NL2010264C2 - Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak. - Google Patents

Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak. Download PDF

Info

Publication number
NL2010264C2
NL2010264C2 NL2010264A NL2010264A NL2010264C2 NL 2010264 C2 NL2010264 C2 NL 2010264C2 NL 2010264 A NL2010264 A NL 2010264A NL 2010264 A NL2010264 A NL 2010264A NL 2010264 C2 NL2010264 C2 NL 2010264C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roof
tile
clamping
fixing
batten
Prior art date
Application number
NL2010264A
Other languages
English (en)
Inventor
Ronald H W Jaspar
Peter L J Meijers
Original Assignee
Ibc Solar B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ibc Solar B V filed Critical Ibc Solar B V
Priority to NL2010264A priority Critical patent/NL2010264C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2010264C2 publication Critical patent/NL2010264C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02SGENERATION OF ELECTRIC POWER BY CONVERSION OF INFRARED RADIATION, VISIBLE LIGHT OR ULTRAVIOLET LIGHT, e.g. USING PHOTOVOLTAIC [PV] MODULES
    • H02S20/00Supporting structures for PV modules
    • H02S20/20Supporting structures directly fixed to an immovable object
    • H02S20/22Supporting structures directly fixed to an immovable object specially adapted for buildings
    • H02S20/23Supporting structures directly fixed to an immovable object specially adapted for buildings specially adapted for roof structures
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S25/00Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules
    • F24S25/60Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules
    • F24S25/61Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules for fixing to the ground or to building structures
    • F24S25/613Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules for fixing to the ground or to building structures in the form of bent strips or assemblies of strips; Hook-like connectors; Connectors to be mounted between building-covering elements
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B10/00Integration of renewable energy sources in buildings
    • Y02B10/10Photovoltaic [PV]
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/40Solar thermal energy, e.g. solar towers
    • Y02E10/47Mountings or tracking
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/50Photovoltaic [PV] energy

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)

