NL1022349C2 - Laad- en lossysteem. - Google Patents

Description

«ï' ·'_* L·^».-· - ; · ·μ~ -·'•Miw’wmiMiawTif-Tmi-f· -^---—_l

Korte aanduiding: Laad- en lossysteem.

De uitvinding heeft betrekking op een laad- en lossysteem omvattende: - een verplaatsbare laadvloer met een laadoppervlak en met verzonken in het laadoppervlak evenwijdig aan elkaar gelegen sleuven die zijn begrensd door een sleufwand en van boven open zijn, 5 - een transportinrichting voor het met een lading beladen of ontladen van de laadvloer, omvattende transportbalken met in hoofdzaak dezelfde lengte als de sleuven die in de sleuven beweegbaar zijn resp. uit de sleuven terug beweegbaar zijn, en omvattende hefmiddelen die zijn ingericht om af te steunen op de sleufwand van 10 de sleuven, waarbij de transportbalken door de hefmiddelen omhoog beweegbaar zijn tussen een laagste stand en een hoogste stand.

Een dergelijk laad- en lossysteem is bekend uit EP 0 629 170.

Het bekende laad- en lossysteem wordt met name toegepast bij het automatisch laden en lossen van vrachtwagens, bijvoorbeeld in een 15 distributiecentrum. In het bijzonder gaat het daarbij om het laden en lossen van op pallets geplaatste goederen. De bekende laadvloer is in de vrachtwagen aangebracht en de bekende transportinrichting maakt deel uit van een laad- en losstation. Voor het laden van een vrachtwagen wordt de lading in de transportinrichting op de 20 transportbalken geplaatst. Vervolgens worden de transportbalken in hun hoogste stand in de sleuven in de laadvloer gebracht waarbij de lading geheel door de transportbalken wordt gedragen en het laadoppervlak dus niet raakt. Wanneer de transportbalken in de sleuven zijn gebracht, kunnen de transportbalken omlaag worden 25 bewogen. In deze stand bevindt de bovenzijde van de transportbalken zich onder het laadoppervlak waardoor de lading dus op het laadoppervlak wordt geplaatst. Vervolgens kunnen de transportbalken in de laagste stand uit de sleuven worden teruggetrokken waarbij de lading op het laadoppervlak achterblijft. Voor het lossen van een 30 vrachtwagen, wordt het hierboven beschrevene in de omgekeerde volgorde uitgevoerd.

Het bekende laad- en lossysteem functioneert op zich goed wanneer de vrachtwagen bij een laad- en losstation met een hierboven 1022349 I beschreven transportinrichting wordt geladen of gelost. Het komt I echter voor dat er op de locatie waar de vrachtwagen is gelost geen I nieuwe lading aanwezig is om de vrachtwagen mee te beladen. Dit heeft H tot gevolg dat de vrachtwagen leeg naar een andere locatie met een H 5 laad- en losstation moet rijden om daar beladen te worden. Het rijden met een lege vrachtwagen vermindert het efficiënt gebruik van de vrachtwagen en is uit economisch oogpunt ongunstig.

De uitvinding heeft tot doel een verbeterd laad- en lossysteem te verschaffen waarbij het efficiënt gebruik van de vrachtwagen 10 verhoogd kan worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een laad- en I lossysteem volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de laadvloer I langwerpige opvulelementen omvat die losneembaar in de sleuven zijn opgenomen, welke opvulelementen in hoofdzaak dezelfde lengte als de 15 sleuven hebben en een bovenzijde hebben die in hoofdzaak even breed is als de breedte van de sleuven, waarbij de bovenzijde van de I opvulelementen in rust in hetzelfde vlak ligt als het laadoppervlak I van de laadvloer en waarbij tussen de opvulelementen en de bodem van de sleuven een ruimte aanwezig is, 20 waarbij de transportbalken in de laagste stand vrij in of uit de ruimte onder de bovenzijde van de opvulelementen bewogen kunnen worden en in de hoogste stand de opvulelementen opheffen, waarbij de opvulelementen door de transportbalken in de lengterichting uit de sleuven in de transportinrichting resp. uit de transportinrichting in 25 de sleuven beweegbaar zijn.

