NL1022646C2 - Voertuig alarminrichting. - Google Patents

Description

P63040NL00

Titel: Voertuig alarminrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor plaatsing in een voertuig. Meer in het bijzonder een inrichting voor het vergroten van de veiligheid, speciaal voor inzittenden en voor andere voertuigen.

Het besturen van voertuigen brengt gevaar met zich mee. Zo 5 bestaat de kans dat een voertuig bij een botsing betrokken raakt, bijvoorbeeld met een ander voertuig of met een obstakel. Een belangrijke bron voor lichamelijk letsel en verdere schade is daarbij achteropkomend verkeer. Immers, doordat een voertuig plotseling afremt of een bijzonder grote vertraging of versnelling ondervindt als gevolg van een aanrijding zal 10 achteropkomend verkeer op het betreffende voertuig kunnen botsen, waardoor inzittenden van zowel het aangereden voertuig als van het achterop rijdende voertuig gewond kunnen raken. Bovendien zal het achterop rijdende voertuig beschadigd raken.

Een verder gevaar van het gebruik van een voertuig zoals een auto 15 is dat deze, bijvoorbeeld na een aanrijding te water raakt en de inzittende het voertuig niet snel genoeg, althans niet op eigen kracht kunnen verlaten.

Een dergelijk te water geraakt voertuig is veelal moeilijk te vinden voor reddingswerkers.

De uitvinding beoogt een inrichting waarmee een ten minste een 20 aantal van de hiervoor genoemde gevaren kunnen worden verminderd.

Daartoe wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Een inrichting volgens de uitvinding is zodanig ingericht dat indien een voertuig dat daarmee is uitgerust een ongeluk krijgt, althans bijzonder 25 hard dient af te remmen of anderszins een plotselinge versnelling of vertraging ondervindt die duidt op een ongeluk ten minste een verlichtingselement wordt ingeschakeld. Daarmee wordt ander verkeer gewaarschuwd voor de optredende versnelling en/of vertraging. Bovendien j 1022646 I kan een dergelijke inrichting zijn uitgerust met een vochtsensor, zodanig I dat indien het voertuig te water raakt genoemd ten minste ene lichtelement wordt ingeschakeld en het voertuig ook onder water en zelfs in het donker I terug te vinden is voor omstanders. Indien zowel een versnellings- en/of I 5 vertragingsschakeling en een vochtsensor aanwezig is in de inrichting wordt bovendien het voordeel bereikt dat een dubbele beveiliging is voorzien voor I wanneer het voertuig te water zou mogen raken. Immers, bij te water raken I zal veelal ook een onnatuurlijk hoge versnelling en/of, in het bijzonder, I vertraging van het voertuig optreden.

I 10 Doordat bij bijvoorbeeld een aanrijding genoemd ten minste ene I verlichtingselement wordt ingeschakeld zal een achteropkomend voertuig I bijzonder snel worden gewaarschuwd voor optredende vertragingen, I waardoor een bestuurder daarvan eerder kan reageren en een aanrijding I wellicht kan vermijden of tenminste de impact daarvan kan verminderen.

I 15 Het verdient de voorkeur dat de inrichting in hoofdzaak waterdicht I is, zodat deze blijft werken ook indien het voertuig geheel of gedeeltelijk I onder water terecht is gekomen. De eventueel aangebrachte vochtsensor I dient daarbij uiteraard wel buiten de waterdichte behuizing opgesteld te I zijn. De inrichting omvat daarbij bij voorkeur een eigen voeding, althans een I 20 in de behuizing opgenomen stroombron zoals een accu of batterij. Daarmee I wordt het voordeel bereikt dat de inrichting achterin het voertuig kan I worden opgesteld zondert dat bekabeling nodig is, terwijl bovendien de I inrichting ook werkzaam is indien de stroomvoorziening van het voertuig I buiten bedrijf is geraakt.

I 25 De inrichting is bij voorkeur inschakelbaar vanaf bijvoorbeeld een I bestuurderspositie van het voertuig. De inrichting is in een voordelige H uitvoeringsvorm zodanig ingericht dat deze slechts op of bij de behuizing H uitschakelbaar is, bijvoorbeeld door de stroomvoorziening te onderbreken.

I Daardoor wordt verhinderd dat de inrichting onbedoeld wordt I 30 uitgeschakeld.

