NL1024617C2 - Dekroedebevestiging aan een goot voor een kas of warenhuis. - Google Patents

Description

* 1

Dekroedebevestiaina aan een goot voor een kas of warenhuis

De uitvinding heeft betrekking op de bevestiging van een dekroede aan een goot van een kas of warenhuis.

De uitvinding heeft ook betrekking op een kas of een warenhuis voorzien van een dergelijke bevestiging.

5 Een bevestiging van de bovengenoemde soort is bekend uit het Nederlandse octrooi 1.017.765. Daarbij is de goot aan weerszijden voorzien van een gat en van een aan de binnenzijde van de goot aangebracht uitsteeksel. Aan de dekroede is een plaatje bevestigd met een haakvor-10 mige onderrand. De roede wordt aan de goot bevestigd door de haakvormige onderrand van het plaatje via het gat achter het uitsteeksel in de goot te haken. Een nadeel is dat de uitsteeksels gevormd worden door aan de binnenzijde van de gootwand meegeëxtrudeerde, doorlopende ribben welke 15 extra materiaal vormen.

Het is een doel van de uitvinding hierin verbetering te brengen.

Hiertoe verschaft de uitvinding een samenstel voor een kas of een warenhuis omvattend een goot vervaar-20 digd van staalplaat en tenminste één dekroede, waarbij de goot voorzien is van tenminste één plaatselijke aangrijp-rand waarbij de aangrijprand gevormd is uit een wandge-deelte van de plaatvormige wand van de goot, en waarbij de dekroede met de goot verbonden is door aangrijping van een 25 met de dekroede vast uitsteeksel over en achter de aan- 1 0 24 617 » 1 2 grijprand van de goot. Doordat de aangrijprand voor het uitsteeksel plaatselijk door de plaatvormige gootwand zelf gevormd wordt is er geen extra in de goot aangebracht uitsteeksel meer benodigd: enkel het materiaal van de staal-5 plaat is benodigd voor het vormen van de aangrijprand. Hierdoor wordt een materiaalbesparing verkregen. Door de dekroede met het daarmee vaste uitsteeksel over en achter de aangrijprand te laten grijpen wordt de installatie vergemakkelijkt.

10 In een uitvoeringsvorm is het wandgedeelte van de goot omgezet/omgebogen, bij voorkeur dwars op het aangrenzende gedeelte van de wand, waarbij de aangrijprand het uiteinde vormt van het omgezet/omgebogen wandgedeelte.

Bij voorkeur is het wandgedeelte in binnenwaart-15 se richting ten opzichte van de goot omgezet/omgebogen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de goot een kokervormige goot.

In een uitvoeringsvorm omvat de goot een con-densgoot, waarbij de aangrijprand is aangebracht in de 20 wand van de condensgoot.

In een uitvoeringsvorm is de aangrijprand voorzien bij de bodem van de condensgoot.

In een uitvoeringsvorm vormt het omgezette wandgedeelte een binnenwaartse voortzetting van de con-25 densgootbodem, in het bijzonder in één vlak daarmee liggend.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is een plaatselijk gat in de gootwand aanwezig voor het althans gedeeltelijk opnemen van het uitsteeksel. Via het gat kan het 30 uitsteeksel om/achter de aangrijprand grijpen. In het geval van een kokervormige goot waarbij de aangrijprand is voorzien bij/in de bodem van de condensgoot en waarbij het gat ter plaatse van de bodem van de condensgoot voorzien is kan dan condens in de condensgoot via het gat tot 35 binnenin de kokervormige goot stromen om vervolgens af gevoerd te worden. Het gat in de gootwand heeft zo een dubbele functie: enerzijds het vrijlaten van de aangrijp- 1 0 2 4 6 1 7

• I

3 rand om achter de aangrijprand het uitsteeksel te kunnen grijpen, en anderzijds afvoer van condens tot binnenin de kokervormige goot.

In een uitvoeringsvorm is het gat tevens ge-5 schikt voor het opnemen van een uiteinde van de dekroede.

