NL1023943C2 - Weefinrichting. - Google Patents

Weefinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1023943C2
NL1023943C2 NL1023943A NL1023943A NL1023943C2 NL 1023943 C2 NL1023943 C2 NL 1023943C2 NL 1023943 A NL1023943 A NL 1023943A NL 1023943 A NL1023943 A NL 1023943A NL 1023943 C2 NL1023943 C2 NL 1023943C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
weft
thread
weaving device
compartment
tangle
Prior art date
Application number
NL1023943A
Other languages
English (en)
Inventor
Patrick Puissant
Hendrik Hiemstra
Joannes Josephus Henric Gorris
Original Assignee
Te Strake Textile B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Te Strake Textile B V filed Critical Te Strake Textile B V
Priority to NL1023943A priority Critical patent/NL1023943C2/nl
Priority to JP2006520129A priority patent/JP2007521417A/ja
Priority to EP04748705A priority patent/EP1646744A1/en
Priority to PCT/NL2004/000477 priority patent/WO2005012610A1/en
Priority to US10/564,767 priority patent/US20070169831A1/en
Priority to CNA2004800234916A priority patent/CN1836064A/zh
Application granted granted Critical
Publication of NL1023943C2 publication Critical patent/NL1023943C2/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/24Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick by gripper or dummy shuttle
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/24Mechanisms for inserting shuttle in shed
    • D03D49/42Mechanisms for inserting shuttle in shed whereby the shuttle is propelled by liquid or gas pressure
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/24Mechanisms for inserting shuttle in shed
    • D03D49/50Miscellaneous devices or arrangements concerning insertion of weft and not otherwise provided for

