NL1022419C2 - Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat. Download PDF

Info

Publication number
NL1022419C2
NL1022419C2 NL1022419A NL1022419A NL1022419C2 NL 1022419 C2 NL1022419 C2 NL 1022419C2 NL 1022419 A NL1022419 A NL 1022419A NL 1022419 A NL1022419 A NL 1022419A NL 1022419 C2 NL1022419 C2 NL 1022419C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plate
suction cup
vibrations
sand
chamber
Prior art date
Application number
NL1022419A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Marinus Osendarp
Original Assignee
W O S Systeem B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by W O S Systeem B V filed Critical W O S Systeem B V
Priority to NL1022419A priority Critical patent/NL1022419C2/nl
Priority to EP20040075165 priority patent/EP1441069B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1022419C2 publication Critical patent/NL1022419C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C3/00Foundations for pavings
    • E01C3/04Foundations produced by soil stabilisation
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C19/00Machines, tools or auxiliary devices for preparing or distributing paving materials, for working the placed materials, or for forming, consolidating, or finishing the paving
    • E01C19/52Apparatus for laying individual preformed surfacing elements, e.g. kerbstones
    • E01C19/524Apparatus for laying individual preformed surfacing elements, e.g. kerbstones using suction devices
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C3/00Foundations for pavings
    • E01C3/006Foundations for pavings made of prefabricated single units

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • On-Site Construction Work That Accompanies The Preparation And Application Of Concrete (AREA)
  • Hooks, Suction Cups, And Attachment By Adhesive Means (AREA)

