NL9301247A - Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier. - Google Patents
Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9301247A NL9301247A NL9301247A NL9301247A NL9301247A NL 9301247 A NL9301247 A NL 9301247A NL 9301247 A NL9301247 A NL 9301247A NL 9301247 A NL9301247 A NL 9301247A NL 9301247 A NL9301247 A NL 9301247A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- reel
- spray arm
- central part
- dosing means
- manure
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01C—PLANTING; SOWING; FERTILISING
- A01C23/00—Distributing devices specially adapted for liquid manure or other fertilising liquid, including ammonia, e.g. transport tanks or sprinkling wagons
- A01C23/001—Sludge spreaders, e.g. liquid manure spreaders
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Water Supply & Treatment (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
Description
Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier.
De uitvinding heeft betrekking op een verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van giet- of schenkbare, zoals vloeibare of vast korrelvormige, meststoffen, zoals gier. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een samenstel van doseermondstukken en haspeleenheid voor het op gemakkelijke losneembare wijze bevestigen aan de gebruikelijke hefarmen van een landbouwvoertuig, zoals een trekker.
In het bijzonder is de onderhavige uitvinding gedaan in verband met verspreiding van meststoffen met milieuschadelijke componenten, zoals gier met ammoniak. Echter is de uitvinding eveneens van toepassing voor andere, minder milieuschadelijke meststoffen.
Een bekende inrichting van het bovenvermelde soort bestaat uit een één- of soms meerassige aanhangwagen, waarop zich een omvangrijke giertank bevindt. Deze aanhangwagen is geschikt voor koppeling met een trekkervoertuig. Aan de achterzijde daarvan bevindt zich onderaan de giertank een doseermondstuk of "nozzle", welke horizontaal achterwaarts is gericht. Op korte afstand achter deze nozzle is een spuitplaat opgesteld, welke dwars op de langsrichting van de nozzle en in enige mate achterwaarts omhooghellend is gericht en is opgesteld binnen het spuitbereik van de nozzle. Dientengevolge wordt een uit de nozzle afkomstige straal door de spuitplaat zodanig omgebogen, dat een omhooggerichte vloeistofwaaier ontstaat, welke in hoofdzaak een halve cirkel beslaat.
Nadeel van deze bekende inrichting is enerzijds het hoge gewicht daarvan afkomstig van de giertank, waarmee het land zwaar wordt belast, en anderzijds de bovenwaarts gerichte gierwaaier, waarop de wind gemakkelijk vat kan krijgen, en waardoor gier onbedoeld in sloten, greppels ed. terecht kan komen.
De uitvinding beoogt, een verbeterde inrichting van het bovenbedoelde soort te verschaffen, waarmee enerzijds een geringere grondbelasting, en anderzijds een betrouwbaarder verspreiding van meststoffen is te bereiken.
Hiertoe wordt voorgesteld, de verrijdbare inrichting zelf aangedreven uit te voeren, te voorzien van één of meer doseermiddelen, welke zijn bevestigd aan, betrokken op de voortbewegingsrichting van de inrichting, zijwaarts uitstekende sproeiarmen, waarbij die sproeiarmen een centraal toevoermondstuk bezitten, welke via een slang is te koppelen met een distale, plaatsvaste voedingsbron van meststoffen, en de ' doseermiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat een neerwaarts gerichte waaier van meststoffen wordt gevormd. Bijvoorbeeld is daartoe op afstand achter elk mondstuk of "nozzle" een spuitplaat opgesteld, welke achterwaarts neerwaarts helt.
Door het ontbreken van een omvangrijke meststank, en doordat de inrichting een eigen voorstuwing bezit, resulteert een relatief goedkope constructie, welke licht van gewicht is, en daarmee de ondergrond minder belast in vergelijking met getrokken inrichtingen met bijbehorende mesttank. Door de gierwaaier neerwaarts te richten, ontstaat aanzienlijk minder verneveling van de verspoten gier, zodat de wind minder vat heeft op de waaier. Daarmee is de gier betrouwbaarder te doseren, en is de kans aanzienlijk geringer dat gier onbedoeld in bijvoorbeeld een sloot terecht komt.
