NL1022717C2 - Laad- en lossysteem. - Google Patents

Description

5

Korte aanduiding: Laad- en lossysteem.

De uitvinding heeft betrekking op een laad- en lossysteem omvattende: - een verplaatsbare laadvloer met een laadoppervlak en met verzonken in het laadoppervlak evenwijdig aan elkaar gelegen sleuven die zijn begrensd door een sleufwand en van boven open zijn, 10 - een transportinrichting voor het met een lading beladen of ontladen van de laadvloer, omvattende transportbalken die in de sleuven beweegbaar zijn resp. uit de sleuven terug beweegbaar zijn, en omvattende hefmiddelen die zijn ingericht om af te steunen op de sleufwand van de sleuven, waarbij de transportbalken door de 15 hefmiddelen omhoog beweegbaar zijn tussen een laagste stand waarin de bovenzijde van de transportbalken onder het vloeroppervlak ligt en een hoogste stand waarin de bovenzijde van de transportbalken boven het laadoppervlak uitsteekt voor het van de laadvloer heffen van de lading, 20 waarbij de sleuven een breedte hebben die is aangepast aan de breedte van de balken.

Een dergelijk laad- en lossysteem is bekend uit EP 0 629 170. Het bekende laad- en lossysteem wordt met name toegepast bij het automatisch laden en lossen van vrachtwagens, bijvoorbeeld in een 25 distributiecentrum. In het bijzonder gaat het daarbij om het laden en lossen van pallets met daarop geplaatste goederen. De bekende laadvloer is in de vrachtwagen aangebracht en de bekende transportinrichting maakt deel uit van een laad- en losstation. De transportbalken van het bekende laad- en lossysteem hebben in 30 hoofdzaak dezelfde breedte als de sleuven. Voor het laden van een vrachtwagen wordt de lading in de transportinrichting op de transportbalken geplaatst. Vervolgens worden de transportbalken in hun hoogste stand in de sleuven in de laadvloer gebracht waarbij de lading geheel door de transportbalken wordt gedragen en het 35 laadoppervlak dus niet raakt. Wanneer de transportbalken in de sleuven zijn gebracht, kunnen de transportbalken omlaag worden bewogen. In deze stand bevindt de bovenzijde van de transportbalken zich onder het laadoppervlak waardoor de lading dus op het laadoppervlak wordt geplaatst. Vervolgens kunnen de transportbalken 1 n 9 9 -,· ï v in de laagste stand uit de sleuven worden teruggetrokken waarbij de lading op het laadoppervlak achterblijft. Voor het lossen van een vrachtwagen, wordt het hierboven beschrevene in de omgekeerde volgorde uitgevoerd.

5 Het bekende laad- en lossysteem functioneert op zich goed wanneer de vrachtwagen bij een laad- en losstation met een hierboven H beschreven transportinrichting wordt geladen of gelost. Het komt H echter voor dat er op de locatie waar de vrachtwagen is gelost geen nieuwe lading aanwezig is om de vrachtwagen mee te beladen. Dit heeft 10 tot gevolg dat de vrachtwagen leeg naar een andere locatie met een laad- en losstation moet rijden om daar beladen te worden. Het rijden met een lege vrachtwagen vermindert het efficiënt gebruik van de H vrachtwagen en is uit economisch oogpunt ongunstig.

H De uitvinding heeft tot doel een verbeterd laad- en lossysteem H 15 te verschaffen waarbij het efficiënt gebruik van de vrachtwagen verhoogd kan worden.

Dit doel wordt bereikt door een laad- en lossysteem volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de sleuven aan de bovenzijde in de breedte gedeeltelijk zijn afgedekt om een langsspleet te vormen met 20 een breedte die kleiner is dan de breedte van de sleuf, en dat de transportbalken een bovenste deel hebben dat is aangepast om in de hoogste stand door de spleet heen boven het laadoppervlak uit te steken.