Description

Korte aanduiding: Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak
De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak
Om een zonnepaneel op een pannendak te bevestigen is doorgaans een bevestigingsinrichting benodigd die het boven het pannendak geplaatste zonnepaneel verbindt met op een onder de pannenlaag bevestigde subconstructie van het dak. Een bevestigingsinrichting omvat bijvoorbeeld een onder de pannenlaag te bevestigen voetelement en een beugelelement waarvan een einde is verbonden met het voetelement en het andere einde is ingericht voor bevestiging aan een zonnepaneel. De vorm van het beugelelement is zodanig dat deze zich tussen de dakpannen uitstrekt van de onderzijde van de pannenlaag naar de boven de pannenlaag bevindende zonnepaneelconstructie.
Het voetelement is in een bekende uitvoeringsvorm uitgevoerd als een plaat met een aantal bevestigingsgaten voor het daardoorheen plaatsen van een aantal schroeven of dergelijke. Op de plaat is verder een bevestigingspunt aangebracht voor het bevestigen van het beugelelement. Door de plaat vast te schroeven op het dak kunnen de door het zonnepaneel uitgeoefende krachten door de schroefverbinding op het dak worden overgebracht.
In bepaalde uitvoeringsvormen van een pannendak, omvat het pannendak een dakbeschot met daarop een lattenconstructie van tengels en in hoofdzaak loodrecht daarop geplaatste panlatten voor het ondersteunen van dakpannen. Het dakbeschot is een relatief vlakke waterdichte laag. De tengels worden van boven naar beneden lopend in een verticaal vlak op het dakbeschot aangebracht. Op de tengels worden in horizontale richting de panlatten aangebracht. De dakpannen omvatten een neus waarmee de dakpannen achter de panlatten blijven hangen.
In sommige uitvoeringsvormen van een pannendak, kan het dakbeschot en/of de lattenconstructie onvoldoende steun geven voor het vastschroeven van een plaatvormig voetelement. Een dergelijk pannendak met relatief weinig constructieve bevestigingsmogelijkheden van buitenaf wordt bijvoorbeeld vaak in Nederland toegepast. In dergelijke gevallen kan het nodig zijn om alternatieve bevestigingsmogelijkheden voor een zonnepaneel te vinden.
Het is bekend om een bevestigingsklem met bevestigingsbeugel vast te klemmen op de combinatie van een dakpan en een panlat. Door de klemming wordt een krachtoverdracht van de zonnepaneelconstructie naar het pannendak verkregen.
Een nadeel is dat voor de krachtsoverdracht een vastklemming op de dakpan wordt gebruikt. Een dergelijke vastklemming op de dakpan is ongewenst aangezien een dergelijke vastklemming kan leiden tot schade aan de dakpan, bijvoorbeeld door breuk van de dakpan. Deze schade aan de dakpan kan weer leiden tot het loskomen van de klemverbinding op dakpan en panlat wat vervolgens kan resulteren in het ten minste gedeeltelijk loskomen van de zonnepaneelconstructie
Het is een doel van de uitvinding een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak te verschaffen die een veilig en betrouwbaar monteren van de zonnepaneelconstructie op het pannendak mogelijk maakt, bijvoorbeeld wanneer het dakbeschot en/of de lattenconstructie onvoldoende steun geven voor het vastschroeven van een plaatvormig voetelement.
De uitvinding verschaft een bevestigingsinrichting voor het bevestigen van een object, in het bijzonder een zonnepaneelconstructie, op een pannendak, omvattende een op of aan het pannendak te bevestigen voetelement en een beugelelement, waarbij een eerste bevestigingsgedeelte van het beugelelement bevestigd of te bevestigen is aan het voetelement, en waarbij een tegenoverliggend tweede bevestigingsgedeelte is ingericht voor bevestiging van het object, met het kenmerk, dat het voetelement een klemgedeelte heeft dat is ingericht om klemmend te worden geplaatst tussen een dakbeschot en een panlat van het pannendak.
Door het voetelement van een klemgedeelte te voorzien dat is ingericht om klemmend te worden geplaatst tussen een dakbeschot en een panlat van het pannendak, kan een bevestigingsinrichting worden bevestigd op een pannendak door deze te klemmen tussen het dakbeschot en een panlat. Hierdoor wordt de op het beugelelement uitgeoefende kracht overgebracht op het dakbeschot en de panlat, maar niet of substantieel minder op een of meer pannen van het pannendak. Hiermee wordt de gevaarlijke belasting van de relatief kwetsbare dakpannen vermeden.
Het beugelelement is bij voorkeur daarbij zodanig ontworpen dat deze na bevestiging in hoofdzaak contactvrij is van de dakpan of ten minste dat belasting op het beugelelement geen of weinig belasting op de dakpan veroorzaakt. Verder biedt het klemgedeelte voldoende steun voor het dragen van een gedeelte van een zonnepaneelconstructie.
Het voetelement is bij voorkeur zodanig ontworpen dat deze volledig contactvrij is van een dakpan. Het beugelelement is bij voorkeur na montage ook contactvrij van de dakpan waarover het beugelelement zich uitstrekt, zodat de krachtsoverdracht van het beugelelement naar de dakconstructie volledig buiten deze dakpan tot stand komt.
Bij voorkeur wordt het klemgedeelte van boven naar beneden tussen het dakbeschot en de panlat ingeklemd. Dit heeft als voordeel dat bij belasting als gevolg van de zwaartekracht, het klemgedeelte verder tussen dakbeschot en panlat wordt geduwd.
