de praktijk horizontale afmetingen in de orde van ongeveer 1-2 m.
Tijdens het trillend verdichten worden op de mal grote krachten uitgeoefend. Het is belangrijk dat de mal maatvast is, om een maatnauwkeurigheid van de te vervaardigen stenen te 15 waarborgen. De mal is derhalve typisch vervaardigd van staal, en de mal-kamers hebben typisch wanden met een dikte in de orde van 5 mm tot 5 cm. De mal is dus behoorlijk zwaar, en heeft een vrij lage resonantiefrequentie in de orde van typisch ongeveer 25-60 Hz.
20 Het trillen van de mortel wordt uitgevoerd door de triltafel te laten trillen met een frequentie die kan afwijken van de resonantiefrequentie van de mal. Ook de amplitude van de door de triltafel uitgevoerde trilling kan afwijken van de door de mal uitgevoerde trilling. De mal kan dan de neiging 25 hebben om los te komen van de productieplank ("dansen" van de mal), zodat er een spleet ontstaat tussen de productieplank en de wand van de mal-kamers. In deze spleet kan mortel binnendringen. Dit leidt enerzijds tot grote slijtage aan de mal en aan de productieplank, en leidt anderzijds bij de stenen tot 30 een uitstulping aan hun onderzijde, die wordt aangeduid met de term "voet", en die tot gevolg heeft dat de stenen niet meer voldoen aan de normering. In principe is het mogelijk om dergelijke uitstulpingen te verwijderen met een nabewerking, maar dat leidt tot hogere kosten; in de praktijk worden 35 dergelijke stenen daarom doorgaans afgekeurd.
Het dansen van de mal kan ook leiden tot variaties in de vulling van de mal-kamers, en aldus tot hoogte-verschillen tussen de gefabriceerde stenen, hetgeen ook ongewenst is.
1030837 3 , '
Om het dansen van de mal tegen te gaan, wordt op de mal een hoge aandrukkracht uitgeoefend, om de mal op de productie-plank cq. triltafel gedrukt te houden. Die aandrukkracht wordt langs de buitenomtrek van de mal overgedragen op het omtreks-5 frame van de mal, dat tevens kan fungeren als rijbaan voor een mortel-vulwagen voor het vullen van de mal met mortel.
Een doel van de onderhavige uitvinding is een mal zodanig uit te voeren, dat tijdens het productieproces minder slijtage ontstaat aan de mal zodat deze een langere levensduur heeft, 10 en dat de geproduceerde stenen gedurende langere tijd een betere maat-nauwkeurigheid hebben.
Volgens een belangrijk kenmerk van de onderhavige uitvinding omvat een mal twee ten opzichte van elkaar beweegbare onderdelen, namelijk een binnenmal en een buitenmal, 15 waarbij de binnenmal het genoemde rooster van elkaar kruisende malstrips omvat, en waarbij de buitenmal een omtreksframe omvat. De binnenmal is in horizontale richting opgesloten in de buitenmal, zodanig dat de binnenmal vrijwel geen horizontale bewegingsvrijheid heeft. In verticale richting 20 heeft de binnenmal wel een bewegingsvrijheid. Op de binnenmal wordt door middel van elastische organen, bijvoorbeeld rubber blokken, een verticaal omlaag gerichte kracht uitgeoefend, om de binnenplaat op de productieplank gedrukt te houden.
De uitvinding kiest aldus een niet voor de hand liggende 25 aanpak van het besproken probleem. Ter oplossing van het probleem van de dansende mal ligt het immers meer voor de hand om de mal als een zwaar en star geheel uit te voeren, en met grote kracht aan te drukken op de productieplank. Door de binnenmal los te nemen van de buitenmal, en verend te 30 bevestigen aan de buitenmal, wordt bereikt dat de binnenmal makkelijker in verticale richting verplaatst wordt, en dit lijkt tegennatuurlijk te zijn in het licht van het genoemde probleem. Echter, doordat de binnenmal een lager totaalgewicht heeft, kan de binnenmal makkelijker de bewegingen van de 35 productieplank volgen, zodat de aansluiting tussen productieplank en binnenmal gewaarborgd blijft.
