NL1022674C2 - Koeleenheid, servicewagen voorzien van een dergelijke koeleenheid, samenstel van een wand en een dergelijke servicewagen alsmede een rek voor een dergelijke koeleenheid. - Google Patents

Description

Koeleenheid, servicewagen voorzien van een dereeliike koeleenheid, samenstel van een wand en een dereeliike servicewaeen alsmede een rek voor een dergeliike koeleenheid.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een koeleenheid voor een 5 servicewagen voor in een vliegtuig of trein, waarbij de koeleenheid een lade omvat, en waarbij de lade omvat: - een scheiding, welke scheiding een warme en koude zone in de lade scheidt; - een of meer peltierelèmenten met een warmte afgevende zijde en een warmte opnemende zijde; 10 - een of meer in de koude zone voorziene eerste ventilatoren voor het door de koude zone voeren van te koelen lucht; - een of meer in de warme zone voorziene tweede ventilatoren voor het door de warme zone voeren van warmte afVoerende lucht; waarbij in de koude zone een of meer warmte geleidend met de koude zijde van de 15 peltierelementen verbonden eerste warmtewisselaars zijn voorzien, en waarbij in de warme zone een of meer warmte geleidend met de warme zijde van de peltierelementen verbonden tweede warmtewisselaars zijn voorzien.

Zowel in vliegtuigen als in treinen is het bekend dat men servicewagens gebruikt ten behoeve van de catering. In de servicewagens zijn dan opgeborgen uit te delen 20 cateringwaren, zoals maaltijden, versnaperingen, dranken - zowel alcoholische als non-alcoholische, waaronder ook koffie en thee -, soepen, rookwaren, tax free artikelen etc. De servicewagen bestaat doorgaans uit eén op wielen geplaatste kast, welke vanaf één zijde open is, of althans van deuren is voorzien om deze te kunnen openen. Inwendig in de kast zijn langs tegenoverliggende zijwanden rails voorzien waarin laden zijn 25 geschoven waarin de uit te delen cateringwaren zijn ondergebracht. Deze servicewagens worden doorgaans buiten het vliegtuig/de trein door cateringbedrijven met de cateringwaren gevuld. Bij bepaalde cateringwaren is het van belang dat ze gekoeld worden teneinde de houdbaarheid te verzekeren. Voor deze koeling is het gebruikelijk dat men, doorgaans ongeveer in het midden van de kast een lade plaatst 30 met zogenaamd droogijs. Droogijs, bijvoorbeeld CO2, geeft een groot koelend effect bij het verdampen daarvan. Nadeel van droogijs is dat hierbij in het vliegtuig respectievelijk in de trein C02 vrijkomt, hetgeen om verschillende redenen ongewenst 1022674- Η is. Een verder nadeel is dat het koelend effect ten einde is zodra al het droogijs verdampt is.

Een koeleenheid volgens de aanhef van conclusie 1 is bekend uit DE-4.308.144.

Deze publicatie openbaart een servicewagen voor in een vliegtuig. De servicewagen 5 heeft een ladeachtige koeleenheid. Een in de koeleenheid voorziene scheidingswand 26 verdeelt hét inwendige van de servicewagen in een bovenzijde en een onderzijde waartussen geen uitwisseling van luchtstromen plaatsvindt De koeleenheid is blijkens de tekst voorzien van, in de tekeningen niet getoonde, peltierelementen. Om enerzijds I de lucht in de warme bovenzijde van de servicewagen in beweging te houden en 10 anderzij ds de lucht in de koude onderzijde van de servicewagen in beweging te houden is de koeleenheid voorzien van ventilatoren (9 en 9A) voor de bovenzijde en ventilatoren (9B en 9C) voor de onderzijde. Deze ventilatoren verzorgen een recirculatie in het bovenste gedeelte van het inwendige van de servicewagen respectievelijk het onderste gedeelte van het inwendige van de servicewagen. Er wordt I 15 geen lucht van buitenaf aangezogen of naar buiten toe weggeblazen. Zowel aan de bovenzijde van de scheidingswand als aan de onderzijde van de scheidingswand staat I de koeleenheid dus in verbinding met het inwendige van de servicewagen. Nadeel van I de servicewagen en koeleenheid uit DE-4.308.144 is dat enerzijds er via de koeleenheid I wamte-uitwisseling plaats zal vinden tussen het onderste gedeelte en het bovenste 20 gedeelte van het inwendige van servicewagen, in het bijzonder via de scheidingswand, I en dat anderzijds ten gevolge van de recirculatie van de lucht in het inwendige van de I servicewagen het koelend vermogen in het koude gedeelte van het inwendige van de servicewagen relatief beperkt is althans direct gekoppeld is met een hoger temperatuur in het warme gedeelte van het inwendige van de servicewagen.