Het klemgedeelte kan ook op elke andere geschikte wijze kunnen worden uitgevoerd. In een uitvoeringsvorm is het klemgedeelte wigvormig. Door het klemgedeelte van het voetelement wigvormig uit te voeren kan deze op eenvoudige wijze tussen het dakbeschot en de panlat worden geplaatst en vervolgens daartussen worden geduwd tot het klemgedeelte klemt tussen het dakbeschot en de panlat.
Bovendien is een dergelijk klemgedeelte minder gevoelig voor afwijkingen in de afstand tussen het dakbeschot en de panlat.
Daarbij zal, indien het klemgedeelte van boven naar beneden tussen het dakbeschot en de panlat is ingeklemd, belasting als gevolg van de zwaartekracht het wigvormige klemgedeelte juist verder tussen het dakbeschot en de panlat duwen.
In een uitvoeringsvorm is een maximale hoogte van het wigvormige klemgedeelte maximaal 30 mm, bij voorkeur maximaal 25 mm. Het klemgedeelte heeft bij voorkeur een maximale hoogte die groter is dan de gebruikelijke afstand tussen een dakbeschot en een panlat. Deze gebruikelijke afstand wordt doorgaans bepaald door de hoogte van de tengels waarop de panlat is bevestigd.
De schuinte van het klemgedeelte is bijvoorbeeld 5-20 graden, bij voorkeur 10-15 graden. In een uitvoeringsvorm is de schuinte ongeveer 12 graden.
In een alternatieve uitvoeringsvorm is het klemgedeelte trapvormig.
In een andere alternatieve uitvoeringsvorm van het klemgedeelte heeft het klemgedeelte twee ten opzichte van elkaar beweegbare klemelementen die ten opzichte van elkaar ten minste te plaatsen zijn in een plaatsstand, waarin de klemelementen eenvoudig tussen dakbeschot en panlat te plaatsen zijn, en een klemstand waarin de klemelementen verder van elkaar geplaatst zijn om geklemd te worden tussen het dakbeschot en de panlat. In een dergelijke uitvoeringsvorm zal in de plaatsstand de hoogte van het klemgedeelte kleiner zijn dan de afstand tussen dakbeschot en panlat, bijvoorbeeld tot maximaal 20 mm, maar in de klemstand ten minste gelijk of groter zijn dan de afstand tussen dakbeschot en panlat, bijvoorbeeld groter dan 22 mm.
De ten opzichte van elkaar beweegbare klemelementen kunnen bijvoorbeeld ten opzichte van elkaar worden verplaatst door een schroefelement of een scharnierconstructie. Daarbij kan een borginrichting zijn voorzien om ten minste in de klemstand de relatieve positie van de twee klemelementen ten opzichte van elkaar te borgen.
In een uitvoeringsvorm is een bovenzijde van het klemgedeelte voorzien van een frictie verhogend middel, in het bijzonder een zaagtandvormig profiel. Door het zaagtandvormige profiel zal het klemgedeelte beter worden gehouden tussen het dakbeschot en de panlat, en kan het klemgedeelte minder snel loskomen bij bewegingen van het klemgedeelte. Andere maatregelen om de frictie tussen klemgedeelte en panlat te verhogen kunnen ook worden toegepast. Er kunnen ook frictieverhogende middelen zijn voorzien op het klemgedeelte om de frictie tussen dakbeschot en het klemgedeelte te vergroten.
In een uitvoeringsvorm heeft het voetelement een bevestigingsgleuf voor het losneembaar bevestigen van het beugelelement. Door het voorzien van een bevestigingsgleuf voor het bevestigen van het beugelelement kan het beugelelement worden aangepast aan de specifieke omstandigheden op het dak. Ook kan er gebruik worden gemaakt van specifiek vormgegeven voetelementen, bijvoorbeeld voor een grotere afstand tussen het dakbeschot en de panlat zonder dat daar een afzonderlijke beugel wordt voorzien.
Bovendien kan een dergelijke bevestigingsgleuf worden gebruikt voor het aanpassen van de bevestigingslocatie van het beugelelement in de richting waar de bevestigingsgleuf loopt, bijvoorbeeld in horizontale en/of verticale richting.
In een uitvoeringsvorm strekt de bevestigingsgleuf zich over een breedte van het voetelement uit. Door de bevestigingsgleuf zich over de breedte van het voetelement te laten uitstrekken, kan het beugelelement op elke geschikte locatie in de breedte van het voetelement worden bevestigd. In het algemeen heeft het de voorkeur het beugelelement in het midden van het voetelement te plaatsen. Maar wanneer dit niet gewenst is, bijvoorbeeld wanneer een beugelelement direct naast een tengel geplaatst moet worden of moet worden aangepast aan de vorm van de dakpan, kan het beugelelement op een andere geschikte locatie van de zich in de breedte uitstrekkende bevestigingsgleuf worden bevestigd.
In een uitvoeringsvorm is een op het dakbeschot te plaatsen zijde van het voetelement in hoofdzaak vlak. Door de op het dakbeschot te plaatsen zijde van het voetelement in hoofdzaak vlak uit te voeren komt het voetelement stevig op het doorgaans vlakke dakbeschot te liggen. Hierdoor sluit het voetelement goed aan op het dakbeschot en kunnen de krachten die op het beugelelement worden uitgeoefend goed worden overgebracht op het dakbeschot en de rest van de dakconstructie. Daarbij vermindert een vlakke onderzijde de kans op beschadigingen van het dakbeschot.
In een uitvoeringsvorm is het klemgedeelte in een insteekrichting klemmend tussen het dakbeschot en de panlat te plaatsen, waarbij het klemgedeelte een op het dakbeschot te plaatsen eerste klemwand heeft en een daartegenover gelegen tegen de panlat te plaatsen tweede klemwand heeft, waarbij de afstand tussen de eerste klemwand en de tweede klemwand in een aan de insteekrichting tegengestelde richting toeneemt. Deze relatief eenvoudige constructie met twee tegenover elkaar liggende klemwanden geeft een goede en betrouwbare klemmende werking van het klemgedeelte.