Description

* 4 ^ -,· ........ .....ί····\.·:ίτ ,.·
Titel: Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een zandsoort bevattende ondergrond althans gedeeltelijk inbedden van een plaat die een bovenzijde en een onderzijde omvat, waarbij de werkwijze ten minste omvat: het plaatsen van de onderzijde van de plaat tegen de 5 ondergrond.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het in een ondergrond althans gedeeltelijk inbedden van een plaat die een bovenzijde en een onderzijde omvat.
Met een plaat wordt in dit verband bedoeld een plaat die 10 bijvoorbeeld van een steen- en/of betonsoort is vervaardigd. Ook stalen of kunststoffen platen vallen onder het begrip plaat. Dergelijke platen worden toegepast in de weg- en waterbouw en andere constructiewerkzaamheden. Een dergelijke plaat kan een gewicht hebben van enkele honderden tot enkele duizenden kilogram. De afmetingen kunnen per plaat verschillen.
15 Een dergelijke werkwijze is op zich bekend en wordt veelal toegepast bij de voorbereiding van een grond waarop of waarover I bijvoorbeeld een verkeerstraject wordt aangelegd. Na het plaatsen van de onderzijde van de plaat tegen de ondergrond wordt bij de bekende werkwijze met, bijvoorbeeld een vrachtauto, in sommige gevallen een trein, of een 20 ander bij verplaatsing trilling generend voertuig, over of langs de plaat gereden. De trillingen die hij het over of langs de plaat verplaatsen van een dergelijk voertuig aan de plaat worden toegevoerd, resulteren in een verdichting van het zand dat zich tussen de platen en/of onder de plaat nabij langsranden van de plaat bevindt. Om de verdichting van dit zand te 25 compenseren dient regelmatig zand aan een nabij een langsrand of omtreksrand van de plaat gelegen ondergrond te worden toegevoerd. Na elke met één van de bovengenoemde voertuigen aan de plaat gegeven H trillingsbehandeling wordt beoordeeld of de verdichting van de zand onder H de plaat in een gewenste mate tot stand is gekomen. Dit kan bijvoorbeeld H door te bepalen of er zand aan de nabij de langsrand van de plaat gelegen ondergrond ter compensatie van de verdichting van het onder de plaat 5 gelegen zand moet worden toegevoerd. Als er na een trillingsbehandeling ten opzichte van een vorige trillingsbehandeling geen verandering is in de nabij de langsrand van de plaat gelegen ondergrond, gaat men ervan uit dat het nabij de langsranden van de plaat gelegen zand niet of nauwelijks meer verder zal verdichten. Indien dit het geval is behoeft geen zand meer te 10 worden toegevoegd aan de nabij de langsrand van de plaat gelegen ondergrond. De plaat is dan in de gewenste mate ingebed.
Het nadeel van een bekende werkwijze is dat de tijd die deze I werkwijze in beslag neemt afhankelijk is van de frequentie waarmee één van de bovengenoemde trilling genererende voertuigen zich over of langs de 15 plaat voortbeweegt. Het is mogelijk dat wel vijf tot tien keer een trein of een vrachtauto over of langs de plaat moet worden voortbewogen voordat er sprake kan zijn van de gewenste mate van inbedding van de plaat. Na elk I passeren van één van de bovengenoemde voertuigen dient te worden bekeken of er zand moet worden toegevoegd om de verdichting van het zand I 20 onder de plaat te compenseren. Dit vraag mankracht en tijd. Met andere I woorden, de bekende werkwijze is een tijdrovende en dure werkwijze.
De uitvinding beoogt tegemoet te komen aan het bovengenoemde I probleem.
Het doel van de uitvinding is bereikt met een werkwijze volgens de I 25 uitvinding die wordt gekenmerkt in dat de werkwijze tevens omvat het met behulp van ten minste een ten opzichte van de plaat in hoofdzaak gefixeerd I trilapparaat overbrengen van trillingen naar de plaat.
I Met behulp van een werkwijze volgens de uitvinding is het mogelijk om in een kort tijdsbestek de plaat tot de gewenste mate in de I 30 ondergrond in te bedden. De trillingen worden simpelweg van het ten ^ ' ‘ ' -*—ί· ' Ί*'**«< '*~·ΓΊ· -'H ï' ____;_-f*: · _. · 3 opzichte van de plaat in hoofdzaak gefixeerde trilapparaat overgebracht naar de plaat. Het zand kan voorafgaand aan het overbrengen van de trillingen of tijdens het overbrengen van de trillingen aan de plaat, aan de nabij de langsrand van de plaat gelegen ondergrond worden toegevoerd.