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

( I
Korte aanduiding: Weefinrichting.
BESCHRIJVING
De uitvinding heeft betrekking op een weefinrichting 5 voorzien van middelen voor het vormen van een inslagvak van ketting draden, waarbij aan één of beide zijden van het inslagvak inbrengmiddelen zijn opgesteld voor het in het inslagvak inbrengen van een inslagdraad.
Weefinrichtingen volgens de bovengenoemde aanhef zijn algemeen bekend en bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooi-10 aanvrage nr. 73/09850. Bij dit type weefinrichtingen wordt een inslagdraad vanaf een voorraadspoel bevestigd aan een projectiel, ook wel genoemd schietspoel, welk projectiel door de aan weerszijden van het inslagvlak opgestelde inbrengmiddelen met behulp van een medium onder druk, bijvoorbeeld perslucht, wordt weggeschoten en via geleidingen, . 15 welke in het inslagvak zijn opgesteld, door het inslagvak wordt getransporteerd.
Een nadeel van deze bekende inrichting is dat alle energie nodig voor het verplaatsen van het projectiel door het inslagvak, aan het begin van de beweging, dus ter plaatse van de indringmiddelen aan het 20 projectiel moeten worden medegedeeld. Teneinde het projectiel door een inslagvak van een redelijke breedte te kunnen transporteren, dient aan het projectiel bij het begin van zijn verplaatsing zeer veel energie te worden toegevoerd, hetgeen betekent, een zeer hoge aanvangssnelheid, hetgeen resulteert in hoge piekspanningen in de te transporteren 25 inslagdraad. Ook betekent dit dat het projectiel een vrij hoge eigen massa dient te hebben. Deze aspecten van de bekende weefinrichting beperkt zijn functionaliteit met betrekking tot snelheid, complexiteit, en de maximale breedte van het te vervaardigen weefsel.
Bovenvermelde beperkingen worden deels ondervangen door een 30 weefinrichting beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 1004173.
Bij deze weefinrichting zijn in het inslagvak hulpblazers opgesteld 1 023 94.?
I I
I 2 I voorzien van uitstroomopeningen voor het medium onder druk, dat tijdens I bedrijf een trefvlak van het te geleiden projectiel treft ter I ondersteuning van de verplaatsing van het projectiel door het inslagvak.
I Bij deze maatregelen is het niet langer noodzakelijk alle energie nodig I 5 voor het transporteren van het projectiel door het inslagvak aan het I begin van het inslagvak aan het projectiel mede te delen. Hoewel met de I inzet van hulpblazers de breedte van het inslagvak in feite onbeperkt kan zijn, is nog immer een projectiel vereist met een hoge eigen massa en is I deze uitvoeringsvorm van een bekende weefinrichting complexer qua I 10 constructie en regeling.
I De uitvinding beoogt nu juist een weefinrichting volgens I
I bovengenoemde aanhef te verschaffen, met een aanzienlijk vereenvoudigde
I constructie en regeling. Overeenkomstig de uitvinding wordt de weef- I
inrichting hiertoe gekenmerkt, doordat de inslagdraad als een samengepakt
I 15 draadkluwen is gevormd, welk samengepakt draadkluwen zich tijdens het I
I inbrengen in het inslagvak zich tot een langgerekte inslagdraad I
I uitstrekt. Met deze maatregelen is het gebruik van een projectiel met een I
hoge eigen massa en de hierop ingerichte inbrengmiddelen en afremmiddelen I
I voor het verplaatsen en afremmen van dit projectiel door het inslagvak I
20 niet langer noodzakelijk resulterende in een weefinrichting met een I
I aanzienlijk vereenvoudigde constructie en regeling. I
Tevens kan de weefinrichting overeenkomstig de uitvinding I
I door de lichtere onderdelen (het ontbreken van zware onderdelen) veel I
I sneller bedreven worden, hetgeen betekent weven met hoge snelheid, I
I 25 bijvoorbeeld met een sterk verhoogde inbrengsnelheid in de tijd van I
I inslagdraden in het inslagvak. Meer in het bijzonder worden bij het I
inbrengen van het draadkluwen de krachten uitgeoefend op het kluwen en I
I niet op de draad zelf. Nu geen losse draden meer afzonderlijk in het I
I inslagvak worden ingebracht, maar dit in de vorm van een draadkluwen I
30 geschiedt, worden piekspanningen in de draad voorkomen, daar nu het I
I draadkluwen (in plaats van een draad) onderworpen wordt aan de I
I 1023943 3 versnellingskrachten die bij het inbrengen uitgeoefend worden door de inbrengmiddelen.
Doordat het uitstrekken van het draadkluwen tijdens het inbrengen door het inslagvak tot een inslagdraad geleidelijk verloopt, is 5 er nagenoeg een constante lage spanning aanwezig in de inslagdraad en ontbreekt de piekspanning, die gewoonlijk optreedt tijdens het volledig in een keer afremmen zoals dat bij de thans bekende inslagweefmachines geschiedt.
