NL1026860C2 - Werkwijze en inrichting voor het uit een matrijs verwijderen van een schijfvormige informatiedrager. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het uit een matriis verwilderen van een schijfvormige informatiedrager.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardi-5 gen van een schijfvormige informatiedrager, omvattende het met twee matrijshelften begrenzen van een vormholte, het in die holte inbrengen en verspreiden van vloeibare kunststof, het bij het vormen van die informatiedrager daarin aanbrengen van een ope-ning door het vanaf een matrijshelft in die vormholte aanbrengen van een ponsorgaan, het uit elkaar verwijderen van die matrijshelften en het verwijderen van die informatie-10 drager met een uitweiporgaan. Een dergelijke werkwijze is in de stand der techniek algemeen bekend en wordt bijvoorbeeld toegepast bij het vervaardigen van CD’s en DVD’s. Bij dergelijke informatiedragers neemt de informatiedichtheid steeds verder toe waardoor steeds hogere eisen gesteld worden aan de lichtbrekende/ doorlatende eigenschappen van het materiaal van de informatiedrager en de nauwkeurigheid waar-15 mee verhogingen en verdiepingen aangebracht worden. Bovendien worden steeds hogere eisen gesteld aan de vlakheid van de schijfvormige informatiedrager. Daardoor dient het hart van de schijfVormige informatiedrager, dat wil zeggen het gebied om de centrale opening aan steeds hogere eisen te voldoen. Spanningen mogen niet zichtbaar aanwezig zijn en niet leiden tot kromtrekken van de kern. In de stand der techniek is 20 een constructie bekend voor het bewegen van zowel het ponsorgaan als het uitwerpor-gaan. Daarbij wordt na het verwezenlijken van een opening door het ponsorgaan en het verwijderen van de daarbij ontstane kern of aanspuiting bij het naar buiten bewegen van het uitwerporgaan het ponsorgaan teruggetrokken. Dat wil zeggen het ponsorgaan maakt eerst een beweging in richting weg van dat ene matrijsdeel, waarin dit aange-25 bracht is en vervolgens een retourbeweging terug in het ene matrijsdeel, waarbij de optische informatiedrager of andere spuitgietproduct zich tijdens de retourbeweging nog op het ponsorgaan bevindt. Door het gelijktijdig naar buiten bewegen van de uit-werpbus vindt (afstropen) van de optische informatiedrager van het ponsorgaan plaats en kan deze afgevoerd worden.

30 Er wordt aan gestreefd de cyclustijd voor een product zoveel mogelijk te verkor ten. Anderzijds wordt beoogd de omstandigheden tijdens het verwijderen van de optische informatiedrager van het ponsorgaan zo nauwkeurig mogelijk te kunnen controleren. Dit is onder andere van belang indien bij het openlopen van de matrijs lucht ge- 102686Ö 2 bruikt wordt die tussen de optische informatiedrager en de ene matrijshelft geblazen wordt. Behalve het daardoor beter kunnen verwijderen van de optische informatiedrager van de ene matrijs worden eveneens de mechanische eigenschappen van het product beïnvloed door beïnvloeden van het afkoelgedrag van met name de kem van het 5 product of optische informatiedrager.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een verbeterde werkwijze te voorzien.

