NL1026176C2 - Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper. - Google Patents

Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper. Download PDF

Info

Publication number
NL1026176C2
NL1026176C2 NL1026176A NL1026176A NL1026176C2 NL 1026176 C2 NL1026176 C2 NL 1026176C2 NL 1026176 A NL1026176 A NL 1026176A NL 1026176 A NL1026176 A NL 1026176A NL 1026176 C2 NL1026176 C2 NL 1026176C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
runner
pivot
pavement
foot part
walking aid
Prior art date
Application number
NL1026176A
Other languages
English (en)
Inventor
Martijn Schaaper
Jan Corne Van Dongen
Gijs Hofman
Arijanneke Anna Gerda Baptist
Original Assignee
Bob
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bob filed Critical Bob
Priority to NL1026176A priority Critical patent/NL1026176C2/nl
Priority to NL1028965A priority patent/NL1028965C2/nl
Priority to PCT/NL2005/000348 priority patent/WO2005107678A2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1026176C2 publication Critical patent/NL1026176C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62BHAND-PROPELLED VEHICLES, e.g. HAND CARTS OR PERAMBULATORS; SLEDGES
    • B62B5/00Accessories or details specially adapted for hand carts
    • B62B5/02Accessories or details specially adapted for hand carts providing for travelling up or down a flight of stairs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61HPHYSICAL THERAPY APPARATUS, e.g. DEVICES FOR LOCATING OR STIMULATING REFLEX POINTS IN THE BODY; ARTIFICIAL RESPIRATION; MASSAGE; BATHING DEVICES FOR SPECIAL THERAPEUTIC OR HYGIENIC PURPOSES OR SPECIFIC PARTS OF THE BODY
    • A61H3/00Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about
    • A61H3/04Wheeled walking aids for patients or disabled persons
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61HPHYSICAL THERAPY APPARATUS, e.g. DEVICES FOR LOCATING OR STIMULATING REFLEX POINTS IN THE BODY; ARTIFICIAL RESPIRATION; MASSAGE; BATHING DEVICES FOR SPECIAL THERAPEUTIC OR HYGIENIC PURPOSES OR SPECIFIC PARTS OF THE BODY
    • A61H3/00Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about
    • A61H2003/001Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about on steps or stairways
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61HPHYSICAL THERAPY APPARATUS, e.g. DEVICES FOR LOCATING OR STIMULATING REFLEX POINTS IN THE BODY; ARTIFICIAL RESPIRATION; MASSAGE; BATHING DEVICES FOR SPECIAL THERAPEUTIC OR HYGIENIC PURPOSES OR SPECIFIC PARTS OF THE BODY
    • A61H3/00Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about
    • A61H3/04Wheeled walking aids for patients or disabled persons
    • A61H2003/046Wheeled walking aids for patients or disabled persons with braking means

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Rehabilitation Therapy (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Pain & Pain Management (AREA)
  • Physical Education & Sports Medicine (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Epidemiology (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Rehabilitation Tools (AREA)
  • Handcart (AREA)