5 Wanneer de gewenste mate van inbedding is bereikt, ofwel wanneer wordt waargenomen dat een verdere verdichting van het zand onder de plaat nauwelijks meer zal plaatsvinden kan worden besloten om te stoppen met het overbrengen van trillingen aan de plaat. Het is gebleken dat de tijd tussen het aanzetten van het trilapparaat voor het overbrengen van 10 trillingen naar de plaat en het uitzetten van het trilapparaat, beperkt kan worden tot een veel kleiner tijdsbestek dan het tijdsbestek dat nodig is voor het inbedden van de plaat met behulp van de bekende werkwijze. Zo is gebleken dat met een werkwijze volgens de uitvinding een 800 tot 2000 kg wegende plaat in een tijdsbestek van tientallen seconden of minder in de 15 gewenste mate in een zandsoort bevattende ondergrond kan worden ingebed. Met behulp van de bekende werkwijze komt de tijd die nodig is voor het inbedden overeen met de tijd die nodig is voor het vele malen over of langs de plaat kunnen passeren van een trilling genererend voertuig. Dit betreft in de regel veel meer tijd dan tientallen seconden. Bovendien is het 20 mogelijk dat één persoon nabij de plaat waar trillingen aan worden overgebracht direct tijdens het overbrengen van de trillingen waarneemt of er nog zand aan de nabij de langsrand of omtreksrand van de plaat gelegen ondergrond moet worden toegevoerd en/of de gewenste mate van inbedding is bereikt. Daarnaast biedt de werkwijze volgens de uitvinding het voordeel 25 dat het inbedden van de plaat kan worden ingepland, daar het slechts afhankelijk is van de beschikbaarheid van het ten opzichte van de plaat in hoofdzaak gefixeerde trilapparaat. Bij de bekende werkwijze is het inbedden afhankelijk van de beschikbaarheid van de trillinggenerende voertuigen voor het overbrengen van trillingen aan de plaat wanneer deze voertuigen Η zich over of langs de plaat voortbewegen. Met andere woorden, de werkwijze H volgens de uitvinding is sneller en goedkoper.
In het bijzonder geldt dat bij een werkwijze volgens de uitvinding de trillingen van elk trilapparaat worden overgebracht aan een zuignap die 5 tegen de bovenzijde van de plaat is aangebracht. Dit biedt het voordeel dat met behulp van de zuignap de onderzijde van de plaat tegen de ondergrond kan worden geplaatst voordat de trillingen aan de zuignap worden overgebracht. De plaat behoeft in dat geval niet te zijn voorzien van middelen, zoals bijvoorbeeld een hijsoog, die het plaatsen van de plaat 10 vereenvoudigen. Tevens is het aanbrengen en afnemen van de zuignap een eenvoudige handeling. Het tenminste ene trilapparaat behoeft niet apart na het plaatsen van de plaat tegen de plaat worden aangebracht.
I Bij voorkeur geldt dat de werkwijze tevens omvat het onderhouden van een vacuüm in een door de plaat en de zuignap begrensde kamer.
15 Hierdoor is het mogelijk om een zeer zware plaat te verplaatsen. Tevens is het mogelijk om aan deze zeer zware plaat via de zuignap trillingen aan de plaat over te brengen. Immers de plaat en de zuignap zullen door het in de kamer verkregen vacuüm zodanig tegen elkaar aan worden gezogen dat gedurende de werkwijze de plaat en de zuignap als een stijf geheel kunnen 20 worden beschouwd. De vanuit elk trilapparaat aan de zuignap I overgebrachte trillingen zullen nagenoeg niet door de zuignap worden I gedempt.
I In het bijzonder kan gelden dat de zuignap is voorzien van een in hoofdzaak rigide plaatvormig frame met een eerste zijde en een in 25 hoofdzaak tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde waarbij de eerste I zijde is voorzien van het tenminste ene trilapparaat en de tweede is voorzien van uitsparingen voor het vormen van de kamer. Een dergelijk rigide plaat is bij uitstek geschikt voor het overbrengen van trillingen aan de plaat. In het bijzonder geldt dat het tenminste ene trilapparaat tegen de eerste zijde I 1 O') O A 1 Q — “ "** π I ί in: fflifMi—* ’‘n*'·* ; ·&* ·' —— zUk.---;__ ' "' . *~*· . . . · . ,; .·, .;»«-· ' . 1 . ~7 5 van het frame is aangebracht, zodat de trillingen vanuit elk trilapparaat direct aan het frame worden overgebracht.
Voorts geldt in het bijzonder dat de werkwijze tevens omvat het tegengaan van het in de kamer inlekken van lucht met behulp van een op 5 een omtrekssrand van de tweede zijde van het frame aangebrachte band die in hoofdzaak uit een kompreseerbaar materiaal is vervaardigd. Dit heeft het voordeel dat de werkwijze kan worden uitgevoerd met een relatief kleine vacuümpomp.
De werkwijze kan tevens omvatten het bepalen van een diepte 10 waarover de plaat in de ondergrond wordt ingebed. Het bepalen kan visueel plaatsvinden op basis van op een langsrand van de plaat aangebrachte markering. Het is echter ook mogelijk dat het bepalen plaatsvindt met behulp van een samenstel omvattende eerste middelen die een vaste positie ten opzichte van de plaat hebben en tweede middelen die een vaste positie 15 ten opzichte van de ondergrond hebben, waarbij het samenstel is ingericht om het aan de plaat overbrengen van trillingen te stoppen waarneer de eerste en tweede middelen ten opzichte van elkaar een vooraf bepaalde hoogte hebben bereikt.
De uitvinding alsmede nadere uitvoeringsvormen daarvan, worden 20 voorts toegelicht aan de hand van een tekening. Hierin toont:
Fig. 1 een plaat en een inrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding;
Fig. 2 een bovenaanzicht van de plaat en een inrichting volgens de uitvinding; 25 Fig. 3 schematisch een doorsnede langs de lijn I-I van de in Fig. 2 getoonde plaat en inrichting volgens de uitvinding;
