NL1022541C2

NL1022541C2 - Aandrijfinrichting.

Info

Publication number: NL1022541C2
Application number: NL1022541A
Authority: NL
Inventors: Jacob Biemond
Original assignee: Hyva Internat Inc N V
Priority date: 2003-01-31
Filing date: 2003-01-31
Publication date: 2004-08-03
Also published as: ATE323657T1; EP1443003B1; DE602004000649D1; EP1443003A1; DE602004000649T2

Description

Aandrijfinrichting

De uitvinding betreft een aandrijfinrichting in overeenstemming met de aanhef van conclusie 1. Dergelijke aandrijf inrichtingen zijn bekend, ondermeer uit EP A 0721901.

5 In deze bekende inrichting zijn de hydraulische aandrijvingen voor drie groepen vloerplanken samengebouwd in een frame, dat in een vrachtwagen tussen de langsliggers gemonteerd kan worden. Het nadeel van de bekende inrichting is dat het frame voldoende sterk moet worden uitgevoerd en 10 daardoor een aanzienlijk gewicht heeft, dit gewicht gaat ten koste van het laadvermogen van de vrachtwagen.

Ten einde dit nadeel te vermijden is de aandrijfinrichting uitgevoerd in overeenstemming met het kenmerk van conclusie 1. Hierdoor wordt het mogelijk om de aandrijfinrichting 15 zonder frame en dus met minder gewicht uit te voeren.

In overeenstemming met een verbetering is de aandrijfinrichting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 2. Hierdoor wordt de hydraulische aandrijving direct onder de koppelbalk geplaatst, waardoor de belasting van de diverse 20 onderdelen zo klein mogelijk blijft.

In overeenstemming met een verbetering is de aandrijfinrichting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 3. Hierdoor kan de afstand tussen de dwarsliggers zo kort mogelijk gehouden worden, waardoor het doorbuigen van de 25 vloerplanken zo klein mogelijk is.

In overeenstemming met een verbetering is de aandrijfinrichting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 4. Hierdoor wordt een eenvoudige en compacte constructie verkregen .

30 In overeenstemming met een verbetering is de aandrijfinrichting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 5. Hierdoor wordt de koppelbalk op twee plaatsen aangedreven

__ Λ I

Η zodat de koppelbalk en de hydraulische aandrijving lichter kunnen worden uitgevoerd.

H In overeenstemming met een verbetering is de aandrijfin- richting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 6. Op H 5 deze wijze is de belasting op de koppelbalk lager en kan H deze lichter uitgevoerd worden.

H In overeenstemming met een verbetering is de aandrijfin- H richting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 7.

Hierdoor worden de krachten op de koppelbalk deels opgevan- 10 gen door de rechtgeleiding en worden de afdichtingen van de hydraulische inrichting niet belast met zijdelingse krach- ten, hetgeen de levensduur ervan verlengt.

In overeenstemming met een verdere verbetering is de aan- H drijfinrichting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 15 8. Hierdoor kan ter plaatse van de aandrijfinrichting de H afstand tussen de dwarsliggers vergroot worden en slag van de hydraulische aandrijving groter zijn.

In overeenstemming met een verbetering is de aandrijfin- richting uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 9.

20 Hierdoor worden bij de tweede instelling steeds slechts een beperkt aantal vloerplanken bewogen waardoor de lading stil blijft staan en bij de eerste instelling wordt de lading getransporteerd.

I In overeenstemming met een andere verbetering is de aan- I 25 drijving uitgevoerd in overeenstemming met conclusie 10.

I Hierdoor kan volstaan worden met twee groepen vloerplanken I en twee koppelbalken waardoor de kosten en het gewicht van I de inrichting beperkt zijn.

I De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van enke- 30 le uitvoeringsvoorbeelden met behulp van een tekening- In I de tekening toont

Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een trekker met een oplegger, 3

Figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede door de vloer van de oplegger,

Figuur 3 schematisch dwarsdoorsneden van drie uitvoeringen van de vloer van de oplegger met een hydraulische aandrijf-5 inrichting voor vloerplanken,

Figuur 4 een schematisch bovenaanzicht van de vloer van de oplegger volgens figuur 3b zonder de vloerplanken,

Figuur 5 een schematisch zijaanzicht van een eerste uitvoering van een hydraulische aandrijving, en 10 Figuur 6 een schematisch zijaanzicht van een tweede uitvoering van een hydraulische aandrijving.