I 1 HOOR AR

3

In deze beschrijving dient onder een versnellings- of vertragingsschakeling ten minste te worden begrepen een schakeling of sensor die op basis van optredende versnellings- en/of vertragingskrachten een elektrische stroom kan opwekken of onderbreken dan wel de 5 stroomsterkte en/of spanning in een elektrisch circuit kan beïnvloeden.

Onder vochtsensor of vocht gevoelige schakeling dient in deze ten minste te worden begrepen een schakeling of sensor die op basis van vocht een elektrische stroom kan opwekken of onderbreken dan wel de stroomsterkte en/of spanning in een elektrisch circuit kan beïnvloeden. Onder 10 verlichtingselement dient in deze ten minste te worden begrepen een lichtbron zoals een gloeilamp, halogeenlamp, LED of dergelijke licht genererende en/of reflecterende bron. Onder een knipperlichtinrichting dient ten minste te worden begrepen een inrichting die periodiek licht uitzendt in een of elke richting, waaronder begrepen zwaailichten en 15 dergelijke. Onder voertuig dient in deze ten minste te worden begrepen een gemotoriseerd voertuig zoals een (vracht)auto of (personen)bus.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: 20 fig. 1 in boven- en zijaanzicht en in perspectivisch aanzicht een ! inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 in exploded view een inrichting volgens de uitvinding, zonder buitenbehuizing; fig· 3 een inrichting volgens de uitvinding geplaatst op een 25 hoedenplank in een auto, in een alternatieve behuizing; fig. 4 schematisch een elektrische schakeling voor een inrichting volgens de uitvinding, in een eerste uitvoeringsvorm; en fig. 5 schematisch een elektrische schakeling voor een inrichting volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm.

1022646 4

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In deze beschrijving zijn uitvoeringsvormen getoond die zijn voorzien van een interne stroombron, in het bijzonder een accu of batterij, alsmede een interne lichtbron en/of een 5 interne geluidsbron. Het zal evenwel duidelijk zijn dat in plaats daarvan of daarnaast ook gebruik kan worden gemaakt van een externe stroombron, in het bijzonder de accu van het betreffende voertuig, een externe lichtbron zoals de voertuig verlichting en/of een externe geluidsbron zoals de voertuig toeter. Bovendien kan de inrichting ook worden gebruikt voor het aansturen 10 van andere voertuig functies, in het bijzonder via afstandbesturing, zoals ontgrendelen van eventueel vergrendelde deuren, direct of met tijdsvertraging openen van ramen, deuren en/of dakdelen, inschakelen van een noodverlichting, een telefoonverbinding met een alarmcentrale of dergelijke. Daarbij kan bijvoorbeeld een tijdsvertraging worden ingebouwd 15 voor ten minste een aantal van deze functies, zodat de gebruiker de mogelijkheid wordt geboden de inrichting uit te schakelen voordat de functies worden ingeschakeld.

In fig. 1 is in perspectivisch aanzicht alsmede in boven- en zijaanzicht een inrichting 1 volgens de uitvinding getoond. Deze inrichting 20 omvat in deze uitvoeringsvorm een in hoofdzaak driehoekige behuizing 2 met een in hoofdzaak vlakke onderzijde 3 en een bolle bovenzijde 4. De bovenzijde wordt in hoofdzaak bepaald door een lichtdichte kap 5 die langs drie zijden is voorzien van een venster 6 waardoorheen licht kan schijnen. Binnen de behuizing 2 is, zoals schematisch weergegeven in fig. 2, een 25 binnenwerk 7 opgenomen dat hierna aan de hand van in het bijzonder fig. 2, 4 en 5 zal worden besproken. De inrichting 1 kan eenvoudig los op een hoedenplank 21 of der ge lijke van een voertuig worden opgesteld, bij voorkeur zodanig dat ten minste een van de vensters 6 zichtbaar is door ten minste een raam 20 van het voertuig (fig. 4). Uiteraard kan een dergelijke 30 inrichting ook aan de buitenzijde van een voertuig worden opgesteld, 1022646 5 bijvoorbeeld op of in een laadbak of een bagagedrager van een motor.

Eventueel kunnen middelen 22 zijn voorzien voor vastzetten van de inrichting, bijvoorbeeld klittenband (Velcro®), antislip materiaal, spelden of schroeven of dergelijke.