Fig. 4 schematisch in doorsnede twee platen die elk door een inrichting volgens de uitvinding met een werkwijze volgens de uitvinding worden ingebed in een ondergrond.
1 0224 ΐ 9 - H In de figuurbeschrijving hebben gelijke onderdelen gelijke verwijzingscijfers of verwijzingstekens.
Fig. 1 toont in perspectief een inrichting 1 voor het in een ondergrond 2 althans gedeeltelijk inbedden van bijvoorbeeld een van een 5 steen- en/of betonsoort vervaardigde plaat 3 die een bovenzijde 4 en een onderzijde 5 omvat. De inrichting 1 is voorzien van tenminste een zuignap 6 die, in gebruik, tegen de bovenzijde 4 van de plaat 3 fixeerbaar is.
Bovendien is de zuignap 6 voorzien van een ten opzichte van de zuignap 6 in hoofdzaak gefixeerd trilapparaat 7 voor het, in gebruik via de zuignap 6 10 overbrengen van trillingen naar de plaat 3. In de getoonde uitvoeringsvorm I is de zuignap 6 voorzien van twee trilapparaten 7. De zuignap 6 is voorzien van middelen 8 voor het aansluiten van een vacuümpomp (niet getoond) waarmee in gebruik een vacuüm kan worden onderhouden in een door de I plaat en zuignap 6 begrensde kamer 9 (zie Fig. 3 en Fig. 4). In het getoonde I 15 voorbeeld is de zuignap 6 voorzien van een in hoofdzaak rigide plaatvormig I frame 10 met een eerste zijde 11 en een in hoofdzaak tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde 12. De eerste zijde 11 is voorzien van de twee I trilapparaten 7 en de tweede zijde is voorzien van uitsparingen 13 voor het vormen van de kamer 9 (zie Fig. 3 en Fig. 4). In de getoonde 20 uitvoeringsvorm omvat het frame 10 een frameplaat 14 die aan de tweede I zijde 12 van de zuignap 6 is voorzien van platen 15 voor het in gebruik I behouden van een afstand tussen de frameplaat 14 en de uit steen· en/of een I betonsoort vervaardigde plaat 3 wanneer de zuignap 6 tegen de plaat 3 is I aangebracht. Zoals is te zien in de Fig. 3 en 4, ontstaat daardoor de door de 25 plaat en de zuignap begrensde kamer 9 wanneer de zuignap tegen de plaat 3 I is aangebracht. Men zou ook kunnen stellen dat de uitsparingen 13 aan de I tweede zijde 12 van het plaatvormige frame 10 zijn gelegen tussen de platen I 15 die tegen de frameplaat 14 zijn aangebracht. De frameplaat 14 omvat openingen 30. Het als zuignap uitgevoerde frame 10 is voorzien van een I 30 luchtafvoerverbinding die zich uitstrekt van posities in de uitsparingen 13, I · / o n —> 7 door het frame tot aan de middelen 8 voor het aansluiten van een vacuümpomp. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de middelen 8 uitgevoerd als uitlaten waarop vacuümleidingen 16 aansluitbaar zijn. De vacuümleidingen 16 vormen een luchtafvoerverbinding tussen de uitlaten 5 en de niet getoonde vacuümpomp. De uitlaten hebben, zoals gesteld, voorts een luchtafvoerverbinding door het plaatvormige frame 10 naar de uitsparingen 13, ofwel, in gebruik, de kamers 9. In het getoonde voorbeeld is de frameplaat 14 voorzien van perforaties voor het verkrijgen van de openingen 30.
10 Inrichting 1 is voorts voorzien van een langs een omtreksrand 21 van de tweede zijde 12 van het frame 10 aangebrachte band 17 (zie Fig. 3 en Fig. 4). De band 17 is in zichzelf gesloten en in hoofdzaak uit een kompreseerbaar materiaal vervaardigd voor het in gebruik tegengaan van het in de kamer inlekken van lucht. Het kompreseerbare materiaal bevat bij 15 voorkeur in hoofdzaak rubber. Bij voorkeur is de band 17 voorzien van een in hoofdzaak naar de plaat toegekeerde zijde 18 die poriën omvat. Zo kan de band zijn vervaardigd uit een poriën omvattende rubber. Voorts kan de in zichzelf gesloten band 17 zijn voorzien van een binnenzijde 19 en een buitenzijde 20 die elk in een hoofdzaak de poriën afsluitende huid (niet 20 getoond) omvatten. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvat het frame een zich langs de omtreksrand 21 van het frame 10 zich uitstrekking U-profiel 22 waarin de band 17 is opgenomen. Bij voorkeur is de band 17 voorzien van een naar de plaat 3 toegekeerde bandzijde 18 waarin uitsparingen (niet getoond) zijn aangebracht. Door deze uitsparingen is het 25 mogelijk dat de kompreseerbare band gemakkelijk vervormt en aansluiting behoudt met het oppervlak van de plaat 3 wanneer dat oppervlak is voorzien van reliëf.
Zoals eerder gesteld is de inrichting 1 in het getoonde voorbeeld voorzien van twee ten opzichte van de zuignap 6 in hoofdzaak gefixeerde 30 trilapparaten 7 voor het in gebruik overbrengen van trillingen naar de plaat 1 0224 ΐ9 Η 3. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn de trilapparaten tegen de eerste zijde 11 van het frame 10 aangebracht. Bij voorkeur zijn de trilapparaten 7 elektrische trilapparaten. Het is echter ook mogelijk dat de pneumatische of hydraulische trilapparaten worden gebruikt.