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door 1030837 4 de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een schematisch zijaanzicht is voor het illustreren 5 van belangrijke componenten van een inrichting voor het vervaardigen van bijvoorbeeld betonstenen; de figuren 2A-D schematisch de werking van de inrichting volgens figuur 1 illustreren; figuur 3A een schematische dwarsdoorsnede toont van een mal 10 volgens de onderhavige uitvinding; figuur 4 op grotere schaal een dwarsdoorsnede toont volgens de uitsnede IV in figuur 3A; de figuren 5A en 5B met figuur 4 corresponderende dwarsdoorsneden zijn die de werking van de mal volgens de onderhavige 15 uitvinding illustreren.
Figuur 1 is een schematisch zijaanzicht, dat belangrijke componenten van een inrichting 1 voor het vervaardigen van betonstenen illustreert. Ter wille van de duidelijkheid zijn 20 die componenten los van elkaar weergegeven. De inrichting 1 omvat een op een vaste vloer 2 staande tafel 3, die is voorzien van een eerste trilsysteem 4, typisch uitgevoerd als een motor met een excentrisch gewicht. Aangezien dergelijke trilsystemen op zich bekend zijn, is een nadere uitleg daarvan 25 niet nodig.
Op de triltafel 3 ligt een productieplank 5.
De inrichting 1 omvat voorts een roostervormige mal 10, die een zwaar omtreksframe 11 omvat, typisch een rechthoekig frame, waarin een stelsel van elkaar kruisende stroken 12 is 30 aangebracht. De stroken 12 definiëren malkamers 13, die aan hun bovenzijde en onderzijde open zijn. De mal 10 ligt op de productieplank 5, die een bodem vormt voor de malkamers 13.
De inrichting 1 omvat voorts een boven de mal 10 gemonteerde bovenstempel 20. Het bovenstempel 20 omvat een 35 drager 21, die is voorzien van een tweede trilsysteem 24.
Onder aan de drager 21 zijn, aan armen 22, stempelplaten 23 bevestigd. Elke stempelplaat 23 past in een corresponderende malkamer 13, en de contour van een stempelplaat 23 is aangepast aan de contour van de corresponderende malkamer 13, 1030837 , * 5 zodat er slechts een geringe speling is tussen de zijrand van de stempelplaat 23 en de in hoofdzaak verticale wanden van de corresponderende malkamer 13. Het bovenstempel 20 is in verticale richting verplaatsbaar, en de inrichting 1 omvat 5 slechts schematisch aangeduide stempeltilmiddelen 25 voor het optillen van het bovenstempel 20.
De figuren 2A-D illustreren schematisch de belangrijkste aspecten van de werking van de inrichting 1.
10 In een beginsituatie ligt de productieplank 5 op de tafel 3 en ligt de mal 10 op de productieplank 5. Het bovenstempel 20 is door de stempeltilmiddelen 25 opgetild tot op enige afstand van de mal 10. Door middel van malaandrukorganen 31 wordt de mal 10 stevig omlaag gedrukt op de productieplank 5. 15 Figuur 2A illustreert een vulstap. Een vulwagen 6 rijdt over het omtreksframe 11 van de mal 10, onder het opgetilde bovenstempel 20 door, en vult de malkamers 13 met een mortel 7, typisch een aardvochtige mortel. Daarna wordt de vulwagen 6 teruggereden.