In een uitvoeringsvorm vormt de aangrijprand een rand van het gat, waarbij bij voorkeur het vlak van het direct aangrenzend wandgedeelte van de aangrijprand een hoek van kleiner dan ongeveer 45° maakt met de lengteas 10 van de dekroede. Hierdoor worden krachten op de dekroede in axiale richting daarvan in aanzienlijke mate overgedragen in het vlak van het direct aangrenzende wandgedeelte in plaats van daar dwars op. Hierdoor wordt vervorming van de gootwand tegengegaan en wordt de duurzaamheid van de 15 dekroede-goot verbinding vergroot.

Bij voorkeur wordt het uitsteeksel gevormd door een op de dekroede bevestigd onderdeel, bij voorkeur een haakvormig onderdeel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm vormt het wand-20 gedeelte een steunvlak voor de haak waardoor eenvoudig plaatsen van de haak vóór bevestigen van de dekroede mogelijk is.

In de uitvoering met condensgoot heeft de con-densgoot bij voorkeur een opstaande wand die een aanlig-25 vlak vormt voor de haak waardoor vooraf-plaatsing van de haak verder vergemakkelijkt wordt.

Bij voorkeur is de goot een gerolvormde goot.

De uitvinding voorziet verder in een goot kennelijk geschikt en bestemd voor een samenstel zoals hiervoor 3 0 beschreven.

De uitvinding voorziet ook in een dak voorzien van een samenstel zoals hiervoor beschreven.

Dé uitvinding voorziet tevens in een kas of warenhuis voorzien van een of meerdere samenstellen zoals 35 hiervoor beschreven.

Opgemerkt wordt dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage 64.00769 een verbinding van een dekroede met een 1024 617 I « 4 open goot bekend is, waarbij de gootrand plaatselijk neerwaarts omgebogen is om een lip te vormen. De dekroede is aan het uiteinde, onderaan, voorzien van een naar boven openende haak, die met de rest van de dekroede een opneem-5 ruimte bepaalt. Bij het plaatsen van de dekroede wordt de dekroede met de haak van onder af met het haakuiteinde achter de lip gebracht, waarna de dekroede opwaarts wordt verzwaaid om de gootrand in de opneemruimte te brengen. De dekroede moet hierbij steeds worden vastgehouden.

10 Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren beschreven worden.

Figuur 1 toont een aanzicht in doorsnede van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een samenstel volgens de 15 uitvinding.

Figuur 2 toont een aanzicht in doorsnede van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een samenstel volgens de uitvinding.

Figuren 3 en 4 tonen aanzichten in doorsnede van 20 een derde en vierde uitvoeringsvoorbeeld van een samenstel volgens de uitvinding.

Het in figuur 1 getoonde samenstel 1 omvat een kokervormige goot 10, dekroedes 20 en gootrandprofielen 30 voor het opnemen van onderranden van (niet getoonde) glas-25 platen. De doorsnede van het samenstel 1 is een doorsnede dwars op de lengterichting van de goot 10. De goot 10 vormt een doorgang 10a voor condenswater, twee boven aan weerszijden gelegen condensgoten 50, die op regelmatige afstanden afvoeren naar de doorgang 10a, en een bovengoot 30 40 voor hemelwater. Elke condensgoot 50 heeft zijwanden 51, 52 en een bodem 53.

De in dit voorbeeld symmetrische goot 10, welke van (bijvoorbeeld gerolvormd) staalplaat is vervaardigd, heeft in de lengterichting op regelmatige afstand, aan 35 weerszijden van het symmetrievlak S, aangebrachte (plaatselijke) gaten 11 voor het opnemen van respectievelijke uiteinden van middels schroeven 55 aan de dekroeden 20 1 ö 2 4 6 1 7 5 bevestigde haken 21. Alternatief kunnen de haken 21 integraal onderdeel uitmaken van de dekroeden 20. De uiteinden van de dekroeden 20 kunnen door de gaten 11 reiken zoals met streeplijnen aangegeven om een langere aangrijplengte 5 dekroede-haak te realiseren. De gaten 11 hebben in dit voorbeeld een grotere breedte dan de haken 21, bijvoorbeeld twee maal de breedte van de haak 21. Het gat 11 kan echter ook passend afgestemd zijn op de haakbreedte.

