NL1022235C2 - Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL1022235C2
NL1022235C2 NL1022235A NL1022235A NL1022235C2 NL 1022235 C2 NL1022235 C2 NL 1022235C2 NL 1022235 A NL1022235 A NL 1022235A NL 1022235 A NL1022235 A NL 1022235A NL 1022235 C2 NL1022235 C2 NL 1022235C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
water
inflatable body
gas
container
reagents
Prior art date
Application number
NL1022235A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeroen Vincent Van Mil
Philip Nicolaas Bakker
Original Assignee
Jeroen Vincent Van Mil
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jeroen Vincent Van Mil filed Critical Jeroen Vincent Van Mil
Priority to NL1022235A priority Critical patent/NL1022235C2/nl
Priority to CN200380107009.2A priority patent/CN1729122A/zh
Priority to US10/742,339 priority patent/US6974357B2/en
Priority to PCT/NL2003/000919 priority patent/WO2004056652A1/en
Priority to AU2003290457A priority patent/AU2003290457A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1022235C2 publication Critical patent/NL1022235C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C9/00Life-saving in water
    • B63C9/08Life-buoys, e.g. rings; Life-belts, jackets, suits, or the like
    • B63C9/18Inflatable equipment characterised by the gas-generating or inflation device
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C7/00Salvaging of disabled, stranded, or sunken vessels; Salvaging of vessel parts or furnishings, e.g. of safes; Salvaging of other underwater objects
    • B63C7/06Salvaging of disabled, stranded, or sunken vessels; Salvaging of vessel parts or furnishings, e.g. of safes; Salvaging of other underwater objects in which lifting action is generated in or adjacent to vessels or objects
    • B63C7/10Salvaging of disabled, stranded, or sunken vessels; Salvaging of vessel parts or furnishings, e.g. of safes; Salvaging of other underwater objects in which lifting action is generated in or adjacent to vessels or objects using inflatable floats external to vessels or objects
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C9/00Life-saving in water
    • B63C9/08Life-buoys, e.g. rings; Life-belts, jackets, suits, or the like
    • B63C9/11Life-buoys, e.g. rings; Life-belts, jackets, suits, or the like covering the torso, e.g. harnesses
    • B63C9/125Life-buoys, e.g. rings; Life-belts, jackets, suits, or the like covering the torso, e.g. harnesses having gas-filled compartments
    • B63C9/1255Life-buoys, e.g. rings; Life-belts, jackets, suits, or the like covering the torso, e.g. harnesses having gas-filled compartments inflatable
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B43/00Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for
    • B63B43/02Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking
    • B63B43/10Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking by improving buoyancy
    • B63B43/12Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking by improving buoyancy using inboard air containers or inboard floating members
    • B63B2043/123Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking by improving buoyancy using inboard air containers or inboard floating members using floaters mounted to the tip of a mast, e.g. inflatable
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B43/00Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for
    • B63B43/02Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking
    • B63B43/10Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking by improving buoyancy
    • B63B43/14Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking by improving buoyancy using outboard floating members
    • B63B2043/145Improving safety of vessels, e.g. damage control, not otherwise provided for reducing risk of capsizing or sinking by improving buoyancy using outboard floating members pneumatic, e.g. inflatable on demand
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C9/00Life-saving in water
    • B63C2009/0023Particular features common to inflatable life-saving equipment
    • B63C2009/0029Inflation devices comprising automatic activation means, e.g. for puncturing gas-generating cartridges
    • B63C2009/0041Inflation devices comprising automatic activation means, e.g. for puncturing gas-generating cartridges activated by presence of water
    • B63C2009/0052Inflation devices comprising automatic activation means, e.g. for puncturing gas-generating cartridges activated by presence of water by water pressure
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C9/00Life-saving in water
    • B63C2009/0023Particular features common to inflatable life-saving equipment
    • B63C2009/0029Inflation devices comprising automatic activation means, e.g. for puncturing gas-generating cartridges
    • B63C2009/0041Inflation devices comprising automatic activation means, e.g. for puncturing gas-generating cartridges activated by presence of water
    • B63C2009/0058Inflation devices comprising automatic activation means, e.g. for puncturing gas-generating cartridges activated by presence of water using means soluble in water, or weakening when wet

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Eye Examination Apparatus (AREA)
  • Feeding, Discharge, Calcimining, Fusing, And Gas-Generation Devices (AREA)
  • Purses, Travelling Bags, Baskets, Or Suitcases (AREA)