25 De onderhavige uitvinding heeft nu tot doel het verschaffen van een verbeterde koeleenheid voor een servicewagen voor een vliegtuig of trein, welke koeleenheid net als DE4.308.144 voomoemde aan droogijs verbonden nadelen niet vertoont, en een verbeterd koelend vermogen heeft.

Voomoemd doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te verschaffen een 30 koeleenheid volgens de aanhef van conclusie 1, welke koeleenheid wordt gekenmerkt, doordat de scheiding een laag warmte-isolerend materiaal omvat; 3 doordat een of meer peltierelementen in de warmte-isolerende laag liggen, met de warmte afgevende zijde naar de warme zone gekeerd en met de warmte opnemende zijde naar de koude zone gekeerd; doordat de lade een door wanden in wezen gesloten doos is; 5 doordat de koude zone door de eerste warmtewisselaars, de warmte isolerende laag en de wanden van de lade is verdeeld in een eerste inlaatkamer met een in de servicewagen openende eerste inlaat alsmede in een eerste uitlaatkamer met een in de servicewagen openende eerste uitlaat; doordat de warme zone door de tweede warmte wissellaar, de warmte isolerende laag 10 en de wanden van de lade is verdeeld in een tweede inlaatkamer met een tweede inlaat en een tweede uitlaatkamer met een tweede uitlaat; en doordat de mondingen van de tweede inlaat en tweede uitlaat liggen in de zijwanden van de lade, bij voorkeur beide liggen in dezelfde zijwand, zoals de achterwand Peltierelementen zijn als zodanig uit de stand van de techniek bekend. In het 15 algemeen is een peltierelement opgebouwd uit een aantal halfgeleiderblokjes, zogenaamde P/N-overgangen, welke tussen twee keramische platen zijn bevestigd. De keramische platen dienen als elektrische isolatoren. Wanneer nu een elektrische stroom in één richting door de halfgeleiderblokjes vloeit wordt tevens de warmte van de ene zijde naar de andere zijde van de halfgeleiderblokjes getransporteerd. Ter verbetering 20 van de warmte-uitwisseling zijn doorgaans aan de van de halfgeleiderblokjes afgekeerde zijde van de keramische platen warmtewisselaars gemonteerd.

De koeleenheid volgens de uitvinding heeft de gedaante van een in wezen gesloten lade, hetgeen plaatsing van de koeleenheid in een conventionele servicewagen voor in een vliegtuig of trein eenvoudig maakt. Doordat de koeleenheid als lade is 25 uitgevoerd is het bovendien mogelijk de koeleenheid uit de servicewagen te verwijderen indien dit niet nodig mocht zijn. Dit kan onder meer worden benut om de koeleenheid op zijn werking te controleren. In de lade is een laag warmte-isolerend materiaal aangebracht, waarin weer de peltierelementen zijn gelegen. Aldus wordt enerzijds de lade in een koude en een warme zone verdeeld en wordt anderzijds een 30 ruimtesparende configuratie verkregen door de peltierelementen in de warmte- isolerende laag onder te brengen. Ten behoeve van verbetering van het koeleffect zijn aan beide zijden van de warmte-isolerende laag ventilatoren voorzien voor het 1022674- I aanvoeren van te koelen lucht aan de koude zijde respectievelijk het afvoeren van warmte vanaf de warme zijde.

Teneinde de koelende werking te verbeteren zijn volgens de uitvinding in de koude zone een of meer warmtegeleidend met de koude zijde van de peltierelementen 5 verbonden eerste warmtewisselaars voorzien, en zijn in de warme zone een of meer warmtegeleidend met de warme zijde van de peltierelementen verbonden tweede warmtewisselaars zijn voorzien, is de koude zone door de eerste warmtewisselaars, de warmte isolerende laag en de wanden van de lade tezamen verdeeld in een eerste inlaatkamer met een in de servicewagen geopende eerste inlaat alsmede in een eerste 10 uitlaatkamer met een in de servicewagen openende eerste uitlaat. Aldus is te verzekeren dat aan de koude zijde de te koelen lucht via de eerste inlaat wordt aangezogen en vervolgens, alvorens weer via de uitlaat terug te worden gevoerd in de te koelen ruimte, door de eerste warmtewisselaars wordt gevoerd.