Het is met de uitvinding tevens mogelijk, zonder nadelen voor de grondbelasting, sterk met water versneden gier te verspreiden. Gebleken is, dat een mengsel van ongeveer één deel gier en twee delen water vrij is te versproeien over het land, zonder dat de toelaatbare normen voor de uitstoot van ammoniak naar de omgevingslucht wordt overschreden.
Bij voorkeur zijn de nozzles elk afzonderlijk naar keuze af te sluiten vanuit de kabine aan de inrichting. Daarmee kan bijvoorbeeld gedurende de werking één of meer nozzles worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer de sproeiarm zich gedeeltelijk boven een sloot of greppel uitstrekt. Wanneer bij voorkeur zes of meer nozzles aan de sproeiarm zijn aangebracht, zal bij afsluiten van één of twee nozzles het doseren van de overige nozzles vrijwel onveranderd blijven, aangezien vanaf het centrale doseermondstuk aan de sproeiarm een enkel spruitstuk naar alle nozzles loopt. De besturing van de sproeiarm kan hydraulisch, electrisch of pneumatisch geschieden.
Door de doorlaatopening van de nozzles relatief klein te kiezen - ongeveer 30 mm. diameter, maar kleiner dan 40 mm. diameter-wordt voorts een doseren van voldoende met water versneden gier gewaarborgd. Immers zal bij onvoldoende met water versneden gier verstopping van de nozzles optreden, welke bij toepassing van ten minste zes nozzles aan één sproeiarm met relatief kleine doorlaatopening niet automatisch wordt opgeheven door de pompdruk, zo lang niet alle nozzles op één na met de afsluiters doelbewust zijn afgesloten.
Om het aantal bewegingen van de inrichting waarmee het verspreiden van meststoffen over het land en de bijbehorende voorbereidende werkzaamheden plaatsvindt tot een minimum te beperken, verdient het voorts de voorkeur de inrichting te voorzien van één of meer haspels, waarop de noodzakelijke toevoerslangen naar de sproeiarmen zijn te wikkelen. Bij voorkeur worden daarbij twee haspels gebruikt; één voor een vrij lange -soms 1000 meter of meer-, relatief zwakke en dus goedkope stationaire slang, en één voor een veelal kortere -momenteel ongeveer 300 meter- lange sterkere en dus duurdere en zwaardere sleepslang. Wanneer gestart wordt met het verspreiden van meststoffen, wordt eerst de stationaire slang uitgelegd, terwijl de inrichting vanaf de plaatsvaste mestbron- bijvoorbeeld een gierput, maar ook een naast het veld opgestelde (verrijdbare) silo of tank- naar het beoogde verspreidingsgebied rijdt. Daarbij loopt de haspel met daarop de stationaire slang vrij, zodat de stationaire slang vanzelf wordt afgewikkeld, zonder dat deze over het veld wordt gesleept, hetgeen de levensduur van deze relatief goedkope, kwetsbare slang zou beperken.
Aangekomen bij het beoogde verspreidingsgebied wordt eventueel het restant stationaire slang verder afgewikkeld, en wordt het uiteinde gekoppeld met de sleepslang. Eventueel wordt het met de sleepslang gekoppelde uiteinde aan de grond verankerd, zodat verzekerd is, dat tijdens het verspreiden van de meststoffen de stationaire slang niet versleept wordt.
Vervolgens wordt de sleepslang al rijdende uitgelegd en eveneens geheel van de tweede haspel afgewikkeld, waarna het eigenlijke mestuitrijden kan starten. Gedurende het uitrijden wordt de sleepslang achter de inrichting aangesleept.
Na het uitrijden wordt eerste de sleepslang weer opgewikkeld, waartoe de haspel bekrachtigd is (bijvoorbeeld hydraulisch). Bij voorkeur wordt daarbij in de richting van het met de stationaire slang gekoppelde uiteinde van de sleepslang gereden, waarmee de sleepslang bij opwikkelen op de haspel zo min mogelijk door het veld wordt gesleept. Op overeenkomstige wijze wordt de stationaire slang opgewikkeld, welke eveneens zo stil mogelijk wordt gehouden.
Hoewel het mogelijk is, beide slangen op één haspel te wikkelen, heeft gebruik van twee haspels de voorkeur, waarbij de haspel voor de sleepslang in rijrichting gezien aan de voorzijde, en de haspel voor de stationaire slang aan de achterzijde van de inrichting is aangebracht.