In een uitvoeringsvorm heeft de inrichting een aanslag, ingericht om een afstand waarmee het klemgedeelte tussen het dakbeschot en de panlat kan worden geplaatst te maximaliseren. Door een aanslag te voorzien kan worden voorkomen dat de klemvoet te ver onder de panlat kan worden geduwd. Dit kan schade aan het dak, in het bijzonder de latten constructie van tengels en panlatten voorkomen bij een te krachtig plaatsen van de voetelementen tussen het dakbeschot en de panlat. Daarbij kan een dergelijke aanslag een goede feedback aan de monteur geven dat het voetelement op de juiste afstand onder de panlat is geduwd.
In een uitvoeringsvorm heeft het voetelement fixatiemiddelen voor het fixeren van het voetelement op het dakbeschot. Het voetelement wordt volgens de uitvinding met het klemgedeelte geklemd tussen het dakbeschot en de panlat. Dit geeft een stevig bevestigingspunt voor bijvoorbeeld een zonnepaneelconstructie op een pannendak zonder dat een grote belasting op de pannen nodig is. Evengoed kan het gewenst zijn het voetelement te fixeren om tegen te gaan dat het voetelement loskomt uit de klemming tussen dakbeschot en panlat.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bevestigen van een zonnepaneelconstructie op een pannendak, omvattende een dakbeschot en ten minste een op afstand van het dakbeschot gelegen panlat, omvattende de volgende stappen: het op het dak bevestigen van een of meer bevestigingsinrichtingen volgens een van de conclusies 1-16, door het klemmend plaatsen van het klemgedeelte van het voetelement tussen het dakbeschot en de panlat, en het aan het beugelelement van de een of meer bevestigingsinrichtingen bevestigen van de zonnepaneelconstructie.
In een uitvoeringvorm, omvat de werkwijze verder het op een gewenste hoogte en/of een gewenste breedtepositie bevestigen van het beugelelement ten opzichte van het voetelement.
De bevestigingsinrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het bevestigen van een zonnepaneelconstructie op een pannendak. Een dergelijke zonnepaneelconstructie omvat bijvoorbeeld een of meer zonnepanelen en een ondersteuningsconstructie, bijvoorbeeld een frame, voor het ondersteunen van de zonnepanelen. De ondersteuningsconstructie kan op het pannendak worden bevestigd met een aantal bevestigingsinrichtingen volgens de uitvinding met indien gewenst een aantal andere bevestigingsinrichtingen.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen hiernavolgend verder worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de figuren, waarin: - Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding; - Figuur 2 een zijaanzicht toont van de uitvoeringsvorm van Figuur 1; en - Figuren 3 en 4 een zijaanzicht en een perspectivisch aanzicht tonen van een op een pannendak bevestigde bevestigingsinrichting volgens Figuur 1.
Figuren 1 en 2 tonen een perspectivisch aanzicht en een zijaanzicht van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding, in het geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De bevestigingsinrichting 1 omvat een voetelement 2 en een beugelelement 3.
Het voetelement 2 omvat een basisgedeelte 4, een klemgedeelte 5 een beugelbevestigingsgedeelte 6 en een fixatiegedeelte 7.
Het klemgedeelte 5 is wigvormig en is ontworpen om geklemd te worden tussen een dakbeschot en een panlat van een pannendak. Het klemgedeelte 5 omvat een op het dakbeschot te plaatsen eerste klemwand 8 en een tegen de panlat te plaatsen tweede klemwand 9. De afstand tussen de eerste klemwand 8 en de tweede klemwand 9 neemt in de richting van het basisgedeelte 4 toe. Hierdoor is het van het basisgedeelte 4 afgelegen deel van het klemgedeelte 5 eenvoudig tussen een dakbeschot en een panlat te plaatsen, en het klemgedeelte 5 vervolgens gemakkelijk verder te duwen tussen dakbeschot en panlat om het klemgedeelte 5 vast te klemmen.
De tweede klemwand 9 is aan de bovenzijde voorzien van zaagtandvormige ribbels 10 die het loskomen van het klemgedeelte 5 uit de klemming tussen dakbeschot en panlat tegengaan. Elke andere geschikte maatregel of vorm om loskomen van de klemming tegen te gaan, kan ook worden toegepast.
De hoogte van het klemgedeelte 5 loopt bijvoorbeeld op van 5 mm bij het laagste gedeelte tot 25 mm bij het hoogste gedeelte. In het algemeen is de maximale hoogte van het klemgedeelte 5 minimaal de maximale afstand tussen het dakbeschot en de panlat. Het klemgedeelte 5 in de getoonde uitvoeringsvorm heeft een hoogte die oploopt van ongeveer 10 mm aan de van het basisgedeelte 4 afgelegen zijde tot maximaal ongeveer 23 mm.
De schuinte van het klemgedeelte 5, de hoek tussen eerste klemwand 8 en tweede klemwand 9, is bijvoorbeeld 5-20 graden, bij voorkeur 10-15 graden. In de getoonde uitvoeringsvorm is de schuinte ongeveer 12 graden.
De breedte van het klemgedeelte 5 en het gehele voetelement 2 is ongeveer 100 mm, maar het klemgedeelte 5 kan ook elke andere geschikte breedte.
Bij de overgang tussen het klemgedeelte 5 en het basisgedeelte 4 is een aanslag 11 gevormd. Deze aanslag 11 dient ervoor dat het voetelement 2 alleen met het klemgedeelte 5 onder de panlat kan worden geplaatst.
