NL1020096C2 - Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land. - Google Patents

Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land. Download PDF

Info

Publication number
NL1020096C2
NL1020096C2 NL1020096A NL1020096A NL1020096C2 NL 1020096 C2 NL1020096 C2 NL 1020096C2 NL 1020096 A NL1020096 A NL 1020096A NL 1020096 A NL1020096 A NL 1020096A NL 1020096 C2 NL1020096 C2 NL 1020096C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
hose
towing vehicle
liquid
land
Prior art date
Application number
NL1020096A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerrit Schouten
Johannes Martien Kaper
Marius Hendrikus Van Voorden
Original Assignee
Gerrit Schouten
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=27786069&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL1020096(C2) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Gerrit Schouten filed Critical Gerrit Schouten
Priority to NL1020096A priority Critical patent/NL1020096C2/nl
Priority to AU2003215966A priority patent/AU2003215966A1/en
Priority to PCT/NL2003/000156 priority patent/WO2003073834A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1020096C2 publication Critical patent/NL1020096C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C23/00Distributing devices specially adapted for liquid manure or other fertilising liquid, including ammonia, e.g. transport tanks or sprinkling wagons
    • A01C23/008Tanks, chassis or related parts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C23/00Distributing devices specially adapted for liquid manure or other fertilising liquid, including ammonia, e.g. transport tanks or sprinkling wagons
    • A01C23/001Sludge spreaders, e.g. liquid manure spreaders

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Fertilizing (AREA)