H 5 In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is elk trilapparaat voorzien van een excenter (niet getoond) die in gebruik roteert ten behoeve van het genereren van de trillingen. Bij voorkeur zijn de excenters zodanig op gesteld dat zij in gebruik elk in een in hoofdzaak verticaal gelegen vlak roteren. Het I geniet nog meer de voorkeur dat de excenters in gebruik in hetzelfde vlak 10 roteren. Zoals in Fig. 2 met de pijlen E getoond, geldt dat kijkend naar de bovenzijde 4 van de plaat 3 de excenters bij voorkeur naar elkaar toe H roteren. De reeds besproken fiuïdumverbinding kan ook worden omschreven als een luchtafvoerverbinding tussen de tweede zijde 12 van het I plaatvormige frame 10 en de middelen 8 voor het aansluiten van de I 15 vacuümpomp. Bij voorkeur zijn in de reeds besproken luchtafvoerverbinding I middelen opgenomen voor het afzwakken van een luchtstroom. Deze I middelen kunnen de frameplaat 14 omvatten wanneer deze plaat 14 bijvoorbeeld is voorzien van perforaties. Bij voorkeur geldt dat de middelen I voor het afzwakken van een luchtstroom een bufferkamer 23 omvatten. In I 20 het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de bufferkamer 23 althans voor een deel als een holle balk uitgevoerd. Bij voorkeur strekt tenminste een deel van deze holle balk zich met een lengterichting parallel aan de plaat 3 uit.
I Hiermee wordt bereikt dat de holle balk eveneens een verstevigingsfunctie I van het plaatvormige frame heeft. Dit komt de stijfheid van het I 25 plaatvormige frame ten goede. Bij voorkeur zijn de holle balken 23 met I behulp van een fiuïdumverbinding met elkaar verbonden. Zo kan de uit de I kamers 9 in gebruik af te voeren lucht via de perforaties in de frameplaat 14 I terecht komen in de holle balken 23 om van daaruit via de met de holle I balken 23 verbonden uitlaten 8 afgezogen te worden door en in de richting 30 van de vacuümpomp (niet getoond).
I i 0 22 4! 9 ^ . aiimt-aem, * :': ,Γ'ΐΓ - '-'-my : - --^ -,,/^1 ·: 9
In de getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding geldt tevens dat de zuignap is voorzien van hijsmiddelen 24 voor het plaatsen van de zuignap 6. Hijsmiddelen kunnen zodanig zijn uitgevoerd dat eveneens de zuignap 6 met de in gebruik daartegen 5 vastgezogen plaat 3 kan worden verplaatst.
De inrichting volgens de uitvinding beperkt zich geenszins tot de hierboven getoonde uitvoeringsvorm. Zo kan de inrichting bijvoorbeeld eveneens zijn voorzien van een samenstel omvattende eerste middelen die in gebruik een vaste positie ten opzichte van de zuignap 6 hebben: en tweede 10 middelen die zodanig zijn uitgevoerd dat deze tweede middelen in gebruik een vaste positie ten opzichte van de ondergrond 3 aannemen. Dit samenstel kan zijn ingericht om het aan de zuignap 6 overbrengen van trillingen te stoppen wanneer de eerste en tweede middelen ten opzichte van elkaar een vooraf bepaalde hoogte hebben bereikt. Een dergelijk samenstel kan 15 bijvoorbeeld een voeler en een contactpunt omvatten. Het is eveneens mogelijk dat het samenstel een laser en een laserlichtdetector omvat.
De werkwijze van de inrichting volgens de uitvinding wordt duidelijk uit de hierna volgende beschrijving van de werkwijze volgens de uitvinding.
20 De werkwijze voor het in een zandsoort bevattende ondergrond althans gedeeltelijk inbedden van een plaat die een bovenzijde en een onderzijde omvat, omvat tenminste het plaatsen van de onderzijde van de plaat tegen de ondergrond en het met behulp van tenminste een ten opzichte van de plaat in hoofdzaak trilapparaat overbrengen trillingen naar 25 de plaat. Bij voorkeur wordt deze werkwijze met behulp van de inrichting 1 uitgevoerd. In dit geval wordt de zuignap 6 zodanig tegen de bovenzijde van de plaat 3 geplaatst dat een kamer 9 wordt gevormd. De middelen 8 voor het aansluiten van een vacuümpomp zullen daarbij aangesloten zijn op een vacuümpomp. Met behulp van de vacuümpomp wordt lucht uit de kamer 9 30 afgezogen. De bovenzijde 4 van de plaat 3 en de zuignap worden daardoor *·' .·—> —.
H tegen elkaar aangezogen. Men zou ook kunnen stellen dat in gebruik de atmosferische druk, die hoger is dan de druk van het vacuüm in kamer 9, de plaat en de zuignap tegen elkaar drukt. Het is dan mogelijk om met behulp van de hijsmiddelen 24 de onderzijde 5 van de plaat 3 tegen de ondergrond 2 5 te plaatsen. Vervolgens kan met behulp van het tenminste ene ten opzichte van de plaat 3 in hoofdzaak gefixeerde trilapparaat 7 trillingen worden overgebracht aan de plaat 3. Hierbij worden de trillingen van elk trilapparaat overgebracht aan de zuignap 7 die tegen de bovenzijde 4 van de plaat 3 is aangebracht. De vacuümpomp onderhoudt daarbij een vacuüm in 10 de door de plaat 3 en de zuignap 7 begrensde kamer 9. Doordat de plaat en de zuignap stijf tegen elkaar zijn aangedrukt en doordat de zuignap rigide is uitgevoerd, worden in gebruik de van de trilapparaten aan de zuignap overgebrachte trillingen doorgegeven aan de plaat. Meer in detail geldt dat de zuignap 7 is voorzien van een rigide plaatvormig frame 10 met een eerste 15 zijde 11 en een in hoofdzaak tegenover de eerste zijde 11 gelegen tweede H zijde 12. De eerste zijde 11 is voorzien van het tenminste ene trilapparaat 7 I en de tweede zijde 12 is voorzien van uitsparingen 13 voor het vormen van I de kamer 9. Het tegengaan van het in de kamer 9 inlekken van lucht vindt I plaats met behulp van een op of langs een omtreksrand 21 van de tweede I 20 zijde 12 van het firame 10 aangebrachte band 17 die in hoofdzaak uit een kompreseerbaar materiaal is vervaardigd. Bij deze werkwijze wordt verder I een band gebruikt zoals beschreven bij de uiteenzetting van de inrichting 1.