Het gat 11 wordt aan de onderzijde begrensd door 10 een plaatselijk, uit de plaatvormige wand van de goot 10 zelf gevormd, omgezet wandgedeelte 12 welke in binnenwaartse richting dwars ten opzichte van de wand van de goot 10 is omgezet. Er is dan sprake van een lengtereeks, op afstand van elkaar gelegen omgezette wahdgedeeltes 12. 15 Het uiteinde van het omgezet wandgedeelte 12 vormt een aangrijprand 13 voor de haak 21. De bovenzijde van het omgezette wandgedeelte 12 vormt een steunvlak 14 voor de haak 21. De breedte van het wandgedeelte 12 komt in dit voorbeeld overeen met de breedte van het gat 11.

20 Het in figuur 2 getoonde samenstel 100 omvat een uit staalplaat vervaardigde kokervormige goot 110, dekroe-des 120 en gootrandprofielen 130. De goot 110 vormt een doorgang 110a voor condenswater, twee boven aan weerszijden gelegen condensgoten 150, die op regelmatige afstanden 25 af voeren naar de doorgang 110a, en een bovengoot 140 voor hemelwater. Elke condensgoot 150 heeft zijwanden 151, 152 en een bodem 153.

In dit voorbeeld zijn de gaten 111 aangebracht in het bovenste gedeelte van de zijwanden 151 van de con 30 goot 110 bevestigd dienen te worden behoeven de gaten 111 aangebracht te worden: de gaten 111 zijn plaatselijke gaten. Door elk gat 111 wordt een aangrijprand 113 welke gevormd is uit de plaatvormige wand van de goot 110 vrijgelaten. Hierdoor kan een middels een schroef 155 aan de 35 dekroede 120 bevestigde haak 121 via het gat 111 achter de aangrijprand 113 haken om de dekroede 120 met de goot 110 te verbinden.

102461 7

* I

6 ;

Het in figuur 3 getoonde samenstel 200 omvat een kokervormige goot 210, dekroedes 220 en gootrandprofielen 230. De goot 210 vormt een doorgang 210a voor condenswater, twee boven aan weerszijden gelegen condensgoten 250, 5 en een bovengoot 240 voor hemelwater. Elke condensgoot 250 heeft zijwanden 251, 252 en een bodem 253. De gaten 211 zijn aangebracht aan de onderzijde van de zijwanden 252 van de condensgoten 250.

Het in figuur 4 getoonde samenstel 300 omvat een 10 kokervormige goot 310, dekroedes 320 en gootrandprofielen 330. De goot 310 vormt een doorgang 310a voor condenswater, twee boven aan weerszijden gelegen condensgoten 350, en een bovengoot 340 voor hemelwater. Elke condensgoot 350 heeft zijwanden 351, 352 en een bodem 353. In het geval 15 van figuur 4 vormen de zijwanden 352 aanslagvlakken (steunvlakken) voor de haken 321, bijvoorbeeld bij het achter de aangrijpranden 313 haken van de haken 321 bij montagewerkzaamheden. Er zijn gaten 311 aangebracht aan de onderzijde van de zijwanden 351 van de condensgoten 350.

20 Voor zowel figuur 3 als figuur 4 geldt dat alleen daar waar de dekroeden 220, 320 aan de goot 210, 310 bevestigd dienen te worden gaten 211, 311 aangebracht behoeven te worden: de gaten 211, 311 zijn plaatselijke gaten. Door elk gat 211, 311 wordt een aangrijprand 213, 25 313 welke gevormd is uit de plaatvormige wand van de goot 210, 310 vrijgelaten. Hierdoor kan een aan de dekroede 220, 320 bevestigde haak 221, 321 via het gat 211, 311 achter de aangrijprand 213, 313 haken om de dekroede 220, 320 met de goot 210, 310 te verbinden. De zijwanden 251, 30 351 van de condensgoten 250, 350 vormen aanligvlakken (steunvlakken) voor de haken 221, 321.

Doordat in de in figuren 1-4 getoonde uitvoeringsvormen de aangrijprand 13, 113, 213 of 313 steeds gevormd is uit de plaatvormige gootwand zelf wordt voorko-35 men dat een extra rand of uitsteeksel in/op de goot 10, 110, 210 of 310 moet worden aangebracht voor de bevestiging van de dekroede 20, 120, 220 of 320. Hierdoor wordt 1024617 7 een materiaalbesparing bereikt.