Description

Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land
De uitvinding heeft betrekking op een gestel voor gebruik bij het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land waarbij het gestel is aangebracht op een trekvoertuig, 5 met welk trekvoertuig een vloeistofaanvoermiddel zoals een oprolbare slang achter het trek-voertuig aan over het land wordt getrokken bij het verdelen van de vloeistof over het land, waarbij het gestel is voorzien van aansluitmiddelen waarop het vloeistofaanvoermiddel losneembaar kan worden aangesloten tot een aansluiting, en van een met, door het aan te sluiten vloeistofaanvoermiddel aan te voeren en door de aansluiting te voeren, mest te voeden mest-10 verdeeleenheid en een aantal met de mestverdeeleenheid verbonden monden of bemestings-eenheden, waarbij de monden zijn aangebracht op een aantal achter het trekvoertuig in- en uitklapbare armen van het gestel. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land of een oppervlak onder gebruikmaking van een dergelijk gestel.
15 Een dergelijke inrichting en werkwijze zijn bekend uit de praktijk. Bij het verdelen van mest over met name een natte en/of zachte bodem of drassig land wordt er eerst langs een zijde van het te bemesten of te bevloeien deel van het land een oprolbare slang uitgerold. Het trekvoertuig wordt in een startpositie gebracht, zodanig dat de uitgerolde slang op het gestel kan worden aangesloten. Na aansluiting van de slang op het gestel wordt de uitgerolde slang 20 gevuld met mest, zoals door het verpompen van mest vanuit een op afstand van het trekvoer tuig gelegen tank of tankwagen. Het verdelen van mest over het land vindt plaats door de aangevoerde mest te verpompen door naar de bemestingseenheden van het gestel terwijl het trekvoertuig een gewenst traject aflegt. Een gewenst traject kan zijn een waarbij het trekvoertuig een eerste, in hoofdzaak rechtlijnig traject over het land aflegt en daarbij de aangesloten 25 slang achter zich aan over het land trekt. Aan het eind van dit eerste, in hoofdzaak rechtlijnige traject wordt er een tweede, kromlijnig traject (een bocht) afgelegd om vervolgens een derde, in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste traject gelegen, traject af te leggen. Het trekvoertuig doorloopt als het ware in alternerende richting evenwijdige banen over het te bemesten of te bevloeien land.
30 Een nadeel van de bekende inrichting en werkwijze is dat hoe natter en/of zachter het te bemesten of te bevloeien land is, hoe groter de weerstand die de slang op het trekvoertuig uitoefent en hoe groter de trekkracht die het trekvoertuig moet leveren om de slang voort te trekken. Dit nadeel doet zich met name voor bij het doorlopen van een bocht, zoals bij het keren aan een rand van het land, met het doel een verder traject parallel en in tegengestelde rich-35 ting aan een eerste traject af te leggen. Hier komt bij, dat hoe meer trekkracht een trekvoertuig 1020096« 2 moet leveren voor het aanslepen van de slang, hoe groter de schade die aan het (drassige) land wordt toegebracht.
Uit het document US-4266724 is op zich bekend een inrichting voor gebruik bij het sproeien van mest over land. Deze bekende inrichting heeft betrekking op een voertuig dat is 5 voorzien van een sproeimond welke in verbinding staat met een holle schacht van een op het voertuig aangebrachte haspel. De haspel roteert om een horizontale as, welke horizontale as zich evenwijdig aan de lengte-as van het voertuig uitstrekt. De holle schacht staat in verbinding met een oprolbare buis, welke buis op de haspel kan worden opgerold. De probleemoplossing richt zich op het verschaffen van een verbeterde werkwijze voor het op- of afrollen van 10 de buis op de haspel op zich, zodanig dat het op- of afrollen geschiedt waarbij de buis onder een geregelde trekspanning staat en in regelmatige lagen op de haspel kan worden opgerold resp. van de haspel kan worden af gerold, met name het aspect van het geleiden van de buis welke bij het op- of afrollen zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de as van de haspel bevindt en een kromlijnig traject dient te volgen tot in een richting welke hoofdzakelijk even-15 wijdig is aan de verplaatsingsrichting van het voertuig. Dit document heeft geen betrekking op het hierboven genoemde nadeel van de uit de praktijk bekende inrichting.
Uit het document DE-U-9204853 is op zich bekend een inrichting voor het verdelen van mest over land. Deze bekende inrichting omvat een voertuig met een slanghaspel, in een oriëntatie soortgelijk aan die volgens het US-4226724, welke slanghaspel middelen voor het uitleg-20 gen van de slang omvat, waarbij de uitlegmiddelen lateraal ten opzichte van de lengte-as van het voertuig daarmee vast in een horizontaal vlak verbonden zijn. De uitlegmiddelen zijn in een verticaal vlak zwenkbaar om een horizontale as welke aan de buitenomtrek van de haspel is aangebracht en evenwijdig is aan de lengte-as van het voertuig. De probleemoplossing heeft betrekking op het juist op de plaats laten liggen van de slang wanneer bij gebruik van de in-25 richting een traject met een omkering van de rijrichting zoals bij een U-bocht dient te worden doorlopen. Het betreffende probleem is derhalve tegenovergesteld aan dat waar de onderhavige uitvinding betrekking op heeft.
Uit het document NL-9301247 is op zich bekend een zelf-aangedreven verrijdbare inrichting voor het verspreiden van gier over een oppervlakte. Dit document beschrijft een in-30 richting welke is voorzien van zijwaarts ten opzichte van de inrichting uitstekende en vanuit een centraal punt met gier te voeden sproeiarmen, aan welke sproeiarmen doseermondstukken zijn bevestigd waarmee een neerwaarts gerichte waaier gier kan worden gevormd onder gebruikmaking van een spuitplaat die is aangebracht achter een, betrokken op de rijrichting achterwaarts gericht, mondstuk. Dit document weergeeft de algemene stand van de techniek.