Description

Korte aanduiding: Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper 5
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stoepoploper geschikt om hoogtehindernissen te passeren met een loophulpmiddel, waarbij de stoepoploper een verplaatsingsmechanisme omvat in de vorm van een stangenstelsel dat een ophanging, een voetdeel, en draaibare 10 verbindingsarmen omvat, welke verbindingsarmen tussen het voetdeel en de ophanging zijn voorzien voor het verplaatsen van het voetdeel ten opzichte van de ophanging, tussen een oplooppositie en een eindpositie, en waarbij het verplaatsingsmechanisme is voorzien van stelmiddelen voor het stellen van het voetdeel in de oplooppositie.
15 Een dergelijke stoepoploper is bekend uit het Britse octrooischrift GB 2237250, waarin een driewieler zoals een scootmobiel voor personen die slecht ter been zijn, wordt geopenbaard met een stangenstelsel dat, ter hoogte van het enige voorwiel, bevestigd is aan de voorvork waaraan het voorwiel is opgehangen. Met 20 de verbindingsarmen is een voetdeel verbonden voor het oplopen van een hoogtehindernis, zoals bijvoorbeeld een stoeprand die benaderd wordt vanaf een wegdek. Het voetdeel bestaat in wezen uit twee delen, t.w. een oploopelement en een daaraan vast bevestigd been, waarbij aan het been de verbindingsarmen draaibaar zijn bevestigd. Wanneer 25 tijdens het oplopen het oploopelement in contact staat met de hoogtehindernis, oefent de hindernis een kracht uit op het oploopelement welke kracht via het been wordt doorgegeven aan de met de stoepoploper verbonden driewieler. De verbindingsarmen worden onder spanning van een trekveer in een zodanige positie gehouden, dat 30 het voetdeel in de oplooppositie staat, d.w.z. in een positie waarin het oploopelement van het voetdeel onder een geschikte hoek staat om de hindernis op te lopen. Aldus vindt - in tegenstelling tot de situatie zonder stoepoploper - het oplopen van de hoogtehindernis geleidelijk plaats, in de zin dat de verticale component van de 35 oploopbeweging relatief klein is t.o.v. de horizontale component. Echter, hoewel de stoepoploper een geleidelijke passage van de hoogtehindernis bewerkstelligt zodat de hoogtehindernis niet langer op een bruuske manier wordt genomen, heeft deze een aantal nadelen, in het bijzonder met het oog op de toepassing voor een 40 loophulpmiddel.
1026176 - 2 -
Het voetdeel volgens de stoepoploper van GB 2237250 omvat een stangenstelsel dat aan de vork van het draaibare voorwiel van de driewieler is bevestigd. Dit heeft als inherent nadeel dat het voorwiel precies gericht dient te worden zodat de stoepoploper in de 5 juiste richting op de te nemen hindernis staat. Bovendien is het in de juiste richting houden van de stoepoploper tijdens het oplopen moeilijk doordat de voorvork draaibaar is waardoor de stoepoploper ongewild kan gaan zwenken en zelfs uit de oplooppositie kan schieten. Aldus is een grote mate van handigheid van de bestuurder vereist om 10 de stoepoploper te benutten, waardoor het gebruiksgemak afneemt.
Wanneer de stoepoploper gebruikt wordt in combinatie met bijvoorbeeld een loophulpmiddel dat meer draaibare voorwielen heeft, is het richten van de voorwielen voor de gebruiker nog lastiger uit te voeren. Deze nadelen gelden in nog hogere mate wanneer de voorwielen 15 vrij zwenkbaar zijn.
Een ander nadeel van de stoepoploper volgens GB 2237250 is in het bijzonder aan de orde bij het gebruik van de stoepoploper voor loophulpmiddelen zoals rollatoren. Deze loophulpmiddelen zijn opgebouwd uit een gestel en daarmee verbonden wielen en 20 aangrijpmiddelen voor de gebruiker, waarbij het gestel een relatief laag gewicht heeft ten opzichte van het gewicht van de gebruiker. Wanneer de gebruiker op de aangrijpmiddelen - meestal uitgevoerd als handvatten - steunt met zijn gewicht, oefent hij een t.o.v. het gewicht van de rollator relatief grote kracht uit welke kracht, 25 wanneer de rollator in horizontale positie wordt gehouden, niet een krachtmoment veroorzaakt vanwege de positionering van de wielen van de rollator t.o.v. het gestel en de aangrijpmiddelen. Doorgaans is deze positionering namelijk als volgt: de rollator heeft twee voorwielen en twee achterwielen welke in een rechthoek ten opzichte 30 van elkaar zijn opgesteld, terwijl het gestel en de handvatten zich boven en binnen de denkbeeldige rechthoek bevinden. Juist bij het nemen van hoogtehindernissen zoals trottoirs of drempels is het vanwege de scheve stand van de rollator, van belang dat de gebruiker van het loophulpmiddel zo min mogelijk kracht op de handvatten hoeft 35 uit te oefenen opdat het risico op ongewenst kiepen van de rollator wordt geminimaliseerd. Daarnaast geldt in het algemeen dat het voor het gebruiksgemak voordelig is dat het oplopen van een hindernis zo min mogelijk kracht kost. Een stoepoploper volgens GB 2237250 heeft bij toepassing op een rollator als nadeel dat het voortduwen van de 40 rollator over de hoogtehindernis nog relatief veel kracht kost, 1026176 _ • - 3 - waardoor de stabiliteit van de rollator tijdens het nemen van de hindernis nadelig wordt beïnvloed.