In figuur 1 is een oplegger 2 getoond die getrokken wordt door een trekker 1. De oplegger 2 heeft een laadruimte 3 met een laadvloer die uit vloerplanken 4 bestaat. In figuur 15 2 is getoond hoe de constructie van de oplegger 2 is opgebouwd. De vloerplanken 4 liggen op dwarsliggers 6 en zijn daarover in lengterichting heen en weer beweegbaar. Door een groep vloerplanken 4 in één richting te bewegen en een tweede groep vloerplanken 4 stil te houden zal in de laad-20 ruimte 3 aanwezige lading niet verplaatsen. Door alle vloerplanken 4 tegelijk in dezelfde richting te verplaatsen zal de lading in de laadruimte 3 verplaatsen en kan de oplegger 2 beladen of gelost worden. Het op deze wijze beladen en lossen van de laadruimte 3 kan zowel voor lading die 25 op pallets of in dozen is geplaatst, en ook voor los gestorte lading zoals houtpulp. In het laatste geval zullen er voorzieningen zijn die voorkomen dat houtpulp tussen de vloerplanken 4 door kan komen.

In figuur 2 is schematisch de opbouw van de oplegger 2 ge-30 toond. De vloerplanken 4 liggen op dwarsliggers 6 die op regelmatige afstand van elkaar, bijvoorbeeld 0,4 meter, op twee langsliggers 7 zijn aangebracht, bijvoorbeeld door lassen. De langsliggers 7 worden op bekende wijze onder- H steund, zoals ter plaatse van wielen 10 door een as 9, H waarbij tussen de as 9 en de langsligger 7 een veer 8 is H geplaatst. Ter plaatse van de trekker 1 worden de langslig- gers 7 op bekende wijze ondersteund door de trekker 1, bij- 5 voorbeeld met behulp van een niet getoonde scharnierende koppeling. Aan de dwarsliggers 6 zijn zijwanden 5 beves- tigd. In figuur 2 zijn de vloerplanken 4 schematisch weer- gegeven. Het is de vakman bekend dat de vloerplanken 4 over de dwarsliggers 6 geleid worden met niet getoonde geleidin- 10 gen en dat er voorzieningen zijn die voorkomen dat de vloerplanken 4 opgelicht kunnen worden.

H Een voorbeeld van de niet getoonde geleiding is een profiel of koker dat in de lengte van de vloerplanken 4 onder elke vloerplank 4 wordt aangebracht. Naast geleiden dient dit 15 profiel ook voor ondersteunen van de vloerplank 4 en ver- I minderd het doorbuigen ervan.

De vloerplanken 4 kunnen heen en weer bewegen met een slag I van bijvoorbeeld 0,2 meter, de groepen vloerplanken 4 zijn I aan elkaar gekoppeld en kunnen tegelijk bewegen. De vloer- 20 planken 4 worden daarbij bewogen door een hydraulische aan- drijving zoals in de figuren 3, 4, en 5 getoond. De hydrau- I lische aandrijving bestaat uit een cilinder 16 met aan de uiteinden cilinderdeksels 13 die op bekende wijze op de langsligger 7 zijn vastgeschroefd. In de cilinder 16 is een 25 niet getoonde zuiger onder invloed van oliedruk beweegbaar. Aan de zuiger is een zuigerstang 14 bevestigd die door een van de cilinderdeksels 13 steekt en met een bevestigings-stuk 15 bevestigd is aan een koppelbalk 12, die min of meer evenwijdig aan de dwarsliggers 6 loopt en in de lengterich-30 ting van de oplegger 2 met de slag van bijvoorbeeld 0,2 meter heen en weer beweegbaar is. De vloerplanken 4A, 4B of 4C die tot dezelfde groep behoren zijn met koppelstukken 11 aan de koppelbalk 12 bevestigd.

5

In figuur 3 zijn verschillende uitvoeringsvoorbeelden getoond van verschillende manieren voor het aandrijven van de vloerplanken 4.