Teneinde het uitstrekken van het samengepakt draadkluwen 10 tot een langgerekte inslagdraad in het inslagvak te verbeteren, zijn bij een specifieke uitvoeringsvorm de inbrengmiddelen dusdanig ingericht, dat zij tijdens het inbrengen in het inslagvak het samengepakt draadkluwen bij een uit de kluwen stekend draaddeel fixeren. Hierbij kunnen de inbrengmiddelen een grijpelement omvatten voor het fixeren van het 15 draaddeel.
Teneinde een goed functioneren van de weefmachine tijdens bedrijf te garanderen en zo uitval, stilstand of blokkering van de weefinrichting tegen te gaan en een optimaal weefresultaat te verkrijgen, bezit overeenkomstig de uitvinding het samengepakt draadkluwen een eigen 20 consistente vorm.
Teneinde tijdens het bedrijven van de weefinrichting en het inbrengen van het tot een samengepakt draadkluwen gevormde inslagdraad te garanderen, is bij een specifieke uitvoeringsvorm de inslagdraad van het samengepakt draadkluwen voorzien van een hechtmiddel, dat bijvoorbeeld 25 een lijm of een was kan zijn. Bij een andere uitvoeringsvorm wordt als hechtmiddel ijs gebruikt, meer in het bijzonder "droog ijs".
Bij een andere uitvoeringsvorm van de weefinrichting overeenkomstig de uitvinding is het samengepakt draadkluwen met behulp van een drager door het inslagvak brengbaar. Hierbij kan het samengepakt 30 draadkluwen in één of meer windingen om de drager zijn aangebracht, waarbij bij een bijzondere uitvoeringsvorm de drager het samengepakt I023043
Η I
I 4 I
I draadkluwen althans gedeeltelijk omhult. Bij deze uitvoeringsvormen I
I behoeft het samengepakt draadkluwen geen consistente vorm te bezitten I
I maar wordt de vorm van het draadkluwen door de omhulling in stand I
I gehouden. I
5 Na het inbrengen van het draadkluwen ontrafelt het draad- I
I kluwen zich tijdens zijn verplaatsing door het inslagvak. Op het moment I
I dat het draadkluwen zich tot een langgerekte inslagdraad heeft I
I uitgestrekt, kan de drageromhulling aan het einde van het inslagvlak I
I worden opgevangen en worden afgevoerd, bijvoorbeeld ten behoeve van het I
I 10 vervaardigen van een nieuwe draadkluwen. I
I Bij een specifieke uitvoeringsvorm is de drager van een I
I star materiaal, bijvoorbeeld een kunststof of van een flexibel materiaal, I
I bijvoorbeeld een folie vervaardigd. Beide uitvoeringsvormen geven een I
I externe consistent vorm aan de tot een draadkluwen gevormde inslagdraad, I
I 15 echter nog steeds met een geringe eigen massa. I
I Bij een specifieke uitvoeringsvorm omvatten de inbreng- I
I middelen een langwerpige buis, welke buis met een open einde naar het I
I inslagvak is gericht en met het andere einde verbindbaar is met I
I toevoermiddelen voor het medium onder druk. Hierbij kan het medium onder I
I 20 druk perslucht of water zijn. I
I Bij een specifieke uitvoeringsvorm van het tot een I
I draadkluwen gevormde inslagdraad bezit deze een zekere, eindige lengte I
I met tenminste één uit de kluwen stekend draadeind. Bij een andere I
I functionele uitvoeringsvorm zijn meerdere tot draadkluwen gevormde I
I 25 inslagdraden met behulp van draaddelen met elkaar verbonden, welke I
I vervolgens in de tijd na elkaar door de inbrengmiddelen in het inslagvak I
I kunnen worden ingebracht. Daarbij kunnen de meerdere tot draadkluwen I
I gevormde inslagdraden uit een draad zijn gevormd, welke eventueel in een I
I of meer windingen op een opwikkel lichaam zijn aangebracht. I
I 30 De uitvoering heeft tevens betrekking op een inslagdraad I
I zoals in deze aanvrage beschreven. I
I 1023943
, I
5
De uitvinding zal aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont:
Figuren 1 en 2 een weefinrichting volgens de stand van de techniek; 5 Figuren 3a-3e verschillende uitvoeringsvormen van tot een draadkluwen gevormde inslagdraad overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 4 een uitvoeringsvorm van de inbrengmiddelen van een weefinrichting overeenkomstig de uitvinding;
Figuren 5a-5b verdere aspecten van de uitvinding.
10 In Figuur 1 en 2 worden een uitvoeringsvorm geopenbaard van een bekende weefinrichting, zoals bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 73/09850, dan wel het Nederlandse octrooi nr. 1004173.
De bekende weefinrichting omvat een lade 1 en is voorzien 15 van middelen 2 voor het vormen van een inslagvak 3 van kettingdraden 4, welke kettingdraden 4 afkomstig zijn van voorraadspoelen voor de kettingdraden 5. Op de lade 1 zijn aangebracht een groot aantal inslagorganen 6, welke tezamen het zogenaamde “riet" (in het Engels "reed") vormen en welke inslagorganen tussen de kettingdraden 4 door beweegbaar zijn. Op de 20 lade 1 zijn tevens bevestigd een aantal geleidingen 7 voor het geleiden van een projectiel 8 door het inslagvak 3 van de ene zijde naar de andere zijde.