1020096· 3
Het is een doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting bij gebruik waarvan er minder schade aan het te bemesten of te bevloeien land wordt toegebracht.
Het is een ander doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde werkwijze voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land waarbij er zoveel mogelijk 5 land wordt bemest of bevloeid.
Volgens een aspect van de uitvinding worden een of beide genoemde doelen bereikt door het gestel volgens de aanhef verder te voorzien van middelen die zijn verbonden met de aansluitmiddelen, welke middelen dienen voor het verplaatsen van de aansluiting van het vloeistofaanvoermiddel ten opzichte van het gestel.
10 Het voordeel hiervan is dat de wrijvingskracht uitgeoefend door de slang op het trek- voertuig in de lengterichting van de slang wordt verminderd. Een verandering van de rijrichting van het trekvoertuig, met name bij het doorlopen van een bocht zoals bij het keren aan het eind van een traject, wordt benut als een toevoeging van een extra beweging. Door het toevoegen van een extra beweging wordt de resulterende bewegingsrichting en daarmee ook de rich-15 ting van de wrijvingskracht verdraaid. Bij deze verdraaiing blijft de wrijvingskracht even groot. Beschouwd in de aanvankelijke rijrichting van het trekvoertuig wordt de component van de wrijvingskracht in deze richting daardoor kleiner. Hierdoor kan het trekvoertuig sneller de ingezette bocht doorlopen. Hierbij geldt dat hoe groter de verhouding van de zijdelingse snelheid van het trekvoertuig ten opzichte van de snelheid in de aanvankelijke rijrichting, des 20 te kleiner de storende wrijvingskracht uitgeoefend dóór de slang in de aanvankelijke rijrichting is.
Een verder voordeel is dat doordat het trekvoertuig een bocht sneller doorloopt, de slang niet altijd tot stilstand hoeft te komen. Dit leidt tot efficiëntie omdat bij stilstand een grotere wrijvingskracht optreedt dan bij beweging. Bij beweging kan de wrijvingskracht namelijk 25 aanzienlijk lager zijn dan bij stilstand. Doordat de bij beweging optredende wrijvingskracht nauwelijks snelheidsafhankelijk is, is het voordelig om de slang in beweging te houden bij het ingaan van de bocht.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de verplaatsingsmiddelen op genomen tussen de aansluitmiddelen en het vloeistofaanvoermiddel. Dit biedt de meeste ruimte voor montage en 30 demontage van de verplaatsingsmiddelen aan resp. van het gestel.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm kunnen de aansluitmiddelen zwenken om een verticale as aangebracht tussen de hefmast en het trekvoertuig. Dit verschaft het voordeel dat de weerstand welke door het vloeistofaanvoermiddel op het trekvoertuig wordt uitgeoefend in belangrijke mate wordt verminderd. Het hieraan inherente nadeel, dat bij het doorlo-35 pen van een bocht het vloeistofaanvoermiddel zich onder het trekvoertuig blijft bevinden TO20096· 4 totdat er een lang rechtlijnig traject na de bocht is afgelegd, wordt opgeheven door verschaffing van een rotatievrijheidsgraad in het horizontale vlak in aanvulling op de translatie-vrijheidsgraad met betrekking tot de verplaatsing van de aansluiting van het vloeistofaan-voermiddel ten opzichte van het gestel.
5 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de verplaatsingsmiddelen een combinatie van twee holle buizen die in- en uit elkaar kunnen worden geschoven. Een dergelijke combinatie kan onderhoudsarm worden uitgevoerd, met het bekende economisch voordeel vandien. Deze combinatie kan op verschillende wijzen worden bediend, bijvoorbeeld met de hand of hydraulisch. Naar keuze kan de combinatie aan haar onderzijde worden voorzien 10 van middelen waardoor deze makkelijk over het land rolt of glijdt.
In een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is op de binnenkant van de buitenste holle buis een de weerstand tussen de binnenste buis en de buitenste buis verminderende bekleding aangebracht. Deze maatregel leidt onder meer tot minder slijtage.
Door de verplaatsingsmiddelen uit te voeren in een vorm met in- en uit elkaar te schui-15 ven holle buizen met een niet-cirkelvormige doorsnede wordt bereikt dat deze buizen niet ten opzichte van elkaar kunnen torderen waardoor de wrijvingsweerstand die ze bij het in- en uitschuiven op elkaar uitoefenen kan worden beperkt.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de verplaatsingsmiddelen opgenomen tussen de aansluitmiddelen en de rest van het gestel. Het voordeel hiervan in vergelijking met 20 de eerdergenoemde uitvoeringsvormen is dat de verplaatsingsmiddelen niet constant over het land worden aangesleept, hetgeen economisch voordelig is omdat er minder bevuiling en slijtage plaatsvindt.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm dienen de verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van de aansluiting van het vloeistofaanvoermiddel ten opzichte van het gestel in 25 de richting van het uiteinde van de arm van het gestel welke zich aan de binnenzijde van een af te leggen kromlijnig traject, aan de "binnenbochtzijde" zogezegd, bevindt. Dit verschaft het voordeel dat het trekpunt van het vloeistofaanvoermiddel op het gestel kan worden verplaatst waardoor het mogelijk wordt het trekvoertuig zo snel mogelijk als het ware ten opzichte van het uiteinde van de hefmast te laten draaien.