De opvulelementen behoren bij de laadvloer en dekken de sleuven H af. Hierdoor wordt een vlakke laadvloer verkregen die probleemloos H met bijvoorbeeld vorkheftrucks geladen of gelost kan worden, omdat deze laatste over de bovenzijde van de opvulelementen kunnen rijden 30 en niet met de wielen in de sleuven terechtkomen en vast komen te zitten. Slechts bij het laden en lossen met een laad- en lossysteem volgens de uitvinding worden de opvulelementen tijdelijk door de transportinrichting uit de laadvloer bewogen om de lading van of naar de laadvloer te transporteren. De omschakeling tussen het laden of 35 lossen door middel van de transportinrichting en het laden en lossen op een conventionele wijze, bijvoorbeeld met vorkheftrucks, kan dus plaatsvinden zonder dat daar extra maatregelen voor moeten worden genomen. Wanneer de vrachtwagen moet worden gelost op een plaats waar I i n o o o a q - 3 - een beschreven transportinrichting niet voorhanden is, kan de vrachtwagen op een andere wijze geladen of gelost worden, bijvoorbeeld automatisch met een ander type transportinrichting of meer conventioneel met vorkheftrucks of steekwagens. De inzetbaarheid 5 van de laadvloer en dus de vrachtwagen wordt vergroot en daardoor wordt ook het efficiënte gebruik van de vrachtwagen verhoogd.

Een bijkomend voordeel van de uitvinding is dat bekende laadvloeren eenvoudig en goedkoop kunnen worden aangepast voor een laad- en lossysteem volgens de uitvinding door een oplvulelement in 10 de sleuven aan te brengen.

Bij voorkeur omvat het opvulelement een ü-profiel, waarvan de rug de bovenzijde van het opvulelement vormt. De vrije einden van de benen van het U-profiel kunnen bij deze uitvoeringsvorm op de sleufwand steunen, terwijl tussen de benen en onder de rug van het U-15 profiel de ruimte is gevormd waar de transportbalken ingebracht kunnen worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het opvulelement een aantal segmenten. Bij voorkeur zijn de segmenten onderling beweegbaar met elkaar gekoppeld. Bij het laden en lossen van vrachtwagens kan 20 het in de praktijk moeilijk zijn om de laadvloer exact in één lijn met de transportinrichting te plaatsen. Door het onderling beweegbaar zijn van de segmenten is een geringe onderlinge hoekverdraaing rond een in lengterichting gelegen as en een in dwarsrichting gelegen as mogelijk, zodat uitlijnfouten tussen de 25 vrachtwagen en de laad- en losinrichting gecompenseerd kunnen worden.

Bij voorkeur is de laadvloer voorzien van grendelmiddelen voor het in de sleuf vergrendelen van de opvulelementen in de hoogterichting. Door de grendelmiddelen wordt voorkomen dat de opvulelementen tijdens het rijden met een lege vrachtwagen uit de 30 sleuven worden geslingerd wanneer de vrachtwagen bijvoorbeeld over een hobbel rijdt. De grendelmiddelen kunnen aan de laadvloer of aan de opvulelementen aangebracht zijn.

Bij een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de transportinrichting voorzien van middelen voor het ontgrendelen van 35 de grendelmiddelen. Door deze maatregel kunnen de opvulelementen worden ontgrendeld voordat ze door de transportinrichting gedeeltelijk uit de sleuven worden opgeheven.

1022349 - 4 - H Bij nog een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de transportbalken voorzien van de middelen voor het ontgrendelen van de grendelmiddelen, waarbij tijdens gebruik de grendelmiddelen door de middelen voor het ontgrendelen worden ontgrendeld wanneer de 5 transportbalken in de ruimte onder de bovenzijde van de opvulelementen worden bewogen.