Het beugelbevestigingsgedeelte 6 vormt een bevestigingsgleuf 12 voor het bevestigen van het beugelelement 3 door middel van een hamerkopbout (niet getoond). De bevestigingsgleuf 12 strekt zich over de breedte van het voetelement 2 uit zodat het beugelelement 3 op verschillende locaties verspreid over de breedte van het voetelement 2 kan worden bevestigd. In het algemeen zal het gewenst zijn om het beugelelement 3 in het midden van de bevestigingsgleuf 12 (zoals getoond in Figuur 1) te bevestigen, maar in sommige gevallen kan het ook gewenst zijn om het beugelelement 3 uit het midden te plaatsen, bijvoorbeeld wanneer het beugelelement vlak naast een tengel dient te worden geplaatst, of wanneer de vorm van een dakpan daarom vraagt.
Het fixatiegedeelte 7 is bedoeld om, indien gewenst, het voetelement 2 te fixeren op het dakbeschot, nadat het voetelement 2 is vastgeklemd tussen het dakbeschot en het klemgedeelte 5. Daarmee wordt de kans op een loskomen van een vastgeklemd voetelement 2 verder verkleind. Het fixatiegedeelte 7 omvat hiertoe een smalle groef 13 voor het plaatsen en geleiden van een zelftappende schroef door het fixatiegedeelte 7. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het fixatiegedeelte 7 zijn voorzien van gaten of sleuven voor het daardoorheen plaatsen van een of meer bevestigingselementen, zoals schroeven. Ook elk ander geschikt fixatiemiddel zou kunnen worden gebruikt voor het fixeren van het voetelement 2 op het dakbeschot. Daarbij, of als alternatief, is het ook mogelijk om het voetelement te fixeren ten opzichte van een andere element van de dakconstructie, zoals een tengel of panlat.
Indien het fixeren van het voetelement 2 niet nodig wordt geacht, kan het fixatiegedeelte 7 eventueel worden weggelaten.
Het beugelelement 3 is vormgegeven om van een bevestigingslocatie onder de pannenlaag te reiken naar een locatie boven de pannenlaag om daar een bevestiging van een zonnepaneelconstructie of ander object mogelijk te maken. Het beugelelement 3 mag elke hiertoe geschikte vorm hebben.
In de uitvoeringsvorm getoond in de Figuren 1 en 2 heeft het beugelelement 3 een eerste bevestigingsgedeelte 14 waarmee het beugelelement 3 is bevestigd aan het voetelement 2 en een tweede bevestigingsgedeelte 15 voor het bevestigen van een zonnepaneelconstructie. Het eerste bevestigingsgedeelte 14 wordt gevormd door een eerste eindgedeelte van het beugelelement 3 en het tweede bevestigingsgedeelte 15 wordt gevormd door een tegenover het eerste eindgedeelte gelegen tweede eindgedeelte van het beugelelement 3. Het eerste bevestigingsgedeelte 14 en het tweede bevestigingsgedeelte 15 zijn met elkaar verbonden door middel van een verbindingsgedeelte 16.
Het eerste bevestigingsgedeelte 14 en het tweede bevestigingsgedeelte 15 hebben elk een sleufgat 17 dat zich in de lengterichting van het beugelelement 3 uitstrekt om het beugelelement 3 op verschillende hoogtesten opzichte van het voetelement 2 respectievelijk de zonnepaneelconstructie te kunnen bevestigen. De hoogte van het beugelelement kan bij bevestiging op het voetelement 2 dus worden aangepast aan de positie en hoogte van de dakpan waaroverheen het beugelelement 3 wordt aangebracht.
In alternatieve uitvoeringsvormen is het bijvoorbeeld ook mogelijk om alleen een of meerdere bevestigingsgaten te voorzien dan wel om het beugelelement 3 vast aan het voetelement 2 te bevestigen, of zelfs het voetelement 2 en het beugelelement 3 als een integraal onderdeel te vervaardigen. Hiermee gaat wel de hoogteinstelmogelijkheid van het beugelelement 3 ten minste gedeeltelijk verloren.
Het eerste bevestigingsgedeelte 14 en het twee bevestigingsgedeelte 15 hebben aan een zijde een ribbelstructuur 18 om het in hoogterichting verschuiven van het beugelelement 3 ten opzichte van het voetelement 2 of de zonnepaneelconstructie tegen te gaan. Hiervoor is het voetelement ook voorzien van een ribbelstructuur 18, en kan een bevestigingslocatie van een zonnepaneelconstructie of een deel van een bevestigingselement daarvan ook zijn voorzien van een ribbelstructuur om samen te werken met de ribbelstructuur 18 van het beugelelement 3.
Het eerste bevestigingsgedeelte 14 en het twee bevestigingsgedeelte 15 hebben een verschillende lengte. Dit heeft als voordeel dat het beugelelement 3 in twee standen op het voetelement 2 kan worden gemonteerd, waarbij afhankelijk van de montagestand het verbindingsgedeelte 16 van het beugelelement 3 een hoge of een lage positie zal innemen. Het verschil in deze hoge positie en lage positie kan bijvoorbeeld voordeligerwijs worden gebruikt om de bevestigingsinrichting 1 aan te passen aan twee typen dakpannen.
In het algemeen is het gewenst om het verbindinggedeelte 16 door het diepste gedeelte van een dakpan te laten lopen, d.w.z. in het deel van het bovenoppervlak van de dakpan dat relatief laag is. Op deze plek heeft het beugelelement 3 het minste invloed op de onderlinge positie van de dakpannen, en dus op de integriteit van de pannenlaag.
Echter er zijn verschillende typen dakpannen. Een eerste type dakpan heeft een hoge neus en een relatief kleine diepte, d.w.z. klein hoogteverschil tussen hoogste en laagste punt van het bovenoppervlak van de dakpan. Voor dit type is de hoge positie geschikt. Een tweede type dakpan heeft juist een lage neus, maar een grote diepte. Voor dit tweede type is nu juist een lage positie geschikt. Het beugelelement 3 kan ook worden aangepast aan andere typen dakpannen.