Teneinde de afvoer van warmte vanuit de warme zone te verbeteren is volgens de 15 uitvinding de warme zone door de tweede warmtewisselaar, de warmte isolerende laag en de wanden van de lade verdeeld in een tweede inlaatkamer met een tweede inlaat en een tweede uitlaatkamer met een tweede uitlaat, waarbij de mondingen van de tweede inlaat en van de tweede uitlaat liggen in de zijwanden van de lade, bij voorkeur beide liggen in dezelfde zijwand, zoals de achterwand. Aldus wordt enerzijds bereikt dat de 20 van buiten de lade aangezogen lucht voor het afvoeren van warmte vanuit de warme zone door de tweede warmtewisselaar moet passeren, en wordt anderzijds bereikt dat zowel de toevoer van lucht aan de warme zone als de afvoer van lucht vanuit de warme zone direct zijdelings door de wanden van de kast heen kan plaatsvinden.

Het is hierbij volgens de uitvinding verder van voordeel wanneer de 25 uitmondingen van de eerste inlaat en de eerste uitlaat zich beide uitstrekken in een horizontaal vlak en, en wanneer de eerste uitlaat bij voorkeur zodanig is uitgevoerd dat de uitstroomrichting schuin en afgekeerd is van de verticale hartlijn door de eerste inlaat. De uitmondingen van de eerste inlaat en van de eerste uitlaat kunnen hierbij in het plafond en/of in de bodem van de lade zijn voorzien. Het plafond en/of de bodem 30 van de lades zijn juist de gedeeltes van de lades die naar het inwendige van de kast van de servicewagen zijn gekeerd, althans veronderstellend dat de lade niet helemaal bovenin of onder in de kast is geplaatst, in welk geval slechts de bodem respectievelijk 1022674: 5 I het plafond van de lade naar het inwendige van de kast zal zijn gekeerd. Aldus wordt een goede beluchting van het inwendige van de kast met gekoelde lucht verzekerd.

Teneinde de koeleenheid eenvoudig op een elektrisch net voor voeding van de peltierelementen te kunnen aansluiten, is het volgens de uitvinding van voordeel 5 wanneer uitwendig aan de lade elektrische contacten zijn voorzien welke elektrisch geleidend met peltierelementen zijn verbonden. De lade hoeft dan niet van batterijen, accu's of anderszins te zijn voorzien.

De onderhavige uitvinding heeft volgens een verder aspect betrekking op een servicewagen voor in een vliegtuig of trein, waarbij de servicewagen omvat een 10 behuizing met een bodem, een plafond, opstaande zijwanden alsmede een deur voor toegang tot het inwendige van de behuizing, gekenmerkt, doordat de servicewagen een in de behuizing geplaatste koeleenheid volgens de uitvinding omvat. Een dergelijke behuizing is ook wel op te vatten als een kast, welk begrip in het voorgaande al is gebruikt. Bij een dergelijke servicewagen is het gebruikelijk dat twee 15 tegenoverliggende zijwanden van de behuizing inwendig zijn voorzien van een veelheid boven elkaar liggende paren laderails. Het is hierbij volgens de uitvinding dan in het bijzonder van voordeel wanneer de lade van de koeleenheid afsteunt op een of meer paren laderails. Aldus is de koeleenheid gemakkelijk als een lade in de al bekende servicewagens te schuiven.

20 Met het oog op een optimaal koelend effect is het volgens de uitvinding van voordeel, wanneer de koeleenheid boven in de behuizing is geplaatst. Aldus wordt benut het verschijnsel dat warmte van nature neigt op te stijgen en koude dientengevolge neigt naar beneden te zakken. Dit natuurlijke effect bevordert bij een servicewagen volgens de uitvinding de verdeling van de koude door de behuizing.

25 Ten behoeve van een goede toevoer van lucht vanuit de omgeving voor koeling van de warme zone is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de tweede uitlaat uit de achterwand van de servicewagen uitsteekt, en wanneer de monding van de tweede inlaat eveneens in de achterwand van de servicewagen ligt en wel dichter bij de servicewagen dan de monding van de tweede uitlaat Aldus is te bereiken dat de 30 servicewagen met de achterzijde tegen een muur is te plaatsen zonder dat de tweede inlaat daarbij wordt afgesloten, immers de tweede uitlaat die uit de achterwand van de servicewagen uitsteekt, zorgt ervoor dat de tweede inlaat op enige afstand van die muur blijft. Aldus wordt tussen die muur en de achterwand van de servicewagen een

Ispleetvormige ruimte verschaft via welke lucht ten behoeve van koeling kan worden toegevoerd. Het is hierbij volgens de uitvinding van bijzonder voordeel wanneer de tweede uitlaat dan aansluit op een in de muur gevormde doorgang voor het afvoeren van de warme lucht. In het inwendige van de muur kunnen daarbij dan afvoerkanalen 5 zijn aangebracht. Ook is het zeer goed denkbaar dat men de muur als een soort dubbele muur uitvoert met een spouw via welke de warme lucht zich laat afvoeren.