Doordat de sleuven voor een deel afgedekt zijn zodat er slechts 25 spleten in het laadoppervlak aanwezig zijn, wordt een laadvloer verkregen die probleemloos met bijvoorbeeld vorkheftrucks of palletwagens geladen of gelost kan worden. De spleten zijn in tegenstelling tot de sleufbreedte zo smal dat de wielen van de vorkheftrucks er niet in terecht kunnen komen en vast komen te I 30 zitten. Bij het laden en lossen met een laad- en lossysteem volgens de uitvinding worden de transportbalken door de transportinrichting I in en uit de laadvloer bewogen om de lading van of naar de laadvloer I te transporteren. De omschakeling tussen het laden of lossen door middel van de transportinrichting en het laden en lossen op een 35 conventionele wijze, bijvoorbeeld met vorkheftrucks, kan dus plaatsvinden zonder dat daar extra maatregelen voor moeten worden I genomen. Wanneer de vrachtwagen moet worden gelost op een plaats waar I een beschreven transportinrichting niet voorhanden is, kan de I 1022717 -- . - - . ' -- " V^^ΙΜΜ^ΜΗΜΜ^ - 3 - vrachtwagen op een andere wijze geladen of gelost worden, bijvoorbeeld automatisch met een ander type transportinrichting of meer conventioneel met vorkheftrucks of steekwagens. De inzetbaarheid van de laadvloer en dus de vrachtwagen wordt vergroot en daardoor 5 wordt ook het efficiënte gebruik van de vrachtwagen verhoogd.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding komen naar voren in de navolgende beschrijving aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 in een aanzicht in vogelvlucht een eerste stap van het lossen van een vrachtwagen met aanhanger toont met een 10 transportsysteem volgens de stand van de techniek, fig. 2 in een aanzicht in vogelvlucht een tweede stap van het lossen van de aanhanger van fig. 1 toont, fig. 3 in een aanzicht in vogelvlucht een derde stap van het lossen van de aanhanger van fig. 1 toont, 15 fig. 4 in een aanzicht in vogelvlucht een vierde stap van het lossen van de aanhanger van fig. 1 toont, fig. 5 een detailaanzicht van een sleuf volgens de stand van de techniek toont, fig. 6 een detailaanzicht van een gedeelte van een laadvloer 20 volgens de stand van de techniek toont, fig. 7a een aanzicht in doorsnede toont van een gedeelte van een laadvloer van een transportsysteem volgens de uitvinding, fig. 7b het gedeelte van de laadvloer van fig. 7a toont met daarin ingebrachte transportbalken, 25 fig. 8 een aanzicht in doorsnede toont van een gedeelte van een alternatieve uitvoeringsvorm van een laadvloer van een transportsysteem volgens de uitvinding, en fig. 9 een zijaanzicht toont van een gedeelte van een uit segmenten opgebouwde transportbalk van een laad- en losssysteem 30 volgens de uitvinding.

In figs. 1 t/m 4 is een vrachtwagen met een aanhanger 1 getoond met een chassis 2. Aan het chassis 2 zijn wielen 3 aangebracht. Op het chassis 2 is een bovenbouw 4 aangebracht. De bovenbouw 4 omvat een laadvloer 6, zijwanden 7 en een dak 9 die een laadruim 5 35 begrenzen. De laadvloer 6 heeft een laadoppervlak 6a (zie figs. 3 en 4) .

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de stand van de techniek zijn in de laadvloer 6 vier evenwijdige sleuven 8 4 Λ O -j « *7 l U Z { * l' Η - 4 - aangebracht die zich over de gehele lengte van de aanhanger 1 uitstrekken, zoals in fig. 4 duidelijk is te zien. De sleuven 8 zijn naar boven toe open en hebben een sleufwand omvattende een bodem 8a en opstaande sleufwanden 8b, zoals in fig. 5 is te zien.