In de in figuren 3 en 4 getoonde uitvoeringsvormen hebben de gaten 211, 311 ter plaatse van de bodem van de condensgoot 250, 350 een dubbele functie: enerzijds 5 het vrijlaten van de aangrijpranden 213, 313 zodat de haken 221, 321 daarachter kunnen grijpen, en anderzijds de mogelijkheid voor afvoer van condens vanuit de condensgoot 250, 350 tot in de doorgang 210a 310a.

In de in figuren 2, 3 en 4 getoonde uitvoerings-10 vormen worden krachten in axiale richting van de dekroede 120, 220, 320 (aangegeven met pijl P) grotendeels overgedragen in het vlak van de zijwanden 151, 251, 351: de hoek α (welke ter illustratie is weergegeven in figuur 2) tussen de oriëntatie van de zijwanden 151, 251, 351 en de 15 axiale richting van de dekroeden 120, 220 is bij voorkeur kleiner dan 45°. Hierdoor wordt vervorming van de gootwand tegengegaan en wordt de duurzaamheid van de dekroede-goot verbinding vergroot.

1024617

Claims (18)

5

1. Samenstel voor een kas of een warenhuis omvattend een goot vervaardigd van staalplaat en tenminste één dekroede, waarbij de goot voorzien is van tenminste één plaatselijke aangrijprand waarbij de aangrijprand 10 gevormd is uit een wandgedeelte van de plaatvormige wand van de goot, en waarbij de dekroede met de goot verbonden is door aangrijping van een met de dekroede vast uitsteek sel over en achter de aangrijprand van de goot.

2. Samenstel volgens conclusie 1 waarbij het 15 wandgedeelte van de goot is omgezet/omgebogen, bij voorkeur dwars op het aangrenzende gedeelte van de wand, waarbij de aangrijprand het uiteinde vormt van het omgezet/omgebogen wandgedeelte.

3. Samenstel volgens conclusie 2 waarbij het 20 wandgedeelte in binnenwaartse richting ten opzichte van de goot is omgezet/omgebogen.

4. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies waarbij de goot een kokervormige goot is.

5. Samenstel volgens een der voorgaande conclu-25 sies waarbij de goot een condensgoot omvat, waarbij de aangrijprand is aangebracht in de wand van de condensgoot.

6. Samenstel volgens conclusie 6 waarbij de aangrijprand is voorzien bij de bodem van de condensgoot.

7. Samenstel volgens conclusies 4 en 6, waarbij 30 het omgezette wandgedeelte een binnenwaartse voortzetting vormt van de condensgootbodem, in het bijzonder in één vlak daarmee liggend.

8. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies waarbij een plaatselijk gat in de gootwand aanwezig 35 is voor het althans gedeeltelijk opnemen van het uitsteeksel .

9. Samenstel volgens conclusie 10 waarbij het 10 2 4 6 1 7 • « gat geschikt is voor het opnemen van een uiteinde van de dekroede.

10. Samenstel volgens conclusie 8 of 9 waarbij de aangrijprand een rand van het gat vormt.

11. Samenstel volgens conclusie 10 waarbij het vlak van het direct aangrenzend wandgedeelte van de aangrijprand een hoek van kleiner dan ongeveer 45° maakt met de lengteas van de dekroede.

12. Samenstel volgens een der voorgaande conclu- 10 sies, waarbij het uitsteeksel gevormd wordt door een op de dekroede bevestigd onderdeel, bij voorkeur een haakvormig onderdeel.

13. Samenstel volgens conclusie 1 waarbij het wandgedeelte een steunvlak vormt voor de haak.

14. Samenstel volgens conclusie 12 of 13 en conclusies 5, 6, of 7 waarbij de condensgoot een opstaande wand heeft die een aanligvlak vormt voor het uitsteeksel.

15. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies waarbij de goot een gerolvormde goot van bandstaal 20 is.

16. Goot kennelijk geschikt en bestemd voor een samenstel volgens een der voorgaande conclusies.

17. Dak voorzien van een samenstel volgens een der conclusies 1-15.

18. Kas of warenhuis voorzien van een of meerde re samenstellen volgens een der conclusies 1-15. -o-o-o-o-o-o-o-o- 10 2 4 6 1 7