Zoals in de figuur is weergegeven bevindt het projectiel 8 zich daar in een aan de linkerzijde van het inslagvak 3 gelegen 25 inbrengstation 9, terwijl zich aan de andere zijde van het inslagvak 3 een afremstation 10 bevindt. Met het projectiel 8 kan op een bekende wijze een inslagdraad 11 worden verbonden, welke afkomstig is van een voorraadspoel 12. Met behulp van een medium onder druk, bijvoorbeeld perslucht of water wordt aan het projectiel 8 aanzienlijke impulsenergie 30 meegedeeld. Hierdoor ondergaat het projectiel 8 een versnelling en wordt het met grote snelheid door het inslagvak 3 verplaatst of "geschoten", 1023943
I 6 I
I daarbij de inslagdraad 11 meenemend. Het projectiel 8 wordt dan ook wel I
I schietspoel genoemd. I
I Het met hoge snelheid door het inslagvak 3 verplaatsende I
I projectiel 8 dient aan de andere zijde van het inslagvak 3 (rechts in de I
I 5 Figuur 1) worden afgeremd. Hiertoe is een afremstation 10 direct naast I
I het inslagvak 3 opgesteld, welk station 10 het projectiel bij het I
I verlaten van het inslagvak 3 opvangt en afremt. Evenzo kan het projectiel I
I 8 aan de rechterzijde van het inslagvak 3 door een aldaar opgesteld en I
I analoog aan het inbrengstation 9 ingericht inbrengstation 9' (niet I
I 10 weergegeven) wederom met hoge snelheid door het inslagvak 3 worden I
I verplaatst ("geschoten"), nu van rechts naar links. I
I Ten behoeve van het opvangen en afremmen van een van rechts I
I naar links door het inslagvak 3 verplaatsend projectiel 8 is in het I
I overeenkomende geval ter plaatse van het inbrengstation 9 tevens een I
I 15 afremstation 10' (niet weergegeven) opgesteld. I
I Door de hoge eigen massa van het projectiel 8 en de vaak I
I aanzienlijke breedtes L van het inslagvak 3 dient het projectiel 8 met I
I een vrije hoge snelheid door het inslagvak 3 te worden verplaatst. De I
I aldus ontstane versnellingskrachten leiden tot ongewenste piekspanningen I
I 20 in de meegenomen inslagdraad 11 en kan eventueel tot draadbreuk leiden. I
I Daarnaast is het noodzakelijk om het met hoge snelheid door het inslagvak I
I verplaatsende projectiel 8 aan het eind van de inslag op te vangen en af I
I te remmen door een apart afremstation 10 (10'). Ook het afremmen kan tot I
I ongewenste piekspanningen in de inslagdraad leiden, zeker in de situatie I
I 25 waarbij de inslagdraad gebruikt wordt om het projectiel af te remmen. I
I Teneinde met name de ongewenste piekspanningen in de I
I inslagdraad 11 te voorkomen, dient het projectiel 8 met een lagere I
I aanvangssnelheid door het inslagvak 3 te worden "geschoten", hetgeen I
I echter ook de maximale breedte van het inslagvak 3 bepaalt. In de stand I
I 30 van de techniek is reeds voorgesteld om de, primair voor het geleiden van I
I de verplaatsing van het projectiel 8 door het inslagvak 3 dienende, I
I 1023943 I
7 geleidingen 7 uit te voeren als mediumblazers. Deze mediumblazers 7 zijn bevestigd op de lade 1 en sluit aan op een mediumtoevoer 17. Elke geleiding 7 kan daarbij via een elektromagnetisch ventiel 18 aansluiten op een hoofdmediumtoevoer 19.
5 Hoewel niet weergegeven in Figuur 1 is elke geleiding 7 voorzien van mediumuitstroomopeningen, welke in de transportrichting van het projectiel 8 zijn georiënteerd. De mediumuitstroomopeningen zijn gericht naar een trefvlak van het projectiel 8, zodat het uit de openingen stromende medium onder druk het trefvlak treft en zo de energie 10 van het medium aan het projectiel 8 overdraagt. Derhalve ondersteunen de hulpblazers 7 de verplaatsing van het projectiel 8 door het inslagvak 3, waardoor een hoge aanvangssnelheid mee te delen door het inbrengstation 9 aan het projectiel 8 niet langer nodig is.
Deze configuratie van een bekende weefinrichting leidt in 15 ieder geval tot lagere piekspanningen in de inslagdraad 11. Het afremstation 10 voor het af remmen van de inslagdraad 11 en het uit het inslagvak komende projectiel 8 zijn echter nog steeds noodzakelijke, dure componenten van de weefinrichting, waardoor de bekende weefinrichtingen nog immer een zekere complexiteit bezitten.
20 In de Figuren 3a tot en met 3d worden specifieke uitvoeringsvormen van een belangrijk aspect van de weefinrichting overeenkomstig de uitvinding geopenbaard.