Description

Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor gebruik bij het bergen van een voorwerp dat in water valt of bij het redden van een persoon die in water valt, waarbij de in-5 richting is voorzien van middelen voor het bevestigen van de inrichting aan het te bergen voorwerp resp. van middelen waarmede de te redden persoon de inlichting bij zich kan dragen, van een spatwaterdichte houder welke een mechanisme voor het opengaan van de houder omvat, welke houder in zijn gesloten stand een leeg, opblaasbaar lichaam van een substantieel gas-impermeabele materie in een gevouwen stand insluit, en van een of meer reagentia die 10 onder invloed van in de inrichting binnen te treden water reageren ter vorming van een gas, welk gas dient voor het opvullen van het gevouwen opblaasbare lichaam ter uitoefening van een vlottende of drijvende kracht op het aan de inrichting bevestigde voorwerp of de de inrichting dragende persoon.
Een inrichting voor gebruik bij het bergen van een voorwerp dat in water valt is bekend 15 uit het Franse octrooischrift FR-2733482. Deze bekende inrichting is cilindervormig en zij omvat een schijf welke aan een van zijn oppervlakken is voorzien van een koker die zich loodrecht ten opzichte van het schijfoppervlak uitstrekt. De diameter van de koker is kleiner dan de diameter van de schijf. Het samenstel van schijf en koker wordt aan de zijde van het vrije uiteinde van de koker omsloten door een deksel dat in hoofdzaak een cilindervorm heeft en 20 waarvan de diameter iets groter is dan die van de schijf en waarvan de hoogte groter is dan die van de koker. Het deksel past aan zijn naar de schijf toe gekeerde open einde goed om de schijf heen, om aldus de koker in het inwendige van het deksel in te sluiten. De schijf is aan haar ombek aan het deksel bevestigd met behulp van middelen welke opengaan wanneer ze in aanraking komen met water, in dit geval zijn de middelen gevormd door propjes natriumchloride.
25 De schijf is aan haar naar het inwendige van het deksel gekeerde zijde en daarbij binnen de diameter van de koker gelegen voorzien van een aantal openingen welke de binnenzijde van de koker in verbinding brengen met de buitenzijde van de schijf en de inrichting. Ook de openingen zijn voorzien van sluitingsmiddelen welke opengaan wanneer ze in aanraking komen met water, in dit geval zijn de sluitingsmiddelen eveneens propjes van natriumchloride. De 30 bodem van de koker welke voorzien is van de openingen aan de zijde van de schijf is gevuld met een tampon van chirurgisch katoen, een sterk en hydrofiel materiaal. Aan de bovenzijde van de tampon, in het inwendige van de koker, is er een reactielichaam dat bestaat uit een materie die, wanneer deze in aanraking komt met water, een chemische reactie ondergaat en daarbij een gas vormt. In de bekende inrichting gaat het om calciumcarbide welke met water 35 reageert ter vorming van acetyleen en calciumhydroxide. De binnenzijde van de koker is aan 1 0222 35 I zijn van de schijf afgekeerde uiteinde afgesloten met een rooster dat het reactielichaam en de I tampon opeengepakt houdt tegen de bodem van de koker. Er is op het vrije uiteinde van de I koker een opblaasbare zak aangebracht. De opening van de zak, welke zich in een gevouwen I stand bevindt, is bevestigd aan de buitenzijde van het vrije uiteinde van de koker. In een rust- I 5 stand ligt de gevouwen zak in het inwendige van het deksel om de koker heen. Ten slotte is er I nog een ring aan de buitenzijde van het deksel voor het bevestigen van de inrichting aan het te I bergen voorwerp, in dit geval een sleutel.
I De werking van de bekende inrichting is als volgt. Wanneer het te bergen voorwerp in I kwestie, zoals een sleutel, in het water valt, dan zinkt het vanwege zijn massa. Omdat de sleu- I 10 tel een hogere soortelijke dichtheid heeft dan die van de inrichting, komt bij het zinken de sleu- I tel onder te hangen. Tijdens het zinken lossen de propjes natriumchloride welke de schijf en het deksel met elkaar verbinden op in het water. Ook de propjes natriumchloride welke de I openingen tussen de schijf en het inwendige van de binnen het deksel aangebrachte koker af- sluiten lossen op in het water. Hierdoor komt er water in de koker dat door de tampon geab- I 15 sorbeerd wordt. Door middel van de tampon komt het reactielichaam aldus in aanraking met I water. Door de bovenbeschreven reactie ontstaat er gas dat langs het rooster heen naar de op- blaasbare zak ontsnapt om de zak te doen opvullen. De tampon dient voor twee functies, voor het absorberen van water dat in de koker komt, en —vooral juist terwijl er water in de tampon I geabsorbeerd is— voor het belemmeren dat het gevormde gas uit de zak of de koker via de I 20 openingen in de schijf naar buiten ontsnapt. Tijdens de val van het voorwerp in het water, I waarbij de schijf onder hangt vanwege de daaraan hangende sleutel, komt de schijf los van het I deksel, daarbij ook geholpen door de druk die wordt uitgeoefend door het gevormde gas.
I Wanneer er voldoende gas is gevormd en de zak voldoende is opgeblazen met dit gas, ontstaat I er een drijvende kracht dat de aan de schijf hangende sleutel naar de oppervlakte doet stijgen.
I 25 Een nadeel van de bekende inrichting heeft betrekking op het deksel. Het volume van I het deksel moet enerzijds groot zijn om een voldoende grote zak te kunnen herbergen en an- derzijds klein en lichtwichtig zijn omdat het aan het te bergen voorwerp komt te hangen.
I Omdat de in het deksel te herbergen zak niet te groot mag zijn legt dit aspect ook een I beperking op het drijfvermogen dat met de bekende inrichting kan worden bewerkstelligd. Er I 30 kunnen dan ook alleen kleine, lichte voorwerpen mee drijvende worden gehouden.
Een ander nadeel van de inlichting betreft de snelheid waarmee de inrichting in wer- king kan treden. Onder bepaalde omstandigheden, zoals bij zeilen, doet zich het risico voor dat het opblaasbare lichaam van de inrichting onnodig wordt opgeblazen. De openingen in de I schijf, die met propjes natriumchloride zijn afgesloten, kunnen namelijk al bij voldoende I 35 luchtvochtigheid hun sluitwerking verliezen, aangezien natriumchloride hygroscopisch is. Er
t V
3 kleeft ook bezwaren aan de toepassing van acetyleen, het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende gas, volgens de bekende inrichting. Een mengsel van acetyleen/zuurstof is immers explosief, acetyleen is toxisch en het is ook nog onwelriekend. Nog een nadeel betreft de houdbaarheid van de werking van de inrichting, aangezien acetyleen zeer gevoelig is voor 5 luchtvochtigheid.
Nog een ander nadeel van de bekende inrichting heeft betrekking op de klepfunctie waarmede binnentreding van water in het deksel wordt gereguleerd. Deze klepfunctie wordt vervuld door een aantal onderdelen, te weten de propjes natriumchloride waarmede de ope-ningen zijn afgedicht en de tampon aan de binnenzijde van de koker welke het via de openin-10 gen binnentredende water absorbeert. Als de tampon om wat voor reden onvoldoende doordrenkt raakt waardoor het binnentredende water het reactielichaam niet of onvoldoende bereikt, dan zal de reactie niet starten resp. voortgaan, waardoor de beoogde werking van de inrichting niet plaatsvindt. De tampon werkt, wanneer er water in wordt opgenomen, als een waterbarrière. Er diffundeert dus altijd wel wat van het gevormde gas door de tampon via de 15 openingen naar buiten. Als de tampon dus niet over zijn volle breedte niet voldoende water absorbeert, dan zal het eventueel gevormde gas langs de tampon en de openingen in de schijf naar buiten ontsnappen.
Het is een doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting volgens 20 het in de aanhef beschreven soort die compact en lichtwichtig is.
Het is een ander doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting die een aantal verschillende vormen kan worden gegeven.
Het is nog een doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting die bij gebruik zeer snel kan worden opgeblazen.
25 Het is nog een ander doel om te voorzien in een verbeterde inrichting die een grote drijvende kracht kan uitoefenen welke voldoende is voor het doen drijven van zware voorwerpen of van personen.
Het is verder nog een doel om te voorzien in een verbeterde inrichting die in haar onopgeblazen stand gedurende lange tijd haar potentiële werking kan behouden.
30 Het is verder nog een doel om te voorzien in een verbeterde inrichting welke in haar opgeblazen stand de door haar uitgeoefende drijvende kracht gedurende lange tijd kan behouden.
Het is ook een doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting welke met een snelle en goedkope werkwijze kan worden vervaardigd.
102£2 4& 35 I Volgens een aspect van de uitvinding worden een of meer van de genoemde doelen be- I reikt door een inrichting volgens het in de aanhef omschreven soort, met het kenmerk, dat de I onder invloed van water gas-vormende reagentia binnen het substantieel gas-impermeabele H opblaasbare lichaam zelf zijn omvat en het opblaasbare lichaam een water-doorlatende stof 5 omvat. Het al bij de inrichting beschikbare grote oppervlak van het opblaasbare lichaam kan I daardoor worden gebruikt voor snelle opneming van het voor de gasvorming benodigde wa- I ter. Dit gaat gepaard met het voordeel, dat eerst nadat de water-doorlatende stof van het op- blaasbare lichaam zich in een toestand bevindt waarbij er water in is opgenomen, zij in substantiële mate dichte poriën verkrijgt en daardoor impermeabel wordt voor het van binnen 10 uit de inrichting te vormen gas. Het opblaasbare lichaam behoudt hierbij derhalve zijn hoofd- functie, namelijk die van het vasthouden van het gevormde gas.
I Enkele voorbeelden van voor toepassing volgens de uitvinding geschikte water- I doorlatende stoffen zijn niet-limitatief: nat-sterk papiersoorten, fijngeweven linnen, cellulose- vezels- of polyestervezels-houdende stoffen zoals bijvoorbeeld worden toegepast voor poets- 15 doeken. Ook zogenoemde "non-woven" materie is over het algemeen geschikt voor toepassing volgens de uitvinding. Onder "non-woven" materie dient te worden verstaan vezelhoudende materie, welke niet in garens is vormgegeven, en waarvan de vezels zich onderling in een be- paalde richting, of anders random, georiënteerd bevinden en welke aan elkaar gebonden zijn, zoals door middel van frictie en/of cohesie en/of adhesie.