5 In fig. 1 is te zien hoe een vrachtwagen 11 met een aanhanger 1 bij een gedeeltelijk weergegeven laad- en losstation is opgesteld. De aanhanger 1 is met de achterzijde naar een transportinrichting 12 H gericht. Op de laadvloer 6 is de lading in de vorm van pallets 20 met daarop dozen 21 geplaatst.

10 De transportinrichting 12 omvat in het getoonde H uitvoeringsvoorbeeld volgens de stand van de techniek vier transportbalken 13. De transportbalken 13 hebben ongeveer dezelfde H lengte als de sleuven 8 in de laadvloer 6 van de aanhanger 1. Verder H hebben de transportbalken 13 een iets kleinere breedte dan de sleuven H 15 8 zoals uit fig. 6 blijkt. De aanhanger 1 wordt zodanig H gepositioneerd dat de sleuven 8 in het verlengde van de H transportbalken 13 worden opgesteld.

Vervolgens kunnen de transportbalken 13 door middel van niet getoonde aandrijfmiddelen in hun lengterichting in de sleuven 8 20 worden gebracht, waarbij ze met hun bovenzijde onder het H laadoppervlak 6a liggen zoals bij de linkersleuf in fig. 6 is te zien, en dus in de ruimte onder de pallets 20 en de bodem 8a van de H sleuven 8 worden opgenomen. In fig. 2 is getoond hoe de transportbalken 13 vrijwel geheel in de sleuven 8 onder de lading 20, H 25 21zijn geschoven.

De transportbalken 13 zijn elk voorzien van bijbehorende hefmiddelen 16 (zie fig. 6). Wanneer de transportbalken 13 in de sleuven 8 zijn gebracht, dan steunen de hefmiddelen 16 af op de bodem H 8a van de sleuven 8. De breedte van de sleuven 8 wordt enerzijds 30 bepaald door de ruimte die er in de breedte nodig is om de hefmiddelen 16 van transportbalken 13 in de sleuf 8 op te kunnen nemen en anderzijds om te kunnen dienen als geleiding van de transportbalken bij het in of uit de sleuven bewegen daarvan. In het algemeen zullen de sleuven hierdoor een breedte tussen 120 en 150 mm H 35 hebben.

Door middel van de hefmiddelen 16 kunnen de transportbalken 13 I van een laagste stand, zoals in de linker sleuf 8 in fig. 6 is I weergegeven, naar een hoogste stand, zoals in de rechter sleuf 8 in I ' / ·'/ '"ττητ-τ m .....|. -, HI I »- -· ' - ' -1. jj - 5 - fig. 6 is weergegeven, worden bewogen, waarbij de transportbalken 13 met hun bovenzijde boven het vloeroppervlak 6a zijn gelegen.

Wanneer de transportbalken 13 geheel in de sleuven 8 zijn gebracht, zoals in fig. 2 is weergegeven, dan kunnen de 5 transportbalken 13 naar de hoogste stand worden gebracht, waarbij de pallets 20 met de dozen 21 van het laadoppervlak 6a worden geheven.

Elke pallet 20 rust nu volledig op twee transportbalken 13.

Vervolgens worden de transportbalken 13 uit de sleuven 8 bewogen, zoals in fig. 3 is weergegeven, totdat de gehele lading uit de 10 aanhanger 1 is getransporteerd, wat in fig. 4 is weergegeven.

De transportinrichting 12 kan zijn voorzien van een kettingtransporteur met kettingen 14 die omhoog kunnen worden gebracht om de pallets 20 met de dozen 21 van transportbalken 13 te nemen en weg te transporteren naar verdere transportmiddelen in de 15 vorm van bijvoorbeeld een rollenbaan 23.