Bij voorkeur zijn de trilapparaten 7 tegen de eerste zijde 11 van het frame aangebracht zodat de trillingen direct van elk trilapparaat 7 aan de zuignap I 25 6 kunnen worden overgebracht. Elk trilapparaat 7 is bij voorkeur voorzien I van een excenter (niet getoond) die roteert ten behoeve van het genereren I van de trillingen. Bij voorkeur roteren de excenters elk in een in hoofdzaak I verticaal vlak. Een goede inbedding van de plaat en/of indichting van het onder de plaat 3 gelegen zand, vindt plaats wanneer de excentors in 30 hetzelfde vlak roteren. De draairichting van de van tegen de eerste zijde 11 I 1 n O ^ * - λ —g^.·.· ·ν λ »·ιτ^«·». ·τ.. ~ ·· ·· ·· .· ν »Ηΐ:τ >' -= ^ ~ 11 van het frame 10 aangebrachte trilapparaten 7 is bij voorkeur zodanig dat kijkend naar de bovenzijde van de plaat 3, de excenters naar elkaar toe roteren.
De werkwijze kan tevens omvatten: het bepalen van een diepte 5 waarover de plaat in de ondergrond wordt ingebed. Dit bepalen kan visueel plaatsvinden op basis van op een langsrand van de plaat 3 aangebrachte markeringen. Het bepalen kan tevens plaatsvinden met behulp van een samenstel omvattende eerste middelen die een vaste positie ten opzichte van een plaat hebben en tweede middelen die een vaste positie ten opzichte 10 van de ondergrond hebben. Het samenstel is ingericht om het aan de plaat overbrengen van trillingen te stoppen wanneer de eerste en tweede middelen ten opzichte van elkaar een vooraf bepaalde hoogte hebben bereikt. Voorbeelden van een dergelijk samenstel zijn besproken bij de uiteenzetting van de inrichting 1. In veel gevallen zal de onderzijde δ van de 15 plaat kleiner zijn dan de bovenzijde 4. Met andere woorden de plaat zal zijn voorzien van een schuin aflopende langsrand. Voor of tijdens het inbedden wordt zand aangebracht tegen of nabij de langsrand van de plaat. Bij voorkeur vindt het aanbrengen van zand slechts eenmalig plaats. Twee platen kunnen zodanig ingebed worden dat de bovenzijde nagenoeg één 20 doorlopend vlak vormen. Bij voorkeur wordt het zand eenmalig aangebracht op of in een voegnaad die tussen de platen is gelegen. Het aanbrengen van zand kan plaatsvinden nabij de in Fig. 4 weergegeven pijl Z.
De uitvinding beperkt zich niet tot de getoonde werkwijze. Zo is het mogelijk dat de trilapparaten in plaats van direct tegen de eerste zijde 11 25 van het frame, op enige afstand van de eerste zijde 11 van het frame zijn aangebracht. Het is uiteraard dan wel noodzakelijk dat een zodanig medium zich tussen elk trilapparaat 7 en de eerste zijde van het frame 10 bevindt, dat de door elk trilapparaat 7 gegenereerde trilling kan worden doorgegeven aan het als zuignap uitgevoerde frame 10 en de plaat 3. De trilapparaten 30 kunnen met behulp van elektrisch aangedreven excenters, pneumatisch 1 Π ^ ?A 1 Q- aangedreven excenters of hydraulisch aangedreven excenters door rotatie van de excenters worden gegenereerd. Het is ook denkbaar dat trillingen worden gegenereerd zonder gebruikmaking van excenters. Het zal duidelijk zijn dat na het in voldoende mate inbedden van de plaat 3, de zuignap 6 van 5’ de plaat 3 wordt afgenomen door het in laten stromen van lucht in de kamer 9. De zuignap kan dan van de plaat 3 worden afgenomen zonder dat de plaat 3 van positie verandert. De werkwijze kan in hoge mate automatisch worden uitgevoerd. Met name het afnemen van de zuignap 6 van de plaat 3 I kan plaatsvinden zonder handmatige handelingen van een nabij de plaat 3 10 opgestelde medewerker. Het bedienen van het vacuüm, het hijsen van de zuignap, en het bedienen van de trilapparaten zullen door een medewerker moeten plaatsvinden. Deze bedieningshandeling kunnen echter op afstand van de plaat worden uitgevoerd. Dit komt de veiligheid ten goede. Het is I tevens mogelijk dat het nabij een langsrand van de plaat 3 aan de I 15 ondergrond toevoegen van zand automatisch wordt uitgevoerd. De werkwijze kan ook voorzien in een dergelijke stap. De inrichting kan eventueel zodanig worden uitgevoerd dat voorafgaand aan of tijdens het I trillen zand kan worden toegevoerd aan de nabij de langsrand van de plaat I gelegen ondergrond. Het toevoeren van zand kan dan automatisch stoppen I 20 wanneer bepaald is dat de plaat in voldoende mate is ingebed.
I Dergelijke varianten worden elk geacht tot de uitvinding te behoren.
I in??A 1 Q