Teneinde een in de servicewagen geplaatste koeleenheid op een elektriciteitsbron te kunnen aansluiten is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de servicewagen is voorzien van van buitenaf bereikbare elektrische contacten, welke 10 elektrisch geleidend met de peltierelementen van de koeleenheid verbindbaar of verbonden zijn. Het verdient hierbij de voorkeur de elektrische contacten aan de koeleenheid te voorzien op zodanige wijze dat, wanneer de koeleenheid in de servicewagen is geplaatst, deze elektrische contacten vanaf de buitenzijde van de servicewagen toegankelijk zijn. Dit kan gerealiseerd worden door in een wand van de 15 kast een doorgang te voorzien via welke de elektrische contacten van buitenaf bereikbaar zijn of via welke de elektrische contacten uit de servicewagen uitsteken. Aldus is geen elektrisch contact tussen enerzijds de servicewagen zelf en anderzijds de koeleenheid nodig. Het is echter ook denkbaar de servicewagen te voorzien van een of meer onderling verbonden elektrische contacten die enerzijds verbindbaar zijn met aan 20 de koeleenheid voorziene elektrische contacten en anderzijds veibindbaar zijn met een van buitenaf op de servicewagen aan te koppelen elektrische voeding.

Teneinde de temperatuur in een servicewagen te kunnen beheersen is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de servicewagen respectievelijk de koeleenheid is voorzien van een of meer temperatuursensoren en regelmiddelen voor het in 25 afhankelijkheid van de door de temperatuursensoren afgegeven signalen aansturen van de peltierelementen. De regelmiddelen zullen bij voorkeur in de koeleenheid zelf zijn voorzien. Dit omdat dit reparatie van de regelmiddelen en het periodiek doormeten van de regelmiddelen vergemakkelijkt. De temperatuursensoren kunnen volgens de uitvinding zowel in de koeleenheid alsook in de servicewagen, in het bijzonder de 30 behuizing daarvan, zijn voorzien. Het is ook denkbaar alleen temperatuursensoren te voorzien in de koeleenheid of alleen temperatuursensoren te voorzien in de servicewagen, in het bijzonder de behuizing.

7

Volgens een nog verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een servicewagen bestemd voor gebruik met een koeleenheid volgens de uitvinding.

Volgens nog weer een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een rek voorzien van, althans bestemd voor, een veelheid koeleenheden volgens de 5 uitvinding, waarbij het rek een veelheid opnames omvat, die elk geschikt zijn voor het opnemen van althans een gedeelte van een koeleenheid volgens de uitvinding, waarbij elke opname is voorzien van contactmiddelen die bij in die opname gestoken koeleenheid elektrisch zijn verbonden met aan de koeleenheid voorziene elektrische I contacten, en waarbij de contactmiddelen zijn verbonden met doormeetmiddelen voor I 10 het doormeten van de werking van de peltierelementen en/of ventilatoren en/of I regelmiddelen van een in de genoemde opname gestoken koeleenheid, en wanneer de I doormeetmiddelen zijn verbonden met signaalmiddelen voor het afgeven van een signaal dat representatief is voor het al dan niet goed functioneren van de koeleenheid.

I Een dergelijk rek is te gebruiken als opslagsysteem voor het opslaan van een veelheid I 15 koeleenheden volgens de uitvinding. Het voordeel van een dergelijk opslagsysteem is I dat men dan telkens bij het eruit nemen van een koeleenheid volgens de uitvinding I zekerheid kan hebben dat deze koeleenheid ook goed functioneert en niet toevallig defect is.

I Teneinde snel en gemakkelijk te kunnen zien of een uit het rek te nemen I 20 koeleenheid goed functioneert, is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de signaalmiddelen een aan/uitschakelbare lichtbron per opname omvatten, welke I lichtbron bij voorkeur brandt bij juist functioneren van de koeleenheid. Het is hierbij in I het bijzonder van voordeel wanneer de lichtbron telkens bij de desbetreffende opname I is voorzien, zodat men een snelle visuele controle kan uitvoeren met de zekerheid dat 25 men daarbij afgaat op de juiste lichtbron.