De aanhanger 1 is nu geheel leeg en gereed om te worden beladen. Hiertoe kan de aanhanger 1 met een vrachtwagen 11 bijvoorbeeld naar een ander laad- en losstation worden verplaatst om te worden beladen waarbij dezelfde stappen als hierboven omschreven 20 in omgekeerde volgorde worden uitgevoerd. Wanneer er echter op een locatie geen laad- en lossysteem zoals hierboven omschreven aanwezig is, zou de aanhanger op een meer conventionele wijze door middel van steekwagens of vorkheftrucks beladen moeten worden. Dit is echter bij de beschreven laadvloer volgens de stand van de techniek 25 problematisch omdat, zoals reeds hiervoor is opgemerkt, de sleuven over het algemeen een breedte van ongeveer 120-150 mm hebben waardoor de wielen van de vorkheftrucks of steekwagen gemakkelijk in de sleuven terecht kunnen komen wat onveilige situaties kan veroorzaken of waarbij de wielen vast kunnen komen te zitten.

30 Het laad- en lossysteem volgens de uitvinding heeft in principe dezelfde werking zoals die hierboven is beschreven voor de uit de stand van de techniek bekende laad- en lossysteem. In fig. 7a is een aanzicht in doorsnede getoond van een gedeelte van een mogelijke uitvoeringsvorm van een laadvloer 706 volgens de uitvinding. De 35 laadvloer 706 heeft een vloeroppervlak 706a waarin sleuven 708 zijn aangebracht. De sleuven 708 hebben sleufwand die een bodem 708a en opstaande sleufwanden 708b omvat. In de getoonde uitvoeringsvormen worden de bodem 708a en de opstaande sleufwanden 708b gevormd door 1022717 Η - 6 - wanden van een in de sleuf 708 aanwezig aan een zijde open profiel 709 dat met de open zijde naar boven is gelegen. Dit profiel 709 is in het getoonde voorbeeld een C-profiel, maar er zou ook een U-profiel in de sleuf 708 aangebracht kunnen zijn, zoals in fig. 8 is 5 getoond. Het in de sleuf 708 aanbrengen van een profiel 709 heeft als voordeel dat een goede geleiding van de in te brengen transportbalken H wordt verkregen. Verder geeft het profiel 709 de sleuf 708 een H bescherming tegen beschadiging. De flenzen 709c van het C-profiel dekken de bovenzijde van de sleuf 708 in de breedte gedeeltelijk af 10 en laten een spleet 711 ertussen open met een breedte B2 die kleiner is dan de breedte BI van de sleuf 708.

In de laadvloer 706 zijn verder afdekplaten 710 aangebracht die die een in hetzelfde vlak als het laadoppervlak 706a gelegen bovenzijde hebben. De afdekplaten 710 worden in de getoonde H 15 uitvoeringsvorm gedeeltelijk door de vloer 706 ondersteund. Verder worden de afdekplaten 710 gedeeltelijk door de flenzen 709c van het profiel 709 ondersteund, waardoor de afdekplaten 710 boven de sleuf 708 een hogere belasting kunnen dragen. De afdekplaten 710 steken in de breedterichting naar het midden van de sleuf en begrenzen een 20 spleet 712 met een breedte B3. In de specifieke uitvoeringsvorm van fig. 7a steken de afdekplaten daarbij over de randen van de flenzen 709c uit. De afdekplaten 710 zijn bij voorkeur uit staal vervaardigd.

H Bij voorkeur worden de platen met bevestigingspennen zoals schroeven of bouten (niet getoond) vast aan de laadvloer 706 bevestigd. Het is 25 natuurlijk ook mogelijk om de afdekplaten 710 op een andere wijze aan de laadvloer 706 te bevestigen.

In fig. 7b is weergegeven dat een transportbalk 713 met bijbehorende hefmiddelen 716 in de sleuf 708 is aangebracht, waarbij de hefmiddelen 716 op de bodem 708a afsteunen. De hefmiddelen 716 H 30 kunnen anders uitgevoerd zijn dan de bekende hefmiddelen 16, maar hebben in hoofdzaak dezelfde werking.