5 Zoals blijkt uit fig. 2 kan een inrichting 1, althans een binnenwerk 7 volgens de uitvinding zijn voorzien van een bodemplaat 8, een printplaat 9 en een binnenkast 10. In deze uitvoeringsvorm is de binnenkast geheel of gedeeltelijk vervaardigd uit lichtdoorlatende kunststof. Op de printplaat 9 is een elektrische schakeling opgenomen, bijvoorbeeld als getoond in fig. 4, 10 omvattende ten minste de eerder genoemde stroombron 11, in het bijzonder een accu of batterij en een verlichtingselement 12, in de getoonde 1 uitvoeringsvorm een bijzonder felle lamp zoals een flash light. Dit verlichtingselement 12 is bijvoorbeeld een knipperlicht met een fel wit, oranje of blauw licht, met een bepaalde, bij voorkeur vrij te kiezen 15 knipperfrequentie en felheid. De binnenkast 10 is waterdicht op de bodemplaat 8 geschroefd, onder insluiting van de printplaat 9.

In het in fig. 4 schematisch als blokschema getoonde elektrische schema 13 is de stroombron 11 verbonden met het verlichtingselement via enerzijds een versnellingsopnemer 14, althans een versnellings- en/of 20 vertragingsschakeling en anderzijds via een schakelaar 16. Eventueel kan parallel aan of in plaats van de versnellingsopnemer 14 een vochtsensor 15 zijn voorzien. Een dergelijke vochtsensor zal zich buiten de behuizing 2, althans buiten de binnenkast 10 uitstrekken. De behuizing 2, althans de binnenkast 10, in fig. 4 en 5 door een streep-stippellijn weergegeven, is bij 25 voorkeur waterdicht, zodanig dat het of elk verlichtingselement in de behuizing 2 ook onder water blijft functioneren. Door de vochtsensor 15 buiten het waterdichte deel van de behuizing 2 of binnenkast 10 te plaatsen kan het verlichtingselement door zowel de versnellingsopnemer 14 als de vochtsensor 15 worden ingeschakeld.

1022646 ' 6

De versnellingsopnemer 14 zal gebruikelijk een detectierichting hebben, welke bij voorkeur aan de buitenzijde van de behuizing zichtbaar is, bijvoorbeeld door middel van een pijl aangegeven, zoals schematisch getoond in fig. 4. In deze uitvoeringsvorm is de behuizing 2 in hoofdzaak vierkant, 5 waarbij de hoeken als vensters 6 zijn uitgevoerd. De detectierichting dient bij voorkeur gelijk aan de normale rijrichting van het voertuig geplaatst te worden. Eventueel kunnen ook meerdere versnellingsopnemers 14 worden opgenomen, voor het detecteren van versnellingen in verschillende richtingen, bijvoorbeeld om ook rollen van een voertuig te kunnen 10 detecteren. Ook kan in plaats daarvan een versnellingsopnemer 14 worden toegepast geschikt voor het meten van versnellingen in verschillende richtingen. Een inrichting 1 met een schakeling 13 volgens fig. 4 kan eenvoudig als losse unit worden geplaatst, zonder dat elektrische verbindingen met het voertuig noodzakelijk zijn.

15 In fig. 5 is een elektrische schakeling 13 als blokschema getoond waarbij naast de in fig. 4 getoonde componenten nog een geluidsbron 17 in de vorm van bijvoorbeeld een luidspreker, toeter of dergelijke is voorzien, bij voorkeur parallel aan het verlichtingselement 12. Bovendien zijn hierbij door onderbroken lijnen een externe stroombron 11A, een externe lichtbron 20 12A en een externe geluidsbron 17A ingetekend. Bovendien is hierbij een externe schakelaar 18 ingetekend die via bedrading of draadloos kan zijn verbonden met de inrichting 1. Deze schakelaar 18 kan worden gebruikt voor het op afstand in werking stellen van de inrichting 1 maar kan ook worden ingericht voor het bedienen van de eerder genoemde functies van 25 het voertuig zoals portiersloten, ramen, schuifdak of dergelijke. Darmee kan de veiligheid nog verder worden vergroot. In de schakelaar 18 kan een vertraging zijn ingebouwd waarmee een gebruiker de mogelijkheid wordt geboden de inrichting, althans enkele functies daarvan buiten werking te stellen. Indien de externe delen door middel van een draadloze verbinding 1 η ? o λ a r ' 7 worden aangestuurd kan ook deze inrichting 1 los, althans zonder externe bedrading worden aangebracht, afgezien van eventueel de stroombron 11A.