De uitvinding beoogt een of meer van de bovengenoemde nadelen geheel of gedeeltelijk op te lossen, opdat een verbeterde 5 stoepoploper verschaft wordt die een verhoogd gebruiksgemak levert bij het passeren van hoogtehindernissen.
Daartoe omvat de stoepoploper van het hierboven aangeduide type volgens een eerste aspect van de uitvinding, als verbindingsarmen -een voorarm en een achterarm, waarbij een bovenuiteinde van de voorarm 10 draaibaar verbonden is met de ophanging via een eerste draaipunt, een bovenuiteinde van de achterarm draaibaar verbonden is met de ophanging via een tweede draaipunt, en een onderuiteinde van de voorarm draaibaar verbonden is met het voetdeel via een derde draaipunt en een onderuiteinde van de achterarm draaibaar verbonden 15 is met het voetdeel via een vierde draaipunt, waarbij in zijaanzicht de verbindingslijnen tussen het eerste en tweede draaipunt, tussen het tweede en vierde draaipunt, tussen het vierde en derde draaipunt, en tussen het derde en eerste draaipunt, een vierhoek vormen waarvan de hoekpunten ter hoogte van de draaipunten liggen. Een dergelijke 20 stoepoploper omvat een stangenstelsel dat, wanneer het is gemonteerd aan een loophulpmiddel, een geleidelijke oploopbeweging van het loophulpmiddel toestaat bij het oplopen, waarbij de verticale component van de oploopbeweging relatief klein is t.o.v. de horizontale component. Wanneer het voetdeel in contact komt met de 25 hindernis terwijl het contactpunt tussen het derde en vierde draaipunt van het voetdeel ligt, is er sprake van een hefboomwerking van de kracht die via de stoepoploper op de hindernis wordt uitgeoefend via de voorarm, en vice versa van de normaalkracht die de hindernis op het contactpunt van het voetdeel uitoefent en welke via 30 de achterarm dóórwerkt op de ophanging. Aldus wordt een aanzienlijke reductie bereikt van de kracht die benodigd is om de hindernis te overwinnen, doordat de krachten die via de voorarm en achterarm worden doorgegeven samenwerken bij het oplopen van de hindernis. Een dergelijke stoepoploper vereist daarom minder kracht bij het oplopen 35 van een hoogtehindernis door een gebruiker met een bepaald loophulpmiddel t.o.v. een stoepoploper volgens de stand der techniek.
Voorts heeft de stoepoploper volgens de uitvinding het additionele voordeel dat, wanneer het voetdeel in contact komt met de hindernis, de kracht die de hindernis op het voetdeel uitoefent, 40 beter ondersteund wordt overgedragen op het loophulpmiddel in 1028178 - 4 - vergelijking met de stand der techniek, waarbij de kracht via een enkel been wordt overgebracht. Daarnaast hebben de verbindingsarmen en het voetdeel van het stangenstelsel volgens de uitvinding tijdens de oploopbeweging een in verticale richting compacte uitslag, t.o.v.
5 de stand der techniek. Dit maakt het combineren van de stoepoploper met een loophulpmiddel eenvoudiger, omdat minder ruimte hoeft worden vrijgehouden voor de bewegingen van de stoepoploper.
De boven- en onderzijde van de onderdelen van de stoepoploper zijn in deze beschrijving gedefinieerd t.o.v. de lijn waarop het 10 eerste en tweede draaipunt liggen wanneer deze lijn evenwijdig wordt gehouden aan de horizontaal. Aldus bevinden zich bij een stoepoploper de voorarm en de achterarm zich respectievelijk onder het eerste en tweede draaipunt, met daaronder het voetdeel dat via het derde en vierde draaipunt is verbonden. De voor- en achterzijde van de 15 stoepoploper zijn gedefinieerd aan de hand van de voorarm en achterarm, waarbij de voorarm bij gebruik van de stoepoploper eerder de hindernis passeert dan de achterarm. In de oplooppositie is het derde draaipunt in een vooruitgeschoven positie t.o.v. het eerste draaipunt (d.w.z. het derde draaipunt passeert de hoogtehindernis 20 eerder dan het eerste draaipunt), en staat het voetdeel onder een hoek met het horizontale vlak doordat het derde draaipunt in een hogere positie staat dan het vierde draaipunt. De eindpositie wordt ingenomen door de stoepoploper wanneer het voetdeel na het nemen van de hindernis, loskomt van het contactpunt. Bij het oplopen van een 25 hindernis is er sprake van een nagenoeg vast contactpunt tussen het voetdeel en de hindernis. De stoepoploper wordt voor gebruik in combinatie met een loophulpmiddel gemonteerd'tussen de voorwielen aan het gestel van het loophulpmiddel. Bij voorkeur zijn het derde en vierde draaipunt bij het voor- en achteruiteinde van het voetdeel 30 aanwezig.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper volgens de uitvinding omvatten het eerste draaipunt, het tweede draaipunt, het derde draaipunt en het vierde draaipunt respectievelijk een eerste as, een tweede as, een derde as en een vierde as, waarbij deze assen 35 hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar zijn. Een dergelijke uitvoering heeft als voordeel dat de draaipunten een stevige constructie zijn.
