NL1028929C2 - Sorteerinrichting. - Google Patents

Sorteerinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1028929C2
NL1028929C2 NL1028929A NL1028929A NL1028929C2 NL 1028929 C2 NL1028929 C2 NL 1028929C2 NL 1028929 A NL1028929 A NL 1028929A NL 1028929 A NL1028929 A NL 1028929A NL 1028929 C2 NL1028929 C2 NL 1028929C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sorting
support members
coupling
conveyor
sorting device
Prior art date
Application number
NL1028929A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Adrianus Petrus V Ven
Original Assignee
Vanderlande Ind Nederland
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vanderlande Ind Nederland filed Critical Vanderlande Ind Nederland
Priority to NL1028929A priority Critical patent/NL1028929C2/nl
Priority to EP20060009009 priority patent/EP1719721B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1028929C2 publication Critical patent/NL1028929C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/74Feeding, transfer, or discharging devices of particular kinds or types
    • B65G47/94Devices for flexing or tilting travelling structures; Throw-off carriages
    • B65G47/96Devices for tilting links or platform
    • B65G47/962Devices for tilting links or platform tilting about an axis substantially parallel to the conveying direction
    • B65G47/965Devices for tilting links or platform tilting about an axis substantially parallel to the conveying direction tilting about a sided-axis, i.e. the axis is not located near the center-line of the load-carrier
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G2201/00Indexing codes relating to handling devices, e.g. conveyors, characterised by the type of product or load being conveyed or handled
    • B65G2201/02Articles
    • B65G2201/0235Containers
    • B65G2201/0258Trays, totes or bins
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G2201/00Indexing codes relating to handling devices, e.g. conveyors, characterised by the type of product or load being conveyed or handled
    • B65G2201/02Articles
    • B65G2201/0264Luggage

Description

Korte aanduiding : Sorteerinrichting.
BESCHRIJVING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 sorteerinrichting voor het sorteren van producten, zoals met name bagagestukken, omvattende een toevoertransporteur, een sorteertransporteur waarop de toevoertransporteur aansluit voor overdracht van te sorteren producten van de toevoertransporteur aan de sorteertransporteur, de sorteertransporteur ingericht zijnde voor het 10 tijdens transport in een transportrichting selectief afstaan van te sorteren producten aan een sorteerpositie, waarbij de sorteertransporteur een gestel omvat alsmede een aantal langs geleidingsmiddelen van het gestel verplaatsbare draagorganen voor ondersteuning door een aantal naburige draagorganen van een te sorteren product, ieder draagorgaan 15 middels zwenkmiddelen zwenkbaar zijnde om een zich evenwijdig aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het vanaf het aantal naburige draagorganen naar de sorteerpositie doen glijden van een product.
Een dergelijke sorteerinrichting is bekend uit W0-A1-20 9929601. Bij de betreffende sorteerinrichting is er sprake van een sorteertransporteur omvattende een aantal gelijkmatig over de lengte van de sorteertransporteur verdeelde draagorganen. De draagorganen omvatten J ieder permanente magneten. Door een toevoertransporteur worden containers overgedragen aan de sorteertransporteur waarbij in vaste paren twee 25 achtereenvolgende draagorganen van de sorteertransporteur de containers overnemen. De containers dragen op hun beurt weer producten zoals bagagestukken. Voor het zijdelings sorteren van deze bagagestukken zijn zwenkmiddelen voorzien. Deze zwenkmiddelen omvatten zwenkarmen die afwisselend aan de linkerzijde en aan de rechterzijde met één uiteinde 30 scharnierbaar aan de achtereenvolgende draagorganen zijn bevestigd en aan hun tegenover gelegen uiteinden zijn voorzien van geleidingswielen die in
4 n o on O Q
2 respectievelijke tegenover elkaar gelegen parallelle geleidingsprofielen verlopen. Voor het paarsgewijs doen zwenken van de draagorganen zijn boven of onder de geleidingsprofielen zwenkgeleidingsprofielen voorzien waarnaar de geleidingswielen worden geleid door het gelijktijdig op 5 geschikte wijze schakelen van een wissel orgaan voor zowel het voorste als het achterste draagorgaan van het betreffend paar draagorganen. Bij zwenking wordt de container door de magneten van de draagorganen vastgehouden maar schuift, onder invloed van de zwaartekracht, het product in de container daaruit in een afvoertransporteur of glijgoot of 10 dergelijke. Nadat al dan niet zwenking en dus uitsortering heeft plaatsgevonden, wordt de container door de sorteertransporteur weer overgedragen aan een afvoertransporteur.
Een sorteerinrichting als bovenstaand omschreven vindt toepassing in bagage-afhandelingssystemen op, met name grote, 15 vliegvelden. De vraag om bagage-afhandelingssystemen die met steeds grotere capaciteiten/snelheden in staat zijn om bagage te verwerken bestaat. Binnen dit kader wordt een bezwaar van de sorteerinrichting volgens W0-A1-9929601 gevormd door het feit dat een zekere synchronisatie vereist is tussen de toevoertransporteur en de sorteertransporteur om een 20 goede overdracht van bagagestukken mogelijk te maken. Concreet houdt dit in de praktijk in dat de toevoertransporteur, nadat een container op het einde daarvan is gearriveerd, stopt en wacht tot een geschikt moment om de container over te dragen aan de continu aangedreven sorteertransporteur. Los van het feit dat een dergelijke repeterende 25 start-stopsituatie voor de toevoertransporteur uit mechanisch oogpunt ongunstig is, brengt deze gang van zaken het verdere belangrijke nadeel met zich mee dat de momenten waarop de toevoertransporteur tijdelijk stilstaat of althans niet op maximale snelheid voortgaat een beperking oplevert ten aanzien van het aantal producten dat per tijdseenheid kan 30 worden verwerkt door de sorteertransporteur.
De uitvinding beoogt nu een sorteerinrichting volgens de 3 aanhef te verschaffen waarmee het mogelijk is om bij gelijkblijvende transportsnel heden van de sorteertransporteur, toch een hogere sorteercapaciteit te bereiken dan bij de sorteerinrichting volgens W0-A1-9929601. Hiertoe omvat de sorteertransporteur koppelmiddel en voor het 5 tijdelijk koppelen van een aantal naburige draagorganen voor het door zwenking van een deel van het aantal gekoppelde naburige draagorganen mee doen zwenken van de overige van het aantal naburige draagorganen. Aldus wordt een randvoorwaarde verschaft om de synchronisatie tussen de toevoertransporteur en de sorteertransporteur overbodig te maken in die 10 zin dat het niet meer noodzakelijk is dat de toevoertransporteur tijdelijk stopt (of alternatief zou vertragen) in verband met de overdracht naar de sorteertransporteur. In plaats van vaste combinaties van draagorganen te hanteren, zoals dit bij de sorteerinrichting volgens W0-A1-9929601 het geval is, bieden de koppelmiddel en bij de onderhavige 15 uitvinding de mogelijkheid om dynamische (tijdelijke) combinaties van een aantal, bij voorkeur star, gekoppelde naburige draagorganen te hanteren waarbij niet alleen de samenstelling van een groep naburige gekoppelde draagorganen kan worden gevarieerd maar bovendien het aantal draagorganen van een dergelijke groep in beginsel kan variëren in afhankelijkheid van 20 de lengte van het object dat wordt ondersteund door de onderling gekoppelde naburige draagorganen. Zo wordt dus ook de mogelijkheid geboden om objecten van verschillende lengtes te verwerken op de sorteerinrichting waarbij dergelijke producten kort op elkaar aansluitend op de sorteertransporteur worden gepositioneerd. Vanwege de koppeling 25 tussen naburige draagorganen, kunnen de naburige gekoppelde draagorganen uitsluitend gezamenlijk zwenken.