I De onderhavige uitvinding heeft volgens een nog verder aspect betrekking op een vliegtuig of trein omvattende een koeleenheid volgens de uitvinding of omvattende een servicewagen volgens de uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van de tekening 30 nader worden toegelicht Hierin toont:

Figuur 1 een schematisch en perspectivisch aanzicht vanaf de voorzijde op een koeleenheid volgens de uitvinding; I 1022874- I Figuur 2 een overeenkomstig schematisch en perspectivisch aanzicht als fig. 1, echter thans vanaf de achterzijde;

Figuur 3 een schematisch, bovenaanzicht overeenkomstig de pijlen ΙΠ uit fig. 2 een doorsnede van een koeleenheid volgens de uitvinding geplaatst in een 5 servicewagen, welke op zijn beurt is geplaatst tegen een wand;

Figuur 4 een schematisch, doorsnedeaanzicht op de koeleenheid overeenkomstig de pijlen IV uit fig. 1, waarbij de koeleenheid is geplaatst in een servicewagen, welke op zijn beurt tegen en wand is geplaatst; en

Figuur 5 een schematisch, perspectivisch aanzicht op de achterzijde van een kast 10 van een servicewagen volgens de uitvinding; en

Figuur 6 zeer schematisch een rek volgens de uitvinding.

Figuren 1 en 2 tonen een koeleenheid volgens de uitvinding perspectivisch en schematisch in een vooraanzicht, respectievelijk achteraanzicht. De koeleenheid 1 heeft de vorm van een lade met aan tegenoverliggende zijwanden U-vormige geleidingen 2, 15 waarin laderails van een kast, met name de kast van een servicewagen voor in een vliegtuig of trein opneembaar zijn. De lade heeft een voorzijde 3, een achterzijde 4, twee tegenoverliggende langszijden 5 en 6, een bovenzijde 7 ook wel plafond genaamd en een in de figuren 1 en 2 niet zichtbare onderzijde 8, ook wel bodem genaamd. De lade is in wezen een gesloten doos, met dien verstande dat deze doos enige in het 20 navolgende nog te bespreken openingen omvat. Aan de voorzijde 3 is de lade voorzien van bedieningsmiddelen 9 met een vergrendeling 10 om de lade bij volledig in de servicewagen ingeschoven toestand daarin te fixeren. In de achterwand 4 van de lade is voorzien een inlaat, hier tweede inlaat 11 genaamd. Op de achterwand 4 is voorts voorzien een lijf 13 waarin een uitlaat, hier tweede uitlaat 12 genaamd, is gevormd. Op 25 het lijf 13 zijn voorts elektrische contacten 14 voorzien via welke stroom is toe te voeren aan in de lade 1 bevatte, stroom verbruikende middelen, die verderop nog besproken zullen worden. Deze stroomveibruikende middelen omvatten onder meer ventilatoren, peltierelementen, eventueel aanwezige sensoren, eventueel aanwezige regelmiddelenetc.

30 Fig. 3 toont zeer schematisch een koeleenheid 1 in horizontale doorsnede overeenkomstig de pijlen ΙΠ in fig. 2, welke in doorsnede getoonde koeleenheid 1 daarbij nog is opgenomen in een behuizing van een servicewagen, welke behuizing ook wel kast wordt genoemd, en welke kast tegen een wand 16 is geplaatst. De wand 16 9 bestaat uit een voorste wandpaneel 17 en een achterste wandpaneel 18 met daartussen een spouw 19. In het wandpaneel 17 is een doorgang 26 naar de spouw 19 gevormd.

De behuizing of kast heeft hier twee tegenoverliggende zijwandpanelen 20 en 23, een achterwand 24 en een voorwand bestaande uit twee deurpanelen 21 die middels 5 scharnieren 22 aan de zijwandpanelen 20 en 23 zijn bevestigd. In de achterwand 24 zijn twee openingen 27 en 28 gevormd. Opening 27 ligt op een lijn met tweede inlaat 11, welke is gevormd in de achterwand 4 van de lade van de koeleenheid 1. Opening 28 heeft zodanige afmetingen dat het lijf 13 hier doorheen kan steken. Het lijf 13 is uitgelijnd op de opening 26 in het voorste wandpaneel 17.