Bij de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm is voor de versnellingsopnemer(s) een instelmogelijkheid 19 aangegeven, waardoor een 5 grenswaarde kan worden ingesteld voor de versnellings- of vertragingskrachten, althans versnellingen en/of vertragingen die toelaatbaar worden geacht zonder dat de inrichting wordt ingeschakeld, althans zonder dat het of elk verlichtingselement en/of de of elke geluidsbron wordt ingeschakeld. Daarmee kan de gevoeligheid worden 10 ingesteld. Evenwel kan ook, zoals getoond in fig. 4, deze gevoeligheid fabrieksmatig worden ingesteld.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

15 Zo kan voor het inschakelen van de inrichting een externe versnellingsopnemer 14 worden toegepast, bijvoorbeeld van een air bag. Ook kunnen andere vormen van behuizing worden toegepast en kan de inrichting op andere wijze worden geplaatst in of aan een voertuig. De inrichting kan zodanig worden uitgevoerd dat deze bij starten van het 20 voertuig wordt ingeschakeld, of bijvoorbeeld afhankelijk van de voertuigsnelheid. Ook kan deze permanent zijn ingeschakeld of bij uitblijven van versnellingen na verloop van tijd worden uitgeschakeld en door versnellingsopnemer(s) weer worden ingeschakeld indien versnellingen worden gemeten. Ook kan bijvoorbeeld de verlichtingssterkte en/of 25 knipperfrequentie bepaald worden door de gemeten versnelling c.q.

vertraging, zodat de mate van snelheidsverandering van het voertuig voor achterliggers zichtbaar kan worden gemaakt. Alsdan kan ervoor worden gekozen dat bij vertragingen onder de ingestelde grenswaarde het verlichtingselement wordt ingeschakeld als "derde remlicht", bij voorkeur 30 met vertragingsafhankelijke lichtsterkte en bij vertragingen boven de 1022646 I ingestelde grenswaarde als alarmlicht permanent wordt ingeschakeld, op bij I voorkeur maximale sterkte, eventueel als knipper- of zwaailicht.

I Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door I de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

I i i C

Claims (10)

1. Inrichting voor plaatsing in een voertuig, omvattende een behuizing, ten minste een verlichtingselement, een versnellings- en/of vertragingsschakeling en/of een vochtsensor, waarbij de inrichting is ingericht voor het tijdens gebruik inschakelen van het verlichtingselement 5 wanneer de inrichting, in het bijzonder de versnellings- en/of vertragingsschakeling een versnelling of vertraging ondervindt die een vooraf ingestelde maximum waarde overtreft en/of indien de inrichting althans gedeeltelijk onder water raakt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het verlichtingselement is 10 ingericht voor het afgeven van licht in ten minste twee richtingen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het verlichtingselement is ingericht als knipperlichtinrichting.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij voorts een vocht gestuurde schakeling is voorzien voor het inschakelen van het of 15 elk verlichtingselement.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste het of elk verlichtingselement en de versnellings- en/of vertragingsschakeling waterdicht is beschermd binnen de behuizing.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij binnen 20 de behuizing een stroombron is voorzien, bij voorkeur waterdicht opgenomen binnen de behuizing.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij middelen zijn voorzien voor het op een hoedenplank of dergelijke achterin een voertuig, in het bijzonder een auto plaatsen van de inrichting, zodanig dat 25 bij ingeschakelde inrichting het of elk verlichtingselement vanaf de buitenzijde van het voertuig zichtbaar is. I 10 Η

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een I schakelinrichting is voorzien voor het inschakelen van de inrichting, in het I bijzonder op afstand van de inrichting.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij voorts I 5 een geluidsbron is voorzien inschakelbaar op basis van de versnellings- en/of I vertragingsschakeling en/of een vocht gestuurde schakeling, welke I geluidsbron bij voorkeur waterdicht is opgenomen in de behuizing.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij als ten minste één verlichtingselement een voertuig-verlichtingselement wordt 10 toegepast en/of als geluidsbron ten minste een voertuigtoeter wordt toegepast en/of als schakelinrichting voor het inschakelen van de inrichting een voertuigcontact wordt toegepast.