Met voordeel omvat de transportinrichting verder een tweede transporteur voor het van de opvulelementen nemen van de lading. De tweede transporteur kan de lading die zich in de transportinrichting 10 bevindt van de opvulelementen nemen en wegtransporteren naar verdere H transportmiddelen of opslagplaatsen. De lege opvulelementen kunnen H vervolgens door de transportbalken terug in de sleuven worden H gebracht. Bij voorkeur omvat de tweede transporteur een kettingtransporteur.

15 In het bovenstaande is telkens een voorbeeld gebruikt van een laadvloer die in een vrachtwagen is aangebracht. Begrepen moet echter worden dat de uitvinding niet alleen tot de toepassing in combinatie H met vrachtwagens is beperkt. De laadvloer kan bijvoorbeeld ook in aanhangers of containers aangebracht kan worden. Ook is het 20 bijvoorbeeld mogelijk treinwagons uit te rusten met een dergelijke laadvloer.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. la een dwarsdoorsnede toont van een aanhanger voor een 25 vrachtwagen met een laadvloer volgens de uitvinding, fig. lb een vergroting van de meest linkse sleuf van fig.la toont, H fig. 2 een aanzicht in vogelvlucht een eerste stap van het I lossen van een vrachtwagen met aanhanger toont met een I 30 transportsysteem volgens de uitvinding, fig. 3 een aanzicht in vogelvlucht een tweede stap van het lossen van de aanhanger van fig. 2 toont, fig. 4 een aanzicht in vogelvlucht een derde stap van het lossen van de aanhanger van fig. 2 toont, H 35 fig. 5 een aanzicht in vogelvlucht een vierde stap van het I lossen van de aanhanger van fig. 2 toont, I fig.6 een aanzicht in vogelvlucht een vijfde stap van het lossen van de aanhanger van fig. 2 toont, a f; v sifljfcv ---.*_- · ·: ,- μγβ^·.ι»y- ^v ·· - — - 5 - fig. 7 een aanzicht in vogelvlucht een zesde stap van het lossen van de aanhanger van fig. 2 toont, fig. 8a t/m 8d schematisch de verschillende werkstappen tonen van een voorkeursuitvoeringsvorm van het laad- en lossysteem volgens 5 de uitvinding, en fig. 9 schematisch een sleuf met een opvulelement toont met grendelmiddelen voor het in de sleuf vergrendelen van de opvulelementen.

In fig. la is een aanhanger 1 getoond met een chassis 2 met 10 chassisbalken 2a en 2b. Aan het chassis 2 zijn wielen 3 aangebracht.

Op het chassis 2 is een bovenbouw 4 aangebracht. De bovenbouw 4 omvat een laadvloer 6, zijwanden 7 en een dak 9 (zie fig. 2) die een laadruim 5 begrenzen. De laadvloer 6 heeft een laadoppervlak 6a.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn in de laadvloer 6 15 vier evenwijdige sleuven 8 aangebracht die zich over de gehele lengte van de aanhanger 1 uitstrekken, zoals in fig. 5 duidelijk is te zien.

De sleuven 8 zijn naar boven toe open en hebben een sleufwand omvattende een bodem 8a en opstaande sleufwanden 8b, zoals het duidelijkst in fig. lb is te zien.

20 Verder is in fig.lb te zien dat opvulelementen in de vorm van U-profielen 10 met benen 10a en een rug 10b in de sleuven 8 zijn aangebracht. De benen 10a van het profiel 10 zijn naar beneden gericht en steunen in rust met hun vrije einde op de bodem 8a van de sleuven 8. De rug 10b van het U-profiel 10 ligt in hetzelfde vlak als 25 het laadoppervlak 6a. Deze toestand is getoond in fig.lb en in de meest links gelegen sleuf 8 in fig. la, waarbij te zien is dat de sleuven 8 geheel zijn afgedekt door de rug 10b van de U-profielen 10.