Is de inrichting een gebruikelijk tweeassig landbouwvoertuig, ook wel "trekker” of "traktor" genaamd, met aan de achterzijde hefarmen, een aftakas, grote aangedreven achterwielen waartusen de kabine en de motor, en richtingbestuurde, eventueel aangedreven, veelal kleinere voorwielen, dan verdient het de voorkeur, de sproeiarmen aan de achterzijde van die trekker te koppelen.
Voor een zo licht en goedkoop mogelijke constructie van voldoende sterkte, verdient het de voorkeur, aan het in langsrichting daarvan centrale deel van de sproeiarm een haspel te bevestigen via uithouders ter weerszijden van de haspel, welke bovenop de sproeiarm zijn gemonteerd. Het samenstel van haspel en sproeiarm heeft daardoor een bijzonder korte bouwlengte. Voor een snel aan- en afkoppelen met een trekker middels de hefarmen daarvan, zijn aan de zijde van de sproeiarm tegenover de bevestiging van de uithouders voor de haspel, dus onderaan de sproeiarm uitstekende kassen voorzien, waarin de lepels van de hefarmen zijn te steken. Daarmee steekt dit samenstel tevens zo min mogelijk achterwaarts van de trekker uit, hetgeen de zwaartepuntsligging van de trekker ten goede komt. Van verder voordeel bij het samenstel van haspel en sproeiarm zoals hierboven, is het aanbrengen van de nozzles ter weerszijden van de haspel, zoals nader uit de beschrijving in samenhang met de bijgevoegde tekening zal blijken.
Voorts verdient het de voorkeur, bij toepassing van twee haspels de ene haspel aan de voorzijde, en de andere haspel aan de achterzijde van de trekker te bevestigen, hetgeen eveneens de zwaartepuntsligging van de trekker, maar ook de toegankelijkheid van de haspels ten goede komt.
Volgens de uitvinding wordt voornamelijk de sproeiarm zelf gebruikt als framedeel voor het daaraan koppelen van de haspel, welk framedeel is uitgerust met kassen voor een verbinding met de hefarmen van een trekker, terwijl centraal vanaf de sproeiarm een stomp in hoofdzaak vertikaal omhoog steekt, en waaraan de gebruikelijke trekstang naar de trekker is gekoppeld, voor een zgn. driepunts bevestiging van het framedeel aan de trekker, waarbij middels verlengen of verkorten van de trekstang de hellingshoekoriëntatie van de sproeiarm in langsrichting, en dus de oriëntatie van de doseermiddelen is in te stellen.
Is de sproeiarm geleed uitgevoer, zodat deze inklapbaar is, met een centraal, vast deel waaraan de haspel is bevestigd, en gelede zijdelen, welke in het vertikale vlak scharnierbaar zijn, dan verdient het de voorkeur, het vaste centrale deel versprongen ten opzichte van de gelede zijdelen uit te voeren, zodanig, dat de haspel enigszins teruggetrokken komt te liggen ten opzichte van die gelede zijdelen. Daarmee is eveneens een korte bouwlengte van haspel met sproeiarm te verwezenlijken.
In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van een in de enige bijgevoegde tekening weergegeven, niet beperkend, uitvoeringsvoorbeeld,
Getoond is een trekker 1, waarvan de gebruikelijke rijrichting is aangeduid met pijl A, met zowel aan de voorzijde, als aan de achterzijde een haspel 2, resp. 3· Voor de duidelijkheid van de tekening is de haspel 3 hier denkbeeldig weergegeven met streep-stippellijnen. Op de haspel 2 aan de voorzijde wordt de relatief korte sleepslang gewikkeld voor transport. Op de achterste haspel 3 wordt de zgn. stationaire, langere en zwakkere slang gewikkeld. Beide haspels 2, 3 zijn naar keuze bekrachtigd. Voor geringe bodembelasting bezit de trekker dubbele banden rondom.