Overeenkomstig de uitvinding is de inslagdraad 11 gevormd tot een draadkluwen 20, welke bij voorkeur een consistente vorm bezit 25 door bijvoorbeeld een bind- of hechtmiddel 22 te gebruiken. In Figuur 3a kan het bind- of hechtmiddel 22 een lijm zijn. Echter ook was schijnt zeer geischikt te zijn om aan de inslagdraad 11 een consistente vorm te geven. Het hechtmiddel voorkomt dat het draadkluwen 20 als een los draadpakket uiteenvalt tijdens de verplaatsing door het inslagvak 3, 30 hetgeen onherroepelijk tot weeffouten en/of uitval van de inrichting zal leiden.
1023943
I 8 I
I Door het draadkluwen 20 aan een uit het draadkluwen 20 I
I stekend draaddeel 21 te fixeren, ontrolt of ontrafelt het draadkluwen 20 I
I zich tijdens de verplaatsing door het inslagvak 3 tot een langgerekte I
volledig ontrafelde inslagdraad 11. Zodoende bezit overeenkomstig de I
I 5 uitvinding elk draadkluwen 20 in volledig uitgestrekte toestand een I
lengte, welke gelijk is aan de breedte L van het inslagvak 3. Zie I
I hiervoor ook Figuur 4. I
I In Figuur 3b en 3c worden andere uitvoeringsvormen van het I
I tot een draadkluwen 20 gevormde inslagdraad 11 getoond, welke omgeven is I
I 10 door een drager 23 respectievelijk 24. In Figuur 3b is de drager 23 I
I opgebouwd als een huls van een harde, doch lichte kunststof, welke het I
I draadkluwen 20 omgeeft. De huls is voorzien van een opening 23a, welke I
enerzijds plaatsing van het draadkluwen 23 in de huls voorafgaand aan het I
I door het inslagvak inbrengen van dit samenstel als ook het afwikkelen van I
I 15 het in de huls 23 opgenomen draadkluwen 20 mogelijk maakt. I
I Op het moment dat het draadkluwen 20 zich volledig heeft I
I uitgestrekt tot een langgerekte inslagdraad 11 zal de drager 23 het I
I inslagvak 3 verlaten en buiten het inslagvak 3 opgevangen kunnen worden, I
I bijvoorbeeld ten behoeve van hergebruik. I
I 20 In Figuur 3c wordt een overeenkomstige uitvoeringsvorm I
I getoond, waarbij de drager 24 vervaardigd is van een flexibel materiaal, I
I bijvoorbeeld folie. Analoog aan de uitvoeringsvorm van Figuur 3b bezit I
I ook bij deze uitvoeringsvorm het draadkluwen 20 uit zichzelf geen I
I consistente vorm, maar wordt deze vorm bepaald door de drager 24 welke I
I 25 het draadkluwen 20 omgeeft. Ook hierdoor bezit het draadkluwen 20 een I
I zekere eigen massa, welke verplaatsing met behulp van een medium onder I
I druk door het inslagvak 3 mogelijk maakt. I
I De tot een draadkluwen 20 gevormde inslagdraad 11 ontrafelt I
I zich tijdens de verplaatsing door het inslagvak 3 vanuit het folie- I
I 30 omhulsel 24 ter plaatse van referentiecijfer 24a. Aan het eind van het I
I inslagvak 3 heeft het draadkluwen 20 zich volledig uitgestrekt tot een I
I 1023943 I
9 langgerekte inslagdraad 11 en de folie-omhulling 24 wordt als af val beschouwd en kan door zijn lichte gewicht eenvoudig worden gescheiden en afgevoerd, bijvoorbeeld door afzuiging.
Een andere uitvoeringsvorm van de in Figuur 3a getoonde tot 5 een draadkluwen 20 gevormde inslagdraad 11, welke een eigen consistente vorm bezit, maakt als hecht- of bindmiddel gebruik van ijs en meer in het bijzonder droog ijs. Deze uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld worden vervaardigd door het draadkluwen 20 te bevochtigen met water en vervolgens te bevriezen. Tijdens de inslag versplinteren de ijsdeeltjes 10 daar waar de inslagdraad 11 van de draadkluwen 20 getrokken wordt.
Ook kan bij het vervaardigen van de draadkluwen 20 de kluwen 20 samengeperst worden met koolzuursneeuw ter verkrijging van koolzuurijs ("droog ijs"), zodat hiermee ook een consistente vorm verkregen wordt. Ook hier zal bij het inbrengen van het draadkluwen 20 15 door het inslagvak 3 koolzuurijs versplinteren tijdens het aftrekken van de inslagdraad 11 van het kluwen 20. Dit koolzuurijs zal vervolgens in het inslagvak 3 verdampen.
Nog een andere uitvoeringsvorm wordt getoond in Figuur 3d, waarbij de inslagdraad 11 in één of meerdere windingen 20a-20f.. om een 20 drager 25 is gewikkeld tot een draadkluwen 20. Ook deze drager bezit een geringe eigen massa en kan met geschikte inbrengmiddelen door het inslagvak 3 worden geplaatst c.q. "geschoten". Tijdens de verplaatsing door het inslagvak 3 zal de inslagdraad 11 zich van de drager 25 afwikkelen.
25 Ook hier kan de drager 25 aan het eind van het inslagvak 3 worden opgevangen en worden hergebruikt.
In alle hierboven opgevoerde uitvoeringsvormen verkrijgt het draadkluwen 20 verkrijgt een zekere eigen consistentie door toevoeging van middelen met een geringe eigen massa. Door deze 30 consistentie wordt het hanteren van het kluwen, zoals positionering in de inbrengmiddelen eenvoudiger. Tevens wordt het inbrengen of "inschieten" 1023943 I 10 I in het inslagvak met grote snelheid door middel van de inbrengmiddelen met behulp van medium onder druk mogelijk maakt.