30 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de verplaatsingsmiddelen een be weegbare geleiderol of haspel waarmede een lengte aan slang kan worden uitgegeven resp. ingenomen voor het verplaatsen van de aansluiting van het vloeistofaanvoermiddel ten opzichte van het gestel. Het zal duidelijk zijn, dat ingeval het trekpunt van het vloeistofaanvoermiddel op het gestel, dat wil zeggen de aansluiting van het vloeistofaanvoermiddel, tot aan 35 een uiteinde van de hefmast kan worden verplaatst, dat er voor het uitgeven en innemen van 1020096· 5 het vloeistofaanvoermiddel ook een om een verticale as zwenkende haspel kan worden toegepast.
Het zal duidelijk zijn dat de doorgang voor het verpompen van de vloeistof zoals vloeibare mest tussen het vloeistofaanvoermiddel en de mestverdeeleenheid open is. Dit verschaft 5 het voordeel dat er ononderbroken, dus ook tijdens het veranderen van richting van het trek- voertuig, de vloeistof of mest over het land kan worden verdeeld.
In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land waarbij er bij het begin van het afleggen van een tweede, kromlijnige traject, of tijdens het afleggen van een geaccidenteerd deel van een 10 eerste traject, de relatieve snelheid van de slang wordt verlaagd ten opzichte van die van het trekvoertuig door de aansluiting van de slang op de aansluitmiddelen van het gestel of op de aansluitmiddelen van de verplaatsingsmiddelen te verplaatsen in de richting van de slang, zoals door het schuiven van de zuiger uit de cilinder resp. door het uitgeven van een met de beweegbare geleiderol of haspel gebufferde lengte aan slang door middel van de 15 verplaatsingsmiddelen, en naar keuze door het verplaatsen van de aansluiting in de richting van het uiteinde van de arm van het gestel welke zich aan de binnenzijde van het kromlijnige traject ("binnenbochtzijde") bevindt; en bij ongeveer halverwege het af te leggen tweede, kromlijnige traject de relatieve snelheid van de slang te verhogen ten opzichte van die van het trekvoertuig door de aansluiting van de slang op de aansluitmiddelen van het gestel of op de 20 aansluitmiddelen van de verplaatsingsmiddelen te verplaatsen in de richting van het trekvoertuig, zoals door het schuiven van de zuiger in de cilinder resp. door het innemen van een met de beweegbare geleiderol of haspel gebufferde lengte aan slang door middel van de verplaatsingsmiddelen en naar keuze door het verplaatsen van de aansluiting terug in de richting van het midden van het gestel. Het voordeel hiervan is dat de slang in vergelijking met bij de be-25 kende werkwijze minder afwijkt van het gewenste af te leggen traject, waardoor er zoveel meer land daadwerkelijk wordt benut voor het bemesten. Nog een voordeel is dat doordat de slang tijdens het ronden van een bocht minder over het land wordt getrokken, er navenant minder schade aan het land wordt toegebracht.
De uitvindingsgedachte zal nu nader worden toegelicht en verdere uitvoeringsvormen 30 zullen worden beschreven aan de hand van een voorbeeld en bijbehorende tekening. In de tekening toont:
Fig. 1 in perspectivisch aanzicht een uit de praktijk bekend gestel;
Fig. 2 in perspectivisch aanzicht een gestel volgens de uitvinding, aan welk gestel een slang is gekoppeld; 1020096· 6
Fig. 3 in perspectivisch aanzicht een gestel volgens de uitvinding, gepositioneerd in een stand vlak voor aankoppeling of vlak na ontkoppeling van de mestaanvoerslang aan het gestel;
Fig. 4 op grotere schaal en in een ander perspectivisch aanzicht een gedeelte van het 5 gestel volgens Fig. 2, waarbij de holle buizen in elkaar en de zuigers geheel in de cilinders zijn geschoven;
Fig. 5 op nog grotere schaal het gedeelte van het gestel volgens Fig. 4, waarbij de holle buizen voor een deel uit elkaar en de zuigers voor een deel uit de cilinders zijn geschoven;
Fig. 6A en 6B in zijaanzicht het gestel volgens de uitvinding, in een vorm uitgevoerd 10 met een verticaal beweegbare geleiderol, in twee werkstanden;
Fig. 7A en 7B in zijaanzicht het gestel volgens de uitvinding, in een vorm uitgevoerd met een schuin beweegbare geleiderol, in twee werkstanden;
Fig. 8 een aantal momentopnames achter elkaar van trajecten die een slang gekoppeld aan een uit de praktijk bekend gestel achter een trekvoertuig volgt; 15 Fig. 9 een aantal momentopnames achter elkaar van trajecten die een slang gekoppeld aan een gestel volgens de uitvinding achter een trekvoertuig volgt;
Fig. 10 in bovenaanzicht een aantal momentopnames van volgens de uitvinding gecombineerde translaties en rotaties van de aansluiting van de slang ten opzichte van het trekvoertuig bij het doorlopen van een U-bocht; 20 Fig. 11A en B in boven- en zijaanzicht resp. een stuurcilinder welke op het gestel is aan gebracht ter uitvoering van de rotatiebeweging van de aansluiting van de slang ten opzichte van het gestel onder verwijzing naar Fig. 10; en
Fig. 12 in bovenaanzicht een aantal momentopnames van het volgens de uitvinding in de richting van het uiteinde van de aan de binnenbochtzijde van een te doorlopen U-bocht uit-25 stekende arm van het gestel verplaatsen van de aansluiting van de slang op het gestel bij het doorlopen van de U-bocht.
De figuren zijn schematisch en niet op schaal getekend. In de figuren verwijzen gelijke cijfers naar overeenkomstige delen van de getoonde uitvoeringsvormen van de inlichting.
30 Fig. 1 toont een uit de praktijk bekende situatie met een trekker 1 waarop een sleepslanginstallatie 2 is aangebracht. De sleepslanginstallatie 2 is in- en uitklapbaar, en zij omvat een hefmast 3, een aan de hefmast 3 bevestigde trekkoppeling 4 en een gestel 5. Het gestel 5 is voorzien van een afsluiter 6 en aansluitmiddelen 7 waarop een over het land 8 uitgerolde slang 9 is aangesloten tot een aansluiting 10,10a. Met de slang 9 wordt mest aangevoerd 35 die via hierbij niet getoonde middelen wordt geleid naar een verdeelmolen 11. Met de ver- 1020096· 7 deelmolen 11 wordt de mest verdeeld over uitloopleidingen 12 en geleid naar een aantal be-mestingseenheden 13. De bemestingseenheden 13 zijn ieder voorzien van een voet 14 en een zogenoemde uitlooprubber 15. Er zijn aan de hefmast 3 tevens voorsnijschijven en kouters (voor het vormen van strakke gleuven) aangebracht, hier schematisch en in achteraanzicht ge-5 toond en algemeen aangeduid met het cijfer 16.