20 Figuur 2B illustreert een verdichtingsstap. Als de vulwagen 6 onder het bovenstempel 20 is weggereden, laten de stempeltilmiddelen 25 het bovenstempel 20 zakken, zodat de stempelplaten 23 de corresponderende malkamers 13 binnengaan en op de mortel 7 in die malkamers 13 komen te liggen. Dan 25 worden het eerste trilsysteem 4 en het tweede trilsysteem 24 in werking gezet, bij voorkeur in tegenfase, en op het bovenstempel 20 wordt een neerwaartse kracht uitgeoefend op de mortel 7 onder verhoogde druk te brengen. Deze toestand wordt gedurende een voorafbepaalde tijd gehandhaafd, typisch in de 30 orde van ongeveer 10 sec.
Figuur 2C illustreert het zogenaamde "ontschalen", dat wil zeggen het optillen van de mal 10. De malaandrukorganen 31 kunnen worden uitgeschakeld, en maloptilorganen 32 tillen de mal 10 op, los van de productieplank 5, over een afstand die 35 groter is dan de hoogte van de gecompacteerde mortel 7 in de malkamers 13. Het bovenstempel 20 kan door de stempeltilmiddelen 25 tegelijkertijd worden opgetild, of korte tijd later, in welke geval het bovenstempel 20 er voor dient om te verzekeren dat de gecompacteerde mortel 7 de malkamers 13 1 030837 , t 6 verlaat en op de productieplank 5 blijft liggen. De gecompacteerde mortel is stevig genoeg om zonder de noodzaak van zijdelingse ondersteuning op de productieplank 5 te blijven staan, en wordt in het hiernavolgende aangeduid als 5 steen 8.
Figuur 2D illustreert dat de productieplank 5 met de daarop staande stenen 8 in zijdelingse richting wordt weggeschoven, voor verdere bewerking en/of uitharding, en dat er een nieuwe lege productieplank 5' op de tafel 3 wordt 10 geschoven, onder de mal 10.
Daarna laten de maloptilorganen 32 de mal 10 weer zakken tot op de productieplank 5', en de malaandrukorganen 31 drukken de mal 10 stevig op de productieplank 5', waarmee de begintoestand van figuur 2A weer is bereikt en de besproken 15 cyclus wordt herhaald.
De bovenstaande beschrijving van een proces-cyclus voor het vervaardigen van vormstukken is van toepassing op zowel bestaande inrichtingen als op een inrichting volgens de 20 onderhavige uitvinding. Een kenmerk van de onderhavige uitvinding is, dat het proces niet hoeft te worden veranderd. Het kenmerkende verschil tussen bekende inrichtingen en de door de onderhavige uitvinding voorgestelde inrichting is aanwezig in de constructie van de mal; de overige onderdelen, 25 met name het bovenstempel 20, de productieplank 5, de aandruk-organen 31 en de optil-organen 25 en 32, kunnen ongewijzigd gehandhaafd blijven.
Uit de hiervoorgaande beschrijving zal duidelijk zijn, dat tijdens bedrijf de productieplank 5 zich in hoofdzaak in 30 een horizontaal vlak bevindt, en dat de op de productieplank 5 liggende mal 10 zich dan eveneens uitstrekt in een horizontaal vlak. De mal 10 heeft dan een bovenkant, waar mortel de malkamers binnengaat, en een onderkant, waar stenen de mal verlaten. In de hiernavolgende beschrijving zal een mal 35 volgens de onderhavige uitvinding worden beschreven in deze normale bedrijfsoriëntatie. Aanduidingen "boven" en "onder" hebben dan betrekking op deze normale bedrijfsoriëntatie. Ook de aanduidingen "verticaal" en "horizontaal" corresponderen met deze normale bedrijfsoriëntatie. Waar dat de duidelijkheid 1030837 7 ten goede komt, zullen richtingen ook worden aangeduid volgens een XYZ-stelsel, waarbij Z duidt op de verticale richting en waarbij X en Y duiden op onderling loodrechte horizontale richtingen.
5 Figuur 3A toont een schematische dwarsdoorsnede van een mal 100 volgens de onderhavige uitvinding. De horizontale richting in figuur 3A wordt aangenomen als X-richting, de kijkrichting van figuur 3A wordt aangenomen als Y-richting.