De U-profielen 10 hebben in hoofdzaak dezelfde lengte als de sleuven 8 zoals duidelijk wordt uit fig. 6. Zoals bij de vergrote sleuf 8 in 30 fig. lb is te zien, is tussen de rug 10b, de benen 10a en de bodem 8a van de sleuf 8 een ruimte 15 gevormd waarvan de functie hierna zal worden toegelicht.

In fig. 2 is te zien hoe een vrachtwagen 11 met een aanhanger 1 bij een gedeeltelijk weergegeven laad- en losstation is opgesteld. De 35 aanhanger 1 is met de achterzijde naar een transportinrichting 12 gericht. Op de U-profielen 10 is de lading in de vorm van pallets 20 met daarop dozen 21 geplaatst.

.1022349 H De transportinrichting 12 omvat in het getoonde I uitvoeringsvoorbeeld vier transportbalken 13. De transportbalken 13 I hebben ongeveer dezelfde lengte als de sleuven 8 in de laadvloer 6 van de aanhanger 1. De aanhanger 1 wordt zodanig gepositioneerd dat H 5 de sleuven 8 in het verlengde van de transportbalken 13 worden opgesteld.

Vervolgens kunnen de transportbalken 13 door middel van niet getoonde aandrijfmiddelen in hun lengterichting in de sleuven 8 H worden gebracht, waarbij ze in de ruimtes 15 tussen het U-profiel 10 I 10 en de bodem 8a van de sleuven 8 worden opgenomen. In fig. 3 is getoond hoe de transportbalken 13 vrijwel geheel onder de U-profielen 10 zijn geschoven.

De transportbalken 13 zijn voorzien van op zich uit de stand van de techniek bekende hefmiddelen 16. In fig. la zijn in de tweede, 15 derde en vierde sleuf 8 van links de transportbalken 13 met de H hefmiddelen 16 weergegeven. Wanneer de transportbalken 13 in de sleuven 8 zijn gebracht, dan steunen de hefmiddelen 16 af op de bodem H 8a van de sleuven 8. Door middel van de hefmiddelen 16 kunnen de transportbalken 13 van een laagste stand, zoals in de tweede sleuf 8 20 van links is weergegeven, naar een hoogste stand, zoals in de twee meest rechts gelegen sleuven 8 is weergegeven, worden bewogen.

Wanneer de transportbalken 13 door de hefmiddelen 16 omhooggebracht worden naar de hoogste stand, dan heffen deze de U-profielen 10 op zodat de rug 10b van de U-profielen 10 boven het vloeroppervlak 6a 25 wordt gebracht zoals bij de twee meest rechts gelegen sleuven in fig.

1 zichtbaar is.

H Wanneer de transportbalken 13 geheel onder de U-profielen 10 zijn gebracht, zoals in fig. 3 is weergegeven, dan kunnen de U- profielen naar de hoogste stand worden gebracht, waarbij de pallets 30 20 met de dozen 21 van het laadoppervlak 6a worden geheven. De lading rust nu volledig op de U-profielen 10. Vervolgens worden de U- H profielen 10 met de transportbalken 13 uit de sleuven 8 bewogen, zoals in fig. 4 is weergegeven, totdat de gehele lading uit de aanhanger 1 is getransporteerd, wat in fig. 5 is weergegeven.

35 De transportinrichting 12 kan zijn voorzien van een kettingtransporteur met kettingen 14 die omhoog kunnen worden gebracht om de pallets 20 met de dozen 21 van de U-profielen te nemen - 7 - en weg te transporteren naar verdere transportmiddelen in de vorm van bijvoorbeeld een rollenbaan 23.

Vervolgens kunnen de ü-profielen 10 met de transportbalken 13 terug in de sleuven 8 worden gebracht zoals in fig. 6 is getoond.

5 Tenslotte kunnen de transportbalken 13, wanneer de U-profielen 10 geheel in de sleuven 8 zijn gebracht, door middel van de hefmiddelen 16 in de laagste stand worden gebracht waardoor ze niet meer aangrijpen op de U-profielen 10 en zodoende uit de sleuven 8 kunnen worden teruggetrokken terwijl de U-profielen 10 in de sleuven 8 10 achterblijven. Deze situatie is in fig. 7 weergegeven.