De assen zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als een stalen spanbus-as met kunststof glijlagers. Hierbij zijn de assen vast verbonden met de verbindingsarmen en zijn de assen draaibaar opgenomen in 1026176 - 5 - corresponderende bussen die in de ophanging, resp. het voetdeel zijn voorzien.
Bij voorkeur is bij de stoepoploper volgens de uitvinding de afstand tussen het eerste en tweede draaipunt kleiner dan de' afstand 5 tussen het derde en vierde draaipunt. Aldus wordt bereikt dat, bij een gegeven lengte van de voorarm en achterarm, het voetdeel een schommelbeweging maakt t.o.v. de ophanging, waarbij de uitslag van het voetdeel relatief groot is t.o.v. de afmetingen van de ophanging. Bovendien wordt bereikt dat de mate waarin de hoek van het voetdeel 10 t.o.v. het horizontale vlak kan variëren relatief groot is. Het gevolg hiervan is dat het voetdeel in afmetingen relatief klein kan blijven, waardoor de stoepoploper relatief weinig ruimte inneemt hetgeen het gebruiksgemak bevordert. Als alternatief zijn de afstanden tussen enerzijds het eerste en tweede draaipunt gelijk aan 15 de afstand tussen het derde en vierde draaipunt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper volgens de uitvinding, snijden, in de oplooppositie, het verlengde van de verbindingslijn tussen het eerste en derde draaipunt enerzijds, en het verlengde van de verbindingslijn tussen het tweede en vierde 20 draaipunt anderzijds, elkaar op een snijpunt dat boven en achter het eerste draaipunt ligt. Doordat het snijpunt zich achter en boven het eerste draaipunt bevindt, is het mechanisch aangrijpingspunt van de door een gebruiker uitgeoefende kracht nabij de aangrijpmiddelen van de rollator. Het is gebleken dat een dergelijke stoepoploper 25 gemonteerd aan een rollator leidt tot een verlaging van de kracht die nodig is om een hoogtehindernis op te lopen, in vergelijking met de stoepoploper volgens GB 2237250 waarbij de bovengenoemde snijlijn zich ver voor het voorwiel bevindt in de oplooppositie. Daarnaast is het hierboven genoemde krachtenspel van voorarm en achterarm goed op 30 elkaar afgestemd in deze configuratie van voorarm en achterarm, omdat de betrokken krachtcomponenten in hoge mate het gewenste samenwerkende effect hebben.
In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper volgens de uitvinding omvat het voetdeel een contactoppervlak dat hol 35 van vorm is. Het contactoppervlak is het oppervlak dat contact maakt met de hindernis en bevindt zich aan de onderzijde van het voetdeel. Een holle vorm maakt het mogelijk om het voetdeel tussen eindpositie en oplooppositie te bewegen zonder dat het contactoppervlak over de hindernis schuurt, wat de duurzaamheid van het contactoppervlak ten 40 goede komt. Als alternatief is het contactoppervlak van het voetdeel 1026176 i - 6 - vlak uitgevoerd, waarmee door afstemming van de overige onderdelen van het stangenstelsel hetzelfde effect kan worden bereikt. Indien de overige onderdelen het toelaten, is ook een bolle vorm van het voetdeel mogelijk.
5 Bij voorkeur omvat bij de stoepoploper volgens de uitvinding het voetdeel een wrijvingsverhogend contactoppervlak. Een dergelijk contactoppervlak verhoogt de wrijving ter hoogte van het contactpunt tussen hef voetdeel en de hindernis tijdens hef oplopen, zodat hef verschuiven van het voetdeel over de hindernis wordt geminimaliseerd. 10 Dit komt zowel de hefboomwerking van de samenwerkende verbindingsarmen als het verlagen van slijtage van het contactoppervlak ten goede. Het contactoppervlak is bijvoorbeeld van slijtvast materiaal zoals rubber, desgewenst voorzien van ribbels of andersoortig reliëf.
15 Bij verdere voorkeur omvatten bij de stoepoploper volgens de uitvinding de stelmiddelen een torsieveer die aangijpt op een van de verbindingsarmen, en een aanslag voor een van de verbindingsarmen. Aldus wordt het voetdeel steeds in de oplooppositie gehouden wanneer de stoepoploper niet de oploopbeweging uitvoert. Daardoor neemt de 20 stoepoploper direct na het oplopen v.an een hindernis opnieuw de oplooppositie in, hetgeen het gebruiksgemak verhoogt. Met voordeel is de aanslag instelbaar zodat de stoepoploper in een positie kan worden afgesteld die voor de betreffende gebruiker is afgestemd op de meest voorkomende hindernissen.
25 Bij een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper volgens de uitvinding omvat de ophanging een verbindingsorgaan voor het verbinden met een loophulpmiddel. Aangezien de stoepoploper bij voorkeur bedoeld is om te gebruiken in combinatie met een loophulpmiddel, in het bijzonder een rollator, is het voordelig om de 30 ophanging te voorzien van een verbindingsorgaan. Dit verbindingsorgaan is met voordeel zodanig uitgevoerd dat de positie van de ophanging t.o.v. het loophulpmiddel instelbaar is, d.w.z. in verschillende standen kan worden gemonteerd. Het verbindingsorgaan is bij voorkeur een klemconstructie waarmee de stoepoploper aan het 35 gestel van het loophulpmiddel kan worden bevestigd.