I Het is echter ook mogelijk om zonder gebruikmaking van een I extern, vreemd hulpmiddel (hechtmiddel, omhulling of drager) de I 5 inslagdraad 11 op een specifieke wijze op te wikkelen tot een draadkluwen I 20, welk kluwen door de opwikkelmethodiek eveneens een consistente vorm I bezit. Deze uitvoeringsvorm wordt getoond in Figuur 3E. Ook deze I uitvoeringsvorm kan door middel van de inbrengmiddelen met behulp van I medium onder druk met hoge snelheid in het inslagvak worden ingébracht.
I 10 In Figuur 4 wordt een uitvoeringsvorm geopenbaard van de inbrengmiddelen voor toepassing bij een weefinrichting overeenkomstig de I uitvinding. De inbrengmiddelen, zoals aangeduid met het referentiecijfer I 9 in Figuur 1, omvatten een langgerekte buis 30 voorzien van een open I einde 30a, dat naar het inslagvak 3 is gericht. Het andere einde 30b is I 15 voorzien van een opening welke verbindbaar of koppelbaar is met toevoer- I middelen voor het medium onder druk.
I In de langwerpige buis 30, welke in feite als lanceerbuls
I fungeert, is een tot een draadkluwen 20 gevormde inslagdraad 11 conform I
I één van de uitvoeringsvormen zoals getoond in Figuren 2A-2D opgenomen.
I 20 Het uit het draadkluwen 20 stekende draaddeel 21 is ter plaatse van I
I referentiecijfer 30c door de lanceerbuis 30 gefixeerd. Door het toevoeren
I van een zekere hoeveelheid medium onder druk P via de opening 30b tot in I
I de ruimte 31 tussen de buis 30 en het draadkluwen 20, wordt door de
I drukopbouw het draadkluwen 20 vanuit de buis gelanceerd door het I
I 25 inslagvak 3. Door de fixering van het draaddeel 21 ter plaatse van I
I referentiecijfer 30c in de lanceerbuis 30 strekt het afgeschoten I
I draadkluwen 20 zich in het inslagvak 3 uit tot de volledige lengte van I
I een langgerekte inslagdraad 11. I
Na de lancering van een draadkluwen 20 kunnen de inbreng- I
I 30 middelen 9 weer in gereedheid worden gebracht voor het in het inslagvak 3 I
I inbrengen van een volgend draadkluwen 20.
I 1023943 * « 11
Dit telkens "laden" en "herladen" van de lanceerbuis 30 met een nieuw draadkluwen 20, welke na lancering door het inslagvak 3 zich uitstrekt tot een langgerekte inslagdraad 11 met een lengte nagenoeg gelijk aan de breedte L van het inslagvak 3, kan verder geautomatiseerd 5 worden uitgevoerd, zeker indien de verschillende draadkluwen 20 door middel van tussengelegen draaddelen 21 met elkaar zijn verbonden.
Deze uitvoeringsvorm wordt getoond in Figuur 5a tonende verschillende draadkluwen 20r206, elk bevattende een samengepakte inslagdraad llj-lle, welke in uitgestrekte vorm en lengte bezit welke 10 gelijk is of iets groter is dan de breedte L van het inslagvak 3. Zie ook Figuur 4. Tussengelegen draaddelen 21r216 dienen voor fixering door de inbrengmiddelen 9, zulks om het uitstrekken c.q. ontrafelen van het draadkluwen 20χ-206 tot een langgerekte inslagdraad 11 in het weefvak 3 mogelijk te maken.
15 Bij een specifieke uitvoeringsvorm zijn al deze meerdere draadkluwen 20i~206 samengesteld uit een enkele draad 26.
In Figuur 5b wordt nog een andere specifieke uitvoeringsvorm geopenbaard van de inbrengmiddelen 9, welke naast de lanceerbuis 30, tevens een opwikkellichaam 35 omvatten, waarop de 20 meerdere uit draadkluwen 201-20lo- · - - gevormde inslagdraden llrll10-... in één of meer windingen zijn aangebracht. Door rotatie van opwikkellichaam 35 worden de windingen van draadkluwen 202-20lo-... afgewikkeld in de richting van de opening 30c van de lanceerbuis 30. De opening 30c kan tijdelijk geopend en weer gesloten worden voor het doorleiden van een 25 draadkluwen 20z, waarbij het tussengelegen draaddeel 21^212 telkens wordt gefixeerd.
Door via de opening 30b medium onder druk toe te voeren, worden het draadkluwen of draadpropje 202. het inslagvak 3 ingeschoten, zich daarbij uitstrekkend tot een langgerekte inslagdraad 112.
30 Hoewel in de beschrijving de uitvinding wordt toegelicht, waarbij het samengepakt draadkluwen telkens met een medium onder druk 1023943 (perslucht of waterstraal) door de inbrengmiddelen het inslagvak worden I ingevoerd, dient dit aspect van de inbrengmiddelen niet als te beperkend I worden beschouwd. Ook andere varianten van inbrengmiddelen zijn mogelijk, I zolang deze middelen door middel van impulsoverdracht aan het samengepakt I 5 draadkluwen of de drager een verplaatsing opdringen. Ook deze varianten I worden geacht onder de hierna volgende conclusies te vallen.
10 I 1023943