Fig. 2 toont het gestel 5 volgens de uitvinding in een uitvoering die is voorzien van een dubbele zuiger/cilinder-combinatie 17,18 aangebracht aan weerszijden van twee in- en uit elkaar te schuiven holle buizen 19, 20 met een vierkante doorsnede. De buizen zijn getoond in de stand waarbij de binnenste buis 20 geheel in de buitenste buis 19 is ingeschoven. De zui-10 ger/cilinder-combinatie 17,18 en de holle buizen 19,20 vormen tezamen de verplaatsings- middelen 21 die aan hun ene eind 22 zijn verbonden met de aansluitmiddelen 7 van het gestel 5 en aan hun andere eind 23 zijn verbonden met de mestaanvoerslang 9.
Fig. 3 toont het gestel 5 volgens Fig. 2 in een werkstand waarbij een (niet getoonde) mestaanvoerslang nog moet worden aangekoppeld, of een mestaanvoerslang juist is afgekop-15 peld. De holle buizen 19,20 en zuiger/cilinder-combinatie 17,18 kunnen worden opgeklapt ten behoeve van een compacte transportstand. Het op- en neerklappen van deze uitvoeringsvorm kan zowel handmatig (bijvoorbeeld door middel van een lier, niet getoond) of hydraulisch (bijvoorbeeld bediend vanuit de cabine van de trekker) gebeuren.
Fig. 4 toont een gedeelte van het gestel volgens Fig. 2, op grotere schaal. Het is duidelijk 20 te zien hoe de aansluitmiddelen 24 van de slang 9 en de aansluitmiddelen 25 aan het ene eind 23 van de twee geheel in elkaar geschoven holle buizen 19,20 met elkaar zijn verbonden ter vorming van de aansluiting 10a. In het figuur is tevens te zien hoe de twee holle buizen 19,20 aan hun andere eind 22 zijn verbonden met de aansluitmiddelen 7 van het gestel 5.
Fig. 5 toont het gedeelte van het gestel volgens Fig. 4, in hetzelfde perspectivisch aan-25 zicht, waarbij de holle buizen 19,20 voor een deel uit elkaar en de zuigerstang 26 voor een deel uit de cilinder 27 zijn geschoven. De kabels 28 zijn slangen van de bekrachtiging van de zuiger/ cilinder-combinatie 26,27.
Fig. 6A toont het gestel 5 volgens de uitvinding, in een vorm uitgevoerd met een verticaal uitgeschoven geleiderol 29, in een werkstand waarbij er een zekere lengte 30 aan slang is 30 gebufferd en de aansluitmiddelen 25 welke dienen voor samenwerking met die van de mestaanvoerslang (niet getoond) zo dicht mogelijk bij het gestel 5 zijn geplaatst. Fig. 6B toont dit gestel 5 in een andere werkstand waarbij er een zekere lengte 30 aan slang is uitgegeven en de aansluitmiddelen 25 welke dienen voor samenwerking met die van de mestaanvoerslang (niet getoond) verder van het gestel 5 af zijn geplaatst.
1Ό80096· 8
Fig. 7 A en 7B tonen situaties analoog aan die van Fig. 6A resp. 6B, waarbij in deze uitvoering de geleiderol 29 schuin ten opzichte van het gestel 5 kan worden bewogen. Het zal duidelijk zijn dat in plaats van een geleiderol andere verplaatsingsmiddelen zoals een haspel kunnen worden gebruikt.
5 Fig. 8 toont een aantal momentopnames achter elkaar van trajecten die een slang 9 ge koppeld aan een uit de praktijk bekend gestel achter een trekker 1 volgt. Doordat de weerstand uitgeoefend door de mestaanvoerslang 9 op de trekker 1 hoog is, wordt het land 8 waar de trekker overheen rijdt voor het doorlopen van de U-bocht ongelijk bemest of niet benut.
Fig. 9 toont een aantal momentopnames achter elkaar van trajecten die een slang 9 ge-10 koppeld aan een gestel 5 volgens de uitvinding achter een trekker 1 volgt. Hierin is duidelijk te zien hoe tijdens het doorlopen van de bocht de binnenste buis 20 van de verplaatsingsmiddelen 21 ten opzichte van de buitenste buis 19 wordt uit- en ingeschoven waardoor de zijdelingse beweging van de trekker 1 makkelijker gaat. De mestaanvoerslang 9 wordt in vergelijking met het in Fig. 8 getoonde minder over het land 8 gesleept en er wordt meer land effectief benut 15 voor het gelijkmatig bemesten.
Fig. 10 toont een aantal momentopnames achter elkaar waarbij er translaties en rotaties van de aansluiting van de slang ten opzichte van het trekvoertuig worden uitgevoerd bij het doorlopen van een U-bocht. In de stand A bevinden de verplaatsingsmiddelen 21 zich rechtuit achter het (niet-getoonde) trekvoertuig 1. Hierbij is de binnenste buis 20 geschoven in de bui-20 tenste buis 19. De trekkoppeling 4 van het gestel 5 is voorzien van een verticale as waar het gestel 5 om kan zwenken, waarbij de trekkoppeling zich tussen de trekker 1 en de hefmast 3 bevindt. De armen van het gestel worden hier niet getoond. Bij het afleggen van een traject tussen stand A en stand B wordt, bij voorkeur onder toepassing van voor de gemiddelde vakman bekende meet- en regeltechniek, roteren de verplaatsingsmiddelen 21 ten opzichte van het ge-25 stel 5 en wordt de binnenste buis 20 uit de buitenste buis 19 geschoven. Ongeveer tussen de standen B en C worden de maximale lengte waarover de binnenste buis 20 uit de buitenste buis 19 kan worden geschoven en de maximale hoek waarover de verplaatsingsmiddelen 21 ten opzichte van het gestel 5 kunnen roteren, bereikt. Tussen de standen C en E wordt de binnenste buis 20 weer in de buitenste buis 19 geschoven en wordt de rotatie van de verplaat-30 singsmiddelen 21 ten opzichte van het gestel 5 teruggebracht. Tussen de standen E en F
worden de verplaatsingsmiddelen met behulp van bijvoorbeeld een stuurcilinder weer in een stand rechtuit achter het gestel 5 en het trekvoertuig getrokken, waarna de armen van het gestel kunnen worden uitgeklapt om te vervolgen met het verdelen van mest.