Als hulpmiddel bij de hiernavolgende beschrijving is de 10 productieplank 5 ook nog getoond, en de overige onderdelen zijn ter wille van de eenvoud niet weergegeven.
In tegenstelling tot de bekende mallen 10, waar de elkaar kruisende stroken 12 als een eenheid met het omtreksframe 11 zijn gevormd, omvat de mal 100 volgens de onderhavige 15 uitvinding een binnenmal 110 en een buitenmalframe 150. De binnenmal 110 omvat een rooster van elkaar kruisende stroken 12, die malkamers 13 definiëren, en waarvan de uiteinden zijn vastgemaakt aan een kadervormig binnenmalframe 111. De mal 100 omvat voorts een kadervormig buitenmalframe 150, dat zich 20 uitstrekt om het binnenmalframe 111. Figuur 3B toont een schematisch bovenaanzicht van de mal 100.
In dit voorbeeld zijn alle malstroken 12 hetzij stroken die gericht zijn volgens de X-richting en zich uitstrekken over de volledige Y-afmeting, hetzij stroken die gericht zijn 25 volgens de Y-richting en zich uitstrekken over de volledige Z-afmeting, maar dit zijn geen essentiële kenmerken.
Voorts blijkt uit figuur 3B, dat het kadervormige binnen-malframe 111 een rechthoekige contour heeft, met lengte-segmenten die zich uitstrekken volgens de X-richting en 30 breedte-segmenten die zich uitstrekken volgens de Y-richting; hoewel een dergelijke vormgeving de voorkeur heeft, zijn ook dit geen essentiële kenmerken. Het is denkbaar dat het frame 111 een meerhoekige contour heeft, en het is denkbaar dat het frame 111 in het horizontale vlak gebogen framesegmenten 35 heeft. Wel geldt steeds, dat de contour van het buitenmalframe 150 correspondeert met die van het binnenmalframe.
De onderhavige uitvinding komt tot uitdrukking in de dwarsdoorsnede van de segmenten van het binnenmalframe 111 en het buitenmalframe 150, en een dergelijke dwarsdoorsnede, 1030837 8 volgens de uitsnede IV in figuur 3A, is in figuur 4 op grotere schaal getoond. Het binnenmalframe 111 omvat in de geïllustreerde uitvoeringsvorm een verticale strook 112 met een onderrand 117, een bovenrand 119, een vrij binnen-5 oppervlak 113, en een buitenoppervlak 114, alsmede een in hoofdzaak loodrecht op het buitenoppervlak 114 staande horizontale strook 115, waarvan een onderoppervlak 116 zich bevindt op verticale afstand van de onderrand 117 van de verticale strook 112, en waarvan een bovenoppervlak 118 zich 10 bevindt op verticale afstand van de bovenrand 119 van de verticale strook 112. Het binnen-oppervlak 113 van de verticale strook 112 vormt een zijwand van een malkamer 13; voorts zijn uiteinden van de malstroken 12 bevestigd aan het binnen-oppervlak 113 van de verticale strook 112, maar dat is 15 figuur 4 niet weergegeven. De Y-afmeting (d.w.z. loodrecht op het vlak van tekening van figuur 4) van de horizontale strook 115 kan corresponderen met die van de verticale strook 112, zodat de horizontale strook 115 zich uitstrekt over de gehele lengte van de verticale strook 112, maar het is ook mogelijk 20 dat de verticale strook 112 is voorzien van meerdere horizontale strookdelen 115 op onderlinge afstand van elkaar.