De aanhanger 1 is nu geheel leeg en gereed om te worden beladen. Hiertoe kan de aanhanger 1 met een vrachtwagen 11 bijvoorbeeld naar een ander laad- en losstation worden verplaatst om te worden beladen waarbij dezelfde stappen als hierboven omschreven 15 in omgekeerde volgorde worden uitgevoerd. Het is echter ook mogelijk om de aanhanger 1 op een andere manier te beladen bijvoorbeeld met vorkheftrucks die over de laadvloer 6 kunnen rijden en de pallets 20 in het laadruim 5 van de aanhanger 1 plaatsen. Het laad- en lossysteem volgens de uitvinding verschaft dus flexibiliteit ten 20 aanzien van de wijze waarop de aanhanger wordt gelost of geladen: De aanhanger 1 kan automatisch met het laad- en lossysteem volgens de uitvinding worden geladen en gelost, maar het is tegelijkertijd ook mogelijk om de aanhanger 1 met conventionele middelen zoals vorkeheftrucks of steekwagens te laden en te lossen, zonder dat 25 daarbij hinder wordt ondervonden van de sleuven 8 in de laadvloer 6.

In fig. 8a t/m 8d is in doorsnede schematisch weergegeven hoe pallets 20 met een alternatieve kettingtransporteur 25 van de U-profielen 10 worden genomen en weggetransporteerd.

In fig. 8a is te zien hoe een van de transportbalken 13 in een 30 van de sleuven 8 onder een van de U-profielen 10 wordt gebracht. Met de pijl 26 is de beweegrichting van de transportbalk 13 aangegeven.

Vervolgens wordt het U-profiel 10 met behulp van de in deze figuur niet weergegeven hefmiddelen van de transportbalk 13 omhooggebracht, waarbij de pallets 20 van het laadoppervlak 6a worden 35 getild, zoals in fig. 8b is getoond.

In fig. 8c is weergegeven hoe het U-profiel 10 met de pallets 20 door de transportbalken 13 van de laadvloer 6 worden weggetransporteerd, waarbij de bewegingsrichting van de 1022349 I - δ - I transportbalken 13, U-profielen 10 en pallets 20 met een pijl 27 is I aangeduid. De kettingtransporteur 25 heeft kettingen 34 die door I middel van omlooprollen 35-39 wordt bewogen in een richting die met een pijl 28 is weergegeven. In de figuren 8a t/m 8d is door het I 5 aanzicht in doorsnede telkens maar één ketting 34 zichtbaar. De I kettingen 34 lopen evenwijdig naast de U-profielen 10. De ketting 34 I ligt bij het naar de laadvloer gelegen einde van de kettingtransporteur 25 bij de omlooprol 35 onder het niveau van de U- profielen 10 en loopt schuin omhoog naar de omlooprol 36 naar een 10 niveau boven de U-profielen 10. Bij voorkeur is de snelheid van de ketting 34 even groot als de snelheid van de transportbalken 13 en dus van de pallets 20. Als gevolg hiervan worden de pallets 20 één H voor één door het schuine gedeelte 34a van de ketting 34 aangegrepen zoals in fig. 8c is weergegeven en op de ketting 34 geplaatst en 15 vervolgens weggetransporteerd zoals in fig. 8d is weergegeven.

In fig. 9 is een voorbeeld weergegeven hoe een vergrendeling van het U-profiel 10 in de sleuf 8 kan zijn uitgevoerd. Op de opstaande sleufwanden 8b zijn vervormbare grendelnokken 40 H aangebracht. De grendelnokken 40 worden in daartoe in de benen 10a H 20 van het U-profiel 10 aangebrachte grendelopeningen 41 opgenomen wanneer het U-profiel 10 zich in de sleuf 8 bevindt, waardoor de vergrendeling wordt verschaft die voorkomt dat het U-profiel 10 H omhoog uit de sleuf 8 kan springen waneer er met een lege laadvloer 6 wordt gereden. Wanneer de transportbalken 13 van de 25 transportinrichting 12 in de ruimte 15 worden gebracht dan worden de grendelnokken 40 ingedrukt en geheel of gedeeltelijk uit de grendelopeningen 41 gedrukt, waardoor het U-profiel omhoog kan worden bewogen.