Bij verdere voorkeur omvat bij de stoepoploper volgens de uitvinding, het verbindingsorgaan een hulpstuk voor het koppelen van het verbindingsorgaan aan het loophulpmiddel. In geval dat het gestel van het loophulpmiddel onvoldoende mogelijkheden biedt om de 40 stoepoploper via een klemconstructie te verbinden, biedt een hulpstuk 1026176 - 7 - de mogelijkheid om alsnog een verbinding tussen het gestel en de stoepoploper te bewerkstelligen zonder de dimensies van de stoepoploper ingrijpend te moeten aanpassen.
Met voordeel omvat de stoepoploper volgens de uitvinding 5 evenwijdige voorarmen waarvan het bovenuiteinde draaibaar verbonden is met de ophanging via de eerste as, en waarvan het onderuiteinde draaibaar verbonden is met het voetdeel via de derde as, en/of evenwijdige achterarmen waarvan het bovenuiteinde draaibaar verbonden is met de ophanging via de tweede as, en waarvan het onderuiteinde 10 draaibaar verbonden is met het voetdeel via de vierde as. Door aldus de voorarm en achterarm dubbel uit te voeren is de gehele constructie minder kwetsbaar voor krachten die dwars staan op de bewegingsrichting van het voetdeel.
Volgens een tweede aspect heeft de uitvinding betrekking op een 15 toepassing van de stoepoploper volgens de uitvinding, waarbij deze wordt verbonden met het loophulpmiddel. Het gebruik van de stoepoploper in combinatie met het loophulpmiddel levert de hierboven reeds aangeduide voordelen op. De vaste verbinding kan permanent zijn, bijvoorbeeld d.m.v. een las, maar ook losneembaar, bijvoorbeeld 20 d.m.v. een klemconstructie. Het heeft de voorkeur om de stoepoploper te verbinden met het loophulpmiddel op een positie ter hoogte van de voorwielen en in het midden aan de voorzijde van het. gestel, in het bijzonder bij een rollator.
Volgens een derde aspect heeft de uitvinding betrekking op een 25 loophulpmiddel dat een gestel, en daarmee verbonden wielen en aangrijpmiddelen voor de gebruiker omvat, dat is voorzien van een stoepoploper volgens de uitvinding. Een loophulpmiddel dat is voorzien van een stoepoploper volgens de uitvinding levert de hierboven reeds aangeduide voordelen op. De stoepoploper kan aan het 30 loophulpmiddel zijn bevestigd op elke geschikte wijze bijvoorbeeld via het eerder genoemde verbindingsorgaan. Als alternatieve bevestiging komt bijvoorbeeld een permanente verbinding, zoals een las, in aanmerking.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het loophulpmiddel 35 volgens de uitvinding, omvat deze een gestel, en daarmee verbonden
wielen en aangrijpmiddelen voor de gebruiker, welk loophulpmiddel is I
voorzien van een stoepoploper volgens de uitvinding, waarbij, wanneer j de stoepoploper in de oplooppositie is opgesteld, het verlengde van de verbindingslijn tussen het eerste en derde draaipunt enerzijds, en 40 het verlengde van de verbindingslijn tussen het tweede en vierde 1026176 | - 8 - draaipunt anderzijds, snijden op een snijpunt dat in de nabijheid van de aangrijpmiddelen van het loophulpmiddel verkeert. Een dergelijk loophulpmiddel heeft als voordeel dat de nabijheid van het snijpunt en aangrijpmiddelen in de praktijk leidt tot een verlaging van de 5 kracht benodigd om een hoogtehindernis te nemen.
Ter verduidelijking zij opgemerkt dat het stangenstelsel en de assen van de stoepoploper met voordeel uit stijve materialen zoals sterke kunststoffen, of metalen zijn vervaardigd. Met meer voordeel zijn deze stijve materialen van lichtgewicht. De ophanging, de armen 10 en het voetdeel zijn bijvoorbeeld als langwerpige platen of buizen uitgevoerd.
De lengte van de voorarm en achterarm kan variëren binnen de voorwaarden die aan de stoepoploper gesteld zijn. Afhankelijk van de ophanghoogte aan een loophulpmiddel worden deze lengtes gekozen. Het 15 heeft daarbij de voorkeur om hoogtehindernissen vanaf 2 cm. te kunnen oplopen. De keuze van de lengtes t.o.v. de afmetingen van de ophanging en het voetdeel kan door de vakman op grond van zijn inzicht worden vastgesteld, rekening houdend met de bovenstaande kenmerken van de stoepoploper volgens de uitvinding.
20 De uitvinding zal hierna worden verduidelijkt aan de hand van de bijgevoegde tekeningen waarin:
Fig. 1 een schematisch zijaanzicht is van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 2 een driedimensionale weergave is van een loophulpmiddel 25 voorzien van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 3 een zijaanzicht is van een loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij de stoepoploper in contact staat met een 3Q hoogtehindernis in de oplooppositie.
Fig. 4 een vereenvoudigd zijaanzicht van de oplooppositie van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 5 een vereenvoudigd zijaanzicht van de eindpositie van de 35 stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de de uitvinding;