H De transportbalk 713 heeft aan een zijde in de lengterichting I op afstand van elkaar gelegen geleidingsblokken 715 die bij het in en I uit de sleuven 708 bewegen van de transportbalk 713 langs de 35 opstaande sleufwand 708b glijden en voor de geleiding van de transportbalken 713 in de sleuven 708 zorgen. De geleidingsblokken I 715 zijn bij voorkeur uit kunststof vervaardigd.

I ï0227'7 - 7 -

De transportbalk 713 heeft een bovenste deel 714 dat is uitgevoerd als een soort van vin die een kleinere breedte heeft als de spleet 712 om door deze laatste heen te kunnen bewegen. De transportbalk 713 kan een aantal segmenten omvatten die onderling 5 beweegbaar zijn gekoppeld zodat het inbrengen van de transportbalken 713 in de sleuven 708 ook mogelijk is wanneer de aanhanger niet exact in lijn met de transportinrichting is opgesteld en de transportbalken en sleuven dus niet exact op één lijn liggen. In fig. 9 is weergegeven hoe bij deze uitvoeringsvorm het bovenste deel 714 van de 10 transportbalk 713 segmenten 714a omvat die onderling beweegbaar met elkaar gekoppeld zijn door middel van schakelorganen 721.

Het vinvormige bovenste deel 714 van de transportbalk 713 is in fig. 7b in de laagste stand weergegeven, waarbij de bovenzijde ervan onder het laadoppervlak 706a is gelegen. Het bovenste deel 714 van de 15 transportbalk 713 kan door de hefmiddelen 716 naar de hoogste stand worden bewogen waarbij de bovenzijde ervan boven het laadoppervlak 706a uitsteekt en de lading van het laadoppervlak geheven kan worden. De hefmiddelen 716 omvatten bijvoorbeeld loopwielen 722 en middelen (niet getoond) voor het ten opzichte van de loopwielen 722 20 verplaatsen van de segmenten 714a. De segmenten 714a (zie fig. 9) zijn wigvormig uitgevoerd met een schuine onderzijde 720 die over het bijbehorende loopwiel 722 kan lopen. De hefwerking ontstaat wanneer de segmenten 714a in axiale richting ten opzichte van de loopwielen 722 worden bewogen en de bovenzijde van de segmenten 714a omhoog 25 wordt bewogen.

De laadvloer 706 kan in de de aanhanger 1 met een vrachtwagen 11 zijn aangebracht en kan bij een laad- en losstation worden beladen of gelost waarbij dezelfde stappen als hierboven omschreven aan de hand van figs. 1 t/m 4 worden uitgevoerd.

30 De sleuf 708 heeft bij voorkeur een breedte Bl van ongeveer 120mm om ervoor te zorgen dat er genoeg ruimte is om de transporbalken 713 en hefmiddelen 716 daarin in te brengen. Bij voorkeur wordt de sleuf 708 zodanig afgedekt door de afdekplaten 710 dat de spleet 712 een breedte B3 van ten hoogste 40mm, bij voorkeur 35 ten hoogste 30mm en meest bij voorkeur ten hoogste 20mm heeft. Met deze voorkeursafmetingen van de spleet 712 is het naast het beladen met het laad- en lossysteem volgens de uitvinding ook mogelijk om de aanhanger 1 op een andere manier te beladen bijvoorbeeld met I - 8 - H vorkheftrucks of palletwagens die over de laadvloer 706 kunnen rijden en de pallets 20 in het laadruim 5 van de aanhanger 1 plaatsen, zonder dat de wielen van de vorkheftrucks of palletwagens in de sleuven blijven steken. Het laad- en lossysteem volgens de uitvinding 5 verschaft dus flexibiliteit ten aanzien van de wijze waarop de aanhanger wordt gelost of geladen: De aanhanger 1 kan automatisch met H het laad- en lossysteem volgens de uitvinding worden geladen en gelost, maar het is tegelijkertijd ook mogelijk om de aanhanger 1 met conventionele middelen zoals vorkeheftrucks of steekwagens te laden 10 en te lossen, zonder dat daarbij hinder wordt ondervonden van de sleuven 708 in de laadvloer 706.