I 10 Fig. 4 toont een aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede overeenkomstig de pijlen IV

I in figuren 1 en 3. Hierbij kijkt men in de richting van het wandpaneel 17 met daarvoor I geplaatst een behuizing van een servicewagen met daarin een koeleenheid volgens de I uitvinding, waarbij servicewagen en koeleenheid opengewerkt in doorsnede aanzicht I zijn weergegeven. Fig. 4 maakt in het bijzonder zichtbaar dat de koeleenheid door een I 15 laag isolatiemateriaal 29 is onderverdeeld in een boven de laag 29 gelegen zogenaamde warme zone 30 en een onder de laag 29 gelegen zogenaamde koude zone 31. In de I warmte isolerende laag 29 zijn opgenomen een reeks peltierelementen 42. Elk peltierelement 42 bestaat als zodanig uit een aantal halfgeleiderblokjes. De peltierelementen 42 hebben een koude zijde 44 en warme zijde 43. Beide zijden I 20 bestaan uit een laag keramisch materiaal dat elektrisch isolerend is maar warmte I geleidend. Aan de laag keramisch materiaal 43 is een tweede warmtewisselaar 34 I bevestigd, welke ligt in de zogenaamde warme zone 30 en aan laag keramisch I materiaal 44 is bevestigd een eerste warmtewisselaar 35 welke ligt in de zogenaamde koude zone 31. De tweede warmtewisselaars 34 verdelen de warme zone 30 in een I 25 tweede inlaatkamer 40 en een tweede uitlaatkamer 41. De tweede inlaatkamer 40 staat middels de tweede inlaat 11 in verbinding met de buitenwereld. De tweede uitlaatkamer 41 staat middels de tweede uitlaat 12 in verbinding met de buitenwereld. De eerste I warmtewisselaars 35, welke zich uitstrekken onder de tweede warmtewisselaars 34, verdelen de koude zone 31 in een eerste inlaatkamer 39 en een eerste uitlaatkamer 38.

30 De eerste inlaatkamer 39 heeft een inlaat met inlaatmonding 36 en een uitlaat met uitlaatmonding 37. In de eerste inlaatkamer, direct aansluitend op de eerste inlaatmonding 36 is een eerste ventilator 32 geplaatst, die zoals middels de pijlen is aangegeven lucht aanzuigt vanuit de ruimte onder de koeleenheid 1 om deze lucht Η - vervolgens in horizontale richting, naar links in fig. 4 te blazen door de eerste warmtewisselaar 35 heen, waarna deze lucht via de eerste uitlaat 37 weer wordt teruggeblazen in de ruimte onder de koeleenheid 1. Bij het passeren van de eerste warmtewisselaar 35 zal de lucht worden gekoeld, doordat het peltierelement 42 via 5 warmtewisselaar 35 warmte aan die lucht onttrekt en deze warmte afVoert naar de H tweede warmtewisselaar 34. Bij de tweede warmtewisselaar 34 wordt die warmte dan H afgestaan aan middels tweede ventilatoren 33 vanuit de omgeving aangezogen lucht.

De tweede ventilatoren 33 blazen die aangezogen lucht door de tweede warmtewisselaars 34, waarna die lucht waarin additionele warmte is opgenomen, via de 10 tweede uitlaatkamer 41 door de tweede uitlaat 12 uit de koeleenheid ontwijkt.

Zoals in fig. 3 veraanschouwelijkt verschaft het lijf 13 een spleet tussen het wandpaneel 17 en de achterwand 24 van de behuizing van de servicewagen. Deze spleet laat, zoals middels pijlen aangegeven, toe dat via tweede inlaat 11 lucht vanuit de I omgeving wordt aangezogen. De via tweede uitlaat 12 afgevoerde, opgewarmde lucht 15 komt in de spouw 19 van de wand 16 terecht Aldus wordt verhinderd dat de I opgewarmde lucht direct weer wordt aangezogen via de tweede inlaat 11, hetgeen de koelende werking van de koeleenheid 1 ten nadele zou komen.

hi hg. 3 is voorts te zien dat de elektrische contacten 14 contact maken met in de wand 17 aangebrachte elektrische contacten 15. Deze elektrische contacten 15 zijn I 20 aangesloten op een niet getoonde stroombron. Aldus zijn de ventilatoren 32, 33 en de I peltierelementen 42 in de koeleenheid 1 van stroom te voorzien. Het zal duidelijk zijn I dat de elektrische contacten 14 daartoe elektrisch geleidend zijn verbonden met genoemde ventilatoren en peltierelementen.