Het dynamische karakter waarmee combinaties van naburige draagorganen kunnen worden gerealiseerd voor onderlinge koppeling daarvan, kan op zeer voordelige wijze worden bereikt indien de 30 koppel middel en per draagorgaan een koppel orgaan omvatten. Een dergelijk koppel orgaan maakt koppeling met een naburig draagorgaan mogelijk zodat 4 door geschikte aansturing van de respectievelijke koppelorganen groepen van naburig gekoppelde draagorganen kunnen worden gerealiseerd, waarvan desgewenst de groepsgrootte kan variëren.
Daarbij geldt volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 5 dat ieder koppel orgaan in staat is een directe koppeling met een naburig koppel orgaan tot stand te brengen, hetgeen leidt tot een betrouwbare koppeling.
Nog meer specifiek geldt daarbij dat bij voorkeur ieder koppel orgaan een pen omvat, die bij bekrachtiging door een uitsparing van 10 een naburig koppel orgaan wordt gestoken. Een dergelijke uitsparing is bij voorkeur gesloten maar is dat binnen het kader van de onderhavige uitvinding niet noodzakelijkerwijs. Een koppeling middels een in een i uitsparing gestoken pen is uitermate betrouwbaar. Bovendien verschaft het de mogelijkheid om de pen als breekpen uit te voeren waardoor in het 15 onverhoopte geval er een extreem grote kracht wordt uitgeoefend op de koppeling tussen naburige draagorganen, de breekpen breekt, zonder dat andere onderdelen daarbij beschadigd raken en dus uiteindelijk slechts de breekpen dient te worden vervangen.
Juist voor het bereiken van het dynamische karakter van het 20 vormen van groepen van onderling gekoppelde draagorganen geniet het, met name indien gebruik wordt gemaakt van koppelorganen die een directe koppeling met een naburig draagorgaan tot stand brengen, de voorkeur dat ieder koppel orgaan aanstuurbaar is.
De zwenkmiddelen omvatten bij voorkeur een stationaire 25 nokbaan waarlangs selectief een nokorgaan van een draagorgaan kan verlopen voor het selectief doen zwenken van het betreffende draagorgaan alsmede van de met dit draagorgaan gekoppelde draagorganen. Per groep van gekoppelde draagorganen volstaat dus in beginsel slechts één nokorgaan voor het doen zwenken van deze groep draagorganen, waarbij het mogelijk 30 is om het nokorgaan al dan niet langs de stationaire nokbaan te laten verlopen.
1 f!9fiQ?Pi 5
Het geniet de grote voorkeur dat de zwenkmiddelen per draagorgaan een nokorgaan omvatten. Aldus kan per groep van gekoppelde draagorganen het meest gunstige nokorgaan worden gekozen voor het doen zwenken van de groep draagorganen. Het meest gunstige nokorgaan zal 5 daarbij in zijn algemeenheid worden gevormd door het nokorgaan behorende bij het of een draagorgaan dat in het midden van de groep gekoppelde draagorganen is gelegen. Bij een groep van vijf draagorganen zou dit bijvoorbeeld betekenen dat het nokorgaan van het derde draagorgaan wordt aangewend voor het doen zwenken van de groep draagorganen, terwijl bij 10 een groep van bijvoorbeeld zes draagorganen het nokorgaan behorende bij het derde of vierde draagorgaan daarvoor wordt gebruikt. Hierbij wordt er van uit gegaan dat het zwaartepunt van het object dat op de betreffende groep draagorganen wordt ondersteund, ongeveer in het midden van de lengte in de transportrichting zal zijn gelegen.
15 Het selectieve karakter van het doen zwenken van gekoppelde draagorganen kan op voordelige wijze worden bereikt indien ieder nokorgaan aanstuurbaar is voor het selectief in contact kunnen brengen van het nokorgaan met de nokbaan of op afstand kunnen houden van het nokorgaan van de nokbaan.
20 Alternatief is het ook mogelijk dat de nokbaan een aanstuurbaar invoerbaandeel heeft dat selectief in of uit de bewegingsbaan van een nokorgaan verplaatsbaar is. Bevindt het invoerbaandeel zich in de bewegingsbaan van een nokorgaan, dan zal het invoerbaandeel het nokorgaan naar de nokbaan toeleiden, terwijl indien 25 het invoerbaandeel zich juist uit de bewegingsbaan van een nokorgaan bevindt, het nokorgaan zich niet zal verplaatsen langs de stationaire nokbaan en aldus geen zwenking zal plaatsvinden.
Volgens een uitermate belangrijke voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de sorteerinrichting losse houders 30 voor het daarin accommoderen van de te sorteren producten waarbij de te sorteren producten ieder in een houder van de toevoertransporteur worden
m9ftQ?Q
6 overgedragen aan een aantal naburige draagorganen van de sorteertransporteur welk aantal is voorzien van houdmiddelen voor het bij zwenking van een draagplateau met daarop een houder, vasthouden van de houder waarbij een product dat wordt geaccommodeerd door de houder van de 5 houder schuift. De toepassing van dergelijke houders en houdmiddelen maakt de sorteerinrichting bij uitstek geschikt voor het verwerken van producten met verschillende afmetingen zoals bagagestukken op vliegvelden. De houdmiddelen voorkomen daarbij dat bij zwenking van de naburige draagorganen, die overigens op dat moment door de koppelmiddelen 10 tijdelijk zijn gekoppeld met elkaar, de houders zelf van de draagorganen zouden afschuiven.
Bij voorkeur omvatten de houdmiddelen per draagorgaan een opstaande rand waartegen de houder in gezwenkte toestand van de naburige draagorganen die de houder ondersteunen, aanligt. De hoogte van deze 15 opstaande randen moet uiteraard niet dusdanig zijn dat deze het van de houder afschuiven van producten zou belemmeren.
Juist bij toepassing van losse houders geniet het de voorkeur dat de koppelmiddelen per draagorgaan een aangrijporgaan omvatten voor aangrijping op de houder. Aldus kan de houder de koppelende 20 factor vormen tussen naburige draagorganen. De aangrijping hoeft daarbij overigens niet per definitie op mechanische wijze plaats te vinden, maar zou bijvoorbeeld ook magnetisch kunnen plaatsvinden. Het belangrijke voordeel dat met de onderhavige voorkeursuitvoeringsvorm kan worden bereikt is dat geen enkele intelligentie is vereist om de groep 25 draagorganen die een houder dragen te koppelen. Ook de samenstelling van groepen hoeft niet constant te zijn zelfs niet qua grootte, alhoewel in de praktijk de houders in zijn algemeenheid wel dezelfde lengte zullen ! hebben.
!
Een uitermate geschikte wijze van aangrijping wordt 30 gerealiseerd indien de aangrijporganen zijn ingericht voor aangrijping op een zich parallel aan de transportrichting uitstrekkende zijde van de 1028929 7 houder. Aldus kan de houder bijvoorbeeld worden ingeklemd tussen enerzijds de aangrijporganen en anderzijds een opstaande rand die is voorzien per draagorgaan.
Een stabiele ondersteuning van de houders door de 5 draagorganen zonder dat daarbij synchronisatie tussen de toevoertransporteur en de sorteertransporteur noodzakelijk is kan met name worden bereikt indien de afmetingen van de houders in de transportrichting gezien dusdanig zijn, dat iedere houder op de sorteertransporteur door tenminste drie draagorganen wordt ondersteund.