Fig. 11A toont in bovenaanzicht de stuurcilinder 31 met een uitgeschoven zuiger wan-35 neer de (slechts gedeeltelijk getoonde) verplaatsingsmiddelen 21 zich nagenoeg haaks ten op- M820096· 9 zichte van het gestel 5 en het trekvoertuig 1 bevinden, zo ongeveer in de stand C volgens Fig.
10. Fig. 11B toont in zijaanzicht de stuur cilinder 31 met een ingeschoven zuiger wanneer de verplaatsingsmiddelen 21 zich nagenoeg rechtuit achter het gestel 5 en het trekvoertuig 1 bevinden, bijvoorbeeld in de stand A of de stand F volgens Fig. 10.
5 Fig. 12 toont een aantal momentopnames achter elkaar, in analogie met het getoonde volgens Fig. 9, van hoe tijdens het doorlopen van de bocht met —bijvoorbeeld— gebruikmaking van (niet getoonde) verplaatsingsmiddelen 21 waarvan de binnenste buis 20 ten opzichte van de buitenste buis 19 wordt uit- en ingeschoven en wel in de richting van het uiteinde van de aan de binnenbochtzijde uitstekende arm van het gestel, zonodig helemaal tot aan het uiteinde 10 daarvan, waardoor de extra zijdelingse beweging van het trekvoertuig zo snel mogelijk kan worden ingezet. Met het scheppen van deze extra mogelijkheid wordt bereikt dat de trekker als het ware zo snel mogelijk om de feitelijke rotatie-as aan het uiteinde van de betreffende arm van het gestel kan draaien. Het zal duidelijk zijn dat voor de bedoelde draaiingsmogelijkheid in plaats van een combinatie van twee holle buizen die in- en uit elkaar kunnen worden ge-15 schoven bijvoorbeeld ook een om een verticale as roteerbare haspel kan worden toegepast. De wijze en regeling van de verplaatsing van de middelen naar het uiteinde van de arm en in omgekeerde richting kan op basis van bekende mechanische en hydraulische techniek worden bewerkstelligd.
Hieronder wordt een werkwijze onder toepassing van het gestel volgens de uitvinding 20 nader beschreven. Er wordt een lengte aan een oprolbare slang uitgerold tussen een mestvoor-raadtank en het te bemesten of te bevloeien land 8, ook wel wendakker genoemd. Hierbij is de uit en op te rollen slang opgerold aan een haspel die op het trekvoertuig 1 is aangebracht. Er wordt ook op de wendakker zelf een zekere lengte aan slang 9 uitgerold. Het trekvoertuig 1 wordt op de wendakker 8 in een startpositie gebracht zodanig, dat de uitgerolde slang 9 op het 25 gestel 5 kan worden aangesloten. Daarna wordt de uitgerolde slang 9 aangesloten op de aan-sluitmiddelen 7 van het gestel 5 ingeval er een gestel in een uitvoering volgens Figuren 6A, 6B of 7A, 7B wordt gebruikt. Als er een gestel in een uitvoering volgens Figuren 2-5 wordt gebruikt, dan wordt de uitgerolde slang 9 aangesloten op de aansluitmiddelen 25 van de verplaatsingsmiddelen 21.
30 Vervolgens wordt de uitgerolde slang 9 gevuld met mest of een andere vloeistof, bij voorbeeld door het verpompen van mest of een andere vloeistof vanuit de op afstand van het trekvoertuig 1 gelegen voorraadtank. Daarbij kan er in de voorraadtank een overdruk worden gecreëerd, waardoor de pomp ook onder overdruk wordt gevuld. Er kan in het waaierhuis van de pomp een voorsnijmes zijn aangebracht om stroresten en andere verontreinigingen in de 35 mest te versnijden. Er kan vóór de pomp een cycloonafscheider zijn aangebracht die zorgt voor 10200961 10 verwijdering van stenen en grove vervuiling uit de te verpompen stroom vloeistof. De aangevoerde vloeistof wordt dus doorgepompt naar de monden of bemestingseenheden 13 van het gestel 5.
Volgens de werkwijze wordt daarbij het trekvoertuig 1 in hoofdzaak rechtlijnig gereden 5 over de wendakker zodanig, dat het daarbij de aangesloten slang 9 achter zich aan over het land trekt. Aan het eind van dit traject wordt, zonder dat steekverplaatsingen van het trekvoertuig 1 nodig zijn, een U-bocht doorlopen (althans een tweede, kromlijnig traject afgelegd) om vervolgens een derde, in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste traject gelegen, traject af te leggen. Bij het ingaan van de bocht wordt de hefmast 3 omhoog verplaatst zodat de uitlooprub-10 bers 15 niet in aanraking kunnen komen met de slang en/ of het land, en de slang 9 zich tot onder het gestel 5 kan verplaatsen. De relatieve snelheid van de slang 9 wordt dan verlaagd ten opzichte van die van het trekvoertuig 1 door de aansluiting 10a te verplaatsen in de richting van de slang 9. Dit kan gebeuren door de zuiger 26 te laten schuiven uit de cilinder 27 (bij toepassing van een uitvoering volgens Figuren 2-5) of door een met de beweegbare geleiderol 15 29 gebufferde lengte 30 aan slang 9 uit te geven (bij toepassing van een uitvoering volgens Fi guren 6A, 6B of 7A, 7B). Wanneer het rotatiepunt van de aansluitingverplaatsingsmiddelen 21 zich tussen de aansluitmiddelen 7 van het gestel 5 en de rest van het gestel bevindt, dan kan tevens een rotatie van de middelen 21 ten opzichte van het trekvoertuig, bij voorkeur meet- en regeltechnisch, worden aangestuurd. Ongeveer halverwege de te doorlopen bocht of het af te 20 leggen tweede, kromlijnige traject wordt dan de relatieve snelheid van de slang 9 verhoogd ten opzichte van die van het trekvoertuig 1 door de aansluiting 10a te verplaatsen in de richting van het trekvoertuig 1, zoals door het schuiven van de zuiger 26 in de cilinder 27 resp. door het innemen van de met de beweegbare geleiderol 29 gebufferde lengte 30 aan slang. Afhankelijk van de uitvoering van de aansluitmiddelen 7, bijvoorbeeld voorzien van een draaikoppeling, 25 kan de slang vanaf het eind van de te doorlopen bocht onder de uitlooprubbers 15 vandaan worden versleept. Hierbij kan er dus over een zeer kort traject van rijrichting worden veranderd.
Het zal duidelijk zijn dat met het gestel en de werkwijze volgens de uitvinding willekeurige trajecten over het te bemesten of te bevloeien oppervlak kunnen worden afgelegd en 30 dat tevens andere vloeistoffen dan mest kunnen worden verdeeld.
10200981