In fig. 1 is schematisch een stoepoploper 1 weergegeven waarbij het verplaatsingsmechanisme 2 de vorm heeft van een stangenstelsel 3 dat een vierhoek vormt. Het stangenstelsel 3 bestaat uit een 40 ophanging 5 van aluminium een voetdeel 9 van aluminium dat voorzien 1026176 - 9 - is van een rubberen contactoppervlak 11 met een holle onderzijde 12, een voorarm 13 en een achterarm 15, waarbij de armen 13 en 15 als aluminiumplaten zijn uitgevoerd. Het bovenuiteinde van de voorarm 13 en het bovenuiteinde van de achterarm 15 zijn via resp. een eerste as 5 20 en een tweede as 22 draaibaar verbonden met de ophanging 5. De eerste en tweede as 20 en 22 liggen op de twee lengteuiteinden van de ophanging 5. Het voetdeel 9 is draaibaar verbonden via de derde as 24 met het onderuiteinde van de voorarm 13, en via de tweede as 26 met het onderuiteinde van de achterarm 15. De derde en vierde as 24 en 26 10 liggen op de twee lengteuiteinden van het voetdeel 9. De afstand dl tussen de eerste en tweede as 20 en 22 is kleiner dan de afstand d2 tussen de derde en vierde as 24 en 26. Ter hoogte van de tweede as 22 is een torsieveer 30 aangebracht waarvan de uiteinden aangrijpen op enerzijds de achterarm 13 en anderzijds de ophanging 5. De torsieveer 15 30 houdt aldus de stoepoploper 1 in een oplooppositie, waarbij een aanslagblok 34 is voorzien aan de onderzijde van de ophanging om de maximale uitslag van de achterarm 13 onder spanning van de torsieveer 30 te begrenzen. Voorts is in de ophanging 5 een verbindingsorgaan 36 voorzien dat bestaat uit een klemconstructie voor bevestiging aan het 20 gestel van een loophulpmiddel, die met pennen 38 is vast te draaien.
Het stangenstelsel 3 heeft aldus een vrijheidsgraad van beweging.
In fig. 2 is een volgende uitvoeringsvorm van een stoepoploper 1 volgens de uitvinding weergegeven, welke bevestigd is aan een voorste dwarsbuis van het gestel 40 van een rollator 42, waarbij de 25 stoepoploper 1 tussen de voorwielen 44 is gepositioneerd. De overeenkomstige onderdelen van de stoepoploper die in fig. 1 zijn aangeduid, zijn van gelijke verwijzingscijfers voorzien. Bij loophulpmiddelen zonder een dergelijke dwarsbuis kan de stoepoploper een hulpstuk in de vorm van een dergelijke dwarsbuis omvatten die 30 tussen de ópstaande buizen van het gestel kan worden bevestigd. Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat de stoepoploper 1 via de klemconstructie 36 is bevestigd aan het gestel 40 en dat de stoepoploper 1 met een dubbele voorarm 13 en een dubbele achterarm 15 is uitgevoerd. Het loophulpmiddel 42 is voorzien van aangrijpmiddelen 35 in de vorm van handvatten 46.
In fig. 3 is de combinatie van een stoepoploper 1 met een rollator 42 volgens fig. 2 weergegeven in zijaanzicht. De stoepoploper 1 staat in een oplooppositie en het voetdeel 9 staat in contact met de te passeren hoogtehindernis 50. De gestippelde 40 hulplijnen 52 en 54 zijn verlengdes van de verbindingslijnen 28 j 1026176 : _ ____: ___________ i - 10 - tussen enerzijds de eerste en derde as 20 en 24, en anderzijds tussen de niet-aangeduide tweede en vierde as. Duidelijk blijkt dat het snijpunt 56 achter en boven de eerste as 20 ligt. Aldus is het snijpunt 56 dichterbij de aangrijpmiddelen 46 van de rollator 42 dan 5 wanneer het snijpunt onder de eerste as 20 of voor de eerste as 20 zou liggen. Met de pijl F is de normaalkracht aangeduid die de hindernis 50 uitoefent op het voetdeel 9.
In fig. 4 is vereenvoudigd een detail van de oplooppositie van de stoepoploper 1 weergegeven, wanneer deze gebruikt wordt voor een 10 rollator. In stippellijn is een voorwiel 44 van de rollator weergegeven en een deel van het gestel 40 dat via het verbindingsorgaan 36 is verbonden met de stoepoploper 1. Op de hoogtehindernis 50 heeft het voetdeel een vast contactpunt 60 in de oplooppositie. Dit de figuur blijkt dat een voorwaarts duwende kracht 15 F1 het stangenstelsel vergelijkbaar met een rupsband zal doen voortbewegen in een richting tegen de klok in. Aldus zullen de krachten in de voorarm vooral naar de drempel gericht zijn, en de krachten in de achterarm van de drempel af. Juist deze voortbeweging resulteert in een oploopbeweging middels het stangenstelsel- 3 die 20 minder kracht kost terwijl de verticale component van de beweging relatief klein is t.o.v. de horizontale component.
In fig. 5 is vereenvoudigd een detail van de eindpositie van de stoepoploper 1 weergegeven na het passeren van de hoogtehindernis uitgaande van fig. 4. Het wiel 44 heeft de hoogtehindernis 50 25 bereikt, vanaf welk moment het voetdeel 5 weer loskomt van de hindernis 50. Onder invloed van de niet weergegeven torsieveer zal vervolgens vanaf het moment van loskomen van het voetdeel van de hindernis 50, het stangenstelsel 3 zich weer in een oplooppositie stellen.
1026176