Fig. 5 toont een achteraanzicht van een behuizing van een servicewagen volgens I 25 de uitvinding. Hierop is duidelijk te zien dat het lijf 13 van de koeleenheid door de achterwand 24 van de behuizing heen steekt en dat naast het lijf 13 in de achterwand 24 van de behuizing een opening 27 met daarop een rooster is voorzien. De behuizing als I getoond in hg. 5 zal zijn geplaatst op een wagenframe, welk wagenframe een onderstel I met wielen heeft en bij voorkeur ook een duw/trekbeugel. Een dergelijke servicewagen 30 is beschreven in de gelijktijdig ingediende Nederlandse aanvrage van aanvraagster, I welke een indieningsdatum heeft hetzelfde als de onderhavige aanvrage. De betreffende gelijktijdig ingediende aanvrage is getiteld "Servicewagen voor in een vliegtuig of trein, wagenframe daarvoor, alsmede passagiersvliegtuig of passagierstrein voorzien t I 11 I van een dergelijke servicewagen of een dergelijk wagenframe". Het zal echter duidelijk I zijn dat de in fig. 5 getoonde behuizing evenzeer deel kan uitmaken van een I servicewagen, waarbij de behuizing niet van het wagenframe losneembaar is, oftewel I aan de onderzijde van de behuizing kunnen direct aan de behuizing bevestigd I 5 bijvoorbeeld wielen zijn voorzien terwijl aan de bovenzijde van de behuizing, direct I aan de behuizing een duw/trekbeugel zou kunnen zijn voorzien.

I Fig. 6 toont zeer schematisch in doorsnede een rek 60 volgens de uitvinding. Het I rek 60 is voorzien van een aantal opnames 61 waarin een koeleenheid 1 volgens de I uitvinding is te steken. Per opname 61 zijn contracontacten 62 voorzien welke contact I 10 kunnen maken met de contacten 14 van een in de respectieve opname 61 gestoken I koeleenheid 1. Deze contracontacten 62 zijn verbonden met een controle-eenheid 64, I die op zijn beurt weer is verbonden met een lamp 63. De controle-eenheid 64 is I zodanig ingericht dat deze via de contracontacten 62 een stroom aan de contacten 14 I kan toevoeren en dat op basis van deze stroom door de controle-eenheid 64 kan worden 15 bepaald of de ventilatoren en/of peltierelementen en/of overige in de koeleenheid 1 I voorziene onder invloed van elektriciteit werkende middelen juist functioneren. Ingeval I van juist functioneren zal de controle-eenheid 64 dan de lamp 63 aansturen om te I branden.

I Fig. 5 toont nog dat op de achterzijde van de behuizing paddestoelvoimige 20 geleidingsnokken zijn voorzien die kunnen aangrijpen in, niet getoonde T-vormige I ondersneden sleuven, welke zijn gevormd in de wand 17. Deze verbinding tussen de behuizing en de wand 17 is het onderwerp van de Nederlandse octrooiaanvrage I 1.021.107, ingediend op 18 juli 2002, van aanvraagster.

I 1022674-

Claims (15)

1. Koeleenheid voor een servicewagen voor in een vliegtuig of trein, waarbij de H koeleenheid een lade omvat, en waarbij de lade omvat: 5. een scheiding, welke scheiding een warme en koude zone in de lade scheidt; H - een of meer peltierelementen met een warmte afgevende zijde en een warmte opnemende zijde; - een of meer in de koude zone voorziene eerste ventilatoren voor het door de koude zone voeren van te koelen lucht; 10 een of meer in de warme zone voorziene tweede ventilatoren voor het door de warme zone voeren van warmte afvoerende lucht; waarbij in de koude zone een of meer warmte geleidend met de koude zijde van de peltierelementen verbonden eerste warmtewisselaars zijn voorzien, en waarbij in de I warme zone een of meer warmte geleidend met de warme zijde van de peltierelementen 15 verbonden tweede warmtewisselaars zijn voorzien, met het kenmerk, I dat de scheiding een laag warmte-isolerend materiaal omvat; I dat de een of meer peltierelementen in de warmte-isolerende laag liggen, met de I warmte afgevende zijde naar de warme zone gekeerd en met de warmte opnemende 20 zijde naar de koude zone gekeerd; I dat de lade een door wanden in wezen gesloten doos is; dat de koude zone door de eerste warmtewisselaars, de warmte isolerende laag en de I wanden van de lade is verdeeld in een eerste inlaatkamer met een in de servicewagen I openende eerste inlaat alsmede in een eerste uitlaatkamer met een in de servicewagen I 25 openende eerste uitlaat; I dat de warme zone door de tweede warmtewissellaar, de warmte isolerende laag en de I wanden van de lade is verdeeld in een tweede inlaatkamer met een tweede inlaat en een tweede uitlaatkamer met een tweede uitlaat; en I dat de mondingen van de tweede inlaat en tweede uitlaat liggen in de zijwanden van de I 30 lade, bij voorkeur beide liggen in dezelfde zijwand, zoals de achterwand.

2. Koeleenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitmondingen van I de eerste inlaat en de eerste uitlaat zich beide uitstrekken in een horizontaal vlak, waarbij de eerste uitlaat bij voorkeur zodanig is uitgevoerd dat de mtstroomrichtiiig schuin en afgekeerd is van de verticale hartlijn door de eerste inlaat.

3. Koeleenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij uitwendig aan de lade elektrische contacten zijn voorzien welke elektrisch geleidend met de 5 peltierelementen zijn verbonden.

4. Servicewagen voor in een vliegtuig of trein, waarbij de servicewagen omvat een behuizing met een bodem, een plafond, opstaande zijwanden alsmede een deur voor toegang tot het inwendige van de behuizing, met het kenmerk, dat de servicewagen een in de behuizing geplaatste koeleenheid volgens een der voorgaande 10 conclusies omvat.

5. Servicewagen volgens conclusie 4, waarbij twee tegenoverliggende zijwanden van de behuizing inwendig zijn voorzien van een veelheid boven elkaar liggende paren laderails, en waarbij de lade van de koeleenheid steunt op een of meer paren laderails.

6. Servicewagen volgens conclusie 4 of 5, waarbij de koeleenheid boven in de I 15 behuizing is geplaatst

7. Servicewagen volgens een der conclusies 4-6, waarbij de tweede uitlaat uit de I achterwand van de servicewagen uitsteekt, en waarbij de monding van de tweede inlaat I dichter bij de servicewagen ligt dan de monding van de tweede uitlaat.

8. Servicewagen volgens een der conclusies 4-7, waarbij de servicewagen I 20 uitwendig is voorzien van elektrische contacten, welke elektrisch geleidend met de I peltierelementen van de koeleenheid verbindbaar zijn.

9. Servicewagen volgens een der conclusies 4-8 of koeleenheid volgens een der conclusies 1-3, welke servicewagen respectievelijk koeleenheid is voorzien van een of meer temperatuursensoren en regelmiddelen voor het in afhankelijkheid van de door 25 de temperatuursensoren afgegeven signalen aansturen van de peltierelementen.

10. Servicewagen bestemd voor gebruik met een koeleenheid volgens een der conclusies 1-3.

11. Samenstel van een servicewagen volgens een der conclusies 4-10 en een wand, waarbij de wand inwendig is voorzien van ten minste een kanaal voor toevoer of 30 afvoer, bij voorkeur afvoer, van lucht, en waarbij in de wand ten minste een op dat H kanaal uitkomende doorgang is voorzien waarop de tweede inlaat respectievelijk tweede uitlaat van de koeleenheid aansluitbaar is. Η *

12. Samenstel volgens conclusie 11» waarbij de wand twee wandpanelen omvat met daartussen een het ten minste ene kanaal vormende spouw.

13. Rek Voorzien van, of althans bestemd voor, een veelheid koeleenheden volgens een of meer der conclusies 1-3, waarbij het rek een veelheid opnames omvat, 5 die elk geschikt zijn voor het opnemen van althans een gedeelte van een koeleenheid volgens een der conclusies 1-3, waarbij elke opname is voorzien van contactmiddelen die bij in die opname gestoken koeleenheid elektrisch zijn verbonden met aan de H koeleenheid voorziene elektrische contacten, en waarbij de contactmiddelen zijn H verbonden met doormeetmiddelen voor het doormeten van de werking van de H 10 peltierelementen en/of ventilatoren en/of regelmiddelen van een in de genoemde opname gestoken koeleenheid, en waarbij de doormeetmiddelen zijn verbonden met signaalmiddelen voor het afgeven van een signaal dat representatief is voor het al dan niet goed functioneren van de koeleenheid.

14. Rek volgens conclusie 13, waarbij de signaalmiddelen een aan/uitschakelbare H 15 lichtbron per opname omvatten, welke lichtbron bij voorkeur brandt bij juist functioneren van de koeleenheid.

15. Vliegtuig of trein omvattende een koeleenheid volgens een der conclusies 1-3 of omvattende een servicewagen volgens een der conclusies 4-10 of omvattende een H samenstel volgens een der conclusies 11-12. 1022674-