10 Juist om grote capaciteiten te bereiken geniet het de voorkeur dat de sorteertransporteur van het eindloze type is. De eindloze baan van de sorteertransporteur kan zich daarbij zowel in het horizontale als in het verticale vlak uitstrekken. Het belangrijke voordeel van de toepassing van een eindloze baan in het horizontale vlak is gelegen in 15 het feit dat de volledige lengte van de sorteertransporteur, eventueel met uitzondering van de niet-rechtlijnige trajectdelen daaruit, kunnen worden aangewend voor het sorteren van producten, daar waar bij toepassing van eindloze banen die zich in het verticale vlak uitstrekken slechts het bovenste (rechtlijnige) trajectdeel beschikbaar is voor 20 sortering. In het laatste geval wordt wel het voordeel geboden dat de sorteerinrichting een kleiner ruimtebeslag vergt en kan worden opgenomen in een rechtlijnig transporttraject.
In zijn algemeenheid geldt verder dat bij voorkeur waarneemmiddelen zijn voorzien voor het vaststellen op welke naburige 25 draagorganen een te sorteren product wordt overgedragen van de toevoertransporteur aan de sorteertransporteur en dat besturingsmiddelen zijn voorzien voor het op basis van informatie van de waarneemmiddelen aansturen van de koppelmiddelen voor het koppelen van de desbetreffende naburige draagorganen. Het moge duidelijk zijn na lezing van 30 bovenstaande, dat deze voorkeursuitvoeringsvorm met name voordelig is indien de koppeling tussen naburige draagorganen niet via een houder 1028929 8 wordt gerealiseerd.
Daarnaast zijn in zijn algemeenheid bij voorkeur waarneemmiddelen voorzien voor het vaststellen op welke naburige draagorganen een te sorteren product wordt overgedragen van de 5 toevoertransporteur aan de sorteertransporteur en dat besturingsmiddelen zijn voorzien voor het op basis van informatie van de waarneemmiddelen aansturen van de zwenkmiddelen. De zwenkmiddelen kunnen daarbij dusdanig worden aangestuurd dat een zo gunstig mogelijke mechanische belasting op de koppeling tussen de naburige draagorganen werkzaam is.
10 Dit laatste voordeel kan met name worden bereikt indien de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het als voorste en bij voorkeur enige nokorgaan behorende bij een draagorgaan van een aantal door de koppelmiddel en gekoppelde naburige draagorganen, aansturen van het nokorgaan, waarbij het bijbehorend draagorgaan in het midden van de 15 gekoppelde naburige draagorganen is gelegen, voor het selectief in contact brengen van het aangestuurde nokorgaan met een nokbaan. Aangezien het zwaartepunt van een te sorteren product meestal in het midden van de lengte ervan ligt, is het ook voordelig om de krachten benodigd voor de zwenking van een aantal gekoppelde naburige draagorganen, in het midden 20 van dit aantal gekoppelde naburige draagorganen in te leiden.
Met name indien het zwenken van gekoppelde draagorganen slechts in één zijwaartse richting kan plaatsvinden geniet het de voorkeur dat de zwenkas zich dwars op de transportrichting gezien in horizontale richting uit het midden van de breedte van de draagorganen 25 bevindt, hetgeen een gunstigere mechanische belasting op de draagorganen met zich meebrengt en bovendien de vereiste hoogte van de sorteerinrichting kan doen afnemen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bedrijven van een sorteerinrichting voor het sorteren van producten, 30 zoals met name bagagestukken, omvattende een toevoertransporteur, een sorteertransporteur waarop de toevoertransporteur aansluit voor o o 9 9 ---- ! i overdracht van te sorteren producten van de toevoertransporteur aan de sorteertransporteur, de sorteertransporteur ingericht zijnde voor het tijdens transport in een transportrichting selectief afstaan van te sorteren producten aan een sorteerpositie, waarbij de sorteertransporteur 5 een gestel omvat alsmede een aantal langs geleidingsmiddelen van het gestel verplaatsbare draagorganen voor ondersteuning door een aantal naburige draagorganen van een te sorteren product, ieder draagorgaan middels zwenkmiddelen zwenkbaar zijnde om een zich evenwijdig aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het vanaf het aantal 10 naburige draagorganen naar de sorteerpositie doen glijden van een product, omvattende de stappen van het tijdelijk koppelen van een aantal naburige draagorganen die een te sorteren product ondersteunen en het gezamenlijk doen zwenken van het aantal tijdelijk gekoppelde naburige draagorganen voor het zijdelings uitsorteren van het betreffend product.
15 Bij voorkeur wordt het gezamenlijk doen zwenken van het aantal tijdelijk gekoppelde naburige draagorganen teweeg gebracht door het zwenkend aandrijven van slechts één van de naburige draagorganen waardoor de overige draagorganen van het aantal tijdelijk gekoppelde naburige draagorganen vanwege de koppeling meezwenken met het draagorgaan 20 dat zwenkend wordt aangedreven.
De voordelen die zijn verbonden aan de (voorkeursuitvoeringsvormen van de) werkwijze volgens de uitvinding zullen de vakman duidelijk zijn in het licht van de voorgaande bespreking van de (voorkeursuitvoeringsvormen van de) inrichting volgens de 25 uitvinding.
De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een tweetal voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren: 30 Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de sorteerinrichting volgens de uitvinding; 4 Π O r 10
Figuren 2a en 2b tonen perspectivisch een aantal gekoppelde draagorganen van de sorteerinrichting volgens figuur 1 met daarop een lege houder respectievelijk in horizontale toestand en in gezwenkte toestand; 5 Figuur 3 toont schematisch de lay-out van een stationair nokbaansysteem zoals toegepast bij de sorteerinrichting volgens figuur 1;
Figuur 4 toont in perspectivisch aanzicht een enkel draagorgaan deel uitmakend van de sorteerinrichting volgens figuur 1;
Figuur 5 toont een vijftal naburige koppel organen op een 10 onderste niveau (niveau V in figuur 7) daarvan;
Figuur 6 toont het vijftal koppelorganen volgens figuur 5 op een bovenste niveau (niveau VI in figuur 7) daarvan;
Figuur 7 toont een aanzicht volgens VII in figuren 5 en 6;
Figuren 8a en 8b tonen een mechanisme zoals toegepast in de 15 koppelorganen volgens figuren 5 en 6 in respectievelijk twee uiterste standen;
Figuur 9 toont schematisch in bovenaanzicht een vijftal draagorganen van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een sorteerinrichting volgens de uitvinding in bovenaanzicht met daarop een 20 houder;
Figuren 10a en 10b tonen respectievelijk aanzichten Xa en Xb in figuur 9.
Sorteerinrichting 1 volgens figuur 1 omvat een toevoertransporteur 2 een sorteertransporteur 3 en een afvoertransporteur 25 4. Toevoertransporteur 2 en afvoertransporteur 4 zijn van hetzelfde type en omvatten twee parallelle, op afstand van elkaar gelegen om wielen geslagen riemen 5, 6 en 7, 8. De sorteerinrichting 1 omvat verder een aantal houders 9, waarvan er één lege in de figuren 2a en 2b meer in detail is weergegeven. De houders omvatten aan de voorzijde en aan de 30 achterzijde respectievelijk een opstaande wand 10, 11 en bezitten een holle bodem 12. Aan de langsranden van deze holle bodem is geen opstaande 1 n 9 Q Q Λ j 11 wand als opstaande wand 10, 11 voorzien zodat producten die door een houder 9 op de holle bodem 12 worden ondersteund in beginsel vrij van deze holle bodem 12 kunnen afschuiven wanneer de houder 9 zijwaarts wordt i gezwenkt zoals zichtbaar in figuur 2b.