Claims (33)

1. Werkwijze voor het in een zandsoort bevattende ondergrond althans gedeeltelijk inbedden van een plaat die een bovenzijde en een onderzijde omvat, waarbij de werkwijze ten minste omvat: het plaatsen van de onderzijde van de plaat tegen de ondergrond, 5 met het kenmerk, dat de werkwijze tevens omvat: het met behulp van ten minste een ten opzichte van de plaat in hoofdzaak gefixeerd trilapparaat overbrengen van trillingen naar de plaat.
2 Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de trillingen 10 van elk trilapparaat worden overgebracht aan een zuignap die tegen de bovenzijde van de plaat is aangebracht.
3 Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat: het onderhouden van een vacuüm in een door de plaat en de zuignap 15 begrensde kamer.
4 Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de zuignap is voorzien van een rigide in hoofdzaak plaatvormig frame met een eerste zijde en een in hoofdzaak tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde, waarbij de eerste zijde is voorzien van het ten minste ene trilapparaat en de tweede 20 zijde is voorzien van uitsparingen voor het vormen van de kamer.
5 Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat: het tegengaan van het in de kamer inlekken van lucht met behulp van een op een omtrekssrand van de tweede zijde van het frame 25 aangebrachte band die in hoofdzaak uit een kompreseerbaar materiaal is vervaardigd. 1022419 Η Η
6 Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het kompreseerbare materiaal in hoofdzaak rubber omvat.
7 Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de band is voorzien van een in hoofdzaak naar de plaat toegekeerde zijde die poriën 5 omvat.
8 Werkwijze volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de band is vervaardigd uit een poriën omvattend rubber.
9 Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de in zichzelf gesloten band is voorzien van een binnenzijde en een buitenzijde die elk een 10 in hoofdzaak de poriën afsluitende huid omvatten. H
10 Werkwijze volgens een der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat de band is voorzien van een naar de plaat toegekeerde bandzijde waarin I uitsparingen zijn aangebracht. I
11 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het I 15 kenmerk, dat de werkwijze omvat: I - het met behulp van twee ten opzichte van de plaat in hoofdzaak gefixeerde trilapparaten overbrengen van trillingen naar de plaat. I
12 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het I kenmerk, dat elk trilapparaat is voorzien van een excenter die roteert ten I 20 behoeve van het genereren van de trillingen. I
13 Werkwijze volgens conclusie 11 en 12, met het kenmerk, dat de I excenters elk in een in hoofdzaak verticaal gelegen vlak roteren. I
14 Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de excenters in hetzelfde vlak roteren. I 25
15 Werkwijze volgens conclusie 12,13 of 14, met het kenmerk, dat, I kijkend naar de bovenzijde van de plaat, de excenters naar elkaar toe I roteren. I
16 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het I kenmerk, dat de werkwijze tevens omvat: het bepalen van een diepte I 30 waarover de plaat in de ondergrond wordt ingebed. I 1022dtQ- --- ·η·.ν»ι»„— ·'· — · -*»»«^^^·^^.Μ>ί»ίπ·-»ΒΐΜαΐΓΤ·«· .-Tr-.··- - ·“·"'">: · ',* _ , — «
17 Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het bepalen visueel plaatsvindt op basis van op een langsrand van de plaat aangebrachte markeringen.
18 Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het 5 bepalen plaatsvindt met behulp van een samenstel omvattende eerste middelen die een vaste positie ten opzichte van de plaat hebben en tweede middelen die een vaste positie ten opzichte van de ondergrond hebben, waarbij het samenstel is ingericht om het aan de plaat overbrengen van trillingen te stoppen wanneer de eerste en tweede middelen te opzichte van 10 elkaar een vooraf bepaalde hoogte hebben bereikt.
19 Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het samenstel een voeler en een contact punt omvat.
20 Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat het samenstel een laser en een laser licht detector omvat. 15
21 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies voorzover afhankelijk van conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat het plaatsen van de onderzijde van de plaat tegen de ondergrond plaatsvindt door middel van het hijsen en plaatsen van de zuignap.
22 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat de onderzijde van de plaat kleiner is dan de bovenzijde.
23 Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat zand wordt aangebracht tegen of nabij de langsrand van plaat.
24 Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat: het zodanig inbedden van twee platen 25 dat de bovenzijden nagenoeg een doorlopend vlak vormen.
25 Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk dat eenmalig zand wordt aangebracht op of in een voegnaad die tussen de platen is gelegen.
26 Inrichting voor het in een ondergrond althans gedeeltelijk inbedden 30 van een plaat die een bovenzijde en een onderzijde omvat, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van ten minste een zuignap die, in gebruik, tegen de bovenzijde van de plaat fixeerbaar is en ten minste een ten opzichte van de zuignap in hoofdzaak gefixeerd trilapparaat voor het, in gebruik, via de zuignap overbrengen van trillingen naar de plaat. 5
27 Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de zuignap is voorzien van middelen voor het aansluiten van een vacuümpomp waarmee I in gebruik een vacuüm kan worden onderhouden in een door de plaat en de H zuignap begrensde kamer.
28 Inrichting volgens conclusie 26 en 27, met het kenmerk, dat de I 10 zuignap is voorzien van een rigide plaatvormig frame met een eerste zijde I en een in hoofdzaak tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde, waarbij de eerste zijde is voorzien van het ten minste ene trilapparaat en de tweede I zijde is voorzien van uitsparingen voor het vormen van de kamer.
29 Inrichting volgens een der conclusies 26-28 , met het kenmerk, dat I 15 de inrichting is voorzien van een langs een omtreksrand van de tweede zijde I van het frame aangebrachte band die in zichzelf is gesloten en in hoofdzaak I uit een kompreseerbaar materiaal is vervaardigd voor het tegengaan van het in de kamer inlekken van lucht. I
30 Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het I 20 kompreseerbare materiaal in hoofdzaak rubber omvat.
31 Inrichting volgens conclusie 29 of 30, met het kenmerk, dat de I band is voorzien van een in hoofdzaak naar de plaat toegekeerde zijde die I poriën omvat. I
32 Inrichting volgens conclusie 29, 30 of 31, met het kenmerk, dat de 25 band is vervaardigd uit een poriën omvattend rubber.
33 Inrichting volgens een der conclusie 29-32, met het kenmerk, dat I de in zichzelf gesloten band is voorzien van een binnenzijde en een I buitenzijde die elk een in hoofdzaak de poriën afsluitende huid omvatten I 1 Π99 A 1 n
NL1022419A 2003-01-17 2003-01-17 Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat. NL1022419C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022419A NL1022419C2 (nl) 2003-01-17 2003-01-17 Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat.
EP20040075165 EP1441069B1 (en) 2003-01-17 2004-01-19 Method and apparatus for embedding a slab in a substrate containing a type of sand