20 In een voorkeursuitvoeringsvorm is de water-doorlatende stof van het substantieel gas- impermeabele opblaasbare lichaam water-absorberend. Het voordeel hiervan is, dat het in het opblaasbare lichaam binnen te treden water snel over het inwendige van het opblaasbare li- chaam kan worden verdeeld.
In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de water-doorlatende stof van het substantieel H 25 gas-impermeabele opblaasbare lichaam een voorafbepaalde overdruk-ventilerende functie. Dit verschaft het voordeel, dat door keuze van een geschikte water-doorlatende stof voor het op- blaasbare lichaam, wanneer de inrichting in water valt, binnentreding van water kan doorgaan totdat er binnen het opblaasbare lichaam een voorafbepaalde tegendruk ontstaat vanwege het zich alsdan daarin bevindende gas. Nog een voordeel hiervan houdt verband met de ontwik- 30 keling dat wanneer de inrichting bij het vallen in water diep zinkt en daarbij voldoende water opneemt waardoor de gas-vormende reactie optreedt, er tijdens de zich propagerende gas- vormende reactie een steeds grotere drijvende kracht wordt uitgeoefend. Bij het als gevolg daarvan naar het oppervlak stijgen van het betreffende voorwerp of de betreffende persoon zal de druk binnen het alsdan opgeblazen lichaam almaar hoger worden. Het eventueel uiteen- 5 klappen van het opgeblazen lichaam wordt aldus voorkomen door een juiste keuze van de drukwaarde waaronder gas nog binnen het opgeblazen lichaam dient te worden gehouden.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het een water-doorlatende stof omvattende gas-impermeabele opblaasbare lichaam voorzien van een zwelstof. Deze zwelstof dient voor 5 het bevorderen dat na binnentreding van voldoende water in het opblaasbare lichaam de poriën van de water-doorlatende stof beter worden gesloten.
In een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de water-doorlatende stof van het opblaasbare lichaam de stof welke algemeen verkrijgbaar is onder de merknaam Sontara®.
Sontara® is een kunststof, geleverd door de firma Dupont, welke eveneens voldoet aan de 10 twee hierboven genoemde vereisten van het goed en snel kunnen absorberen van water en, wanneer er water geabsorbeerd is, in substantiële mate dichte poriën verkrijgen. In verdere uitvoeringen kan het substantieel gas-impermeabele opblaasbare lichaam combinaties van verschillende water-doorlatende stoffen, al dan niet in verdere combinatie met kunststoffen zoals polypropeen en polyetheen, omvatten.
15 Het zal duidelijk zijn dat in beginsel elke stof welke water goed en snel kan doorlaten geschikt is voor toepassing in de inrichting volgens de uitvinding. Een wenselijke eigenschap van de water-doorlatende stof betreft absorbeerbaarheid van water: wanneer er in de water-doorlatende stof water opgenomen is, dient de stof in substantiële mate dichte poriën te verkrijgen, Nog verder wenselijke eigenschappen van de water-doorlatende stof zijn dat de stof, 20 wanneer zij nat is, voldoende mechanische sterkte dient te bezitten, in een droge toestand compact kan worden gevouwen of opgerold, en van een goede naadafdichting kan worden voorzien.
In een verdere uitvoeringsvorm is het zich in zijn gevouwen stand bevindende opblaasbare lichaam voorzien van middelen voor het bevorderen van het eventuele ontvouwen 25 van het opblaasbare lichaam, zoals een streng of gespannen veer. Dit verschaft het voordeel dat bij propagatie van de gas-vormende reactie het lichaam sneller kan ontvouwen en het lichaam daardoor sneller kan worden opgeblazen.
Volgens een ander aspect van de uitvinding is het opblaasbare lichaam in compartimenten verdeeld en is het in een of meer van deze compartimenten voorzien van een of meer 30 reagentia welke onder invloed van in de houder getreden water reageren ter vorming van het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende gas. Dit verschaft het voordeel dat de gas-vormende reactie op verschillende plaatsen tegelijk kan optreden en er gas kan worden gevormd. Deze ontwikkeling bevordert dat het gevouwen opblaasbare lichaam zich sneller kan ontvouwen. Nog een voordeel is dat het dan niet uitmaakt van welke zijde er water binnen het I opblaasbare lichaam binnentreedt, aangezien er hoe dan ook de gas-vormende reactie alsdan I zal optreden.
I Volgens nog een apder aspect van de uitvinding zijn de een of meer reagentia welke onder invloed van in de houder getreden water reageren ter vorming van het een vlottende of H 5 drijvende kracht veroorzakende gas, binnen het compartiment waarin ze zijn aangebracht, on- I derling gescheiden. Dit verschaft het voordeel, dat de houdbaarheid van de reactiepotentie ge- I durende lange tijd behouden blijft, aangèzien de gas-vormende reactie dan en slechts dan zal optreden wanneer alle voor de gasvorming benodigde reagentia met elkaar in aanraking ko- men. Nog een voordeel hiervan is dat, met name bij een gas-vormende reactie die endotherm I 10 is, er kan worden voorkomen dat bevriezing van de reactie in een deel van het opblaasbare li- I chaam plaatsvindt. Toepassing van deze maatregel verhoogt derhalve de bedrijfszekerheid van de inrichting volgens de uitvinding.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de onderlinge scheiding van de reagentia een een in water oplosbare stof zoals een polyvinylalcohol, bijvoorbeeld in de vorm van een schei- I 15 dingslaag. Het voordeel hiervan is dat alle voor de gasvorming benodigde reagentia dan en I slechts dan met elkaar in aanraking zullen komen nadat er voldoende water in het opblaasbare lichaam is binnengetreden om de scheidingslaag te doen oplossen. Als het betreffende voor- werp in ondiep water is gevallen en het weer snel wordt opgepakt, of als de betreffende per- soon snel weer in het water kan gaan staan, dan zal er weinig gelegenheid zijn voor 20 binnentreding van voldoende water in de houder. Onder deze omstandigheden hoeft de in- richting, althans een deel van de inrichting, niet te worden opgeblazen. Daarentegen, als het betreffende voorwerp of de betreffende persoon in diep water valt, dan zal er snel voldoende water de houder binnentreden waardoor de benodigde drijvende kracht voldoende snel kan worden uitgeoefend.
25 Volgens een verder aspect van de uitvinding is de rangschikking van de compartimen- ten en binnen de compartimenten van de onder invloed van in het opblaasbare lichaam te tre- den water reagerende een of meer reagentia ter vorming van het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende gas zodanig, dat het bij aanvang van de reactie te vormen gas een deel van het opblaasbare lichaam kan opvullen en daarbij voor een dek of schoorsteeneffect kan 30 zorgen waardoor de reactie kan voortgaan. Het voordeel hiervan is, dat er een trekeffect kan worden gecreëerd waardoor zowel de reactie zich kan propageren in plaats van uit te doven als dat het eerst gevormde gas kan worden gebruikt voor het doen verder ontvouwen van het opblaasbare lichaam. Het te bereiken trekeffect is afhankelijk van onder meer de vorm en de grootte van het opblaasbare lichaam, de wijze van vouwing en omvatting daarvan in de spat- 35 waterdichte houder en van het eventuele gebruik van een mechanisch hulpmiddel zoals een 7 streng of veer voor het bevorderen dat een gedeeltelijk met het gevormde gas opgeblazen lichaam zich sneller ontvouwt.
Volgens nog een ander aspect van de uitvinding omvat het mechanisme voor het opengaan van de spatwaterdichte houder aan het buitenoppervlak van de houder een niet in voch-5 tige lucht en wel in water oplosbare stof, zoals bijvoorbeeld een polyvinylalcohol. Deze stof kan zijn in de vorm van, bijvoorbeeld, een hechtingslaag welke twee in de lengterichting van een langwerpige inrichting uitgevoerde en met elkaar samenwerkende helften van de inrichting bij elkaar houdt totdat de inrichting in water valt. Dit verschaft het voordeel, dat de houder niet bij het eerste, het beste spatwater opengaat doch eerst nadat de in water oplosbare 10 hechting over een voldoende lengte daarvan in oplossing is gegaan het in de houder omvatte opblaasbare lichaam vrijgeeft.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de laag van de niet in vochtige lucht en wel in water oplosbare stof een substantieel deel van het buitenoppervlak van de spatwaterdichte houder. Dit verschaft het voordeel, dat wanneer na het vallen in water de houder dient open te 15 gaan, het in oplossing gaan van de hechtingslaag op meer plaatsen tegelijk kan plaatsvinden, waarmee het binnen de houder omvatte opblaasbare lichaam des te sneller vrijgegeven kan worden. In het verlengde hiervan doet zich het voordeel voor, dat hoe sneller het opblaasbare lichaam vrijkomt, hoe sneller het met het te vormen gas kan worden opgeblazen en hoe sneller de benodigde drijvende kracht kan worden uitgeoefend.
20 In nog een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de spatwaterdichte houder een in water oplosbare kunststoffolie, bij voorkeur een bedrukbare en biologisch afbreekbare kunststoffolie. Dit verschaft het voordeel, dat aan de houder een visueel aantrekkelijk uiterlijk kan worden gegeven en dat de houder milieuvriendelijk kan worden uitgevoerd.
In een aantal voorkeursuitvoeringsvormen heeft de inrichting een langwerpige vorm of 25 een in elkaar gevouwen vorm zoals een zig-zagvorm, zodat het bijvoorbeeld aan een brilpoot of sleutelbos kan worden bevestigd. In beginsel kan aan de inrichting naar keuze elke vorm worden gegeven welke mogelijk maakt dat een groot opblaasbaar lichaam in een gevouwen stand in de houder kan worden aangebracht. Voor gebruik van de inrichting voor het redden van personen kan zij in de vorm van een zwemvest of een ander kledingstuk, zoals een T-shirt, 30 hemd of broek, worden uitgevoerd. Ook hierbij kan het kledingstuk in delen van de inrichting worden voorzien, zoals bijvoorbeeld alleen in de kraag. Het voordeel van het verschaffen van de inrichting in een zwemvest of een kledingstuk is dat zolang de persoon zich niet in het water bevindt, de zwemvest of het kledingstuk onopgeblazen en dun blijft en aldus met de nodige bewegingsvrijheid en comfort gedragen kan worden. Hierbij hoeft een kledingstuk niet 35 noodzakelijkerwijs aan zijn gehele oppervlak van de inrichting volgens de uitvinding te wor- ^ u y c c y I den voorzien. Onder bepaalde omstandigheden zou het kunnen volstaan om alleen een aantal I delen van de inrichting te voorzien, zoals de kraag en/of de mouwen van een hemd.