Door vormgeving van het beugelelement met bevestigingsgedeelten 14, 15 met verschillende lengtes, kan door het kiezen van de gewenste montagestand op basis van het type dakpan of een andere reden voor een voorkeur voor een hoge of lage positie van het verbindingsgedeelte 16, hetzelfde beugelelement 3 gebruikt worden voor verschillende omstandigheden. Als alternatief is het ook mogelijk om anders vormgegeven beugelelementen 3 toe te passen, bijvoorbeeld een beugelelement 3 met een eerste bevestigingsgedeelte 14 en een tweede bevestigingsgedeelte 15 met dezelfde lengte.
Het voetelement 2 en het beugelelement 3 kunnen uit elk geschikt materiaal worden vervaardigd. Geschikte materialen voor het voetelement 2 en het beugelelement 3 zijn bijvoorbeeld staal, aluminium, en kunststof. Bijvoorbeeld is het voetelement 2 gemaakt uit aluminium, en is het beugelelement 3 vervaardigd uit staal, in het bijzonder roestvrijstaal.
Het voetelement 2 kan daarbij bijvoorbeeld worden gevormd door het extruderen van een aluminium profiel met de in Figuur 2 getoonde dwarsdoorsnede, en het vervolgens afzagen op de gewenste breedte ervan. Het beugelelement 3 kan worden vervaardigd door het op een hoek omzetten van twee eindgedeelten van een stalen staaf met rechthoekige doorsnede. De sleufgaten 17 en de ribbelstructuren 18 worden bij voorkeur aangebracht voor het buigen van de staaf.
Figuren 3 en 4 tonen in een zijaanzicht en een perspectivisch aanzicht een op een pannendak bevestigde bevestigingsinrichting 1.
Het pannendak omvat een dakbeschot 30 dat dient als een waterondoorlatende laag, voor waterdicht afschermen van het dak. Het dakbeschot is bijvoorbeeld gevormd uit dakplaten die eventueel bedekt zijn met een waterdicht folie. Het dakbeschot kan ook gevormd worden door een laag beton, eventueel voorzien van een laag waterdicht folie.
Het dakbeschot loopt schuin naar beneden aangegeven door de verticale richting V. Op het dakbeschot 30 zijn een aantal schuin in een verticaal vlak aangebrachte tengels 31 die van boven naar beneden lopen. Op de tengels 31 zijn horizontaal lopende panlatten 32 aangebracht. Deze panlatten 32 dienen voor het houden van de dakpannen 33 die met een zogenoemde neus 34 aan de panlatten worden gehangen.
Voor bevestiging van het voetelement 2 aan het pannendak is het klemgedeelte 5 klemmend geplaatst tussen het dakbeschot en de panlat 32. Het voetelement 2 is in deze positie bevestigd door het klemgedeelte 5 van bovenaf onder de panlat 32 te schuiven totdat de aanslag 11 tegen panlat 32 aanligt. Deze aanslag 11 geeft aan de monteur aan dat het klemgedeelte 11 volledig onder de panlat 32 is geschoven.
In alternatieve uitvoeringsvormen, kan het klemgedeelte 5 door een relatief lage afstand tussen dakbeschot 30 en panlat 32 maar gedeeltelijk onder de panlat 32 worden geschoven, maar biedt de klemming tussen klemgedeelte en het pannendak wel voldoende steun en sterkte.
Daarbij zorgen de zaagtandvormige ribbels 10 en de eventuele buigzaamheid van de tweede klemwand 9 en eventueel de flexibiliteit van de panlat 32 voor verdere klemming van het voetelement tussen het dakbeschot 30 en de panlat 32.
Het wordt opgemerkt dat het basisgedeelte 4 een hoogte heeft die is aangepast aan de afstand tussen het dakbeschot 30 en de neus 34 van de dakpan 33, zodat de aanwezigheid van het voetelement 2 de samenwerking tussen neus 34 en panlat 32 niet nadelig beïnvloedt.
Na klemming van het voetelement 2 tussen dakbeschot 30 en panlat 32, kan het voetelement 2, indien gewenst worden gefixeerd ten opzichte van het pannendak, bijvoorbeeld door het bevestigen van het fixatiegedeelte 7 met een zelftappende schroef aan het dakbeschot 30.
Vervolgens kan het beugelelement 3 aan het voetelement 2 worden bevestigd en/of, indien nodig, in de juiste positie worden gebracht. Zoals goed te zien is in Figuur 4 wordt het verbindingsgedeelte 16 van het beugelement 3 geplaatst net boven het laagste gedeelte van het bovenoppervlak van de dakpan 33, zodat er geen contact is tussen het verbindingsgedeelte en de dakpan 33, waarover het verbindingsgedeelte 33 zich uitstrekt.
Indien vervolgens een volgende dakpan aansluitend op de getoonde dakpan wordt geplaatst zal de aanwezigheid van het beugelelement 3 slecht weinig of zelfs geen invloed hebben op de structuur van de pannenlaag. De volgende dakpan kan eventueel wel tenminste gedeeltelijk afsteunen op het beugelelement 3, maar de krachten van de zonnepaneelconstructie zullen niet via deze volgende dakpan worden overgebracht op de dakconstructie.
In Figuur 4 is verder goed te zien hoe de bevestigingsgleuf 12 de mogelijkheid biedt het beugelelement 3 op een willekeurig gewenste locatie verspreid over de breedte van het voetelement 2 te bevestigen, en het sleufgat 17 de mogelijkheid biedt de hoogtepositie van het beugelelement 3 ten opzichte van het voetelement aan te passen.
Het klemmend tussen het dakbeschot 30 en de panlat 32 geplaatste voetelement 2 geeft een goede basis voor bevestiging van een zonnepaneelconstructie aan het beugelelement 3.
De breedte van het voetelement 2 geeft een goede borging tegen kantelen. Daarbij zorgt de vlakke onderzijde van het voetelement 2 die op het vlakke dakbeschot 30 wordt geplaatst, alsmede de vlakke aansluiting van de tweede klemwand 9 op de panlat voor een goede krachtsoverbrenging van de bevestigingsinrichting 1 op de dakconstructie. Het is daarbij van voordeel dat de krachtsoverbrenging niet gaat via de relatief kwetsbare dakpan.