I 1022349

Claims (13)

1. Laad- en lossysteem omvattende: - een verplaatsbare laadvloer met een laadoppervlak en met 5 verzonken in het laadoppervlak evenwijdig aan elkaar gelegen sleuven die zijn begrensd door een sleufwand en van boven open zijn, I - een transportinrichting voor het met een lading beladen of I ontladen van de laadvloer, omvattende transportbalken met in I hoofdzaak dezelfde lengte als de sleuven die in de sleuven beweegbaar I 10 zijn resp. uit de sleuven terug beweegbaar zijn, en omvattende hefmiddelen die zijn ingericht om af te steunen op de sleufwand van de sleuven, waarbij de transportbalken door de hefmiddelen omhoog I beweegbaar zijn tussen een laagste stand en een hoogste stand, met het kenmerk, I 15 dat de laadvloer langwerpige opvulelementen omvat die losneembaar I in de sleuven zijn opgenomen, welke opvulelementen in hoofdzaak dezelfde lengte als de sleuven hebben en een bovenzijde hebben die in I hoofdzaak even breed is als de breedte van de sleuven, waarbij de bovenzijde van de opvulelementen in rust in hetzelfde vlak ligt als I 20 het laadoppervlak van de laadvloer en waarbij tussen de I opvulelementen en de bodem van de sleuven een ruimte aanwezig is, I waarbij de transportbalken in de laagste stand vrij in of uit de I ruimte onder de bovenzijde van de opvulelementen bewogen kunnen I worden en in de hoogste stand de opvulelementen opheffen, waarbij de I 25 opvulelementen door de transportbalken in de lengterichting uit de I sleuven in de transportinrichting resp. uit de transportinrichting in I de sleuven beweegbaar zijn.

2. Laad- en lossysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 30 opvulelement een U-profiel omvat waarvan de rug de bovenzijde van het opvulelement vormt.

3. Laad- en lossysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het opvulelement een aantal segmenten omvat. 35

4. Laad- en lossysteem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de segmenten onderling beweegbaar met elkaar gekoppeld zijn. 1 n ? oq a q I -ιοί 5. Laad- en lossysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de I laadvloer is voorzien van grendelmiddelen voor het in de sleuf I vergrendelen van de opvulelementen in de hoogterichting.

56. Laad- en lossysteem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de I transportinrichting is voorzien van middelen voor het ontgrendelen I van de grendelmiddelen.

7. Laad- en lossysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 10 transportbalken zijn voorzien van de middelen voor het ontgrendelen I van de grendelmiddelen, waarbij tijdens gebruik de grendelmiddelen door de middelen voor het ontgrendelen worden ontgrendeld wanneer de transportbalken in de ruimte onder de bovenzijde van de opvulelementen worden bewogen.

8. Laad- en lossysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de laadvloer in een vrachtwagen, een aanhanger of een container is aangebracht.

9. Laad- en lossysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de transportinrichting verder een tweede transporteur omvat voor het H van de opvulelementen nemen en wegtransporteren van de lading.

10. Laad- en lossysteem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de H 25 tweede transporteur een kettingtransporteur omvat.

11. Transportinrichting voor toepassing in een laad- en lossysteem volgens een van de conclusies 1-10.

12. Vrachtwagen voor toepassing in een laad- en lossysteem volgens conclusie 8.

13. Aanhanger voor toepassing in een laad en lossysteem volgens conclusie 8. H

14. Container voor toepassing in een laad en lossysteem volgens conclusie 8. H 1 n O o o J n