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022419A NL1022419C2 (nl) 2003-01-17 2003-01-17 Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat.
NL1022419 2003-01-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022419C2 true NL1022419C2 (nl) 2004-07-20

Family

ID=32589162

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022419A NL1022419C2 (nl) 2003-01-17 2003-01-17 Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP1441069B1 (nl)
NL (1) NL1022419C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1025578C2 (nl) * 2004-02-26 2005-09-05 Konink Bam Groep Nv Inrichting en werkwijze voor het plaatsen van een element op een ondergrond.
EP3260247B1 (en) * 2016-06-23 2020-12-23 El-Zouki Group AB Tool for placing objects

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3324441A1 (de) * 1983-04-08 1984-10-18 Reinhard Dipl.-Ing. 3070 Nienburg Göpfert Selbstfahrende vorrichtung zum versetzen von transportablen schwerbetonteilen und hebegut
DE4115464A1 (de) * 1991-05-11 1992-11-12 Schmidt Gerhard R Verfahren zur horizontalverdichtung von boden
EP1099796A2 (en) * 1999-11-13 2001-05-16 Benford Limited Compactor machine
DE10105587A1 (de) * 2000-06-07 2002-01-03 Burkhardt Hombach Vorrichtung und Verfahren zum Egalisieren von Pflasterungen

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3324441A1 (de) * 1983-04-08 1984-10-18 Reinhard Dipl.-Ing. 3070 Nienburg Göpfert Selbstfahrende vorrichtung zum versetzen von transportablen schwerbetonteilen und hebegut
DE4115464A1 (de) * 1991-05-11 1992-11-12 Schmidt Gerhard R Verfahren zur horizontalverdichtung von boden
EP1099796A2 (en) * 1999-11-13 2001-05-16 Benford Limited Compactor machine
DE10105587A1 (de) * 2000-06-07 2002-01-03 Burkhardt Hombach Vorrichtung und Verfahren zum Egalisieren von Pflasterungen

Also Published As

Publication number Publication date
EP1441069A1 (en) 2004-07-28
EP1441069B1 (en) 2012-07-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CZ151095A3 (en) Method of continuous measurement of track cross shift resistance
US8167513B2 (en) Pothole patching machine
KR100788992B1 (ko) 고정 레일 선로의 높이 조정 방법
CA2266394C (en) Method for asphalt compaction and compaction apparatus
AU756787B2 (en) Vibrating compactor with adjustable vibration-damped handle
NL1022419C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het in een zandsoort bevattende ondergrond inbedden van een plaat.
AU2004231089B2 (en) Apparatus and system for concrete surface repair and method
US5526590A (en) Trench compactor
JPH04357201A (ja) 軌道道床圧縮用の軌道保線機械
FI118815B (fi) Menetelmä ja kone tiivisteen sullomiseksi raiteen ratapölkkyjen alle ja raiteen stabiloimiseksi
NL1013013C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van schachtringen voor een tunnelbekleding.
CA2343431C (en) A tamping machine
JPS61501785A (ja) 広いコンクリ−ト区域を舗装する際にコンクリ−トの水平を出すための方法および機械
NL2005171C2 (nl) Inrichting voor het verdichten van korrelvormige massa zoals betonspecie.
JPH02120403A (ja) 軌道安定化装置を備えた軌道保守機械
DE59906072D1 (de) Verfahren und Vorrichtung zur kontinuierlichen Kontrolle der Grundeinstellung und Oszillationsparameter einer Stranggiesskokille
US3965822A (en) Shoulder tamping lifting jack
CN211368391U (zh) 混凝土摊铺栈桥
EP0803609A3 (fr) Procédé pour mettre en place avec précision un insert dans du béton, dispositif pour la mise en oeuvre de ce procédé, et voie de chemin de fer obtenue par ce procédé
JPH11210393A (ja) トンネル用コンクリート打設方法およびその装置
JP2003293355A (ja) 地盤の改良工法
NL8701553A (nl) Werkwijze alsmede bekisting en inrichting voor het leggen van een kleihoudende afdichtmassa op bodemvlakken.
US20030223817A1 (en) Compaction roller
NL1018151C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vullen van een stelruimte.
CN112853977A (zh) 混凝土摊铺栈桥

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140801