In figuur 3a zijn er drie groepen vloerplanken respectieve-5 lijk 4A, 4B en 4C. Elke groep vloerplanken 4A, 4B of 4C is gekoppeld aan één koppelbalk 12 en de koppelbalk 12 wordt aangedreven door twee zuigerstangen 14 die deel uitmaken van twee hydraulische aandrijvingen die boven beide langs-liggers 7 gemonteerd zijn..Deze naast elkaar geplaatste hy-10 draulische aandrijvingen worden steeds tegelijk geactiveerd. Als de lading verplaatst moet worden, worden de drie koppelbalken 12, één voor elke groep 4A, 4B en 4C, tegelijk aangedreven door in totaal zes hydraulische aandrijvingen. Voor het terugbrengen naar de startpositie voor het ver-15 plaatsen worden de koppelbalken 12 na elkaar aangedreven.

In figuur 3b is een andere uitvoering van de inrichting getoond. In figuur 4 is deze uitvoering in bovenaanzicht getoond zonder de vloerplanken 4. In deze uitvoering is er voor elke op een langsligger 7 gemonteerde hydraulische 20 aandrijving een afzonderlijke koppelbalk 12 met een actieve lengte die kleiner is dan de helft van de breedte van de laadvloer en waarmee de helft van de vloerplanken 4 van een groep kan worden verplaatst. Hierdoor treedt er in de koppelbalk 12 bij ongelijke belasting van de laadvloer een 25 kleiner buigend moment op, waardoor de koppelbalk 12 lichter uitgevoerd kan worden. Doordat er steeds twee hydraulische aandrijvingen naast elkaar zijn gemonteerd op de twee langsliggers 7 worden toch de vloerplanken van de gehele groep 4A respectievelijk 4B of 4C aangedreven. Daarbij kan 30 er in het aansturen van de hydraulische aandrijvingen voor gekozen worden om de naast elkaar geplaatste hydraulische aandrijvingen tegelijk in te schakelen. De vloerplanken 4 worden dan in drie groepen bewogen. Een andere keuze kan

. a A · A ^ I

H zijn om de naast elkaar geplaatste hydraulische aandrijvin- gen in een van beide bewegingsrichtingen na elkaar in te H schakelen, zodat de groep 4A respectievelijk 4B of 4C is H opgesplitst in twee groepen en de vloerplanken 4 in zes H 5 groepen worden bewogen.

In figuur 3c is een andere uitvoering getoond. Daarbij zijn H de beweegbare vloerplanken 4 verdeeld in twee groepen 4A en 4B, waarbij elke groep is gekoppeld met twee koppelbalken 12 met elk een actieve lengte die kleiner is dan de halve 10 breedte van de laadvloer. Ook in deze uitvoering kunnen de twee hydraulische aandrijvingen die naast elkaar op de langsliggers 7 geplaatst zijn tegelijk worden geactiveerd, de vloerplanken 4 worden dan in twee groepen of allemaal I tegelijk bewogen. Ook kunnen zoals hiervoor beschreven bij 15 figuur 3b deze hydraulische aandrijvingen na elkaar worden geactiveerd en de vloerplanken 4 worden dan in vier groepen of allemaal tegelijk bewogen. In deze uitvoering zijn er slechts vier hydraulische aandrijvingen benodigd. Deze uit- voering zal vooral in die situaties toegepast worden waar- I 20 bij de lading uit los stortgoed bestaat dat ook afsteunt I tegen de zijwand 5 of tegen naastliggende delen van de la- ding en daardoor weerstand tegen bewegen ondervindt.

Voor het verhogen van de weerstand kunnen tussen de beweeg- I bare vloerplanken 4 ook stationaire vloerplanken op de I 25 dwarsliggers 6 zijn aangebracht. Als tussen alle beweegbare I vloerplanken 4, die in twee groepen worden bewogen, een I stationaire plank is aangebracht, kan deze de halve breedte I hebben van de beweegbare plank.

I In het de hiervoor getoonde uitvoeringen is de hydraulische I 30 aandrijving op de bovenzijde van de langsliggers 7 ge- I plaatst. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de hy- I draulische aandrijving ook tegen de zijkant van de langs- liggers gemonteerd kan worden, bijvoorbeeld in de situatie 7 dat de langsliggers 7 zijn uitgevoerd als U-profielen waarbij de bodem van het U-profiel verticaal is.