I De inrichting volgens de uitvinding kan uiteraard ook in voertuigen of vaartuigen I worden gebruikt, bijvoorbeeld in de vorm van een aantal houders welke alleen onder bepaalde I 5 omstandigheden uit een cluster worden bevrijd en zich eerst daarna kunnen opblazen om het I voertuig of vaartuig drijvende te houden.
I Tot slot heeft de uitvinding volgens nog een ander aspect betrekking op een werkwijze H voor het vervaardigen van een inrichting voor gebruik bij het bergen van een voorwerp dat of van een persoon die in water valt, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: 10 - het in een mal vormen van een buitenlaag van materie die qua mechanische sterkte en I snelheid van oplosbaarheid in water geschikt is voor de eventueel aan water bloot te stellen zijde van de inrichting, I - het aan de buitenlaag grenzend aanbrengen van een laag van water-doorlatende stof, I bij voorkeur een water-doorlatende stof welke tevens water-absorberend is, I 15 - het aan de laag water-doorlatende stof grenzende en van de buitenlaag afgekeerde zijde H aanbrengen van een binnenlaag in water oplosbare stof zoals een poly vinylalcohol, welke in water oplosbare stof bij voorkeur een lagere smelttemperatuur heeft dan die van de buitenlaag, en - het aanwenden van warmte en/of van druk ter smelting van de drie lagen zodanig, dat 20 de materie van de binnenlaag bij voorkeur in de laag van water-doorlatende stof wordt ingesmolten.
I Dit verschaft het productietechnisch voordeel dat de inrichting snel in grote aantallen en tegen lage kosten kan worden geproduceerd.
De uitvindingsgedachte zal nu nader worden toegelicht en verdere uitvoeringsvormen zullen worden beschreven aan de hand van een voorbeeld en bijbehorende tekening. In de te- kening toont:
Fig. la-e tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, welke op 30 een bril is aangebracht, bij aanvang en in latere stadia van de inwerkingtreding van de inrich- I ting.
Fig. 2a-b tonen een aanzicht van de dwarsdoorsnede van de bril en de inrichting vol- gens Fig. la en le, respectievelijk;
Fig. 3a-b tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij het opblaasbare lichaam 35 de stof Sontara® omvat; 9
Fig. 4a-b tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij het opblaasbare lichaam een combinatie van de stof Sontara® en lage-dichtheidspolyetheen omvat;
Fig. 5a-b tonen twee momentopnames bij uitvoering van een werkwijze ter vervaardiging van de inrichting volgens de uitvinding; 5 Fig. 6 toont een zwemvest die is voorzien van een inrichting volgens de uitvinding; en
Fig. 7 toont een mastboei die is voorzien van een inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 8 toont een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, welke geschikt is voor gebruik met een verscheidenheid aan voorwerpen zoals mobiele telefoons en sleutels.
10 Fig. 9 toont een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting vol gens Fig. 8.
Fig. 10a toont een zijaanzicht van een inrichting in zijn gesloten stand, en Fig. 10b toont een doorsnede-aanzicht langs de lijn A-A volgens Fig. 9,
Fig. 11 toont een doorsnede-aanzicht langs de lijn B-B van de uitvoeringsvorm volgens 15 Fig. 9.
Fig. 12 toont een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens Fig. 9 waarbij de inrichting zich in een gedeeltelijk geopende stand bevindt.
Fig. 13 toont een perspectivisch aanzicht vergelijkbaar met dat volgens Fig. 12, waarbij de inrichting zich bevindt in een oriëntatie die 180 graden om een horizontale as geroteerd is in 20 vergelijking met het aanzicht volgens Fig. 12.
Fig. 14 toont een doorsnede-aanzicht in lengte-richting van de binnenbehuizing van de inrichting volgens Fig. 11.
Fig. 15 toont een schematisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding welke zich in onder water bevindt en wel in een gedeeltelijk geopende stand na inwerkingtreding 25 van de inrichting.
Fig. 16 toont een schematisch aanzicht van de inrichting volgens Fig. 15 waarbij de inrichting tot aan de oppervlakte is gestegen en zich daarbij in zijn geheel geopende stand bevindt.
30 De figuren zijn schematisch en niet op schaal getekend. In de figuren verwijzen gelijke cijfers naar overeenkomstige delen van de getoonde uitvoeringsvormen van de inrichting.
Fig. la-e tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, welke op op een bril is aangebracht, bij aanvang en in latere stadia van de inwerkingtreding van de inrichting. Fig. la toont een bril 1 met twee brilpoten 2, 3. Er is op een van de brilpoten een in-35 richting 4 volgens de uitvinding aangebracht, in dit geval door middel van twee losneembare, I 10 I zogenoemde Velcro-strips 5, 6. De inrichting 4 omvat een langwerpige koker 7, opgebouwd I uit twee helften 8, 9 welke door middel van een lasnaad 10, bijvoorbeeld gevormd door ther- I misch lassen, bij elkaar worden gehouden. De koker 7 dient dus als een spatwaterdichte hou- I der. De lasnaad 10 omvat een niet in vochtige lucht en wel in water oplosbare polyvinylalcohol I 5 en dient derhalve als een mechanisme voor het opengaan van de houder. In de koker 7 is er I een opblaasbaar lichaam 11 aangebracht. Bij het in water vallen van de bril zal de lasnaad 10 in I oplossing gaan en de twee helften 8, 9 uit elkaar doen bewegen, zoals getoond in Fig. lb. Na verloop van tijd zal het opblaasbare lichaam 11, welke bij aanvang in een zig-zagvorm in de I koker 7 is omvat, zich ontvouwen. Het ontvouwen van het opblaasbare lichaam wordt bevor- 10 derd wanneer de ene helft 9 van de koker 7 loskomt van de andere helft 8 van de koker 7, zoals getoond in Fig. lc. Fig. ld toont de bril in een stadium waarbij de reagentia in het opblaasbare lichaam onder invloed van het in het opblaasbare lichaam binnengetreden water hebben geleid I tot vorming van gas, welk gas het opblaasbare lichaam inmiddels heeft gevuld en de bril naar het wateroppervlak heeft doen stijgen. Fig. Ie toont een inrichting welke een in een aantal 15 compartimenten 12,13,14 verdeeld opblaasbaar lichaam omvat.
Fig. 2a-b toont een aanzicht van de dwarsdoorsnede van de bril en de inrichting vol- gens Fig. la en le, respectievelijk. Fig. 2a toont de brilpoot 2, en de daarop door middel van strips 5, 6 bevestigde inrichting 4. De inrichting 4 omvat een houder 15, welke een buitenste I laag van polyetheen 16 omvat. De houder 15 toont in de getoonde gesloten stand een leeg, sub- I 20 stantieel gas-impermeabel opblaasbaar lichaam 11 en hij omvat verder een aantal veren 17 als I mechanisch hulpmiddel voor het bevorderen van het ontvouwen van het opblaasbare lichaam.
Het opblaasbare lichaam bevindt zich in een in zig-zagvorm gevouwen stand. Het opblaasbare lichaam 11 omvat twee met elkaar en onder invloed van water gas-vormende reagentia. Fig. 2b toont het opblaasbare lichaam in een stadium waarin het al voor een deel is gevuld met gas.
25 Het gas wordt gevormd doordat de aangebrachte reagentia 18,19 met elkaar in aanraking zijn gekomen nadat de scheiding 20 (aangegeven met de stippellijn) tussen de de reagentia in het binnen het oplosbare lichaam gebeden water in oplossing is gegaan. De scheiding 20 wordt in dit voorbeeld gevormd door een laag polyvinylalcohol. Fig. 2b toont ook de verbinding 21 van het opblaasbare lichaam met de houder. Er wordt ook de verbinding 22 tussen de diverse la- I 30 gen waaruit het opblaasbare lichaam is opgebouwd, getoond. De verbinding 22 is in dit voor- I beeld een ultrasoon naad. Het voordeel van een ultrasoon naad is dat deze juist niet in oplossing gaat en dus meer hechting biedt in vergelijking met bijvoorbeeld een thermisch ge- vormde naad.
Fig. 3a-b tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij het opblaasbare lichaam I 35 de stof Sontara® omvat. Fig. 3a toont dat de verbinding 21 volgens Fig. 2b wordt gevormd 11 door een nietje 23 tussen de houder 15 en het opblaasbare lichaam 11. In dit voorbeeld zijn de reagentia 24, 25 ter vorming van het benodigde gas wijnsteenzuur en natriumbicarbonaat. Er kunnen uiteraard allerlei reacties worden aangewend ter vorming van het voor het drijven van de inrichting benodigde gas. Volgens Fig. 3b zijn het wijnsteenzuur en het natriumbicarbonaat 5 beide los aangebracht in het opblaasbare lichaam 11. Zodra de de reagentia onderling scheidende laag polyvinylalcohol 20 in oplossing gaat, vindt de gas-vormende reactie plaats.
Fig. 4a-b tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij het opblaasbare lichaam een combinatie van de stof Sontara® en lage-dichtheidspolyetheen omvat. Deze combinatie verschaft het voordeel dat wanneer het meeste water dat in het opblaasbare lichaam binnen 10 dient te heden via het Sontara®-omvattende gedeelte binnentreedt, er sturing kan worden gegeven aan de wijze en de snelheid waarop gasvorming en de ontvouwing van het opblaasbare lichaam bij voortgang van de gasvorming dienen plaats te vinden. Een dergelijke combinatie, waarbij het na inwerktreding van de inrichting voor een deel in het water liggende Sontara®-omvattende gedeelte 26 van het opblaasbare lichaam zorgt voor een gerichte binnentreding 15 van het water, en dat het daarboven drijvende polyetheen-omvattende gedeelte 27 zorgt voor een goede gasdichtheid, verschaft het voordeel van een langdurig drijfvermogen. Volgens Fig. 4b is het wijnsteenzuur 24 aangebracht binnen een zak 28 van polyvinylalcohol, welke zak 28 eveneens in oplossing gaat in het binnen het opblaasbare lichaam 11 te treden water. Het natriumbicarbonaat 25 is in dit voorbeeld los aangebracht in het opblaasbare lichaam 11. De ge-20 toonde scheiding van de reagentia onderling, door middel van de scheidingslaag 20 of de zak 28, is gunstig voor de stabiliteit, het lang behouden, van de reactiepotentie.