Claims (18)

1. Weefinrichting voorzien van middelen voor het vormen van een inslagvak van kettingdraden, waarbij aan één of beide zijden van het 5 inslagvak inbrengmiddelen zijn opgesteld voor het in het inslagvak inbrengen van een inslagdraad, met het kenmerk, dat de inslagdraad als een samengepakt draadkluwen is gevormd, welk samengepakt draadkluwen zich tijdens het inbrengen in het inslagvak zich tot een langgerekte inslagdraad uitstrekt.
2. Weefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inbrengmiddelen tijdens het inbrengen in het inslagvak het samengepakt draadkluwen bij een uit het draadkluwen stekend draaddeel fixeren.
3. Weefinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inbrengmiddelen een grijpelement omvatten voor het fixeren van het 15 draaddeel.
4. Weefinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het samengepakt draadkluwen een eigen consistente vorm bezit.
5. Weefinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de 20 inslagdraad van het samengepakt draadkluwen is voorzien van een hechtmi ddel.
6. Weefinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het hechtmiddel een lijm is.
7. Weefinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 25 het hechtmiddel een was is.
8. Weefinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het hechtmiddel ijs is.
9. Weefinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het samengepakt draadkluwen met behulp 30 van een drager door het inslagvlak brengbaar is.
10. Weefinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat '023943 ι I I 14 I I het samengepakt draadkluwen in één of meer windingen om de drager is I I aangebracht. I
11. Weefinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de I I drager het samengepakt draadkluwen althans gedeeltelijk omhult. I I 5 12. Weefinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat I de drager van een star materiaal is vervaardigd, bijvoorbeeld kunststof. I
13. Weefinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat I I de drager van een flexibel materiaal is vervaardigd, bijvoorbeeld een I folie. I I 10 14. . Weefinrichting volgens één of meer van de voorgaande I conclusies, met het kenmerk, dat de inbrengmiddelen een langwerpige buis I I omvatten, welke buis met één open einde naar het inslagvak is gericht en I I met het andere einde verbindbaar is met toevoermiddelen voor een medium I I onder druk. I I 15 15. Weefinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat I het medium onder druk perslucht is. I
16. Weefinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat I het medium onder druk water is. I
17. Weefinrichting volgens één of meer van de conclusies 1-16, I I 20 met het kenmerk, dat de tot een draadkluwen gevormde inslagdraad een I zekere, eindige lengte met tenminste één uit de kluwen stekend eind I I bezit. I
18. Weefinrichting volgens één of meer van de conclusies 1-16, I I met het kenmerk, dat de inbrengmiddelen zijn ingericht voor het in de I I 25 tijd na elkaar inbrengen van meerdere tot draadkluwen gevormde I I inslagdraden, welke draadkluwen met behulp van draaddelen met elkaar zijn I I verbonden. I
19. Weefinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat I I de meerdere tot draadkluwen gevormde inslagdraden uit één draad zijn I 30 gevormd. I
20. Weefinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat I 1023943 de meerdere tot draadkluwen gevormde inslagdraden in één of meer windingen op een opwikkel 1 ichaam zijn aangebracht.
21. Inslagdraad voor toepassing in een weefinrichting voorzien van middelen voor het vormen van een inslagvak van kettingdraden, waarbij 5 aan één of beide zijden van het inslagvak inbrengmiddelen zijn opgesteld voor het in het inslagvak inbrengen van de inslagdraad, zoals omschreven in één of meer van de voorgaande conclusies. 10 1023943
NL1023943A 2003-07-17 2003-07-17 Weefinrichting. NL1023943C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023943A NL1023943C2 (nl) 2003-07-17 2003-07-17 Weefinrichting.
JP2006520129A JP2007521417A (ja) 2003-07-17 2004-07-02 織機
EP04748705A EP1646744A1 (en) 2003-07-17 2004-07-02 Weaving device
PCT/NL2004/000477 WO2005012610A1 (en) 2003-07-17 2004-07-02 Weaving device
US10/564,767 US20070169831A1 (en) 2003-07-17 2004-07-02 Weaving device
CNA2004800234916A CN1836064A (zh) 2003-07-17 2004-07-02 织造装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023943 2003-07-17
NL1023943A NL1023943C2 (nl) 2003-07-17 2003-07-17 Weefinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1023943C2 true NL1023943C2 (nl) 2005-01-18