Het buitenmalframe 150 heeft in de weergegeven uitvoeringsvorm een in hoofdzaak Z-vormige dwarsdoorsnede, met een lijfgedeelte 151. Aan zijn bovenkant heeft het buitenmal-25 frame 150 een vanaf het lijfgedeelte 151 naar de binnenmal 110 reikende bovenbalk 152, waarvan een onderoppervlak 153 zich bevindt boven het bovenoppervlak 118 van de horizontale strook 115 van het binnenmalframe 111. Aan zijn onderkant heeft het buitenmalframe 150 een van de binnenmal 110 weg reikende 30 onderbalk 154 met een bovenoppervlak 155. Het lijfgedeelte 151 met de bovenbalk 152 en de onderbalk 154 zijn bij voorkeur vervaardigd als een massief geheel.
Het buitenmalframe 150 is voorts aan zijn onderzijde voorzien van een naar de binnenmal 110 gericht uitsteeksel 35 156, bij voorbeeld in de vorm van een tegen een onderoppervlak van de onderbalk 154 geschroefde strook, waarvan een bovenoppervlak 157 zich bevindt onder het onderoppervlak 116 van de horizontale strook 115 van het binnenmalframe 111. Ook deze strook 156 kan zich uitstrekken over de volledige 1030837 9 Y-afmeting van het binnenmalframe 111, maar het is ook mogelijk dat het buitenmalframe 150 is voorzien van enkele op afstand van elkaar geplaatste stroken 156.
Tussen het onderoppervlak 153 van de bovenbalk 152 en het 5 bovenoppervlak 118 van de horizontale strook 115 van het binnenmalframe 111 bevinden zich veerkrachtige organen 160. De veerkrachtige organen 160 kunnen bij voorbeeld zijn uitgevoerd als een rubber blok, of een schroefveer, of een luchtbalg, of een ander geschikt elastisch orgaan dat geschikt is voor het 10 overdragen van verticale drukkrachten. De veerkarakteristieken van alle veerkrachtige organen 160 kunnen onderling identiek zijn, maar zij kunnen ook individueel instelbaar zijn. In het bijzonder bij een uitvoering als een rubberen blok kan een veerkrachtig orgaan 160 een Y-afmeting hebben die correspon-15 deert met die van de mal 100.
In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat een veerkrachtig orgaan 160 een rubberen blok 163, met aan zijn verticale uiteinden twee van schroefgaten voorziene metalen (stalen) verbindingsflenzen 164, 165 gevulcaniseerd. De bovenste 20 verbindingsflens is door een eerste verticale schroef 161 vastgeschroefd tegen het onderoppervlak 153 van de bovenbalk 152 van het buitenmalframe 150. De onderste verbindingsflens is door een tweede schroef 162 vastgeschroefd tegen het bovenoppervlak 118 van de horizontale strook 115.
25 Figuur 4 toont de mal 100 in een rust-toestand, waarbij er geen uitwendige verticale krachten worden uitgeoefend op het buitenmalframe 150. Figuur 4 toont duidelijk, dat in deze toestand de binnenmal 110 rust op de productieplank 5, en dat de dimensionering van het buitenmalframe 150 en het binnenmal-30 frame 111 zodanig is, dat er een eerste spleet 181 aanwezig is tussen het onderoppervlak 158 van het buitenmalframe 150 en het bovenoppervlak van de productieplank 5, en dat er een tweede spleet 182 aanwezig is tussen het onderoppervlak 116 van de horizontale strook 115 en het bovenoppervlak 157 van 35 het uitsteeksel 156.
Figuur 5A toont het binnenmalframe 111 en het buitenmalframe 150 in een bedrijfstoestand waarin mortel 7 wordt verdicht (zie figuur 2B). De malaandrukorganen 31 oefenen een verticale neerwaartse drukkracht uit op het bovenoppervlak 155 1030837 10 van de onderbalk 154, zodat het buitenmalframe 150 tegen de productieplank 5 is gedrukt. Het buitenmalframe 150 is dus omlaag verplaatst over een afstand die overeenkomt met de verticale breedte van de eerste spleet 181, en de verticale 5 lengte van de veerkrachtige organen 160 is met eenzelfde bedrag verminderd (drukbelasting), zodat de veerkrachtige organen 160 op de horizontale strook 115 en daarmede op het binnenmalframe 111 een omlaag gerichte drukkracht F1 uitoefenen, waarvan de grootte afhangt van de veerconstante 10 van de veerkrachtige organen 160. Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding kan het binnenmalframe 111 nu een verticale trilbeweging uitvoeren ten opzichte van het buitenmalframe 150, zoals aangeduid met de pijlen PI.