Fig. 5a-b tonen twee momentopnames bij uitvoering van een werkwijze ter vervaardiging van de inrichting volgens de uitvinding. Fig. 5a toont hoe er binnen de twee helften 29, 30 van een mal een dubbelzijdige laminiaire rangschikking wordt aangebracht van, van buiten 25 naar binnen met betrekking tot de mal gezien, achtereenvolgens polyetheen 31, Sontara® 32, het in een zig-zagvorm gevouwen opblaasbare lichaam 11 dat overigens is voorzien van de gas-vormende reagentia (hier niet getoond), en een laag polyvinylalcohol 33. Fig. 5b toont hoe na aanwending van voor het samenvormen van de diverse bestanddelen van de inrichting benodigde warmte en/ of druk de polyvinylalcohol in de laag Sontara® is ingesmolten bij de 30 plaatsen 34, met het bijbehorende voordeel dat de insmelting mechanisch sterkte biedt. Nog een voordeel hiervan is dat het in het opblaasbare lichaam binnen te treden water snel door de Sontara® wordt doorgelaten en geabsorbeerd waardoor de in de Sontara® ingesmolten poly-vinylacohol snel in aanraking komt met het water en derhalve snel daarin in oplossing kan gaan. Het zal duidelijk zijn dat het opblaasbare lichaam 11 op allerlei wijzen compact gevou-35 wen binnen de houder kan worden aangebracht.
12 I Fig. 6 toont een zwemvest 35 dat aan zijn onderzijde is voorzien van een inrichting vol- I gens de uitvinding. Zolang het zwemvest 35 niet hoeft te worden opgeblazen is het compact en lichtwichtig en biedt het de drager daarvan aldus bewegingsvrijheid en comfort.
I Fig. 7 toont een mastboei 36 die is voorzien van een inrichting volgens de uitvinding.
I 5 De inrichting, bijvoorbeeld in de vorm van een tennisbal, kan op een vaartuig 37 zijn aange- I bracht en zij treedt dan en slechts dan in werking wanneer het vaartuig kapseist om alsdan I zich op te blazen tot een omvang welke de top van de mast 38 een voldoende drijf vermogen en bijvoorbeeld ook visualisatie biedt.
Fig. 8 toont schematisch een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uit- I 10 vinding, welke geschikt is voor gebruik met een verscheidenheid aan voorwerpen zoals mobie- I le telefoons en sleutels. Fig. 8 toont ter linkerzijde de inrichting 100, haar houder 102, en een ring 104 ter bevestiging van de houder 102 aan een mobiele telefoon 106. Fig. 8 toont ter rech- I terzijde de inrichting 100, haar houder 102, en een ring 104 ter bevestiging van de houder 102 I aan een aantal sleutels 108. Met de inrichting volgens de uitvinding kan een massa van enkele 15 honderden gram in ongeveer 10 tot 20 seconden worden geborgen nadat de massa in het water gevallen is.
I Fig. 9 toont een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm van de inrichting 100 volgens Fig. 8. Het toont een oog 110 voor het opnemen van losneembare middelen, zoals een ring (niet getoond), ter bevestiging van de houder 102 van de inrichting 100 aan een te bergen 20 voorwerp (niet getoond). De houder 102 is bestand tegen ten minste spatwater en luchtvoch- tigheid. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat de houder 102 twee delen 112 en 114 welke met elkaar samenwerken ter vorming van een gesloten houder. De naad 116 bij de omtrek waarlangs de twee helften van de houder met elkaar samenwerken is bestand tegen ten minste spatwater en luchtvochtigheid. Een of meer van de vlakken S zijn decoratief van aard en ze 25 zijn naar keuze bewerkbaar, bijvoorbeeld voor het aanbrengen van een signaalkleur, een beeld of een reliëf.
Fig. 10a toont een zijaanzicht van nog een andere inrichting in zijn gesloten stand. Ge- toond wordt de twee helften 112 en 114 van de houder 102, de naad 116 tussen de twee helften en ook een oog 110 waarin bijvoorbeeld een ring of een band doorheen kan worden gevoerd 30 ter bevestiging van de inrichting 100 aan een te bergen voorwerp (niet getoond). Fig. 10b toont een doorsnede-aanzicht langs de lijn A-A volgens Fig. 9. In de gesloten stand van de houder 102 sluiten de twee helften 112 en 114 daarvan bijvoorbeeld een nauwe labyrint-achtige ruimte 118 tussen zich in. De nauwheid van deze ingesloten ruimte vormt een zekere minimum barri- ère tegen spatwater en luchtvochtigheid. Een beetje spatwater of hoge luchtvochtigheid zal op 35 zich niet ertoe leiden dat water tot in de houder insijpelt of binnendringt. Eerst dan en slechts 13 dan als de houder voldoende blootgesteld is aan voldoende water, zodanig dat het water voldoende tijd heeft gehad om door capillaire werking tot binnen de houder te geraken, zal het aanleiding geven tot het opengaan van de houder. Het zal duidelijk zijn dat hierbij met name de nauwheid van de naad tussen de houderhelften van belang is.
5 Fig. 11 toont een doorsnede-aanzicht langs de lijn B-B van de uitvoeringsvorm volgens
Fig. 9. Getoond wordt de inrichting 100 en de houder 102. In dit voorbeeld omvat de houder 102 een eerste behuizing ("buitenbehuizing") 120. De buitenbehuizing omvat in dit voorbeeld een arm 122, welke aan weerszijden daarvan door middel van een flexibele bevestiging, bijvoorbeeld filmscharnieren 124, verbonden is met twee schotelvormige delen 126 en 128. In de 10 gesloten stand van de houder worden de delen 126 en 128 bij elkaar gehouden met behulp van een sluitmechanisme 130, in dit voorbeeld een klemmechanisme. Het klemmechanisme 130 omvat twee met elkaar samenwerkende organen, in dit voorbeeld de in elkaar grijpende haken 132 en 134. Om ervoor te zorgen dat er een minimumkracht voor nodig is voordat de haken uit elkaar kunnen bewegen zijn voorspanmiddelen verschaft, in dit voorbeeld een veertje 136. De 15 werking van dit veertje is voor de gemiddelde vakman wel evident te achten. In het getoonde voorbeeld is is het sluitmechanisme 130 zodanig uitgevoerd dat het niet van buitenaf kan worden geopend.
Wanneer de buitenbehuizing 120 gesloten is, zoals getoond, dan vormen de twee delen 126 en 128 een tegen spatwater en luchtvochtigheid bestendige naad tussen zich in. De vorm 20 van de naad wordt aangeduid bij 138. Aan de buitenbehuizing is tevens een voorziening aangebracht waarmee de houder aan een te bergen voorwerp kan worden bevestigd. In het getoonde voorbeeld is deze bevestigingsvoorziening een beugel 140 die een opening 142 insluit tussen zich en de rest van de houder. Er kan bijvoorbeeld een verbindingsring (niet getoond) door de opening gevoerd waaraan ook het eventueel te bergen voorwerp kan worden beves-25 tigd.
De houder 102 omvat verder een tweede behuizing 144 ("binnenbehuizing"). In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de binnenbehuizing een langwerpige vorm, zoals bijvoorbeeld die van een soort vaas die van zijn gesloten einde 146 in de richting van zijn open einde 148 wijd uitloopt. De binnenbehuizing 144 is verbonden met de buitenbehuizing 120, in dit voor-30 beeld door middel van een schuiforgaan 150 dat met ribben 152 en 154 samenwerkt en bijvoorbeeld met een klikverbinding kan worden geborgd. Aan zijn open einde 148 is de binnenbehuizing verbonden met een substantieel gas-impermeabel opblaasbaar lichaam 156. Dit opblaasbare lichaam 156 bezit een water-doorlatende eigenschap. Het opblaasbare lichaam 156 omvat een of meer reagentia welke onder invloed van water in reactie gaan ter vorming 35 van een gas met het doel het opblaasbare lichaam te vullen. Verder is er aan de ene langszijde I van de binnenbehuizing 144 een opening 158 aangebracht waardoor water in het inwendige I van de bimienbehuizing kan heden. Bij voorkeur is de opening 158 in de vorm van een rooster I 160. Het rooster is bij voorkeur tevens water-absorberend. Na absorptie van water kunnen de I poriën van de materie waarvan het rooster gemaakt is, dicht gaan waardoor het rooster tot een I 5 vooraf te bepalen waarde luchtdicht wordt. Wanneer bijvoorbeeld onder invloed van water I gasvormende reagentia zich bij of aan het inlaatrooster bevinden, dan kan gasvorming al op I deze plaats van start gaan. Er wordt bij voorkeur een afdichting 162 verschaft tussen de van de bimienbehuizing afgekeerde zijde van het rooster 160 en de binnenzijde van het ertegenover I gelegen deel van de buitenbehuizing 120. Deze afdichting 162 kan bijvoorbeeld zijn in de vorm 10 van een ring welke het rooster binnen zijn omtrek kan omvatten. Het oppervlak van het inlaat- I rooster 160 kan aldus ook bestendig worden gemaakt tegen luchtvochtigheid. Bij voorkeur wordt aan de andere langszijde van de binnenbehuizing voorzien in een voorsparuiingsorgaan H 164. Wanneer de houder 102 zich in zijn gesloten stand bevindt, dan drukt het orgaan 164 de bimienbehuizing 144 tegen de afdichting 162 aan, waarmee de bestendigheid van de binnen- I 15 behuizing tegen luchtvochtigheid nog verder kan worden bevorderd. Het grote voordeel hier- van is dat de reactiepotentie van de gasvormende reagentia, die zich in het inwendige van de binnenbehuizing bevinden, langer behouden blijft.
Het opblaasbare lichaam 156 is hier schematisch getekend. Het omvat in dit voorbeeld I een compartiment 166 waarin onder invloed van water reagerende, gasvormende chemicaliën 20 worden verschaft. Het compartiment 166 is bij voorkeur vervaardigd van een materiaal dat I onder invloed van water kan desintegreren waardoor de reagentia binnen het compartiment 166 kunnen vrijkomen. Dit zorgt voor meerdere reactiehaarden waardoor er sneller gasvor- rning plaatsvindt. In bedrijf, wanneer de getoonde uitvoeringsvorm zich in of onder water be- vindt, dan doet het te bergen voorwerp de houder zich zodanig richten dat de 25 bimienbehuizing 144 zich onder het de reagentia houdende compartiment 166 bevindt. Bij des- integratie van het compartiment 166 komen de reagentia vrij te vallen in de binnenbehuizing.
Het compartiment 166 kan zelf in sub-compartimenten zijn verdeeld (hier niet ge- toond), waarbij de reagentia ook onderling gescheiden, dat wil zeggen, in verschillende com- partimenten kunnen zijn verschaft. Ook deze maatregel bevordert spreiding van de reagentia H 30 waardoor de snelheid van gasvorming kan worden gereguleerd.
Er worden ook een aantal voorzieningen getoond, zoals ribben en rondingen 170 en 172 aan de binnenzijde van de buitenbehuizing 120, welke dienen om te voorkomen dat wanneer de houder 102 in het water gevallen is, dat het reagentia houdende compartiment 166 in de binnenbehuizing valt, of in een verder stadium bijvoorbeeld achter een deel van het sluitme- i ί i 15 chanisme 130 blijft steken waardoor het opblaasbare lichaam 156 zich niet helemaal kan ontrollen of ontvouwen.
Er wordt ook gewezen op het orgaan 174. Wanneer de houderhelften 126 en 128 niet meer door het sluitmechanisme 130 bij elkaar worden gehouden, dan wijst het uiteinde 176 5 van de haak 178 schuin in de richting van de lengte-middenas (horizontale stippellijn) van de inrichting. Dit uiteinde 176 zorgt er ook voor dat het opblaasbare lichaam 156 blijft in de vrije ruimte 180 tussen de platen 126 en 128. Ook de rondingen 168 en 170 die zijn verschaft aan de binnenzijde van de buitenbehuizing zorgen ervoor dat het opblaasbare lichaam 156 niet tegen de binnenzijde van de buitenbehuizing kan blijven aankleven.