Family

ID=34114474

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1023943A NL1023943C2 (nl) 2003-07-17 2003-07-17 Weefinrichting.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US20070169831A1 (nl)
EP (1) EP1646744A1 (nl)
JP (1) JP2007521417A (nl)
CN (1) CN1836064A (nl)
NL (1) NL1023943C2 (nl)
WO (1) WO2005012610A1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2005111286A1 (en) * 2004-05-19 2005-11-24 Te Strake Textile B.V. Carrier for inserting a weft yarn into the shed of a weaving device
WO2006046856A1 (en) * 2004-10-29 2006-05-04 Te Strake Textile B.V. Weaving device

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1016900A3 (nl) * 2005-12-20 2007-09-04 Picanol Nv Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine, en weefmachine.
NL1031481C2 (nl) * 2006-03-31 2007-10-03 Te Strake Textile B V Weefinrichting.
US8960596B2 (en) 2007-08-20 2015-02-24 Kevin Kremeyer Energy-deposition systems, equipment and method for modifying and controlling shock waves and supersonic flow
JP6190285B2 (ja) * 2014-02-13 2017-08-30 株式会社豊田自動織機 エアジェット織機における緯入れ方法及び緯糸飛走促進体装着装置
WO2016205750A1 (en) * 2015-06-18 2016-12-22 Kevin Kremeyer Directed energy deposition to facilitate high speed applications
WO2016205816A1 (en) 2015-06-18 2016-12-22 Kevin Kremeyer Directed energy deposition to facilitate high speed applications
US10669653B2 (en) * 2015-06-18 2020-06-02 Kevin Kremeyer Directed energy deposition to facilitate high speed applications
CN106757690A (zh) * 2017-01-15 2017-05-31 苏州大学 一种无梭引纬方法
CN117188021B (zh) * 2023-11-07 2024-03-22 江苏维凯科技股份有限公司 一种雷达罩用芳纶基布双经双纬织造装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1227995A (fr) * 1958-06-27 1960-08-26 Zangs Ag Maschf Procédé de tissage et métier à tisser
US2982315A (en) * 1956-09-05 1961-05-02 Wille Rudolf Pneumatic weaving method
FR1365006A (fr) * 1963-07-30 1964-06-26 Oerlikon Buehrle Ag Dispositif incorporé à un métier à tisser
NL7309850A (nl) * 1972-07-24 1974-01-28
US4046174A (en) * 1976-02-25 1977-09-06 Weuger Karl W Pneumatic loom

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4187887A (en) * 1978-11-13 1980-02-12 Crompton & Knowles Corporation Loom projectile
US4253840A (en) * 1979-03-20 1981-03-03 Burlington Industries, Inc. Hot-melt size compositions and process for textiles
US4728679A (en) * 1986-01-31 1988-03-01 Lark John C Sizing composition, method of preparing same and fibrous material sized with same
EP0389410A1 (de) * 1989-03-17 1990-09-26 Sulzer RàœTi Ag Vorrichtung zum Einziehen eines Schussfadens in eine Webmaschine
US5617902A (en) * 1995-06-26 1997-04-08 The United States Of America As Represented By The Administrator Of The National Aeronautics And Space Administration Weaving and bonding method to prevent warp and fill distortion
US7144600B2 (en) * 2003-02-18 2006-12-05 Milliken & Company Wax-free lubricant for use in sizing yarns, methods using same and fabrics produced therefrom

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2982315A (en) * 1956-09-05 1961-05-02 Wille Rudolf Pneumatic weaving method
FR1227995A (fr) * 1958-06-27 1960-08-26 Zangs Ag Maschf Procédé de tissage et métier à tisser
FR1365006A (fr) * 1963-07-30 1964-06-26 Oerlikon Buehrle Ag Dispositif incorporé à un métier à tisser
NL7309850A (nl) * 1972-07-24 1974-01-28
US4046174A (en) * 1976-02-25 1977-09-06 Weuger Karl W Pneumatic loom

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2005111286A1 (en) * 2004-05-19 2005-11-24 Te Strake Textile B.V. Carrier for inserting a weft yarn into the shed of a weaving device
WO2006046856A1 (en) * 2004-10-29 2006-05-04 Te Strake Textile B.V. Weaving device

Also Published As

Publication number Publication date
WO2005012610A1 (en) 2005-02-10
EP1646744A1 (en) 2006-04-19
CN1836064A (zh) 2006-09-20
JP2007521417A (ja) 2007-08-02
US20070169831A1 (en) 2007-07-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1023943C2 (nl) Weefinrichting.
IT8922890A1 (it) Alimentatore di trama per telai di tessitura a pinze e a proiettili
EP2721204B1 (en) Yarn storage device for a textile machine
EP0354300A2 (en) Weft treatment system and method for fluid jet loom
CS202590B2 (en) Method of and apparatus for marking fabrics during the weaving operation
JPH02145833A (ja) 織機用糸通し装置
JPS60209053A (ja) 織機
CS209408B2 (en) Pneumatic device for loading the weft
EP2230342A1 (en) Storage device and method for storing weft threads in a loom
US2766779A (en) Replenishing means for looms
JP5647980B2 (ja) よこ糸の収容要素
US6983771B2 (en) Feeding device
JP2823366B2 (ja) 織機のよこ糸の計量装置
JPS58186639A (ja) 織機のよこ糸引張り装置
CS249508B2 (en) Weft magazine for weaving machines
NL1026238C2 (nl) Drager voor het inbrengen van een inslagdraad in het inslagvak van een weefinrichting.
JPH03504624A (ja) よこ糸を織機中に引き込む装置
IT8349515A1 (it) Dispositivo per l'inserimento di un filo di trama nel passo di un telaio.
CN1898427B (zh) 用于接收一段纬纱的装置
CN117460869A (zh) 在织机处引入和回拉纬纱的方法、用于织机的预缠绕器具和织机
US20090101228A1 (en) Weaving machine, yarn feeder and method for inserting a weft yarn
US3194278A (en) Yarn guide means for bobbin change mechanisms
JPS6375146A (ja) 織機
IT8348915A1 (it) Procedimento per inserire un filo di trama nel passo di una macchina da tessere, e macchina da tessere per realizzarlo
CS197298B2 (en) Weft bobbin winding device

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20080201