Dit doel wordt bij een hierboven werkwijzen verwezenlijkt, doordat het verwijderen van die informatiedrager omvat het verder bewegen van dat ponsorgaan in die rich-10 ting van het uitponsen van die opening met een eerste snelheid bij het gelijktijdig in dezelfde richting bewegen van dat uitwerporgaan met een tweede snelheid, waarbij die tweede snelheid groter is dan die eerste snelheid.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt in tegenstelling tot de stand der techniek het ponsorgaan na het ponsen niet terugbewogen in de matrijshelft waarin deze 15 opgenomen is maar wordt de uitwerporgaan met hogere snelheid bewogen dan het ponsorgaan na het door het ponsorgaan verwijderen van de aanspuiting van het gespoten product. Dat wil zeggen de uitwerpbus of het uitwerporgaan haalt na het ponsen van de opening het ponsorgaan in bij deze beweging, zodat de optische informatiedrager of ander product van het ponsorgaan afgeschoven wordt. Dit is een zeer geleidelijke be-20 weging omdat het ponsorgaan nog steeds in dezelfde richting doorbeweegt bij deze handeling. Daardoor worden enerzijds schokken vermeden en kan anderzijds bijvoorbeeld bij toevoeren van een koelend gas een nauwkeurige beheersing van de gasstroom plaatsvinden omdat de regeling van de spleet tussen het product en de ene matrijshelft nauwkeurig mogelijk is. Bovendien is het mogelijk gespoten product op grotere afstand 25 van de ene matrijshelft te individualiseren, waardoor het makkelijker is dit product aan te grijpen voor de afvoer daarvan, hl het geheel wordt een stabielere constructie verkregen wat resulteert in minder fouten en kan de cyclustijd verkort worden omdat het niet noodzakelijk is dat de bewegingsrichting van het ponsorgaan omgekeerd wordt. Daardoor bestaat ook niet het risico dat de aanspuiting of kem die door het ponsorgaan 30 naar buiten gedrukt is, terugbewogen wordt op de optische informatiedrager met als gevolg het gevaar van deeltjes op de optische informatiedrager waardoor dit niet meer aan de specificaties voldoet.

1026860 3

Daarbij is het mogelijk het uitwerporgaan gelijktijdig met het ponsorgaan te bewegen. Indien echter het uitwerporgaan zich nabij de schijfvormige informatiedrager bevindt zou een dergelijke gelijktijdige beweging tot ongewenst effect leiden. In een dergelijk geval is het noodzakelijk dat het uitwerporgaan met enige vertraging ten op-5 zichte van de beweging van het ponsorgaan geactiveerd wordt.

Het is mogelijk het ponsorgaan pas terug te bewegen nadat de uitweipbus het ponsorgaan zover ingehaald heeft dat de schijf volledig los is van het ponsorgaan. Het is echter ook mogelijk de retourbeweging van het ponsorgaan eerder in te zetten. Echter steeds zal het begin van de “afstroopbeweging” van de optische informatiedrager door 10 het ponsorgaan uitgevoerd worden bij het in dezelfde richting bewegen van het ponsorgaan en het uitwerporgaan.

Behalve het hierboven beschreven uitwerporgaan dat een uitwerpbus kan omvatten, is volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding eveneens een verder uitwerporgaan aanwezig dat een uitwerppen kan omvatten. Een dergelijk 15 verder uitweiporgaan is aangebracht voor het verwijderen van het door het ponsorgaan uitgeponste deel.

Bij voorkeur beweegt dit met dezelfde snelheid als het uitwerporgaan. Echter de hierboven beschreven vertraging bij het opstarten van de beweging van het uitweiporgaan is niet noodzakelijk d.w.z. het verdere uitwerporgaan of de uitweippen kan gelijk-20 tijdig met het ponsorgaan bewegen.

De hierboven beschreven constructie is bij zowel horizontaal als verticaal werkende spuitgietinrichtingen toepasbaar.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de hierboven beschreven werkwijze. Volgens de ondeihavige uitvinding omvat deze 25 inrichting voor het vervaardigen van een schijfvormige informatiedrager omvattende twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare matrijshelften, die daartussen een vormholte begrenzen, waarbij een matrijshelft voorzien is van een ponsorgaan en een uitwerporgaan, waarbij voor de beweging van dat ponsorgaan en uitwerporgaan ten opzichte van die ene matrijshelft in de vormholte regelmiddelen aanwezig zijn, waarbij dat die re-30 gelmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat bij het openlopen van die matrijs, dat ponsorgaan in de richting weg van die ene matrijs met een eerste snelheid bewogen wordt en dat uitweiporgaan met een tweede snelheid, groter dan die eerste snelheid, in dezelfde richting bewogen wordt.