5 De toevoertransporteur 2 en de sorteertransporteur 3 sluiten dusdanig op elkaar aan dat daartussen overdracht van houders 9 met daarin te sorteren producten 15 plaats kan vinden. De j sorteertransporteur 3 is van het eindloze type en omvat twee liggende U- j i vormige geleidingsprofielen 13, 14 die parallel aan elkaar zijn gelegen 10 en ieder in het verticale vlak een eindloze lus omschrijven. De open zijden van de geleidingsprofielen 13, 14 zijn naar elkaar toe gericht.
De sorteertransporteur 3 omvat verdeeld over de hele lengte daarvan een groot aantal transportorganen 16 die op regelmatige afstand zijn bevestigd aan een niet nader getoonde eindloze ketting. Door het 15 aandrijven van de ketting worden ook de transportorganen voortbewogen in transportrichting 48.
De transportorganen 16 zijn ieder opgebouwd uit een basisdeel 17 en een draagdeel 18. Het draagdeel 18 is zwenkbaar om zwenkas 19 verbonden met het basisdeel 17. Zwenkas 19 strekt zich 20 parallel aan de transportrichting uit nabij het geleidingsprofiel 13 aan de bovenzijde daarvan. Het basisdeel 17 omvat in hoofdzaak een tweetal dwarse strippen 20, 21 die aan één van hun beide uiteinden met elkaar zijn verbonden via verbindingselement 23 en aan de tegenover gelegen uiteinden met elkaar zijn verbonden via scharnierelement 24 dat is | 25 voorzien van de eerder genoemde zwenkas 19. Aan de genoemde tegenover i I elkaar gelegen uiteinden is ieder basisdeel 17 bovendien voorzien van een tweetal geleidingswielen die tussen de liggende poten van de U-vorm van de geleidingsprofielen 13, 14 verlopen en waarvan in figuur 4 slechts de geleidingswielen 25, 26 zichtbaar zijn. Het draagdeel 18 omvat in 30 hoofdzaak een langwerpige draagstrip 27 die aan zijn onderzijde is voorzien van een zwenkbus 28 waar doorheen de zwenkas 19 zich uitstrekt.
1 flPfiO ^ I________ ____ 12
De draagstrip 27 strekt zich, net als overigens dwarsstrippen 20, 21, dwars uit op de transportrichting 48 voor dé sorteertransporteur 3 waarbij de draagstrip 27 zich gezien vanaf geleidingsprofiel 14 uitstrekt voorbij geleidingsprofiel 13 en het aan die zijde gelegen uiteinde is 5 voorzien van een opstaande rand 29. Aan het tegenover gelegen uiteinde is iedere draagstrip voorzien van een koppel orgaan 30 dat aan de hand van de figuren 5 tot en met 8b nog nader zal worden omschreven. Op de draagstrip 27 en aan de binnenzijde van opstaande rand 29 is nog een bekleding 30, 31 voorzien.
10 Ten behoeve van de duidelijkheid zijn in figuur 1 de koppel organen 30 slechts weergegeven voor die koppel organen die zich in een gezwenkte toestand bevinden. Er dient geen misverstand over te bestaan dat, aangezien alle transportorganen 16 identiek zijn uitgevoerd ook alle draagstrippen 27 zijn voorzien van een koppel orgaan 30.
15 De koppel organen 30 maken het mogelijk om een draagstrip 27 met een naburige draagstrip 27 te verbinden. De wijze waarop deze koppeling tot stand wordt gebracht, wordt navolgend toegelicht aan de hand van de beschrijving van figuur 6 in combinatie met figuur 7.
Figuur 6 toont een koppelmechanisme 31 voor een vijftal 20 onderling gekoppelde koppel organen 30 zoals dat aanwezig is in de bovenste helft van de behuizing 32 behorend bij ieder koppel orgaan 30. Het mechanisme omvat een pen 33 die heen en weer verschuifbaar is volgens dubbele pijl 34 binnen schematisch weergegeven geleiding 55, welke bijvoorbeeld als boring uitgevoerd zou kunnen zijn. In de stand volgens 25 de vier linker koppel organen 30 strekt de pen 33 zich uit door een gat 35 dat aanwezig is in een zich vanuit een naburig koppel orgaan uitstrekkende strip 36 (zie ook figuren 2a en 2b). Het zal de vakman duidelijk zijn dat vanwege de pen 33 - gat 35 koppeling tussen twee naburige koppel organen 30, zwenking van één van beide bijbehorende draagstrippen 27 ook een 30 zwenking van de andere bijbehorende draagstrip 27 tot gevolg zal hebben.
Het volgens dubbele pijl 34 heen en weer bewegen van pen 33 1028929 13 wordt teweeg gebracht met behulp van een stangenmechanisme dat bestaat uit stangen 37, 38, 39. Stang 37 is aan één uiteinde scharnierbaar om scharnieras 40 welke een vaste positie inneemt ten opzichte van behuizing 32. Aan het tegenover gelegen uiteinde is stang 37 scharnierend om 5 scharnieras 41 verbonden met uiteinden van zowel stang 38 als van stang 39. Ongeveer op het midden van zijn lengte is stang 38 scharnierbaar om scharnieras 42 welke een vaste positie inneemt ten opzichte van behuizing 32. De stangen 37, 38 zijn aan hun van de bijbehorende draagstrip 27 afgekeerde zijde voorzien van contactlichamen 43, 44. Stang 39 is 10 scharnierbaar om scharnieras 45 verbonden met een uiteinde van pen 33.
Door geschikte aansturing volgens dubbele pijl 46 van noklichaam 47 is het mogelijk om dit noklichaam 47 in de baan van één van beide contactlichamen 43, 44 te brengen, afhankelijk van welk van beide contactlichamen 43, 44 zich meer naar buiten toe bevindt. In figuur 6 is 15 de stand waarbij noklichaam 47 zich in de baan van één van beide contactlichamen 43, 44 uitstrekt aangegeven met verwijzingscijfer 47'. Stel nu dat het gewenst is om de pen 33 van het meest rechter koppel orgaan 30 zich te laten uitstrekken (in tegenstelling tot de getoonde situatie) door het gat 35 van een naburig koppel orgaan 30, dan 20 zou noklichaam 47 juist voorafgaand aan het passeren van koppel orgaan 30 langs het noklichaam 47 in positie 47' dienen te worden gebracht waardoor het noklichaam 47 tijdens het voortbewegen van de transportorganen 16 in transportrichting 48 in contact komt met contactlichaam 43. Hierdoor zullen de stangen 37, 38 respectievelijk in de richting van pijlen 49, 50 25 zwenken om respectievelijk scharnierassen 40, 42 (figuur 8a).
Stang 38 betreft een stang die is samengesteld uit een vast stangdeel 51 met star daarmee verbonden een pendeel 52 welke een kleinere diameter heeft dan het vaste stangdeel 51 en wordt omgeven door drukveer 53. Het vrije uiteinde van pendeel 52 strekt zich uit in een centrale 30 boring in boringsdeel 54 van stang 38 waarvan de lengte dusdanig is dat het pendeel 52 daarin op en neer in de lengterichting ervan verschuifbaar
1 Q 2 8 3 2 Q
14 is. Hierdoor is de mogelijkheid ontstaan om de lengte van stang 38, althans voor zover uitstrekkend tussen scharnierassen 41 en 42 tijdelijk te verkleinen om zo de zwenking volgens de pijlen 49 en 50 mogelijk te maken waarbij drukveer 53 er zorg voor draagt dat zodra tijdens genoemde 5 zwenking om pijlen 49 en 50 de stangen 37 en 38 de stand zijn gepasseerd waarbij zij in eikaars lijn zijn gelegen tussen vaste scharnierassen 40 en 42, de stangen 37 en 38 de positie volgens figuur 8b zullen innemen.
