NL1028058C2

NL1028058C2 - Inrichting voor het bieden van verplaatsingshulp.

Info

Publication number: NL1028058C2
Application number: NL1028058A
Authority: NL
Inventors: Heidi Evers
Original assignee: Univ Delft Tech; Landmark Design Holding B V
Priority date: 2005-01-18
Filing date: 2005-01-18
Publication date: 2006-07-19

Description

NL 46543-VB/li

Inrichting voor het bieden van verplaatsingshulp

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bieden van verplaatsingshulp aan een al dan niet motorisch minder vaardig persoon, welke inrichting is voorzien van tenminste een achterwiel en richtinggevende voorwielen.

5 Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld een rol stoel of een rollator en dient ertoe om personen met een motorische uitdaging behulpzaam te zijn in het zich verplaatsen binnens- en buitenshuis.

Rolstoelen zijn sinds jaar en dag bekend.

10 In de laatste jaren is ook de zogeheten rollator in opkomst geweest. Schattingen over het gebruik van de bekende rollator in 2000 lopen uiteen van 115.000 tot 400.000 stuks.

De bekende inrichting respectievelijk de bekende rolstoel of rollator bezit voorwielen die zijn uitgevoerd als 15 zwenkwielen. Bekend is dat zwenkwielen een relatief eigenzinnig leven kennen, hetgeen een ieder kan beamen die wel eens bij de bekende grootwinkelbedrijven gebruik heeft gemaakt van een boodschappenwagen. .

Het zojuist bedoelde bezwaar van zwenkwielen doet 20 zich in versterkte mate voor wanneer de inrichting verplaatst wordt over een ondergrond met ongelijkheden zoals die met name buitenshuis voorkomen. De zwenkwielen wijzigen dan continu van koers, afhankelijk van de onregelmatigheden van de bodem. Het kan daarbij zelfs voorkomen dat de zwenkwielen dwars ko-25 men te staan, waardoor de inrichting blokkeert en de gebruiker van de inrichting ten val kan komen. Dit risico doet zich vooral voor bij het afgaan van een stoep, waarbij de voorwielen in de goot blokkeren.

Naast het veiligheidsprobleem dat het ongedurig ver-30 stellen van de zwenkwielen oplevert, is het ook hinderlijk en vermoeiend om de inrichting onder deze omstandigheden te gebruiken door de voortdurende noodzaak tot correctie van de richting waarin de inrichting wordt verplaatst.

Met de uitvinding is beoogd het hiervoor geschetste 35 probleem tegen te gaan en om verdere voordelen te bereiken die uit het navolgende zullen blijken.

1028058 2

De inrichting volgens de uitvinding is er daartoe door gekenmerkt dat de voorwielen zijn ingericht voor het innemen van een onderling gekoppelde richtinggevende stand.

Door een dergelijke koppeling van de voorwielen heb-5 ben individuele onregelmatigheden in de bodem waarover de inrichting wordt verplaatst, een minder verstrekkende invloed op de richting die deze voorwielen innemen dan het geval is bij de zwenkwielen zoals bekend uit de stand van de techniek.

Een verdere verbetering kan daarbij worden bereikt 10 door de inrichting zodanig uit te voeren dat de voorwielen gekoppeld zijn met een stuurorgaan.

Met behulp van het stuurorgaan kunnen de voorwielen eenvoudig in de gewenste stand worden gezet en gehouden.

Het is daarbij wenselijk dat de koppeling van het 15 stuurorgaan met de voorwielen zodanig is ingericht dat bij verstelling van de voorwielen over een hoek ten opzichte van een in de lengte verlopende lichaamsas van de inrichting de beide voorwielen een onderling verschillende stand innemen die beantwoordt aan het Ackerman-effect.

20 Een geschikte en wenselijke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bezit daarbij het kenmerk dat ten opzichte van een in de lengte verlopende lichaamsas van de inrichting de voorwielen verstelbaar zijn over een hoek van maximaal 85®.