In horizontale richting is er slechts een zeer geringe 15 speling tussen het binnenmalframe 111 en het buitenmalframe 150. Deze speling is voldoende om de verticale trilbeweging van het binnenmalframe 111 ten opzichte van het buitenmalframe 150 toe te laten, maar is dermate klein dat ongewenste horizontale verplaatsingen van het binnenmalframe 111 ten 20 opzichte van het buitenmalframe 150 worden voorkomen. In de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm is op het bovenoppervlak van de bovenbalk 152 een verstelbare slijtageplaat 159 bevestigd, waardoor de genoemde speling kan worden ingesteld op ongeveer 0,2 - 0,3 mm.
25 Het bovenoppervlak van het buitenmalframe 150 (dat in de geïllustreerde uitvoeringsvorm wordt gedefinieerd door het bovenoppervlak van de slijtageplaat 159) bevindt zich in de omlaag gedrukte bedrijfstoestand van het buitenmalframe 150 op gelijk niveau als de bovenrand 119 van het binnenmalframe 111, 30 of op een enigszins hoger niveau. Hierdoor wordt slijtage aan het binnenmalframe 111 als gevolg van de vulwagen 6 vermeden. De vulwagen 6 zal voornamelijk de slijtageplaat 159 belasten, en als deze te veel versleten is, is deze eenvoudig te verwisselen.
35 Figuur 5B toont het binnenmalframe 111 en het buitenmal frame 150 in een bedrijfstoestand waarin de stenen 8 worden weggenomen (zie figuur 2C). De maloptilorganen 32 oefenen een verticaal omhoog gerichte trekkracht uit op de onderbalk 154, zodat de veerkrachtige organen 160 een weinig worden uitgerekt 1030837 11 (geringe trekbelasting) en het bovenoppervlak 157 van het uitsteeksel 156 in contact komt met het onderoppervlak 116 van de horizontale strook 115 van het binnenmalframe 111. Aldus wordt, in deze opgetilde toestand, het gewicht van het 5 binnenmalframe 111 gedragen door het uitsteeksel 156, zoals aangeduid met pijl F2, en worden de veerkrachtige organen 160 en de schroeven 162 niet of nauwelijks belast.
10 Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
15 Zo is het bij voorbeeld niet essentieel dat het bovenstempel 20 in trilling wordt gebracht, en dus is de aanwezigheid van de trilinrichting 24 niet essentieel.
Hoewel het de voorkeur heeft dat de veerkrachtige koppel-organen 160 op druk worden belast bij het doorgeven van de 20 verticaal omlaag gerichte kracht vanuit het buitenmalframe naar de binnenmal, is ook een uitvoeringsvorm mogelijk waarbij de veerkrachtige koppelorganen op trek worden belast.
Voorts is het mogelijk dat de mortel bestaat uit een ander materiaal dan beton.
25 De stroken 12 en het kadervormig binnenmalframe 111 van de binnenmal 110 vormen een geheel, en kunnen inderdaad zijn gemaakt uit een enkel stuk materiaal, maar kunnen ook door bij voorbeeld lassen aan elkaar zijn bevestigd. Ook het uitsteeksel kan als een geheel met het kadervormig binnenmal- 30 frame 111 zijn gemaakt, of daar door bij voorbeeld lassen aan zijn bevestigd.