Claims (12)

1. Stoepoploper, geschikt om hoogtehindernissen te passeren.met 5 een loophulpmiddel, waarbij de stoepoploper een verplaatsingsmechanisme omvat in de vorm van een stangenstelsel dat een ophanging, een voetdeel, en draaibare verbindingsarmen omvat, welke verbindingsarmen tussen het voetdeel en de ophanging zijn voorzien voor het verplaatsen van het voetdeel ten opzichte van de 10 ophanging tussen een oplooppositie en een eindpositie, en waarbij het verplaatsingsmechanisme is voorzien van stelmiddelen voor het stellen van het voetdeel in de oplooppositie, met het kenmerk dat de verbindingsarmen (13, 15) een voorarm (13) en een achterarm (15) omvatten, waarbij een bovenuiteinde van de voorarm (13) draaibaar 15 verbonden is met de ophanging (5) via een eerste draaipunt (20), een bovenuiteinde van de achterarm (15) draaibaar verbonden is met de ophanging (5) via een tweede draaipunt (22), en een onderuiteinde van de voorarm (13) draaibaar verbonden is met het voetdeel (9) via een derde draaipunt (24) en een onderuiteinde van de achterarm (15) 20 draaibaar verbonden is met het voetdeel (9) via een vierde draaipunt (26), waarbij in zijaanzicht de verbindingslijnen (28) tussen het eerste en tweede draaipunt, tussen het tweede en vierde draaipunt, tussen het vierde en derde draaipunt, en tussen het derde en eerste draaipunt, een vierhoek vormen waarvan de hoekpunten ter hoogte van 25 de draaipunten (20,22,24,26) liggen.
2. Stoepoploper volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het eerste draaipunt (20), het tweede draaipunt (22), het derde draaipunt (24) en het vierde draaipunt (26) respectievelijk een eerste as (20), 30 een tweede as (22), een derde as (24) en een vierde as (26) omvatten, waarbij deze assen (20,22,24,26) hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar zijn.
3. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, rast het 35 kenmerk dat de afstand (dl) tussen hef eerste en tweede draaipunt (20,22) kleiner is dan de afstand (d2) tussen hef derde en vierde draaipunt (24,26). 1026176 - 12 -
4. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, in de oplooppositie, het verlengde (52) van de verbindingslijn (28) tussen het eerste (20) en derde draaipunt (24) enerzijds, en het verlengde (54) van de verbindingslijn (28) tussen 5 het tweede (22) en vierde draaipunt (26) anderzijds, elkaar snijden op een snijpunt (56) dat boven en achter het eerste draaipunt (20) ligt.
5. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, ast hot 10 kenmerk dat het voetdeel (9) een contactoppervlak omvat dat hol (12) van vorm is.
6. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het voetdeel (9) een wrijvingsverhogend contactoppervlak 15 (11) omvat.
7. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de stelmiddelen (30,34) een torsieveer (30) die aangijpt op een van de verbindingsarmen (13,15), en een aanslag (34) voor een 20 van de verbindingsarmen (13,15) omvatten.
8. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat waarbij de ophanging (5) een verbindingsorgaan (36) omvat voor het verbinden met een loophulpmiddel (42). 25
9. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat hét verbindingsorgaan (36) een hulpstuk omvat voor het koppelen van het verbindingsorgaan (36) aan het loophulpmiddel (42).
10. Toepassing van een stoepoploper (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij deze wordt verbonden met het loophulpmiddel (42).
11. Loophulpmiddel (42) dat een gestel (40), en daarmee verbonden 35 wielen (44) en aangrijpmiddelen (46) voor de gebruiker omvat, dat is voorzien van een stoepoploper (1) volgens een van de voorgaande conclusies. 1026176 - 13 -
12. Loophulpmiddel (42) dat een gestel (40), en daarmee verbonden wielen (44) en aangri jpraiddel-en (46) voor de gebruiker omvat, dat is voorzien van een stoepoploper (1) volgens een van de voorgaande conclusies 4-9, waarbij, wanneer de stoepoploper (1) in de 5 oplooppositie is opgesteld, het verlengde (52) van de verbindingslijn (28) tussen het eerste (20) en derde draaipunt (24) enerzijds, en het verlengde (54) van de verbindingslijn (28) tussen het tweede (22) en vierde draaipunt (26) anderzijds, elkaar snijden op een snijpunt (56) dat in de nabijheid van de aangrijpmiddelen (46) van het 10 loophulpmiddel (42) verkeert. 1026176
NL1026176A 2004-05-12 2004-05-12 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper. NL1026176C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026176A NL1026176C2 (nl) 2004-05-12 2004-05-12 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.
NL1028965A NL1028965C2 (nl) 2004-05-12 2005-05-04 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.
PCT/NL2005/000348 WO2005107678A2 (en) 2004-05-12 2005-05-09 Kerb climbing device, its use and walking aid provided with a kerb climbing device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026176 2004-05-12
NL1026176A NL1026176C2 (nl) 2004-05-12 2004-05-12 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1026176C2 true NL1026176C2 (nl) 2005-11-15