1026860 4

De beweging van zowel ponsorgaan als het uitwerporgaan kan op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze met de regelmiddelen uitgevoerd worden. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding bestaan de regelmiddelen uit een met schroefdraad werkende constructie. Door een enkele aandrijving met verschillende 5 schroefstangen met verschillende spoed kan de gecompliceerde beweging van uitwerp-bus en pons verkregen worden. Bovendien kan deze gecombineerd worden met combinatie van de beweging van een centrale uitwerppen, die aangebracht is voor het uitwerpen van de aanspuiting. Begrepen zal worden dat ook andere technieken toegepast kunnen worden voor het bewegen van zowel het ponsorgaan als de uitwerper. Van belang 10 is volgens de uitvinding dat de onderlinge beweging van deze delen op gecoördineerde wijze plaatsvindt, waarbij bij voorkeur het ponsorgaan met de schijfvormige informatiedrager weg ten opzichte van de betreffende matrijssectie beweegt en pas naar de doorgang van een bepaalde hoeveelheid gas die langs het oppervlak van de zojuist vervaardigde schijf strijkt, vindt losmaken van de schijf van het ponsorgaan plaats. Bo-15 vendien is het met een dergelijke constructie door passende uitvoering daarvan mogelijk de positie van de pons ten opzichte van de aandrijving van de hierboven beschreven regeling in te stellen. Daarmee kan in aanpassing aan de dikte van de ponsenvoorwer-pen voorzien worden. Dit geldt bijvoorbeeld bij het vervaardigen van CD’s of DVD’s, waarbij een DVD (helft) aanzienlijk dunner is dan een CD.

20 De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch in aanzicht en in doorsnede de combinatie van een matrijssamenstel en regelmiddelen;

Fig. 2 - 5 in detail de verschillende posities die de uitwerppen, ponsorgaan en 25 uitwerper ten opzichte van elkaar aan kruinen nemen bij het uit de vormholte verwijderen van het gespoten product.

In de tekeningen is met 1 een matrijssamenstel aangegeven. Dit bestaat uit twee matrijshelften of matrijssecties 2, 4. Begrepen zal worden dat de matrijs meer dan twee secties kan hebben.

30 Met 2 is een stationaire matrijs aangegeven voorzien van een spuitbus 3. De be weegbare matrijs 4 is voorzien van een uitwerper of uitwerpbus 5 waarbinnen een pons 6 aangebracht is. Binnen pons 6 is een uitwerppen 9 aangebracht voor het verwijderen van de aanspuiting die zich deels in de holte van de spuitbus 3 uitstrekt. Met 7 is de 1026S60 5 vormholte aangegeven en het gewenste patroon van verhogingen en verdiepingen wordt met behulp van stempel 8 verwezenlijkt.

Met 10 is een luchtinlaat weergegeven waarop een niet nader afgebeelde bron perslucht aangesloten is. Lucht kan via luchtinlaat 10 in de richting van pijlen 19 tussen 5 de uitwerpbus 5 en de matrijs 4 bewegen om langs de gevormde informatiedrager te strijken. Deze informatiedrager is in Fig. 2 - 4 met 29 aangegeven (gedeeltelijk afge-beeld).

Op de centrale uitwerppen 9 grijpt een retourveer 15 aan die de uitwerppen in de tekening naar links terug in de tweede matrijshelft 4 drijft. Aandrijving van pen 9 ge-10 beurt door middel van drukschotel 12. Drukschotel 12 is eveneens voorzien van stoters 13 en na het overwinnen van de vrije ruimte 14 rusten deze op de uitwerpbus 5. De uitwerpbus 5 wordt met behulp van veer 11 terug in de tweede matrijshelft gedreven. Pons 6 is gekoppeld met een drukbus 17. Deze is voorzien van sleuven waardoor deze geen invloed heeft op beweging van de drukschotel 12.