Claims (17)

1. Bevestigingsinrichting voor het bevestigen van een object, in het bijzonder een zonnepaneelconstructie, op een pannendak, omvattende een op of aan het pannendak te bevestigen voetelement en een beugelelement, waarbij een eerste bevestigingsgedeelte van het beugelelement bevestigd of te bevestigen is aan het voetelement, en waarbij een tegenoverliggend tweede bevestigingsgedeelte is ingericht voor bevestiging van het object, met het kenmerk, dat het voetelement een klemgedeelte heeft dat is ingericht om klemmend te worden geplaatst tussen een dakbeschot en een panlat van het pannendak.
2. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij het klemgedeelte wigvormig of trapvormig is.
3. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 2, waarbij een maximale hoogte van het wigvormige klemgedeelte maximaal 30 mm is, bij voorkeur maximaal 25 mm is.
4. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij het klemgedeelte twee ten opzichte van elkaar beweegbare klemelementen heeft die ten opzichte van elkaar ten minste te plaatsen zijn in een plaatsstand, waarin de klemelementen eenvoudig tussen dakbeschot en panlat te plaatsen zijn, en een klemstand waarin de klemelementen verder van elkaar geplaatst zijn om geklemd te worden tussen het dakbeschot en de panlat.
5. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een bovenzijde van het klemgedeelte is voorzien van frictie verhogende middelen, in het bijzonder een zaagtandvormig profiel.
6. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het voetelement een bevestigingsgleuf heeft voor het losneembaar bevestigen van het beugelelement.
7. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de bevestigingsgleuf zich over een breedte van het voetelement uitstrekt.
8. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij het voetelement een basisgedeelte heeft, waarbij aan een zijde van het basisgedeelte het klemgedeelte is aangebracht, en aan de andere zijde de bevestigingsgleuf is aangebracht.
9. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een op het dakbeschot te plaatsen zijde van het voetelement in hoofdzaak vlak is.
10. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het klemgedeelte in een insteekrichting klemmend tussen het dakbeschot en de panlat te plaatsen is, en waarbij het klemgedeelte een op het dakbeschot te plaatsen eerste klemwand heeft en een daartegenover gelegen tegen de panlat te plaatsen tweede klemwand heeft, waarbij de afstand tussen de eerste klemwand en de tweede klemwand in een aan de insteekrichting tegengestelde richting toeneemt.
11. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een aanslag heeft, ingericht om een afstand waarmee het klemgedeelte tussen het dakbeschot en de panlat kan worden geschoven te maximaliseren.
12. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste bevestigingsgedeelte en het tweede bevestigingsgedeelte worden gevormd door twee beugeleinden, waarbij het eerste bevestigingsgedeelte en het tweede bevestigingsgedeelte met elkaar zijn verbonden door een verbindingsgedeelte.
13. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste bevestigingsgedeelte en/of het twee bevestigingsgedeelte is voorzien van een sleufgat voor bevestiging van het beugelelement aan het voetelement en/of het object.
14. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste bevestigingsgedeelte en het twee bevestigingsgedeelte een verschillende lengte hebben.
15. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies waarbij het voetelement fixatiemiddelen heeft voor het fixeren van het voetelement op het dakbeschot.
16. Bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het beugelelement is vormgegeven om zich tussen twee pannen van het pannendak uit te strekken van een binnenzijde van een door het pannendak gevormde pannenlaag naar een buitenzijde ervan.
17. Werkwijze voor het bevestigen van een zonnepaneelconstructie op een pannendak, omvattende een dakbeschot en ten minste een op afstand van het dakbeschot gelegen panlat, omvattende de volgende stappen: het op het dak bevestigen van een of meer bevestigingsinrichtingen volgens een van de voorgaande conclusies, door het klemmend plaatsen van het klemgedeelte van het voetelement tussen het dakbeschot en de panlat, en het aan het beugelelement van de een of meer bevestigingsinrichtingen bevestigen van de zonnepaneelconstructie.
NL2010264A 2013-02-07 2013-02-07 Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak. NL2010264C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010264A NL2010264C2 (nl) 2013-02-07 2013-02-07 Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010264A NL2010264C2 (nl) 2013-02-07 2013-02-07 Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak.
NL2010264 2013-02-07