In het bovenstaande is telkens een voorbeeld gebruikt van een laadvloer die in een vrachtwagen is aangebracht. Begrepen moet echter H worden dat de uitvinding niet alleen tot de toepassing in combinatie H 15 met vrachtwagens is beperkt. De laadvloer kan bijvoorbeeld ook in aanhangers of containers aangebracht kan worden. Ook is het bijvoorbeeld mogelijk treinwagons uit te rusten met een dergelijke laadvloer.

Λ /-;> . 1 i ,

Claims (11)

1. Laad- en lossysteem omvattende: 5. een verplaatsbare laadvloer met een laadoppervlak en met verzonken in het laadoppervlak evenwijdig aan elkaar gelegen sleuven die zijn begrensd door een sleufwand en van boven open zijn, - een transportinrichting voor het met een lading beladen of ontladen van de laadvloer, omvattende transportbalken die in de 10 sleuven beweegbaar zijn resp. uit de sleuven terug beweegbaar zijn, en omvattende hefmiddelen die zijn ingericht om af te steunen op de sleufwand van de sleuven, waarbij de transportbalken door de hefmiddelen omhoog beweegbaar zijn tussen een laagste stand waarin de bovenzijde van de transportbalken onder het vloeroppervlak ligt en 15 een hoogste stand waarin de bovenzijde van de transportbalken boven het laadoppervlak uitsteekt voor het van de laadvloer heffen van de lading, waarbij de sleuven een breedte hebben die is aangepast aan de breedte van de balken, 20 met het kenmerk, dat de sleuven aan de bovenzijde in de breedte gedeeltelijk zijn afgedekt om een langsspleet te vormen met een breedte die kleiner is dan de breedte van de sleuf, en dat de transportbalken een bovenste deel hebben dat is aangepast om in de hoogste stand door de spleet heen boven het laadoppervlak uit te 25 steken.

2. Laad- en lossysteem volgens conclusie 1, waarbij de breedte van de spleet ten hoogste 40mm, bij voorkeur ten hoogste 30mm en meest bij voorkeur ten hoogste 20mm bedraagt. 30

3. Laad- en lossysteem volgens conclusie 1, waarbij de sleuven aan de bovenzijde in de breedte gedeeltelijk zijn afgedekt door in de laadvloer aangebrachte afdekplaten die een in hetzelfde vlak als het laadoppervlak gelegen bovenzijde hebben. 35

4. Laad- en losssysteem volgens conclusie 3, waarbij de afdekplaten door middel van bevestigingspennen, in het bijzonder schroeven, vast aan de laadvloer zijn bevestigd. 1 022 71 7 Η - 10 - Η

5. Laad- en losssysteem volgens conclusie 3, waarbij de afdekplaten uit staal zijn vervaardigd. H 5

6. Laad- en lossysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de sleufwand is gevormd door een met de open zijde naar boven gelegen C-profiel.

7. Laad- en lossysteem volgens een van de conclusies 1-5, waarbij de H 10 sleufwand is gevormd door een met de open zijde naar boven gelegen U- H profiel.

8. Laad- en lossysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de transportbalk een aantal segmenten omvat.

9. Laad- en lossysteem volgens conclusie 8, waarbij de segmenten onderling beweegbaar met elkaar gekoppeld zijn.

10. Voertuig voorzien van een laadvloer voor gebruik in een laad- en 20 lossysteem volgens een van de conclusies 1-9.

11. Transportinrichting voor toepassing in een laad- en lossysteem H volgens een van de conclusies 1-9. 4 f*| *"> -7 -i -y I: t J