10 Verder wordt getoond een mechanisme 180 dat zorgt voor opening van de houder 102 wanneer er voldoende water binnen de houder gekomen is. Dit voorbeeldmechanisme omvat een water-absorberend orgaan 182 zoals een sponsje. Het sponsje 182 wordt ingesloten tussen de ribben 184,186 en 188 en het grenst aan zijn naar het inwendige van de binnenbehuizing gekeerde zijde aan het orgaan 174. De functie van het sponsje 182 is gericht op het versterken 15 van het openen van het sluitmechanisme 130 wanneer een zekere drempelhoeveelheid aan water in de houder gekomen is en vervolgens door het sponsje geabsobeerd is. De werking van dit openingsmechanisme wordt later beschreven.
Fig. 12 toont een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens Fig. 9 waarbij de inrichting 100 zich in een gedeeltelijk geopende stand bevindt. De afdichting 162 is duidelijk 20 zichtbaar, evenals het waterinlaatrooster 160 aan de ene zijde van de binnenbehuizing 144.
Ook de overgang 194 tussen de binnenbehuizing 144 en het opblaasbare lichaam 156 is goed zichtbaar, evenals de compacte vorm, in dit geval een opgerolde vorm, waarin het opblaasbare lichaam binnen de houder verschaft wordt. Verder wordt getoond een extra arm 190 die is aangebracht op het sluitmechanisme 130, welke arm aan zijn vrije uiteinde overgaat in een or-25 gaan 192, in dit voorbeeld een ring, dat het sponsje 182 ten minste voor een deel binnen zijn omtrek kan omvatten en waardoor het sponsje in zijn beweging kan worden geleid en/ of beperkt. Wanneer de houder 102 in het water gevallen is, dan voorkomt de alsdan in de vrije ruimte uitstekende ribbe dat het reagentia houdende compartiment 166 achter een deel van het sluitmechanisme 130 blijft steken waardoor het opblaasbare lichaam 156 zich niet helemaal zou 30 kunnen ontrollen of ontvouwen.
Fig. 13 toont een perspectivisch aanzicht vergelijkbaar met dat volgens Fig. 12, waarbij de inrichting zich bevindt in een oriëntatie die 180 graden om een horizontale as geroteerd is in vergelijking met het aanzicht volgens Fig. 12. Deze uitvoeringsvorm omvat een binnenbehuizing 144 die nabij of aan zijn gesloten einde een gedeelte 196 heeft dat voldoende smal is om te 35 voorkomen dat een compartiment waarin zich reagentia bevinden tot aan het gesloten einde ,'· ü I 16 I van de binnenbehuizing kan komen waardoor het vrijkomen van de reagentia uit het betref - I fende compartiment of de daaropvolgende gasvorming vertraagd worden. Voorbij het smalle I gedeelte 194 in de richting van het open einde van de binnenbehuizing 144 is er dan wel voor- I zien in voldoende ruimte ten behoeve van het vrijkomen van de reagentia uit het comparti- 5 ment en de daaropvolgende gasvorming. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt er voldoende I ruimte geschapen door middel van bijvoorbeeld de verbreding bij 198. Dit verbrede gedeelte I biedt de reagentia ruimte om in reactie te gaan, ook wanneer de reagentia vanuit hun oor- I spronkelijke compartiment in de binnenbehuizing terechtgekomen zijn. Ook zijn verder te zien I een ribbe 200 voor het op de plaats houden van het sponsje 182, evenals voorspanningsmidde- I 10 len zoals een veer 202 welke, wanneer de houder gesloten is, de binnenbehuizing 122 drukt in I de richting van de houderplaat 128 en wel tegen de hier niet getoonde afdichting 162 aan.
I Hiermee wordt ook enige voorspanning uitgeoefend met betrekking tot het sluitmechanisme 130 van de houder. Dit heeft tot gevolg, dat wanneer de houder in zijn gesloten stand is, de ge- sloten stand instand gehouden wordt. Wanneer na intreding van water in de houder de drem- I 15 pelwaarde van de door het sponsje 182 op de arm 174, bijvoorbeeld een bladscharnier, uit te oefenen kracht wordt overschreden, dan gaat het sluitmechanisme open en wordt het open- I gaan dan juist bevorderd de alsdan ontspannende veer 202. Overigens kan het schuif orgaan 150 waarmee de binnenbehuizing aan de houder wordt bevestigd ter plaatse ook zwenkbaar I zijn uitgevoerd.
20 Fig. 14 toont een aanzicht van een doorsnede in de Iengte-richting van de binnenbehui- zing 144 van de inrichting volgens Fig. 11. Er wordt gewezen op de hoofdzakelijk V-vorm van het gesloten einde van de binnenbehuizing. Zoals eerder opgemerkt, kunnen tijdens bedrijf de I uit een compartiment vrijgekomen gasvormende reagentia in dit deel van de binnenbehuizing I terechtkomen. Het is van belang dat gasvorming ook alsdan kan blijven plaatsvinden. Een sub- 25 stantieel V-vormige haard bevordert voortgang van de reactie.
Fig. 15 toont een schematisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding welke zich onder water bevindt en wel in een gedeeltelijk geopende stand na inwerkingtreding van I de inrichting 100. Er wordt schematisch getoond dat het compartiment 166 waarin de gasvor- mende reagentia verschaft worden een aantal sub-compartimenten 204 en 206 omvat, waarbij 30 de compartimenten 204 en 206 onderling gescheiden zijn door middel van een in water oplos- bare scheidingslaag 208. De voor gasvorming benodigde reagentia worden bij voorkeur in ver- I schillende compartimenten ondergebracht. Dit bevordert de houdbaarheidsduur van een goede werking van de inrichting 100. De overgang 194 tussen de binnenbehuizing 144 en het opblaasbare lichaam 156 hoeft niet per sé luchtdicht te zijn. Een luchtdichte overgang 194 be- 35 vordert wel de houdbaarheidsduur van een goede werking van de inrichting 100. Er wordt ge- 17 toond dat het compartiment 166 vrij zweeft binnen het gedeeltelijk opgeblazen lichaam 156. De beweegbaarheid van het compartiment 156 faciliteert ook het zich ontrollen of ontvouwen van het nog compacte deel 210 van het opblaasbare lichaam. Het opblaasbare lichaam wordt getoond in een stand waarin het gedeeltelijk ontrold is. Er kan naar keuze een voorziening wor-5 den verschaft die het ontrollen of ontvouwen van het opblaasbare lichaam kan reguleren. Deze voorziening kan bijvoorbeeld zijn in de vorm van een streepje in water oplosbaar hechtings-middel, bijvoorbeeld gelatine of lijm, wat twee opeenvolgende windingen van het opblaasbare lichaam tijdelijk bij elkaar houdt zodat eerst het daaronder gelegen en al ontrolde deel van het opblaasbare lichaam voldoende gevuld wordt.
10 Fig. 16 toont een schematisch aanzicht van de inrichting 100 volgens Fig. 15 waarbij de inrichting tot aan de oppervlakte 212 is gestegen en zich daarbij in zijn geheel geopende stand bevindt. Het compartiment 166 wordt in een gedeeltelijk gedesintegreerde toestand getoond. Het compartiment kan ook zijn vervaardigd van een materiaal dat in water oplosbaar is, waardoor het compartiment na verloop van tijd er niet meer is. Het in dit voorbeeld volledig opge-15 blazen lichaam 156 kan worden voorzien van middelen voor bijvoorbeeld signalering zoals een in signaalkleur bedrukt oppervlak, of plaatsbepaling zoals een miniatuur transponder (niet getoond).
De werking van de uitvoeringsvormen volgens Fig. 8-16 is als volgt. Wanneer het samenstel van de inrichting 100 en de daaraan bevestigde te bergen voorwerp in water valt, dan 20 komt er na enkele seconden water in onder meer de ruimtes 180 tussen de delen 16 en 128 van de houder 102. Dit kan zich uiteraard voordoen op elke plaats langs de naad 116 tussen de delen. Het in het inwendige van de houder getreden water komt tussen de ribben 172,192 en 184, 186 en het wordt opgenomen door het absorberende orgaan 182. Dit orgaan zet uit en oefent daarbij kracht uit op de arm 174 van het sluitmechanisme 130. Bij een zekere drempelwaarde 25 van deze uitgeoefende kracht wordt de haak 132, tegen de voorspanning van het veertje 136 in, van de haak 134 af bewogen. Hierdoor komen de twee delen 126 en 128 uit elkaar te liggen waardoor het water nu ook de opening 158 en het inlaatrooster 160 bereikt. Er komt dan ook water in de binnenbehuizing 144 terecht waardoor het ook bij het compartiment 166, waarin de gasvormende reagentia (niet getoond) zijn omvat, komt. Het compartiment 166 laat water door 30 waarna, eventueel nadat een aanwezige scheidingslaag tussen sub-compartimenten is gedesintegreerd of in oplossing is gegaan, het de reagentia laat vrijkomen. Hierbij kan het compartiment 166, althans een deel daarvan, in beweging komen onder invloed van de zwaartekracht en een vlottende kracht uitgeoefend door het zich vormende gas. Een deel van de reagentia gaat in reactie en een ander deel zakt in de richting van het gesloten einde 146 van de binnen-35 behuizing 144. Onderwijl vindt er gasvorming plaats waarbij het opblaasbare lichaam 156 1 u d £ c o o 18 H steeds meer uit zijn compacte stand komt, niet alleen vanwege het gevormde gas en het even- I tueel vrij zwevende compartiment 166, maar ook bevorderd door spontaan ontrollen of ont- H vouwen van het opblaasbare lichaam. Op een gegeven moment is er dan zoveel gas gevormd I dat de door het gevulde opgeblazen lichaam uitgeoefende vlottende of drijvende kracht ten I 5 minste de op het samenstel van inrichting 100 en te bergen voorwerp opheft, waardoor het I samenstel niet meer zinkt en allengs naar de oppervlakte stijgt.
Overigens zou het de reagentia bevattende compartiment 166 buiten het opblaasbare li- I chaam 156 en binnen de binnenbehuizing 144 kunnen worden aangebracht. Daarbij zou het I compartiment 166 naar keuze aan de binnenbehuizing 144 kunnen zijn bevestigd. Dergelijke 10 uitvoeringsvormen zullen ook werken mits het materiaal van het compartiment 166 in water kan oplossen of desintegreren.
De uitvinding biedt oplossingen voor het doen drijven van uiteenlopende objecten, va- riërend van lichtwichtige brillen tot zware voertuigen. Drie in het bijzonder belangrijke boven- beschreven inzichten waarop de uitvinding berust zijn het boven een zekere drempelwaarde 15 van bevochtiging van de inrichting snel doen vrijkomen van een in een compacte stand ver- schafte opblaasbaar lichaam, het benutten van het opblaasbare lichaam zelf voor een snelle inwerkingtreding van een voor de uit te oefenen drijvende kracht benodigde gas-vormende reactie, en het op een stabiele wijze gescheiden houden van de voor de gasvorming benodigde reagentia. Er zijn legio toepassingsmogelijkheden en uitvoeringsvarianten denkbaar welke 20 binnen het kader van de boven beschreven uitvindingsgedachten vallen.