15 Met 30 is de regeling voor de beweging van de drukbus 17 en de op drukschotel 12 aangrijpende pen 16 aangegeven. Deze bestaat uit een huis 20. Daarbinnen bevindt zich een as 22 die aandrijfbaar is met behulp van een poelie 21 waarop een niet nader afgebeelde servomotor met overbrenging werkt. As 22 is in lagers 23 gelagerd. As 22 is voorzien van een schroefdraad 24 waarop een eerste moerachtige constructie 25 aan-20 grijpt die overgaat in bus 17. Bus 17 is onverdraaibaar maar transleerbaar aangebracht zodat bij rotatie van as 22 bus 17 transleert. As 22 is onverdraaibaar verbonden met een tweede moerachtige constructie 28. Deze grijpt aan op een tweede schroefdraad 27 aangebracht in drukpen 16. Drukpen 16 is eveneens onverdraaibaar aangebracht zodat bij rotatie van de tweede moerachtige constructie 28 pen 16 een translerende beweging 25 uitvoert. De spoed van de tweede schroefdraad 27 is veel groter dan de spoed van het eerste schroefdraad 24 zodat de pen 16 veel “sneller” zal bewegen dan de drukbus 17.

Alvorens de toestand in fig. 2 bereikt wordt is de informatiedrager 29 gespoten bij gesloten matrijshelften en is nog steeds bij gesloten matrijshelften het ponsorgaan door de informatiedrager bewogen. Vervolgens worden de matrijshelften geopend en 30 ontstaat de situatie zoals getoond in fig. 2. Daarbij is het ponsorgaan 6 iets voorbij het vrije einde van informatiedrager 29 bewogen. Uitwerppen ligt in de situatie volgens fig. 2 net niet tegen de uitgeponste kem 18 aan.

1026860 6

Vervolgens wordt lucht ingebracht tussen de uitwerpbus 5 en matrijsdeel 4 bij het verder naar buiten bewegen van het ponsorgaan 6. Dit is met pijl 19 aangegeven. Uit-werppen 9 beweegt sneller dan ponsorgaan 6 en zal kem 18 raken. Dit is in fig. 3 getoond.

5 De beweging van uitwerppen 9 is één op één gekoppeld met beweging van de uitwerpbus 5 met uitzondering van het feit dat door de vrije ruimte 14 uitwerpbus 5 pas na enige tijd werkzaam wordt. Dit is in fig. 4 getekend waarbij uitwerpbus 5 ponsorgaan 6 gedeeltelijk ingehaald heeft. Doordat pen 9 op hetzelfde tijdstip beweegt als ponsorgaan 6 met een hogere snelheid dan het uitwerporgaan 5 is het vrije uiteinde 10 daarvan reeds aanzienlijk voorbij het vrije eindvlak van het ponsorgaan 6 en is de kem 18 al op aanzienlijke afstand in de ruimte tussen de twee matrijshelften gebracht.

Vervolgens is in fig. 5 getoond dat het ponsorgaan volledig ingehaald is door de uitwerpbus 5 waarbij de informatiedrager 29 van het ponsorgaan 6 afgestroopt is.

Het verschil in bewegingsverloop tussen de hierboven beschreven pons 6, 15 uitwerpbus 5 en uitwerppen 9 wordt bepaald door de verschillende spoed van de eerste schroefdraad 24 en tweede schroefdraad 27 alsmede de omvang van de vrije ruimte 14. Bij voorkeur is de snelheid, waarmee uitwerpbus 5 en de daarmee gekoppelde uitwerppen beweegt ten minste drie maal en bij voorkeur ongeveer zes maal zo groot als de beweging van pons 6. Daardoor zal binnen eenvoudingsgewijs kort traject het losraken 20 van de schijf veroorzaakt worden zonder dat daarbij de positie van de uitwerppen 9 zodanig wordt dat het deel 18 weer terugkomt bij de optische informatiedrager die zo juist gespoten is, waardoor het gevaar van verontreiniging met deeltjes vermeden wordt. Door de vrije ruimte 14 zal de uitwerpbus 5 met vertraging ten opzichte van de pons 6 bewegen terwijl dit niet geldt voor de uitwerppen 9.

25 Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, zal bij degene bekwaam in de stand der techniek duidelijk zijn dat vele variaties mogelijk zijn. Zo kan de aandrijving van de pons, de uitwerpbus respectievelijk uitwerppen op enige andere in de stand der techniek bekende wijze uitgevoerd worden. Voor de uitvinding is met name het bewegingsverloop van pons en uitwerpbus 30 van belang, waarbij de pons de eerder ingezette pompbeweging doorzet en door het snelle bewegen van de uitwerpbus de optische informatiedrager uiteindelijk verwijderd wordt. Deze uitvindingsgedachte is bij andere spuitgietinrichtingen met hetzelfde effect 7 toepasbaar en dergelijk varianten vallen daarom binnen het bereik van de bijgaande conclusies.