Family

ID=34974076

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1026176A NL1026176C2 (nl) 2004-05-12 2004-05-12 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1026176C2 (nl)
WO (1) WO2005107678A2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2020219A1 (en) 2007-08-02 2009-02-04 Technische Universiteit Delft Rollator

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2116218A1 (en) * 2008-05-09 2009-11-11 CHK Develop B.V. Walking aid adapted for mounting a height obstacle
EP2216005A1 (de) 2009-02-05 2010-08-11 Hans-Peter Wulff Rollator oder Rollstuhl für gehbehinderte Personen
EP2216006B1 (de) 2009-02-05 2012-05-23 Hans-Peter Wulff Rollator oder Rollstuhl für gehbehinderte Personen
DE202009009850U1 (de) 2009-07-15 2009-11-26 Dickau, Fabian Bordsteinüberwindungshilfeeinrichtung für Rollatoren
DE102017100007A1 (de) 2016-11-13 2018-05-17 Markus Gronen Kipphilfe für Rollatoren
JP2018203092A (ja) * 2017-06-06 2018-12-27 Corescope株式会社 手押し車および手押し車に用いる前輪持ち上げユニット
JP6773338B2 (ja) * 2018-10-03 2020-10-21 株式会社島製作所 手押し車

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4132423A (en) * 1976-12-09 1979-01-02 Vessa Limited Attachments enabling vehicles to negotiate obstacles
GB2188597A (en) * 1986-02-28 1987-10-07 Jeremy Joseph Fry A wheelchair having a kerb-climbing device
GB2237250A (en) * 1989-10-06 1991-05-01 Booster Electric Vehicles Limi A kerb climbing device which minimises vertical acceleration
WO2002071998A1 (en) * 2001-03-09 2002-09-19 Margana Ag A device for facilitating driving a rollable walker and a rollable walker provided with such a device

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4132423A (en) * 1976-12-09 1979-01-02 Vessa Limited Attachments enabling vehicles to negotiate obstacles
GB2188597A (en) * 1986-02-28 1987-10-07 Jeremy Joseph Fry A wheelchair having a kerb-climbing device
GB2237250A (en) * 1989-10-06 1991-05-01 Booster Electric Vehicles Limi A kerb climbing device which minimises vertical acceleration
WO2002071998A1 (en) * 2001-03-09 2002-09-19 Margana Ag A device for facilitating driving a rollable walker and a rollable walker provided with such a device

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2020219A1 (en) 2007-08-02 2009-02-04 Technische Universiteit Delft Rollator

Also Published As

Publication number Publication date
WO2005107678A2 (en) 2005-11-17
WO2005107678A3 (en) 2007-01-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1025407C2 (nl) Ophangingsconstructie voor een rolstoel.
NL1026176C2 (nl) Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.
US5137101A (en) Cross-country vehicle with stepwise locomotion
US7597334B2 (en) Sideways movement propelled scooter device
US20090278325A1 (en) Walking Aid Adapted For Mounting A Height Obstacle
FR3034986A1 (fr) Dispositif d'assistance aux deplacements
NL1025333C2 (nl) Ophangingsconstructie voor een voorwielsamenstel van een rolstoel.
JP2006306246A (ja) キャスター
WO2013135995A9 (fr) Dispositif de retournement pour piece de grande dimension ou pesante
EP0740542A1 (fr) Siege roulant pour le transport ou l'assistance au deplacement d'au moins un utilisateur, notamment d'une personne handicapee
US8453358B2 (en) Dual compression spring ram
NL1022512C1 (nl) Inklapbare rollator.
CA2664142C (en) Side movement propelled scooter device having expanded foot platform
NL1028965C2 (nl) Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.
FR3109521A1 (fr) Dispositif orthopedique d’aide a la deambulation et pouvant servir a la reeducation de la marche du type comportant des moyens d’ecartement des cuisses du patient
FR3047682B1 (fr) Robot mobile d'assistance comprenant au moins un systeme d'appui
FR3117982A1 (fr) Dispositif de transport à skis non motorisé pour transporter une personne en position de debout
NL1011985C2 (nl) Verbindingsorgaan.
AU760586B2 (en) Castor wheel assembly for a ladder
NL1040717B1 (nl) Zelfbalancerende rolstoel.
NL1028058C2 (nl) Inrichting voor het bieden van verplaatsingshulp.
EP1363578A1 (en) Arrangement to be mounted on a rollator and a rollator with such an arrangement
NL1025655C1 (nl) Mobiele slee, gebruik makend van ski's, sturend door middel van het verplaatsen van het lichaamszwaartepunt.
EP4218966A1 (fr) Dispositif de transport à skis non motorisé pour transporter une personne en position de debout
FR2796548A1 (fr) Ambulateur a moteur d'assistance a la marche

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up