Door de binnenwaartse beweging van scharnieras 41 en de verbinding van deze scharnieras via stang 39 met pen 33, zal pen 33 in dezelfde richting 10 verschuiven door geleiding 55 waardoor pen 33 in het betreffende gat 35 zal komen.
Voor het weer terugtrekken van pen 33 uit gat 35 wordt verwezen naar figuur 8b waarbij noklichaam 47 tijdelijk in positie 47' wordt gebracht waardoor deze bij het voortbewegen van de transportorganen 15 16 in transportrichting 48 in contact komt met contactlichaam 44 waarbij de stangen 37 en 38 de omgekeerde zwenking volgens pijlen 56, 57 zullen uitvoeren waardoor scharnieras 41 naar buiten wordt bewogen en dus pen 33 uit gat 35 zal trekken. Het moge duidelijk zijn dat zodra één van beide contactlichamen 43, 44 noklichaam 47 in positie 47' heeft gepasseerd, het 20 noklichaam 47 weer uit de baan van de contactlichamen 43, 44 dient te worden bewogen.
Terugkerend naar figuur 1 zien we dat de sorteertransporteur 3 een zestal houders 9 transporteert. De lengte van deze houders 9, die identiek aan elkaar zijn, is dusdanig dat iedere 25 houder 9 wordt ondersteund door een vijftal draagstrippen 27 behorende bij een vijftal transportorganen 16. De betreffende vijf draagstrippen 27 zijn daarbij onderling gekoppeld met behulp van de bijbehorende koppel organen 30 op een wijze die voorgaand reeds is toegelicht aan de hand van de beschrijving van met name figuur 6, 8a en 8b. Om nu vast te 30 stellen welke koppel organen 30 nu met elkaar dienen te worden gekoppeld wordt bij sorteerinrichting 1 gebruik gemaakt van waarneemmiddelen die 1028929 15 vaststellen op welke naburige draagstrippen 27 een bepaalde houder 9 wordt ondersteund, welke informatie overigens ook kan worden afgeleid uit de positie die houder 9 op een bepaald moment op de toevoertransporteur 2 j inneemt. De besturing van sorteerinrichting 1 zal nu op basis van de i 5 informatie die de waarneemmiddelen verschaffen het noklichaam 47 aansturen om de betreffende draagstrippen 27 met elkaar te koppelen.
Ten behoeve van het zwenken van de gekoppelde draagstrippen 27 teneinde producten 15 in de houders 9 in één van de twee glijgoten 56, 57 te doen belanden, welke glijgoten 56, 57 worden bepaald door schotten 10 58, 59, 60 op hellend vlak 61, is aan de van de glijgoten 56, 57 afgekeerde zijde van de sorteertransporteur 2 een stationair opgesteld nokbaansysteem 62 voorzien waarvoor ook wordt verwezen naar figuur 3. Het nokbaansysteem 62 omvat twee schuin omhoog verlopende nokbaandelen 63, 64 ten behoeve van het sorteren van producten 15 vanuit een houder 9 in de 15 respectievelijke glijgoten 56, 57. Daarnaast omvat het nokbaansysteem 62 aan het einde een schuin omlaag verlopend nokbaandeel 65. Op het schuin omhoog verlopende nokbaandeel 63 sluit een horizontaal verhoogd verlopend nokbaandeel 66 aan welke op zijn beurt weer aansluit op het schuin omlaag verlopend nokbaandeel 65. Ook het schuin omhoog verlopend nokbaandeel 63 20 sluit weer aan op het schuin omlaag verlopend nokbaandeel 65. Het nokbaansysteem 62 omvat verder een viertal wissels 67, 68, 69, 70 waarvan een tweede positie met stippellijnen is weergegeven en waarbij met dikke punt een bij de betreffende wissel behorend scharnierpunt is aangeduid.
Zoals zichtbaar in figuur 1, maar ook in figuren 2a en 2b 25 is bij de middelste (dus derde) van de vijf gekoppelde koppelorganen 30 een nokwiel 71 naar buiten toe uitgeschoven op een wijze die nog nader zal worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van figuur 5. Door dit uitschuiven van nokwiel 71 zal deze tijdens voortbewegen van de sorteertransporteur 3 ervan uitgaande dat wissel 67 zich in de onderste 30 stand bevindt, via deze wissel 67 gaan verlopen over het schuin omhoog verlopende nokbaandeel 63. Het zwenken van de draagstrip 27 behorend bij 1028929 16 het koppel orgaan 30 waarvan het nokwiel 71 is uitgeschoven brengt met zich mee dat ook de draagstrippen 27 waarvan de koppel organen 30 zijn gekoppeld met het betreffend koppel orgaan 30 met het uitgeschoven nokwiel 71 mee zullen zwenken waarbij dus in feite de vijf draagstrippen 27 zich 5 als één geheel gedragen. Dit is van belang omdat, indien de betreffende koppelorganen 30 niet onderling zouden zijn gekoppeld maar de bijbehorende nokwielen 71 wel alle vijf zouden zijn uitgeschoven, de bijbehorende draagstrippen 27 na elkaar zouden zwenken en aldus tezamen een schuin en veranderend ondersteuningsvlak voor houder 9 zouden vormen. 10 Indien het nokwiel 71 het horizontaal verhoogd verlopend nokbaandeel 66 heeft bereikt of juist daarvoor zal een product 15 gelegen in de betreffende houder 9 uit deze houder 9 schuiven in glijgoot 56. De gekoppelde draagstrippen 27 zullen vervolgens hun gezwenkte toestand handhaven doordat het nokwiel 71 behorend bij de middelste draagstrip 27 15 zal blijven verlopen over het horizontaal verhoogd verlopend nokbaandeel 66 totdat deze overgaat in het schuin omlaag verlopend nokbaandeel 65 alwaar de betreffende gekoppelde draagstrippen 27 neerwaarts worden gezwenkt, zoals zichtbaar voor de zesde houder 9 in figuur 1, totdat deze weer de horizontale stand heeft aangenomen en vervolgens wordt 20 overgedragen aan de afvoertransporteur 4. De koppelorganen 30 van de betreffende draagstrippen 27 worden vervolgens door geschikte aansturing van het besturingssysteem van sorteerinrichting 1 weer ontkoppeld, waarna de transportorganen 16 neerwaarts afbui gen om via het lager verlopend teruggaand deel van de sorteertransporteur 3 vervolgens weer omhoog af te 25 buigen aan het begin van de sorteertransporteur 3 om een volgende houder 9 over te nemen van de toevoertransporteur 2. Vervolgens wordt weer een nieuwe groep van gekoppelde draagstrippen 27 gecreëerd, welke groep overigens kan afwijken qua samenstelling van de eerdere groep. Eén en ander is afhankelijk van de toevoer van houders 9 via toevoertransporteur 30 2. Het is van belang daarbij op te merken dat de toevoertransporteur 2 op geen enkel moment hoeft te stoppen maar continu houders 9 kan toevoeren
4 Ift O QO O Q
17 aan de sorteertransporteur 3.
Er nu van uitgaande dat wissel 67 in de hoge (gestippelde) stand zou staan zal een uitgeschoven nokwiel 71 deze wissel 67 logischerwijs passeren om bij de onderste stand van de volgende wissel 68 5 via het schuin omhoog verlopende nokbaandeel 64 omhoog te worden geleid om aldaar een zwenking van de betreffende groep draagstrippen 27 teweeg te brengen waarbij een product 15 wordt gesitueerd in glijgoot 57. Hierbij zal het betreffend nokwiel 71 overigens wissel 69 tegen veerwerking in in de bovenste (gestippelde) stand duwen teneinde passage 10 van het nokwiel 71 mogelijk te maken. Zodra het nokwiel 71 de wissel 69 dan heeft gepasseerd zal deze onder invloed van veerwerking weer terugkeren naar de onderste stand zodat het nokbaandeel 66 weer aansluit op het nokbaandeel 65.