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010264C2 true NL2010264C2 (nl) 2014-08-11

Family

ID=48142889

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010264A NL2010264C2 (nl) 2013-02-07 2013-02-07 Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2010264C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1028428B1 (nl) * 2020-06-24 2022-02-01 Batimont Bvba Inrichting voor bevestiging van een montagerail op een zadeldak

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202005004348U1 (de) * 2005-03-17 2005-07-28 Kaack, Peter Aluminium-Dachhaken mit Clipsfunktion zur Befestigung von Solarmodulen auf Schrägdächern
DE102004012412A1 (de) * 2004-03-13 2005-09-29 Stiebel Eltron Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Befestigung von Solarkollektoren auf einem Dach
DE102006012276A1 (de) * 2006-03-15 2007-09-20 Mhhsolartechnik Gmbh Befestigungsvorrichtung für Solarmodule mit einem Dachhaken
DE202007011314U1 (de) * 2007-08-13 2007-11-08 Wilhelm Flender Gmbh & Co. Kg Variable Halterung
DE202010001854U1 (de) * 2010-02-05 2010-09-09 Atamanenko, Andreas Schraubenfreies Befestigungssystem (Klicksystem) für die Montage von gerahmten Photovoltaikmodulen auf Schrägdächern und Fassaden

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102004012412A1 (de) * 2004-03-13 2005-09-29 Stiebel Eltron Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Befestigung von Solarkollektoren auf einem Dach
DE202005004348U1 (de) * 2005-03-17 2005-07-28 Kaack, Peter Aluminium-Dachhaken mit Clipsfunktion zur Befestigung von Solarmodulen auf Schrägdächern
DE102006012276A1 (de) * 2006-03-15 2007-09-20 Mhhsolartechnik Gmbh Befestigungsvorrichtung für Solarmodule mit einem Dachhaken
DE202007011314U1 (de) * 2007-08-13 2007-11-08 Wilhelm Flender Gmbh & Co. Kg Variable Halterung
DE202010001854U1 (de) * 2010-02-05 2010-09-09 Atamanenko, Andreas Schraubenfreies Befestigungssystem (Klicksystem) für die Montage von gerahmten Photovoltaikmodulen auf Schrägdächern und Fassaden

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1028428B1 (nl) * 2020-06-24 2022-02-01 Batimont Bvba Inrichting voor bevestiging van een montagerail op een zadeldak

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9624673B2 (en) Enhanced gutter hanger
CA2650170C (en) Fixing device for photovoltaic modules on sloping roofs
EP2333190B1 (en) Roof support system
RU2689105C2 (ru) Консоль для крепления фасадных элементов
US10267043B2 (en) Enhanced gutter hanger
NL2010264C2 (nl) Bevestigingsinrichting, in het bijzonder een bevestigingsinrichting voor een zonnepaneelconstructie op een pannendak.
KR20120095763A (ko) 천장틀의 설치구조
US20130240813A1 (en) U-section for mounting a railing panel in a fixed manner
EP2354370A1 (en) Device for connecting building boards
NL1043510B1 (nl) Werkwijze voor het aanbrengen van een schuin dak, waarbij langwerpige dakelementen worden aangebracht ter overspanning van de afstand tussen de zijwanden
EP2735662B1 (en) Supporting structure and suspended ceiling system comprising such a supporting structure
JP7017243B2 (ja) 屋根上設置物の取付構造
JP4860282B2 (ja) 簡易屋根
JP6741290B2 (ja) 屋根上設置物の取付構造
JP2017031553A (ja) 雪止め構造及び建物
KR101235253B1 (ko) 캐링 클립
JP5648995B2 (ja) 支持架台の取付構造、及び外装構造
CN1973102A (zh) 用于外壁绝热建筑物的壁外部结构和壁外部基部、用于壁外部材料安装的横向衬板框架以及采用横向衬板框架来覆盖壁的方法以及外部基部材料和采用外部基部材料的外壁
AU2014100758B4 (en) External gutter system
JP6982919B1 (ja) 太陽電池パネル取付架台
EP2738822A1 (en) Mounting system for installing a panel, such as a photovoltaic panel, on a building
NL2005497C2 (nl) Bevestigingssysteem voor zonnepanelen.
NL1035234C2 (nl) Bevestigingsprofiel voor plaatvormige balustrades.
NL1011716C2 (nl) Verankeringssysteem ter verankering van gevelpannen en/of nokvorsten.
JP2013238008A (ja) 瓦葺き屋根の棟構造

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180301