25 Hiermee wordt voorkomen dat de voorwielen een stand exact dwars op de lichaamsas van de inrichting kunnen innemen waardoor stuurarmen van het stuurorgaan een geblokkeerde stand zouden kunnen innemen.

Geschikt laat de inrichting volgens de uitvinding 30 zich dan zo uitvoeren dat er een overbrengingsratio bestaat tussen het stuurorgaan en de voorwielen van omstreeks 30:85.

Hiermee wordt bereikt dat binnen de beperkte ruimte die achter de inrichting aanwezig is, het stuurorgaan dat in de praktijk tevens dient als steun voor de gebruiker van de 35 inrichting, slechts over een geringe hoek verdraaid behoeft te worden om een relatief scherpe bocht eenvoudig te kunnen insteken.

De uitvinding is tevens belichaamd in een inrichting 102805¾ 3 die voorzien is van slechts een richtinggevend voorwiel en twee achterwielen, waarbij het voorwiel is gekoppeld met een stuurorgaan.

Gemeend wordt dat met de hiervoor gegeven toelich-5 ting en beschrijving van de uitvinding waarvan het wezen belichaamd is in de navolgende conclusies een zodanig volledige en duidelijke beschrijving is gegeven dat deze door de vakman eenvoudig kan worden nagewerkt.

Hierbij speelt in het bijzonder een rol dat zowel 10 het koppelorgaan voor de onderlinge koppeling van de voorwielen als in voorkomend geval de koppeling van de voorwielen met een stuurorgaan op in de stand van de techniek geheel bekende wijze kan worden uitgevoerd. Een nadere toelichting daarvan is derhalve overbodig. Ter illustratie is slechts in 15 de bijgaande figuren 1 en 2 een rollator volgens de uitvinding in recht respectievelijk schuin zijaanzicht getoond. De getoonde rollator is uitgevoerd met een stuurorgaan voor bediening van de voorwielen. Figuur 2 laat daarbij zien dat de koppeling van het stuurorgaan met de voorwielen zodanig is 20 ingericht dat bij verstelling van de voorwielen over een hoek ten opzichte van een in de lengte verlopende lichaamsas van de inrichting de beide voorwielen een onderling verschillende stand innemen die beantwoordt aam het Ackerman-effect. Doordat de voorwielen een dergelijke stand innemen, kunnen deze 25 zonder 'wringen' een scherpe bocht nemen.

1 0 2 fi 0 5 8

Claims

1. Inrichting voor het bieden van verplaatsingshulp aan een al dan niet motorisch minder vaardig persoon, voorzien van tenminste een achterwiel en richtinggevende voorwielen, aefe 3&©fe dat de voorwielen zijn ingericht voor 5 het innemen van een onderling gekoppelde richtinggevende stand.

3. Inrichting volgens conclusie 2, s©fe h®t fecs^a©gfe, 10 dat de koppeling van het stuurorgaan met de voorwielen zodanig is ingericht dat bij verstelling van de voorwielen over een hoek ten opzichte van een in de lengte verlopende li-chaamsas van de inrichting de beide voorwielen een onderling verschillende stand innemen die beantwoordt aam het Ackerman- 15 effect.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, Esoasasisls, dat ten opzichte van een in de lengte verlopende lichaamsas van de inrichting de voorwielen verstelbaar zijn over een hoek van maximaal 85°.

5. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, en 4, &©fe Es©ssa©gfe, dat er een overbrengingsratio bestaat tussen het stuurorgaan en de voorwielen van omstreeks 30:85.

6. Inrichting voorzien van een richtinggevend voorwiel en twee achterwielen, a©fe h©Ê &©aa©sk, dat het voorwiel 25 is gekoppeld met een stuurorgaan.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, m®t dat de inrichting een rollator is.

8. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, ïsdat de inrichting een rolstoel is. 30 i 1028058