1030837

Claims (14)

1. Mal (100) voor het vervaardigen van vormstukken, in het bijzonder betonproducten, omvattende: een binnenmal (110) omvattende een rooster van elkaar kruisende stroken (12), alsmede een kadervormig binnenmalframe 5 (111) dat zich uitstrekt rondom genoemd rooster en star is vastgemaakt aan dat rooster; een kadervormig buitenmalframe (150) dat zich uitstrekt rondom de binnenmal (110); waarbij de binnenmal (110) in verticale richting (Z) een 10 bewegingsvrijheid heeft ten opzichte van het buitenmalframe (150) ; en waarbij de mal (100) voorts omvat veerkrachtige koppel-organen (160), die zijn ingericht om een relatieve verticale verplaatsing van de binnenmal (110) ten opzichte van het 15 buitenmalframe (150) toe te laten en om een in hoofdzaak verticaal omlaag gerichte kracht over te dragen vanuit het buitenmalframe (150) naar de binnenmal (110).
2. Mal volgens conclusie 1, waarbij het binnenmalframe (111) 20 aan zijn buitenzijde is voorzien van ten minste één naar het buitenmalframe (150) gericht uitsteeksel (115) met een bovenoppervlak (118), waarbij het buitenmalframe (150) aan zijn binnenzijde is voorzien van ten minste één naar het binnenmalframe (111) gericht uitsteeksel (152) met een 25 onderoppervlak (153 , en waarbij een veerkrachtig koppelorgaan (160) is aangebracht tussen het genoemde bovenoppervlak (118) en het genoemde onderoppervlak (153).
3. Mal volgens conclusie 1 of 2, waarbij het veerkrachtig 30 koppelorgaan (160) bij het overdragen van genoemde kracht wordt belast op druk.
4. Mal volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de mal (100) voorts in één richting werkzame koppel- 35 organen (115, 156) omvat die zijn ingericht om, wanneer op het buitenmalframe (150) een verticaal omhoog gerichte kracht 1030837 wordt uitgeoefend, een mechanische koppeling tot stand te brengen tussen het buitenmalframe (150) en de binnenmal (110) om aldus die omhoog gerichte kracht over te dragen (F2) vanuit het buitenmalframe (150) naar de binnenmal (110). 5
5. Mal volgens conclusie 4, waarbij het binnenmalframe (111) aan zijn buitenzijde is voorzien van ten minste één naar het buitenmalframe (150) gericht uitsteeksel (115) met een onderoppervlak (116), waarbij het buitenmalframe (150) aan 10 zijn binnenzijde is voorzien van ten minste één naar het binnenmalframe (111) gericht uitsteeksel (156) met een bovenoppervlak (157), en waarbij in een rusttoestand een geringe speling (182) aanwezig is tussen het genoemde bovenoppervlak (157) en het genoemde onderoppervlak (116). 15
6. Mal volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij in een rusttoestand de onderrand (117) van het binnenmalframe (111) zich op een eerste verticale afstand (spleet 181) bevindt onder het onderoppervlak (158) van het 20 buitenmalframe (150) .
7. Mal volgens conclusie 6, waarbij het buitenmalframe (150) een bovenoppervlak heeft dat zich in de genoemde rusttoestand bevindt op een niveau dat op een tweede verticale afstand 25 boven de bovenrand (119) van het binnenmalframe (111) ligt, welke tweede verticale afstand gelijk is aan of enigszins groter is dan de genoemde eerste verticale afstand.
8. Mal volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, 30 waarbij de binnenmal (110) in horizontale richting met slechts een zeer geringe speling (183) is opgesloten in het buitenmalframe (150) .
9. Mal volgens conclusie 8, waarbij genoemde speling is 35 gelegen in het traject van ongeveer 0,1 tot ongeveer 0,4 mm.
10. Mal volgens conclusie 8 of 9, waarbij is voorzien in organen (159) voor het instellen van genoemde speling. 1030837
11. Mal volgens conclusie 10, waarbij op een bovenoppervlak van het buitenmalframe (150) een slijtageplaat (159) instelbaar is bevestigd.