In figuur 6 is een uitvoering getoond waarbij de koppelbalk 12 gekoppeld is met een rechtgeleiding, zodat bij ongelijke 5 belasting op de laadvloer geen zijdelingse krachten op de zuigerstang 14 worden uitgeoefend en de afdichting in de cilinderdeksel 13 en de zuigerstang 14 niet zijwaarts belast wordt. Daartoe is op de langsligger 7 een geleidings-rails 18 geplaatst waarover een slee 19 heen en weer kan 10 bewegen. Aan de slee 19 is een bevestigingsplaat 20 bevestigd die gekoppeld is met de zuigerstang 14 en de koppelbalk 12. Door de koppelbalk 12 door de slee 19 te ondersteunen krijgt deze ook een dragende functie en kan daar de afstand tussen de dwarsliggers 6 vergroot worden terwijl de 15 doorbuiging van de vloerplanken 4 hetzelfde blijft. Het zal de vakman duidelijk zijn dat in die situatie ook de vloerplanken 4 die niet door een koppelstuk 11 aan de koppelbalk 12 bevestigd zijn, op de koppelbalk 12 kunnen afsteunen. Naast de getoonde uitvoering als rechtgeleiding is het bij-20 voorbeeld ook mogelijk om de zuigerstang 14 door een lager-bus te bewegen, welke lagerbus op de langsligger 7 bevestigd wordt.

In het hiervoor besproken uitvoeringsvoorbeeld is de aandrijf inrichting getoond bij toepassing in een oplegger.

25 Zonder dat daarvoor aanpassingen nodig zijn kan de aandrijf inrichting ook toegepast worden in bakwagens of aanhangwagens .

- Λ λ n c L 4

Claims

3. Aandrijfinrichting volgens conclusie 1 of 2 waarbij tussen twee dwarsliggers (6) aan elke langsligger I 25 (7) steeds één hydraulisch aandrijving is beves- I tigd.
4. Aandrijfinrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij de hydraulische aandrijving een cilinder (16) en een zuiger met zuigerstang (14) om-30 vat, en de cilinder bevestigd is aan de langsligger (7) en de zuigerstang (14) bevestigd is aan de koppelbalk (12) .
5. Aandrijfinrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij een koppelbalk (12) is gekoppeld met twee hydraulische aandrijvingen die naast elkaar aan de langsliggers (7) zijn bevestigd.
6. Aandrijfinrichting volgens een der voorgaande con clusies waarbij een koppelbalk (12) een actieve lengte heeft die korter is dan de halve breedte van de laadvloer.
7. Aandrijfinrichting volgens een der voorgaande con-10 clusies waarbij aan de langsligger (7) een rechtge- leiding (18,19) is bevestigd voor het geleiden van de koppelbalk (12) of het aan de koppelbalk gekoppelde beweegbare deel (14) van de hydraulische inrichting .
8. Aandrijfinrichting volgens conclusie 7 waarbij de rechtgeleiding (18,19) en de koppelbalk (12) zodanig zijn uitgevoerd dat deze de erboven gelegen vloerplanken (4) ondersteunen.
9. Aandrijfinrichting volgens een der voorgaande con-20 clusies waarbij een schakelinrichting voorzien is voor het automatisch bedienen van de hydraulische aandrijvingen en de schakelinrichting zodanig is uitgevoerd dat in een eerste instelling de hydraulische aandrijvingen de koppelbalken dezelfde kant 25 op bewegen en in een tweede instelling de hydrauli sche aandrijvingen de koppelbalken na elkaar bewegen.
110. Aandrijfinrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij een schakelinrichting voorzien is voor het automatisch bedienen van de hydraulische aandrijvingen die zodanig is ingericht dat in 5 een eerste instelling de hydraulische aandrijvingen de koppelbalken dezelfde kant op bewegen en in een tweede instelling de hydraulische aandrijvingen de koppelbalken zodanig bewegen dat de helft van het aantal beweegbare vloerplanken tegelijk verplaatst.