Claims (9)

1. Gestel voor gebruik bij het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land waarbij het gestel (5) is aangebracht op een trekvoertuig (1), met welk trekvoertuig een vloei- 5 stofaanvoermiddel (9) zoals een oprolbare slang achter het trekvoertuig (1) aan over het land (8) wordt getrokken bij het verdelen van de vloeistof over het land, waarbij het gestel (5) is voorzien van aansluitmiddelen (7) waarop het vloeistofaanvoermiddel (9) losneembaar kan worden aangesloten tot een aansluiting (10,10a) en van een met, door het aan te sluiten vloeistofaanvoermiddel (9) aan te voeren en door de aansluiting (10,10a) te voeren, 10 mest te voeden mestverdeeleenheid (11) en een aantal met de mestverdeeleenheid (11) verbonden monden of bemestingseenheden (13), waarbij de monden (13) zijn aangebracht op een aantal achter het trekvoertuig in- en uitklapbare armen van het gestel (5), met het kenmerk, dat het gestel (5) verder is voorzien van middelen (21) die zijn verbonden met de aansluitmiddelen (7), welke middelen (21) dienen voor het verplaatsen van de aansluiting (10a) 15 van het vloeistofaanvoermiddel (9) ten opzichte van het gestel (5).
2. Gestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (21) zijn opgenomen tussen de aansluitmiddelen (7) en het vloeistofaanvoermiddel (9).
3. Gestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (21) zijn opge nomen tussen de aansluitmiddelen (7) en het vloeistofaanvoermiddel (9) en dat de aansluitmiddelen (7) kunnen zwenken om een verticale as aangebracht tussen de hefmast (3) en het trekvoertuig (1).
4. Gestel volgens een van conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (21) omvatten een combinatie van twee holle buizen (19,20) die in- en uit elkaar kunnen worden geschoven.
5. Gestel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat op de binnenkant van de buitenste holle 30 buis (19) een de weerstand tussen de binnenste buis (20) en de buitenste buis (19) verminderende bekleding is aangebracht.
6. Gestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (21) zijn opgenomen tussen de aansluitmiddelen (7) en de rest van het gestel (5). 35 1020096·
7. Gestel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (21) dienen voor het verplaatsen van de aansluiting (10a) van het vloeistofaanvoermiddel (9) ten opzichte van het gestel (5) in de richting van het uiteinde van de arm van het gestel welke zich aan de binnenzijde van een af te leggen kromlijnig traject ("birmenbochtzijde") bevindt. 5
8. Gestel volgens conclusie 1 of een van conclusies 6-7, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (21) een beweegbare geleiderol of haspel (29) omvatten waarmede een lengte (30) aan oprolbare slang kan worden uitgegeven resp. ingenomen voor het verplaatsen van de aansluiting (10a) van het vloeistofaanvoermiddel (9) ten opzichte van het gestel (5). 10
9. Werkwijze voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land of een oppervlak onder toepassing van een gestel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze omvat de stappen van: - het uitrollen van een lengte aan een vloeistofaanvoermiddel (9) zoals een oprolbare 15 slang over het te bemesten of te bevloeien land of oppervlak (8); - het in een startpositie brengen van een trekvoertuig (1), zodanig dat de uitgerolde slang (9) op het gestel (5) kan worden aangesloten en het aansluiten van de slang (9) op de aansluitmiddelen (7) van het gestel (5) of de aansluitmiddelen (25) van de verplaatsingsmiddelen (21); 20. het vullen van de uitgerolde slang (9) met mest of een andere vloeistof, zoals door het verpompen van mest of een andere vloeistof vanuit een op afstand van het trekvoertuig (1) gelegen tank of tankwagen; - het verdelen van de vloeistof over het land of oppervlak door het verpompen van de aangevoerde vloeistof door de monden of bemestingseenheden (13) van het gestel (5), 25 welke monden (13) zijn aangebracht op een aantal achter het hek voertuig (1) in- en uit klapbare armen van het gestel (5), waarbij het trekvoertuig (1) een eerste, in hoofdzaak rechtlijnig traject over het land aflegt en daarbij de aangesloten slang (9) achter zich aan over het land trekt; - aan het eind van het eerste, in hoofdzaak rechtlijnige traject een tweede, kromlijnig tra- 30 ject aflegt om vervolgens een derde, in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste traject ge legen, traject af te leggen; met het kenmerk, dat de werkwijze verder omvat de stappen van: - het bij het begin van het afleggen van het tweede, kromlijnige traject, of tijdens het afleggen van een geaccidenteerd deel van het eerste traject, verlagen van de relatieve 35 snelheid van de slang (9) ten opzichte van die van het trekvoertuig (1) door het ver- f02009Qn plaatsen van de aansluiting (10a) in de richting van de slang (9), zoals door het schuiven van de zuiger (26) uit de cilinder (27) resp. door het uitgeven van een met de beweegbare geleiderol of haspel (29) gebufferde lengte (30) aan slang (9) door middel van de verplaatsingsmiddelen (21), en naar keuze door het verplaatsen van de aansluiting 5 (10a) in de richting van het uiteinde van de arm van het gestel welke zich aan de bin nenzijde van het kromlijnige traject ("binnenbochtzijde") bevindt; en - het bij ongeveer halverwege het af te leggen tweede, kromlijnige traject verhogen van de relatieve snelheid van de slang (9) ten opzichte van die van het trekvoertuig (1) door het verplaatsen van de aansluiting (10a) in de richting van het trekvoertuig (1), zoals 10 door het schuiven van de zuiger (26) in de cilinder (27) resp. door het innemen van een met de beweegbare geleiderol of haspel (29) gebufferde lengte (30) aan slang door middel van de verplaatsingsmiddelen (21) en naar keuze door het verplaatsen van de aansluiting (10a) terug in de richting van het midden van het gestel (5). 15 -0-0-0- 1020098®
NL1020096A 2002-03-01 2002-03-01 Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land. NL1020096C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020096A NL1020096C2 (nl) 2002-03-01 2002-03-01 Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land.
AU2003215966A AU2003215966A1 (en) 2002-03-01 2003-02-28 Assembly and method of distributing a liquid such as liquid manure over land
PCT/NL2003/000156 WO2003073834A1 (en) 2002-03-01 2003-02-28 Assembly and method of distributing a liquid such as liquid manure over land