12. Mal volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij een veerkrachtig koppelorgaan (160) omvat: een rubberen blok en/of een schroefveer en/of een luchtbalg.
13. Mal volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, 10 waarbij een veerkrachtig koppelorgaan (160) een rubberen blok (163) omvat, waaraan twee metalen eindflenzen (164, 165) zijn bevestigd, bij voorkeur door vulcaniseren, waarbij elke eindflens bij voorkeur is voorzien van een van schroefdraad voorziene boring. 15
14. Veerkrachtig koppelorgaan (160) voor een mal volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, omvattende een rubberen blok (163), waaraan twee metalen eindflenzen (164, 165) zijn bevestigd, bij voorkeur door vulcaniseren, waarbij 20 elke eindflens bij voorkeur is voorzien van een van schroefdraad voorziene boring. 1030837
NL1030837A 2006-01-04 2006-01-04 Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken. NL1030837C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030837A NL1030837C2 (nl) 2006-01-04 2006-01-04 Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030837 2006-01-04
NL1030837A NL1030837C2 (nl) 2006-01-04 2006-01-04 Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1030837C2 true NL1030837C2 (nl) 2007-07-05

Family

ID=36995339

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1030837A NL1030837C2 (nl) 2006-01-04 2006-01-04 Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1030837C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3710186C1 (en) * 1987-03-27 1988-06-16 Hmb Maschb Gmbh Concrete-block mould
WO2005009704A1 (de) * 2003-07-23 2005-02-03 Kobra Formen Gmbh Vorrichtung und verfahren zur herstellung von betonformkörpern
DE102004002156A1 (de) * 2004-01-15 2005-08-04 Kobra Formen Gmbh Vorrichtung zur Herstellung von Formkörpern

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3710186C1 (en) * 1987-03-27 1988-06-16 Hmb Maschb Gmbh Concrete-block mould
WO2005009704A1 (de) * 2003-07-23 2005-02-03 Kobra Formen Gmbh Vorrichtung und verfahren zur herstellung von betonformkörpern
DE102004002156A1 (de) * 2004-01-15 2005-08-04 Kobra Formen Gmbh Vorrichtung zur Herstellung von Formkörpern

Similar Documents

Publication Publication Date Title
WO2009106297A3 (de) Betonsteinfertiger mit harmonischer vibration durch formerregung
ES2552339T3 (es) Prensa vibratoria para la producción de elementos de construcción y su procedimiento de producción
NL1030838C1 (nl) Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken.
KR100847540B1 (ko) 블록성형장치
NL1030837C2 (nl) Inrichting voor het vervaardigen van vormstukken.
US6402499B1 (en) Vibration drive
BE905317A (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van stenen in een pers en pers voor deze werkwijze.
BE1022846B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het snel wisselen van de stempelplaat
KR100756387B1 (ko) 콘크리트제품 제조장치
ITFI20010103A1 (it) Metodo ed attrezzatura per la produzione di mattonelle monostrato
US3264702A (en) Machine for molding concrete blocks
JP4502319B2 (ja) ブロック製造方法
JP3121175U (ja) コンクリート製品成形装置
JP2000185308A (ja) コンクリ―ト製品の即脱用製造金型を用いた製造方法に於ける落下モルタルの堆積防止方法
NL8602836A (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van betonblokken.
JP2000185311A (ja) コンクリ―ト構造物用残存型枠の製造金型
JP2760718B2 (ja) Pc製品の製造方法及びその製造方法に使用する可動凹凸形成部材
JPS5848092Y2 (ja) コンクリ−ト製品成形機
US6758665B2 (en) Concrete block vibrator
CN110126060A (zh) 振捣台结构
JP3714431B2 (ja) 加圧成形用型枠装置
CN219338024U (zh) 一种便于调节的叠合板模具
JPH0113402B2 (nl)
JP2521465B2 (ja) コンクリ−ト製品成形装置
CN217621180U (zh) 用于混凝土试块振实的固定装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210201