Claims (33)

1. Inrichting voor gebruik bij het bergen van een voorwerp dat in water valt of bij het redden van een persoon die in water valt, waarbij de inrichting is voorzien van: 5. middelen, naar keuze losneembare middelen, voor het bevestigen van de inrichting aan het te bergen voorwerp resp. van middelen waarmede de te redden persoon de inrichting bij zich kan dragen, een spatwaterdichte houder welke een mechanisme voor het opengaan van de houder omvat, welke houder in zijn gesloten stand een leeg, substantieel gas-impermeabel en 10 opblaasbaar lichaam in een gevouwen stand insluit, en een of meer reagentia die onder invloed van in de inrichting binnen te treden water reageren ter vorming van een gas, welk gas dient voor het opvullen van het opblaasbare lichaam ter uitoefening van een vlottende of drijvende kracht op het aan de inrichting bevestigde voorwerp of de de inrichting dragende persoon, 15 met het kenmerk, dat de onder invloed van water gas-vormende reagentia binnen het substantieel gas-impermeabele en opblaasbare lichaam zelf zijn omvat en het opblaasbare lichaam een water-doorlatende stof omvat.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de water-doorlatende stof van het sub stantieel gas-impermeabele en opblaasbare lichaam water-absorberend is.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de water-doorlatende stof van het substantieel gas-impermeabele en opblaasbare lichaam een voorafbepaalde overdruk- 25 ventilerende functie heeft.
4. Inrichting volgens een van conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het een water-doorlatende stof omvattende gas-impermeabele en opblaasbare lichaam van een zwelstof is voorzien.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de water- doorlatende stof Sontara® omvat.
6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opblaasbare lichaam voor een deel water-doorlatende stof en voor een ander deel een kunststof zoals po-35 lypropeen of polyetheen omvat. I 20 I
7, Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het in zijn rust- stand lege en nog gevouwen opblaasbare lichaam is voorzien van middelen voor het ont- H vouwen van het gevouwen opblaasbare lichaam, zoals een streng of gespannen veer.
8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opblaasbare lichaam in een aantal compartimenten is verdeeld en in een of meer van deze compartimen- ten is voorzien van de een of meer reagentia welke onder invloed van in de houder te tre- den water reageren ter vorming van het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende I 10 gas.
9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de een of meer reagentia welke onder invloed van in de houder te treden water reageren ter vor- ming van het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende gas, binnen het comparti- 15 ment waarin ze zijn aangebracht onderling gescheiden zijn aangebracht.
10.Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de onderlinge scheiding van de rea- gentia een in water oplosbare stof zoals een polyvinylalcohol, bijvoorbeeld in een schei- dingslaag, omvat.
11. Inrichting volgens een van conclusies 8-10, met het kenmerk, dat de rangschikking van de compartimenten en binnen de compartimenten van de onder invloed van in het opblaasba- re lichaam te treden water reagerende een of meer reagentia ter vorming van het een vlot- tende of drijvende kracht veroorzakende gas zodanig is, dat het bij aanvang van de reactie 25 te vormen gas een deel van het opblaasbare lichaam kan opvullen en daarbij voor een trek of schoorsteeneffect kan zorgen waardoor de reactie kan voortgaan.
12. Inrichting volgens een van conclusies 1-11, of een inrichting voor gebruik bij het bergen van een voorwerp dat in water valt of bij het redden van een persoon die in water valt, waarbij 30 de inrichting is voorzien van: - middelen, naar keuze losneembare middelen, voor het bevestigen van de inrichting aan het te bergen voorwerp resp. van middelen waarmede de te redden persoon de inrich- ting bij zich kan dragen, een spatwaterdichte houder welke een mechanisme voor het opengaan van de houder omvat, welke houder in zijn gesloten stand een leeg, opblaasbaar lichaam van een substantieel gas-impermeabele materie in een gevouwen stand insluit, en een of meer reagentia die onder invloed van in de inrichting binnen te treden water re-5 ageren ter vorming van een gas, welk gas dient voor het opvullen van het opblaasbare lichaam ter uitoefening van een vlottende of drijvende kracht op het aan de inrichting bevestigde voorwerp of de de inrichting dragende persoon, met het kenmerk, dat het mechanisme voor het opengaan van de spatwaterdichte houder aan het buitenop-10 pervlak van de houder een niet in vochtige lucht en wel in water oplosbare stof, zoals bijvoorbeeld een polyvinylalcohol, omvat.
13.Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de laag van de niet in vochtige lucht en wel in water oplosbare stof een substantieel deel van het buitenoppervlak van de spat-15 waterdichte houder omvat.
14.Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de spatwaterdichte houder een in water oplosbare kunststoffolie, bij voorkeur een bedrukbare en biologisch afbreekbare kunststoffolie, omvat. 20
15.Inrichting volgens een van conclusies 1-14, waarbij de inrichting een langwerpige vorm of een in elkaar gevouwen vorm zoals een zig-zagvorm heeft, welke gevouwen vorm geschikt is ter bevestiging aan een bril of een sleutelbos.
16. Zwemvest of kledingstuk zoals een T-shirt, hemd of broek voorzien van een inrichting vol gens een van conclusies 1-14.
17.Inrichting volgens een van conclusies 1-14, aangebracht op een voertuig of vaartuig voor het uitoefenen van een vlottende of drijvende kracht op een of meer delen van het voertuig of 30 vaartuig.
18. Werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting volgens een van conclusies 1-14, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: 4 i\ o '-· r3 - 5 ‘ 4, *— *.. ' '* '· ·· I 22 I - het in een mal vormen van een buitenlaag van materie die qua mechanische sterkte en snelheid van oplosbaarheid in water geschikt is voor de eventueel aan water bloot te stellen zijde van de inrichting, - het aan de buitenlaag grenzend aanbrengen van een laag van water-doorlatende stof, 5 bij voorkeur een water-doorlatende stof welke tevens water-absorberend is, - het aan de laag water-doorlatende stof grenzende en van de buitenlaag afgekeerde zijde aanbrengen van een binnenlaag van een niet in vochtige lucht en wel in water oplosba- re stof zoals een polyvinylalcohol, welke in water oplosbare stof bij voorkeur een lagere H smelttemperatuur heeft dan die van de buitenlaag, en 10. het aanwenden van warmte en/of van druk ter smelting van de drie lagen zodanig, dat de materie van de binnenlaag bij voorleur in de laag van water-doorlatende stof wordt ingesmolten. I
19.Inrichting geschikt voor gebruik bij het bergen van een voorwerp, bijvoorbeeld een sleutel- I 15 bos of een GPS-inrichting, dat in water valt, waarbij de inrichting is voorzien van: I - middelen, naar keuze losneembare middelen, voor het bevestigen van de inrichting aan het te bergen voorwerp, - een houder welke een mechanisme voor het sluiten en het opengaan van de houder omvat, welke houder in zijn gesloten stand een opblaasbaar lichaam insluit, en 20. een of meer reagentia die onder invloed van in de inrichting binnen te treden water re- ageren ter vorming van een gas, welk gas dient voor het opvullen van het opblaasbare lichaam ter uitoefening van een vlottende of drijvende kracht op het aan de inrichting bevestigde voorwerp, met het kenmerk, dat 25. de houder bestand is tegen spatwater en luchtvochtigheid, I de houder in zijn gesloten stand een leeg, substantieel gas-impermeabel en opblaasbaar lichaam insluit, en - de onder invloed van water gas-vormende reagentia binnen het substantieel gas- impermeabele en opblaasbare lichaam zelf zijn omvat.
20.1nrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het opblaasbare lichaam in een aantal compartimenten is verdeeld en in een of meer van deze compartimenten is voorzien van de een of meer reagentia welke onder invloed van in de houder te treden water reageren ter vorming van het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende gas.
21. Inrichting volgens een van conclusies 19-20, met het kenmerk, dat de een of meer reagentia welke onder invloed van in de houder te treden water reageren ter vorming van het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende gas, binnen het compartiment waarin ze zijn aangebracht onderling gescheiden zijn aangebracht. 5
22.Inrichting volgens een van conclusies 20-21, met het kenmerk, dat een of meer van de de reagentia omvattende compartimenten binnen het opblaasbare lichaam vrij zweefbaar zijn verschaft. 10
23.Inrichting volgens een van conclusies 21-22, met het kenmerk, dat de onderlinge scheiding van de reagentia in water oplosbaar is of in water desintegreerbaar is.
24.Inrichting volgens een van conclusies 19-23, met het kenmerk, dat de rangschikking van de compartimenten en binnen de compartimenten van de onder invloed van in het opblaasba- 15 re lichaam te heden water reagerende een of meer reagentia ter vorming van het een vlottende of drijvende kracht veroorzakende gas zodanig is, dat het bij aanvang van de reactie te vormen gas een deel van het opblaasbare lichaam kan opvullen en daarbij voor een trek of schoorsteeneffect kan zorgen waardoor de reactie kan voortgaan. 20 25.Inrichting volgens een van conclusies 19-24, met het kenmerk, dat de houder is verschaft als een eerste behuizing ("buitenbehuizing") welke een tweede behuizing ("binnenbehuizing") omvat, waarbij de tweede behuizing is voorzien van een waterdoorlatende opening, en waarbij de tweede behuizing is aangebracht tussen het opblaasbare lichaam en de eerste behuizing.
25
26.Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de waterdoorlatende opening van de tweede behuizing luchtdicht afsluitbaar is.
27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de waterdoorlatende opening van de 30 tweede behuizing luchtdicht afsluitbaar is door middel van een aandrukorgaan zoals bijvoorbeeld een veer.
28.Inrichting volgens een van conclusies 25-27, met het kenmerk, dat een gedeelte van de tweede behuizing is verschaft als een langwerpig orgaan, waarbij het langwerpige orgaan I 24 I een gesloten, bij voorkeur substantieel V-vormig gesloten uiteinde heeft en aan zijn andere I uiteinde voorziet in een verbinding met het opblaasbare lichaam. H
29.Inrichting volgens een van conclusies 25-28, met het kenmerk, dat de tweede behuizing sec- I 5 ties met verschillende breedtes heeft. I
30.Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de tweede behuizing aan of nabij zijn I gedeelte met het gesloten uiteinde een smalle sectie heeft en aan of nabij het gedeelte van I zijn andere uiteinde een brede sectie heeft.
31 .Inrichting volgens een van de conclusies 19-30, met het kenmerk, dat het sluitmechanisme I van de houder is voorzien van een aantal in elkaar aangrijpende haken, bij voorkeur met I een mechanisme voor het voorspannen van de haken in de gesloten stand van de houder. I 15
32. Inrichting volgens een van de conclusies 19-30, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een mechanisme, bijvoorbeeld in aanwezigheid van water expanderende middelen zo- als sponsjes, welk bij het opengaan van de houder een kracht uitoefent op het sluitmecha- nisme ter bevordering van het opengaan. 20
33.Inrichting volgens een van conclusies 19-32, met het kenmerk, dat de houder aan zijn bin- nenzijde is voorzien van middelen zoals ribben en kromme vlakken voor het van de bin- nenzijde af houden van het opblaasbare lichaam. I 25 - 0 - 0 - 0 -
NL1022235A 2002-12-20 2002-12-20 Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. NL1022235C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022235A NL1022235C2 (nl) 2002-12-20 2002-12-20 Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
CN200380107009.2A CN1729122A (zh) 2002-12-20 2003-12-19 漂浮装置和其制造方法
US10/742,339 US6974357B2 (en) 2002-12-20 2003-12-19 Flotation device and method of manufacturing the same
PCT/NL2003/000919 WO2004056652A1 (en) 2002-12-20 2003-12-19 Flotation device and method of manufacturing the same
AU2003290457A AU2003290457A1 (en) 2002-12-20 2003-12-19 Flotation device and method of manufacturing the same