102686«

Claims (15)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een schijfvormige informatiedrager, omvattende het met twee matrijshelften (2, 4) begrenzen van een vormholte (7), 5 het in die holte inbrengen en verspreiden van vloeibare kunststof, het bij het vormen van die informatiedrager daarin aanbrengen van een opening door het vanaf een matrijshelft in die vormholte aanbrengen van een ponsorgaan (6), het uit elkaar verwijderen van die matrijshelften en het verwijderen van die informatiedrager met een uitwerporgaan (5), met het kenmerk, dat het verwijderen 10 van die informatiedrager omvat het verder bewegen van dat ponsorgaan (6) in die richting van het uitponsen van die opening met een eerste snelheid bij het gelijktijdig in dezelfde richting bewegen van dat uitwerporgaan (5) met een tweede snelheid, waarbij die tweede snelheid groter is dan die eerste snelheid.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het uitwerporgaan bij de informatiedra- 15 ger liggend is aangebracht en het verder bewegen van dat ponsorgaan een eerste fase omvat waarin dat uitwerporgaan stilstaat en een tweede fase waarin dat uitwerporgaan (5) sneller beweegt dan dat ponsorgaan.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij die tweede snelheid ten minste drie maal j groter is dan die eerste snelheid. j

4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij bij het bewegen van dat ponsorgaan tussen dat ponsorgaan, die gevormde informatiedrager en die ene matrijshelft een gas ingeblazen wordt.

5. Werkwijze volgens conclusies 3, waarbij dat gas lucht is.

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een verder uit- 25 werporgaan (9) aanwezig is voor het verwijderen van het door het ponsorgaan uitgeponste deel (18) van die informatiedrager, waarbij dat verdere uitwerporgaan gelijk loopt met het uitwerporgaan (5).

7. Inrichting voor het vervaardigen van een schijfVormige informatiedrager omvattende twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare matrijshelften (1, 4), die daar- 30 tussen een vormholte (7) begrenzen, waarbij een matrijshelft voorzien is van een ponsorgaan (6) en een uitwerporgaan (5), waarbij voor de beweging van dat ponsorgaan (6) en uitwerporgaan (5) ten opzichte van die ene matrijshelft (4) in de vormholte regelmiddelen (30) aanwezig zijn, met het kenmerk, dat die re- 1026860 gelmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat bij het openlopen van die matrijs, dat ponsorgaan (6) in de richting weg van die ene matrijs met een eerste snelheid bewogen wordt en dat uitwerporgaan met een tweede snelheid, groter dan die eerste snelheid, in dezelfde richting bewogen wordt.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij die regelmiddelen uitgevoerd zijn om de beweging van het uitwerporgaan met vertraging ten opzichte van de beweging van dat ponsorgaan in te zetten.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, omvattende een verder uitwerporgaan voor het verwijderen van het door het ponsorgaan uitgeponste deel van die informa- 10 tiedragèr, waarbij dat verdere uitwerporgaan (9) gelijklopend aangebracht is met dat uitwerporgaan (5).

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij bij beweging van dat ponsorgaan dat verdere uitwerporgaan beweegt.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 7-10, waarbij dat uitwerporgaan omvat 15 een om het ponsorgaan aangebrachte bus (5).

12. Inrichting volgens conclusie 7-11, waarbij die regelmiddelen een mechanische koppeling van de aandrijving voor dat ponsorgaan en uitwerporgaan omvatten.

13. Inrichting volgens conclusies 7-12, waarbij de regelmiddelen een lineaire aandrijving voor dat ponsorgaan en dat uitwerporgaan omvatten.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij die lineaire aandrijving een schroefaan- drijving omvat.

15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij die schroefaandrijving voor het ponsorgaan en dat uitwerporgaan gemeenschappelijk is. 25 1026860