Indien een product 15 in een houder 9 niet is bestemd om te 15 worden gesorteerd in één van de glijgoten 56, 57, zoals dat bijvoorbeeld het geval is geweest voor het product 15 in de houder 9 die in figuur 1 juist wordt overgedragen van de sorteertransporteur 3 naar de afvoertransporteur 4, dan kan deze bij een eventuele uitgeschoven stand van een nokwiel 71 behorend bij een (middelste) draagstrip 27 dat de 20 betreffende houder 9 ondersteunt het schuin omlaag verlopend nokbaandeel 65 passeren doordat dit nokwiel 71 wissel 70 tegen veerwerking in (net als bij wissel 69) in de bovenste (gestippelde) stand drukt.
Bij de bovenstaande toelichting op het nokbaansysteem 62 volgens figuren 1 en 3 is er van uitgegaan dat het uitschuiven van een 25 nokwiel 71 plaatsvindt stroomopwaarts ten opzichte van het schuin omhoog verlopende nokbaandeel 63. Anderzijds is het ook mogelijk om het uitschuiven van de nokwiel en 71 kort voor het arriveren bij een schuin omhoog verlopend nokbaandeel 63, 64 te laten plaatsvinden, hetgeen de toepassing van wissels 67, 68 als deel uitmakend van de betreffende 30 schuin omhoog verlopende nokbaandelen 63, 64 overbodig te maken. Daarbij zou ook wissel 70 overbodig kunnen zijn indien geen enkel nokwiel 71 zou 1028929 18 worden uitgeschoven behorende bij de draagstrippen 27 die een houder 9 ondersteunen waarin een product 15 is geaccommodeerd die in geen van beide glijgoten 56, 57 dient te worden uitgesorteerd.
Verder alternatief is het ook mogelijk dat de nokwielen 71 5 voor alle koppel organen 30 zich altijd in de uitgeschoven toestand bevinden (en in die zin dus ook niet aanstuurbaar zijn) en dat het over één van de schuin omhoog verlopende nokbaandelen 63, 64 doen lopen van een middelste nokwiel 71 behorende bij een groep gekoppelde draagstrippen 27, wordt aangestuurd door wissels 67 zeer nauwkeurig getimed naar de 10 onderste stand te schakelen, dat wil zeggen juist voordat het betreffende nokwiel 71 arriveert bij het begin van de betreffende wissel 67, 68, maar wel nadat het stroomafwaarts gelegen nokwiel 71 (het begin van) de wissel 67, 68 heeft gepasseerd.
Figuur 5 toont het uitschuifmechanisme 72 (in vijfvoud) 15 voor de vijf koppelorganen 30 zoals weergegeven in figuur 6, welk uitschuifmechanisme 72 is opgenomen in de onderste helft van behuizing 32 van ieder koppelorgaan 30. Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 5 is slechts het nokwiel 71 van het middelste koppelorgaan 30 uitgeschoven.
Het uitschuifmechanisme 72 omvat een tweetal stangen 137, 138 die 20 onderling aan hun naar elkaar gerichte uiteinden scharnierend zijn verbonden en respectievelijk scharnierbaar zijn om scharnierassen 140 en 142. Door scharnieras 141 aan elkaar verbonden stangen 137 en 138 zijn volstrekt vergelijkbaar met stangen 37 en 38 zoals reeds uitgebreid voorgaand toegelicht met name aan de hand van de figuren 8a en 8b. Onder 25 de stangen 137, 138 strekt zich een in het verlengde van de bijbehorende draagstrippen 27 uitstrekkende pen 73 uit aan een vrij uiteinde waarvan het nokwiel 71 is bevestigd.
Pen 73 is nu mechanisch gekoppeld met de scharnieras 141 ! middels een zich loodrecht op het vlak van tekening uitstrekkende pen 30 welke eenvoudigweg ook het verlengde van het aslichaam behorende bij scharnieras 141 kan zijn. De pen steekt door een zich in de 1028929 19 transportrichting 48 uitstrekkend sleufgat. Vanwege de koppeling via dit j sleufgat kan pen 73 een rechtlijnige beweging in zijn lengterichting door J geleiding 255 maken ondanks de licht zijwaartse beweging die scharnieras j 141 tijdens de nader te omschrijven bediening van het uitschuifmechanisme 5 maakt. In werkelijkheid zal het overigens wellicht nodig zijn om pen 73 een grotere diameter te geven dan is weergegeven in figuur 5. Alternatief zou overigens ook, in plaats van de sleufgat-koppeling, gebruik kunnen worden gemaakt van een koppeling via een verbindingsstang als verbindingsstang 39 in figuur 6.
10 Door geschikte aansturing van noklichaam 147 die op een lager niveau is gelegen dan noklichaam 47 en op en neer beweegbaar is volgens dubbele pijl 146 kan het noklichaam 147 (tijdelijk) in positie 147' worden gebracht om een nokwiel 71 naar binnen te doen schuiven of juist naar buiten zoals is weergegeven voor het middelste koppelorgaan 30 15 in figuur 5.
Figuur 9 toont in bovenaanzicht een deel van een sorteertransporteur 203 zoals die deel kan uitmaken van een sorteerinrichting volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Getoond worden slechts een vijftal draagstrippen 20 227 met aan hun uiteinden een opstaande rand 229. De in figuur 9 zichtbare draagstrippen 227 ondersteunen gezamenlijk een houder 209 die anders is uitgevoerd dan houder 9 bij sorteerinrichting 1 in ieder geval doordat in de staande langszijwanden een boogvormige uitsparing 280, 281 is voorzien. Iedere draagstrip 27, die overigens net als draagstrip 27 25 zwenkbaar zijn uitgevoerd, is voorzien van een kantelarm 282 die kantelbaar is ten opzichte van de bijbehorende draagstrip 227 om kantel as 283 die zich evenwijdig aan de transportrichting voor de sorteertransporteur 203 uitstrekt. Aan het boven de draagstrip 227 gelegen uiteinde is de kantelarm 282 voorzien van een aangrijpwiel 284 30 waarvan de radius overeenkomt met de radius van de boogvormige uitsparingen 280, 281. Aan het onder draagstrip 227 gelegen uiteinde van 1 Q28929 20 kantel arm 282 is kantel arm 282 voorzien van een nokwiel 285 welke verloopt in stationaire nokbaan 286. Uitgaande van transportrichting 287 is eenvoudig uit figuur 9 af te leiden hoe aangrijpwiel 284 van de niet aangegrepen toestand volgens figuur 10a in de aangegrepen toestand 5 volgens figuur 10b kan worden gebracht. Op deze manier kunnen alle vijf de aangrijpwielen 284 in aangrijping worden gebracht met êên van beide staande langszijwanden van houder 209 waardoor een inklemming optreedt van de houder 209 enerzijds tussen de vijf aangrijpwielen 284 en anderzijds de vijf opstaande randen 229.
10 Voor een verbeterde aangrijping zouden de opstaande randen 229 overigens ook voorzien kunnen zijn van een naar houder 209 gerichte bolling waarvan de radius overeenkomt met de radius van uitsparing 281.
Daarnaast zou de aangrijping door aangrijpmiddelen van houder 209 om deze op de draagstrippen 227 te houden, ook in gezwenkte toestand van de 15 houders in zijn algemeenheid door een vormgesloten dan wel krachtgesloten koppeling tussen de draagstrippen 227 en de houder tot stand worden gebracht. Zo zou de kantelarm in plaats van van aangrijpwiel 284 ook kunnen zijn voorzien van een haakorgaan dat aangrijpt om langsrand 290 van houder 209, eventueel in een uitsparing in de langsrand 290.