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022235A NL1022235C2 (nl) 2002-12-20 2002-12-20 Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
NL1022235 2002-12-20

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022235C2 true NL1022235C2 (nl) 2004-06-22

Family

ID=32678027

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022235A NL1022235C2 (nl) 2002-12-20 2002-12-20 Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US6974357B2 (nl)
CN (1) CN1729122A (nl)
AU (1) AU2003290457A1 (nl)
NL (1) NL1022235C2 (nl)
WO (1) WO2004056652A1 (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2434777B (en) 2006-02-02 2010-11-24 Mellowgraphic Ltd Automatically inflatable flotation device
CN101624089B (zh) * 2008-07-07 2012-10-03 烨昆实业有限公司 气囊脱离定位安全结构
GB2465170C (en) * 2008-11-06 2017-04-26 Deep Sea Recovery Ltd A floatation device with a buoyancy chamber and cryogen reservoir
US8821206B2 (en) * 2010-10-05 2014-09-02 Van Mil Smart Innovations B.V. Flotation device
CN103395573A (zh) * 2013-08-15 2013-11-20 任寅钊 有利于货物回收的集装箱
CN103381943A (zh) * 2013-08-15 2013-11-06 任寅钊 自救集装箱
JP6008209B2 (ja) * 2014-01-27 2016-10-19 古川 裕之 帆船の転覆危険防止装置
CN110318633B (zh) * 2019-05-14 2021-10-15 金华市精工工具制造有限公司 一种智能保险柜
CN111061067B (zh) * 2020-01-14 2020-10-30 浙江帝力眼镜股份有限公司 一种漂浮式运动眼镜
IT202100018833A1 (it) * 2021-07-16 2023-01-16 Emilio Giovanni Guastoni Dispositivo di gonfiaggio di giubbotti di savataggio
US11591054B1 (en) * 2022-04-25 2023-02-28 George Geotes Floatation attachment device

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US650976A (en) * 1899-09-23 1900-06-05 Henry C Lavery Life-preserver.
US3004269A (en) * 1957-02-19 1961-10-17 Bernauer & Co A Lifesaving devices
GB2113155A (en) * 1982-01-15 1983-08-03 Finlay Mackenzie Graham Buoyant garment
FR2551420A1 (fr) * 1982-01-19 1985-03-08 Lunet Yves Multicoque redressable apres chavirement grace au repliement des bras de liaison vers le haut
US4929214A (en) * 1987-11-02 1990-05-29 Liebermann Ron B Inflatable enclosure and means to inflate same
US5030152A (en) * 1990-02-05 1991-07-09 Carr Richard L Life saving device
FR2733482A1 (fr) 1995-04-28 1996-10-31 Maffre Etienne Dispositif de reperage et/ou de renflouement en milieu liquide

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3084357A (en) * 1961-05-26 1963-04-09 John O Gaumer Self-inflating life preserver entity and method of making the same
US3786590A (en) * 1972-05-30 1974-01-22 C Weeks Fishing rod retrieving device
FR2207885B1 (nl) * 1972-11-23 1977-04-08 France Etat
US5941752A (en) * 1997-10-30 1999-08-24 Liebermann; Ron B. Inflatable enclosure having discrete chambers therein

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US650976A (en) * 1899-09-23 1900-06-05 Henry C Lavery Life-preserver.
US3004269A (en) * 1957-02-19 1961-10-17 Bernauer & Co A Lifesaving devices
GB2113155A (en) * 1982-01-15 1983-08-03 Finlay Mackenzie Graham Buoyant garment
FR2551420A1 (fr) * 1982-01-19 1985-03-08 Lunet Yves Multicoque redressable apres chavirement grace au repliement des bras de liaison vers le haut
US4929214A (en) * 1987-11-02 1990-05-29 Liebermann Ron B Inflatable enclosure and means to inflate same
US5030152A (en) * 1990-02-05 1991-07-09 Carr Richard L Life saving device
FR2733482A1 (fr) 1995-04-28 1996-10-31 Maffre Etienne Dispositif de reperage et/ou de renflouement en milieu liquide

Also Published As

Publication number Publication date
US20040137810A1 (en) 2004-07-15
CN1729122A (zh) 2006-02-01
US6974357B2 (en) 2005-12-13
AU2003290457A1 (en) 2004-07-14
WO2004056652A1 (en) 2004-07-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1022235C2 (nl) Drijfinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
TWI264300B (en) Absorbent materials and absorbent articles incorporating such absorbent materials
US4961493A (en) Aromatic package
KR101431988B1 (ko) 비상 대피용 마스크
US4929214A (en) Inflatable enclosure and means to inflate same
PT96817A (pt) Sacos para ostomia com filtro incorporado
JP5563404B2 (ja) 救命浮き袋
EP0420386A1 (en) Bag flying-out toy
US5005513A (en) Hydrogen gas-filled balloon signalling system
US3019459A (en) Inflatable safety shirt
US8821206B2 (en) Flotation device
KR200488628Y1 (ko) 제습제 패키지
JP3162278U (ja) 包装袋
JPH0479962A (ja) 芳香発生装置
US20040238656A1 (en) Fragrant pouch
JP2004105395A5 (nl)
JPH03213494A (ja) 膨張式密閉体製品
JP2584437Y2 (ja) タイマ−シャッタ
JP3219903U (ja) カードホルダー機能付き携行用光反射具
JPS63279996A (ja) 携帯救命浮袋
JPS5926475A (ja) 除湿用包装物
JP3048440U (ja) 芳香・消臭器
JP2003310734A (ja) 液状芳香剤等の携帯等用容器
JP2000245612A (ja) 衣服カバー
KR200267653Y1 (ko) 건강검진기능을 포함한 1회용 소변기

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160101