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020096A NL1020096C2 (nl) 2002-03-01 2002-03-01 Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land.
NL1020096 2002-03-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1020096C2 true NL1020096C2 (nl) 2003-08-25

Family

ID=27786069

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1020096A NL1020096C2 (nl) 2002-03-01 2002-03-01 Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU2003215966A1 (nl)
NL (1) NL1020096C2 (nl)
WO (1) WO2003073834A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2000121C2 (nl) * 2006-07-03 2008-01-07 Veenhuis Machines Inrichting en werkwijze voor het bemesten van grond.
WO2019027779A1 (en) * 2017-08-02 2019-02-07 Alig Environmental Solutions, LLC METHOD AND APPARATUS FOR APPLYING LIQUID NUTRIENTS BETWEEN PARALLEL ROWS OF VERTICAL CROPS

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4266724A (en) * 1978-06-07 1981-05-12 Hugo R. DiPalma Mobile spraying apparatus with an axial pipe-carrier drum
DE9204853U1 (nl) * 1991-04-10 1992-09-03 Maas, Karl, 4437 Schoeppingen, De
NL9301247A (nl) * 1993-07-15 1995-02-01 Gangulphus Cornelis Vlaar Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4266724A (en) * 1978-06-07 1981-05-12 Hugo R. DiPalma Mobile spraying apparatus with an axial pipe-carrier drum
DE9204853U1 (nl) * 1991-04-10 1992-09-03 Maas, Karl, 4437 Schoeppingen, De
NL9301247A (nl) * 1993-07-15 1995-02-01 Gangulphus Cornelis Vlaar Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier.

Also Published As

Publication number Publication date
WO2003073834A1 (en) 2003-09-12
AU2003215966A1 (en) 2003-09-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0261097B1 (de) Vorrichtung zur Räumung von Verkehrsflächen von Schnee, Schneematsch, Wasser, Schmutz od.dgl.
DE3341650A1 (de) Reinigungssystem fuer autowaschanlagen
EP3338525B1 (de) Sammelvorrichtung für einen fasswagen
EP2775034A1 (de) Aufnehmende Kehrmaschine
DE3137876A1 (de) Vorrichtung zum auslegen von flachmaterial
EP3056083A1 (de) Landwirtschaftliche feldspritze
NL1020096C2 (nl) Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land.
EP0482293B1 (de) Bodenbearbeitungsmaschine und Fahrwerk
DE1209141B (de) Strassenfertiger
EP2578751A1 (de) Kehrblasgerät
DE2135033C3 (de) Vorrichtung zum Ausbessern von Straßendecken
EP1759572A1 (de) Mäh- und/oder Schneidgerät
DE4336078A1 (de) Wanderreiniger
DE102014112052B3 (de) Radleitschiene, Fahrzeugbehandlungsanlage und Verfahren zum Reinigen der Räder eines Fahrzeugs
EP1072727B1 (de) Fahrzeug und Verfahren zum Säubern einer Oberfläche
DE10106471A1 (de) Kehrmaschine mit linear verlagerbarem Tellerbesen
WO2021078802A1 (de) Schleppschuhgestänge mit konstantwinkellage der kufen
DE2738677A1 (de) Zug/schiebe-antriebsverbindung zwischen zwei fahrzeugen
EP3284866B1 (de) Räumfahrzeug mit einer koppelbaren kehrblasanordnung
EP0435978A1 (de) Kehrfahrzeug.
EP1138200B1 (de) Fahrbare Vorrichtung zum Ausbringen einer Flüssigkeit
DE2207049C3 (de) Beregnungsvorrichtung
NL1018802C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het bemesten van grond.
EP3859092B1 (de) Kanalreinigungsfahrzeug
DE4038091A1 (de) Ballenabtragmaschine

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
RD1A Patents in respect of which a request for advice has been filed [in relation to nullification]

Effective date: 20100322

RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 20021204

RD1A Patents in respect of which a request for advice has been filed [in relation to nullification]

Effective date: 20101224

RD2A Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (for advice)

Effective date: 20110610

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20141001