20 Nu uitgaande van de situatie waarbij alle aangrijpwielen 284 die behoren bij de draagstrippen 227 die een houder 209 ondersteunen, aangrijpen op de staande langszijwanden van houder 209 en deze dus i klemmen tegen de bijbehorende opstaande randen 229 zal het doen zwenken van één van de draagstrippen 227, op bijvoorbeeld één van de wijzen zoals 25 toegelicht voor draagstrip 27, tot gevolg hebben dat ook de overige draagstrippen 227 die de houder 209 ondersteunen mee zullen zwenken vanwege de mechanische koppeling die tussen de betreffende draagstrippen 227 tot stand is gebracht via de houder 209. Deze houder 209 vormt daarbij de koppelende factor tussen de betreffende draagstrippen 227.
30 Het belangrijke voordeel van de onderhavige voorkeursuitvoeringsvorm is gelegen in het feit dat geen enkele
i Π9 ftQ 9Q
21 (kunstmatige) intelligentie is vereist om de bij een bepaalde houder 209 behorende draagstrippen 227 te koppelen en dat dus geen flexibele aansturing van aangrijpwiel 284 noodzakelijk is. In het geval een bepaalde draagstrip 227 niet bij zou dragen in de ondersteuning van een 5 houder 209, zal het bijbehorend aangrijpwiel 284 toch de binnenwaartse beweging maken zonder daarbij uiteraard een aangrijpend effect op een houder 209 te bewerkstelligen. Dit houdt in dat men tevens kan afzien van waarneemmiddelen om precies vast te stellen hoe een houder 209 terechtkomt op de sorteertransporteur 203, althans voor wat betreft dat 10 noodzakelijk zou zijn voor het koppelen van naburige draagstrippen 227.
Anderzijds zou men ook gebruik kunnen maken van de aangrijpmiddelen als waarneemmiddelen om vast te stellen op welke naburige draagstrippen 227 een houder, of een te sorteren product is gelegen. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt bij het aansturen van de zwenkmiddelen.
15 Het zal de vakman duidelijk zijn dat door een nokbaan 286 een omgekeerd verloop te laten hebben, de aangrijpwiel en 284 van de aangrijpende positie van figuur 10b weer teruggebracht kunnen worden naar de niet-aangrijpende positie volgens figuur 10a.
De bovenomschreven voorkeursuitvoeringsvormen dienen niet 20 beperkend voor de onderhavige uitvinding te worden geïnterpreteerd, aangezien binnen het kader van de uitvinding ook talloze varianten denkbaar zijn. Zo wordt bijvoorbeeld met nadruk gesteld dat de onderhavige uitvinding ook betrekking kan hebben op tweezijdig werkzame sorteerinrichtingen, waarbij het sorteren van producten aan twee 25 langszijden van de sorteertransporteur kan plaatsvinden in plaats van slechts aan één zijde zoals bij de twee bovenstaand omschreven voorkeursuitvoeringsvormen het geval is.
30
1 Π 9 fiO P Q

Claims (22)

1. Sorteerinrichting voor het sorteren van producten, zoals met name bagagestukken, omvattende een toevoertransporteur, een 5 sorteertransporteur waarop de toevoertransporteur aansluit voor overdracht van te sorteren producten van de toevoertransporteur aan de sorteertransporteur, de sorteertransporteur ingericht zijnde voor het tijdens transport in een transportrichting selectief afstaan van te sorteren producten aan een sorteerpositie, waarbij de sorteertransporteur | 10 een gestel omvat alsmede een aantal langs geleidingsmiddelen van het j gestel verplaatsbare draagorganen voor ondersteuning door een aantal ! naburige draagorganen van een te sorteren product, ieder draagorgaan middels zwenkmiddelen zwenkbaar zijnde om een zich evenwijdig aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het vanaf het aantal 15 naburige draagorganen naar de sorteerpositie doen glijden van een product, met het kenmerk, dat de sorteertransporteur koppelmiddel en omvat voor het tijdelijk koppelen van een aantal naburige draagorganen voor het i door zwenking van een deel van het aantal gekoppelde naburige draagorganen mee doen zwenken van de overige van het aantal naburige 20 draagorganen.
2. Sorteerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppel middel en per draagorgaan een koppel orgaan omvatten.
3. Sorteerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat ieder koppel orgaan in staat is een directe koppeling met een naburig 25 koppel orgaan tot stand te brengen.
4. Sorteerinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat ieder koppel orgaan een pen omvat, die bij bekrachtiging door een uitsparing van een naburig koppel orgaan wordt gestoken.
5. Sorteerinrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het 30 kenmerk, dat ieder koppel orgaan aanstuurbaar is.
6. Sorteerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 1028923 met het kenmerk, dat de zwenkmiddelen een stationaire nokbaan omvatten waarlangs selectief een nokorgaan van een draagorgaan kan verlopen voor het selectief doen zwenken van het betreffend draagorgaan alsmede van de met dit koppel orgaan gekoppelde draagorganen.
7. Sorteerinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de zwenkmiddelen per draagorgaan een nokorgaan omvatten.
8. Sorteerinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat ieder nokorgaan aanstuurbaar is voor het selectief in contact kunnen brengen van het nokorgaan met de nokbaan of op afstand kunnen houden van 10 het nokorgaan van de nokbaan.
9. Sorteerinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de nokbaan een aanstuurbaar invoerbaandeel heeft dat selectief in of uit de bewegingsbaan van een nokorgaan verplaatsbaar is.
10. Sorteerinrichting volgens conclusie 6, 7, 8 of 9, met het 15 kenmerk, dat de nokbaan aan een buitenzijde van de draagorganen is opgesteld.
11. Sorteerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sorteerinrichting losse houders omvat, voor het daarin accommoderen van de te sorteren producten, waarbij de te sorteren 20 producten ieder in een houder van de toevoertransporteur worden overgedragen aan een aantal naburige draagorganen van de sorteertransporteur welk aantal is voorzien van houdmiddelen voor het bij zwenking van de naburige draagorganen met daarop een houder, vasthouden van de houder waarbij een product dat wordt geaccommodeerd door de houder 25 van de houder schuift.
12. Sorteerinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de houdmiddelen per draagorgaan een opstaande rand omvatten waartegen de houder in gezwenkte toestand van de naburige draagorganen die de houder ondersteunen aanligt.
13. Sorteerinrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen per draagorgaan een aangrijporgaan 4 mi O Q O 9 Q omvatten voor aangrijping op de houder.
14. Sorteerinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de aangrijporganen zijn ingericht voor aangrijping op een zich parallel aan de transportrichting uitstrekkende zijde van de houder.
15. Sorteerinrichting volgens conclusie 11, 12, 13 of 14, met het kenmerk, dat de afmetingen van de houders in de transportrichting gezien dusdanig zijn, dat iedere houder op de sorteertransporteur door tenminste drie draagorganen wordt ondersteund.
15. Sorteerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat de sorteertransporteur van het eindloze type is.
17. Sorteerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, ! met het kenmerk, dat waarneemmiddelen zijn voorzien voor het vaststellen J | op welke naburige draagorganen een te sorteren product wordt overgedragen van de toevoertransporteur aan de sorteertransporteur en dat 15 besturingsmiddelen zijn voorzien voor het op basis van informatie van de waarneemmiddelen aansturen van de koppelmiddelen voor het koppelen van de desbetreffende naburige draagorganen.
18. Sorteerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat waarneemmiddelen zijn voorzien voor het vaststellen 20 op welke naburige draagorganen een te sorteren product wordt overgedragen van de toevoertransporteur aan de sorteertransporteur en dat besturingsmiddelen zijn voorzien voor het op basis van informatie van de waarneemmiddelen aansturen van de zwenkmiddelen.
19. Sorteerinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, 25 dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het, als voorste en bij voorkeur enige nokorgaan behorende bij een draagorgaan van een aantal door de koppelmiddelen gekoppelde naburige draagorganen, aansturen van het nokorgaan, waarbij het bijbehorend draagorgaan in het midden van de gekoppelde naburige draagorganen is gelegen, voor het selectief in 30 contact brengen van het aangestuurde nokorgaan met een nokbaan.
20. Sorteerinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 1 Π 9 PO 9 Q met het kenmerk, dat de zwenkas zich dwars op de transportrichting gezien in horizontale richting uit het midden van de breedte van de draagorganen bevindt.
21. Werkwijze voor het bedrijven van een sorteerinrichting voor I 5 het sorteren van producten, zoals met name bagagestukken, omvattende een j toevoertransporteur, een sorteertransporteur waarop de toevoertransporteur aansluit voor overdracht van te sorteren producten van de toevoertransporteur aan de sorteertransporteur, de sorteertransporteur ingericht zijnde voor het tijdens transport in een 10 transportrichting selectief afstaan van te sorteren producten aan een sorteerpositie, waarbij de sorteertransporteur een gestel omvat alsmede een aantal langs geleidingsmiddelen van het gestel verplaatsbare draagorganen voor ondersteuning door een aantal naburige draagorganen van een te sorteren product, ieder draagorgaan middels zwenkmiddelen 15 zwenkbaar zijnde om een zich evenwijdig aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het vanaf het aantal naburige draagorganen naar de sorteerpositie doen glijden van een product, omvattende de stappen van het tijdelijk koppelen van een aantal naburige draagorganen die een te sorteren product ondersteunen en het gezamenlijk doen zwenken 20 van het aantal tijdelijk gekoppelde naburige draagorganen voor het zijdelings uitsorteren van het betreffend product.
22. Werkwijze volgens conclusie 21 waarbij het gezamenlijk doen zwenken van het aantal tijdelijk gekoppelde naburige draagorganen teweeg wordt gebracht door het zwenkend aandrijven van slechts één van de 25 naburige draagorganen waardoor de overige draagorganen van het aantal tijdelijk gekoppelde naburige draagorganen vanwege de koppeling meezwenken met het draagorgaan dat zwenkend wordt aangedreven. 30
NL1028929A 2005-05-02 2005-05-02 Sorteerinrichting. NL1028929C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028929A NL1028929C2 (nl) 2005-05-02 2005-05-02 Sorteerinrichting.
EP20060009009 EP1719721B1 (en) 2005-05-02 2006-05-01 Sorting device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028929A NL1028929C2 (nl) 2005-05-02 2005-05-02 Sorteerinrichting.
NL1028929 2005-05-02

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1028929C2 true NL1028929C2 (nl) 2006-11-03

Family

ID=35517451

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028929A NL1028929C2 (nl) 2005-05-02 2005-05-02 Sorteerinrichting.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP1719721B1 (nl)
NL (1) NL1028929C2 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102005047676A1 (de) * 2005-10-03 2007-04-12 Siemens Ag Ausricht- und Klemmvorrichtung für einen Behälterwagen
ES2597629T5 (es) * 2011-11-21 2021-06-23 Beumer Group As Mecanismo de clasificación con descarga dinámica
JP6137482B2 (ja) * 2013-11-14 2017-05-31 株式会社ダイフク 手荷物搬送用トレイ
DE102014108207A1 (de) * 2014-06-11 2015-12-17 Schoeller Allibert Gmbh Transportmittel, Transport- und Verteilersystem und Verfahren zum Transportieren und Verteilen von Gütern
CH710660A1 (de) 2015-01-29 2016-07-29 Wrh Walter Reist Holding Ag Fördereinheit für eine Fördereinrichtung und Fördereinrichtung mit wenigstens einer solchen Fördereinheit.
EP3162742A1 (de) * 2015-11-02 2017-05-03 Siemens Aktiengesellschaft Sortiermechanismus mit verteilter steuerung
CH714086A1 (de) 2017-08-28 2019-02-28 Wrh Walter Reist Holding Ag Verfahren und Vorrichtung zum Transferieren von Fördergütern zwischen zwei Fördervorrichtungen sowie ein Fördersystem.
CH714085A1 (de) 2017-08-28 2019-02-28 Wrh Walter Reist Holding Ag Förderanlage.
EP3608264A1 (de) * 2018-08-09 2020-02-12 BEUMER Group GmbH & Co. KG Transportvorrichtung zum transportieren von stückgutteilen
CN110817382B (zh) * 2019-11-13 2020-12-22 中国民航大学 一种双向控制的导向传送带装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3147845A (en) * 1961-01-10 1964-09-08 Prospect Mfg Co Inc Sortation means
DE1263600B (de) * 1963-06-19 1968-03-14 Aerojet General Co Endloser Verteilfoerderer
US4031998A (en) * 1975-03-20 1977-06-28 Rapistan, Incorporated Automatic sorting conveyor systems
JPS59217524A (ja) * 1983-05-24 1984-12-07 Iseki & Co Ltd コンベア
US6607066B1 (en) * 1998-07-10 2003-08-19 Crisplant A/S Conveyor

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3147845A (en) * 1961-01-10 1964-09-08 Prospect Mfg Co Inc Sortation means
DE1263600B (de) * 1963-06-19 1968-03-14 Aerojet General Co Endloser Verteilfoerderer
US4031998A (en) * 1975-03-20 1977-06-28 Rapistan, Incorporated Automatic sorting conveyor systems
JPS59217524A (ja) * 1983-05-24 1984-12-07 Iseki & Co Ltd コンベア
US6607066B1 (en) * 1998-07-10 2003-08-19 Crisplant A/S Conveyor

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 009, no. 092 (M - 373) 20 April 1985 (1985-04-20) *

Also Published As

Publication number Publication date
EP1719721B1 (en) 2013-04-10
EP1719721A1 (en) 2006-11-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1028929C2 (nl) Sorteerinrichting.
EP2107993B9 (en) Sorting device, in particular for pieces of luggage
NL2001352C2 (nl) Artikeltransportmiddel.
JP6273275B2 (ja) 清掃可能なダイバータ
NL1041165B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het beheren van de opslag van artikelen.
NL2013604B1 (nl) Inrichting voor het laden, transporteren en lossen van voorwerpen.
NL8702159A (nl) Sorteerinrichting met langs een transportbaan beweegbare transportorganen voor de te sorteren voorwerpen.
JP6781147B2 (ja) 清掃可能なダイバータ
NL194040C (nl) Transporteur voor het selectief zijdelings afleiden van transportgoederen.
EP2197770B1 (en) Sorting apparatus
NL1022682C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het sorteren van producten.
WO1999048622A1 (en) Modular link conveyor belt package sortation system
NL2001922C (en) An apparatus for transport and controlled discharge of products.
US20070175734A1 (en) Method and a device for transporting identified packaging units
NL1021084C2 (nl) Transportsysteem.
BE1015777A3 (nl) Inrichting voor het transfereren van bloempotten tussen twee transportbanden.
KR960010529B1 (ko) 물품 분류 컨베이어 장치
JP2008214024A (ja) コンベヤ装置
JP2501227Y2 (ja) コンベヤ
JP2734432B2 (ja) 段ボール箱等の品物の仕分けコンベヤ装置
US20210094763A1 (en) Apparatus for transport and controlled discharge of products
JP3731519B2 (ja) 自動倉庫
JP3337341B2 (ja) 物品蓄積装置
JPH092652A (ja) 仕分装置
JP2500352Y2 (ja) 搬送仕分け装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20141201