De achterste haspel 3 is met uithouders 4 ter weerszijden geplaatst bovenop het centrale, vaste, altijd horizontale deel 5 van de sproeiarm 6. Zoals weergegeven, steekt de sproeiarm 6 ter weerszijden buiten de breedte van de trekker 1 uit. Het deel van de sproeiarm rechts van de trekker is slechts gedeeltelijk weergegeven, doch is overigens het spiegelbeeld van het linkerdeel daarvan. Aan de onderzijde steken twee evenwijdige kassen 7 uit het centrale deel 5 van de arm 6, waarin de lepels 16 van de hefarmen van de trekker 1 steken. Aldus zijn sproeiarm 6 en haspel 3 gemakkelijk van de trekker te (ont)koppelen.
Aangezien bij de hier getoonde trekker 1 de lepels 16 vrij scharnierend zijn (niet zichtbaar), is voorts een op lengte instelbare en vanaf de trekker lopende trekstang 18 gekoppeld met een centraal tussen de haspel, vertikaal vanaf de bovenzijde van het centrale deel 5 van de sproeiarm 6 aan stevig daaraan bevestigde stomp 17. Door instellen van de lengte van de trekstang 18, zal de sproeiarm 6 voor- of achterover hellen, waarmee de hoekstand van de doseermiddelen 14 is in te stellen. Zijn de lepels 16 star met de hefarmen verbonden, dan is vanzelfsprekend de verdere koppeling via de trekstang 18 niet noodzakelijk.
Zoals verder zichtbaar, is de arm 6 geleed uitgevoerd, met ter weerszijden van het centrale deel 5 twee geledingen 8 resp. 9· De binnengeleding 8 is in het vertikale vlak scharnierbaar rond de rotatiekoppeling 10, waartoe de geledingen 8, 9 verder naar achteren versprongen liggen ten opzichte van het centrale deel 5· Een zuiger-cilinder combinatie 11 is telkens verbonden met de binnenste geleding 8 en een dwarsbalk 12 evenwijdig aan het centrale deel 5 en in hoofdzaak coaxiaal gelegen met de geledingen 8, 9. welke steunt op vanaf het centrale deel 5 achterwaarts hellende, zich opwaarts uitstrekkende, evenwijdige koppelbalken 13. Eveneens met zuiger-cilinder combinaties 11 zijn de buitenste geledingen 9 vertikaal zwaaibaar ten opzichte van de binnengeleding 8, voor het in- en uitvouwen van de arm 6, zodat de trekker 1 met sproeiarm 6 zonder ontheffing over de openbare weg kan rijden.
De sproeiarm is zo uitgevoerd, dat het centrale deel 5 versprongen ligt ten opzichte van de zijgeledingen 8, 9· Dientengevolge ligt de haspel 3 teruggetrokken ten opzichte van de zijgeledingen 8, 9·
De sproeiarm bezit voorts aan elke zijde vier doseermiddelen 14; telkens twee aan het centrale deel 5 ter weerszijden van de haspel, één aan elke binnengeleding 8, en twee aan elke buitengeleding 9. Elk middel lk bezit een horizontaal achterwaarts gerichte spuitbuis, met op afstand co-axiaal daarachter een spuitplaat, welke achterwaarts neerwaarts helt. Dientengevolge ontstaat een neerwaarts gerichte gierwaaier, zoals getoond.
Voorts is weergegeven met stippellijnen de sleepslang 15, welke onder de haspel 3 door (denkbeeldig weergegeven) midden op de arm 6 aansluit. Alle spuitplaten van de doseermiddelen 14 liggen in hetzelfde vlak.
Aldus vormt de sproeiarm een stevig, zelfdragend frame, waartoe voornamelijk het centrale deel 5 relatief dikwandig en met relatief omvangrijke diameter (ongeveer 6 inch of 150 mm.) is uitgevoerd. De maten zijn sprongsgewijs verkleind; de zijgeleding 8 is dunwandiger met geringere diameter; de zijgeleding 9 is nog verder verkleind.
Claims (14)
1. Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van giet- of schenkbare, zoals vloeibare of vast korrelvormige, meststoffen, zoals gier, met ten minste één doseermiddel, met het kenmerk, dat de verrijdbare inrichting zelf aangedreven is en daartoe een verbrandingsmotor bezit, dat de doseermondstukken zijn bevestigd aan één of meer, betrokken op de voortbewegingsrichting van de inrichting, zijwaarts uitstekende sproeiarmen, waarbij elke sproeiarm een centraal toevoermondstuk bezit, welke via een slang is te koppelen met een distale, plaatsvaste voedingsbron van meststoffen, en de doseermiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat een neerwaarts gerichte waaier van meststoffen wordt gevormd, waartoe bijvoorbeeld elk doseermiddel een betrokken op de rijrichting in hoofdzaak horizontaal achterwaarts gericht mondstuk bezit, op enige afstand waarvan daarachter een spuitplaat coaxiaal is bevestigd, welke spuitplaat neerwaarts achterwaarts helt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van één of meer haspels, voor het daarop gewikkeld vervoeren van de slang of slangen.
3. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met betrokken op de rijrichting aan de achterzijde daarvan twee op afstand van en evenwijdig aan elkaar gerichte hefarmen met elk een lepel met het kenmerk, dat aan het in langsrichting daarvan centrale deel van de sproeiarm in de gebruikstand aan de onderzijde uitstekende kassen zijn voorzien, waarin lepels van de hefarmen van de inrichting steken.
3. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het in langsrichting daarvan centrale deel van de sproeiarm een haspel is bevestigd via uithouders ter weerszijden van de haspel, welke bovenop de sproeiarm zijn gemonteerd.
4. Inrichting volgens conclusie 3. met het kenmerk, dat aan de zijde van aanhechting van de uithouders voor de haspel, centraal daartussen een vertikale stomp aan het centrale deel van de sproeiarm is bevestigd, aan het vrije uiteinde waarvan een naar de verdere inrichting lopende trekstang van instelbare lengte is gekoppeld.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doseermiddelen zich bevinden ter weerszijden van de haspel, en dat het centrale toevoermondstuk zich onder de haspel bevindt.
6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat bij voorkeur ten minste zes doseermiddelen op afstand van elkaar aan elke sproeiarm zijn aangebracht, en dat elk doseermiddel een afgeefopening bezit met een doorstroomdiameter van minder dan 35 mm., bij voorkeur ongeveer 30 mm.
7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk doseermiddel is voorzien van een afsluitorgaan, welke vanuit de kabine van de inrichting is te bedienen, en waarmee naar keuze elk doseermiddel afzonderlijk is af te sluiten.
8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zowel aan de voorzijde daarvan, als aan de achterzijde een haspel is aangebracht.
9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke haspel is gekoppeld met een aandrijving, voor het naar keuze bekrachtigd of vrij roteren van die haspel.
10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sproeiarm geleed is, met een vast, centraal deel en ter weerszijden daarvan in het vertikale vlak scharnierbaar daaraan bevestigde delen, welke middels een daarmee verbonden zuiger-cilindersamenstel tussen de vertikale rust- en de horizontale werkstand zijn te zwaaien.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het centrale deel versprongen loopt ten opzichte van de zijdelen, zodanig, dat de haspel enigszins teruggetrokken ten opzichte van de zijdelen ligt.
12. Samenstel van haspel en sproeiarm, voor losneembare verbinding aan een inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het in langsrichting daarvan centrale deel een haspel is bevestigd via uithouders ter weerszijden van de haspel, welke bovenop de sproeiarm zijn gemonteerd, betrokken op de werkstand daarvan.
13. Samenstel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat aan het centrale deel van de sproeiarm tegenover de plaats van bevestiging van de uithouders twee op afstand evenwijdig gerichte uitstekende kassen zijn voorzien, waarin lepels van de hefarmen van de inrichting zijn te steken.
14. Samenstel volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de sproeiarm geleed is, met aan het centrale deel telkens ter weerszijden van de haspel één doseermiddel, en de overige doseermiddelen aan de scharnierbaar met het centrale deel verbonden zijdelen van de sproeiarm.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9301247A NL9301247A (nl) | 1993-07-15 | 1993-07-15 | Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9301247 | 1993-07-15 | ||
NL9301247A NL9301247A (nl) | 1993-07-15 | 1993-07-15 | Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9301247A true NL9301247A (nl) | 1995-02-01 |
Family
ID=19862662
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9301247A NL9301247A (nl) | 1993-07-15 | 1993-07-15 | Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL9301247A (nl) |
Cited By (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1020096C2 (nl) * | 2002-03-01 | 2003-08-25 | Gerrit Schouten | Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land. |
NL2000121C2 (nl) * | 2006-07-03 | 2008-01-07 | Veenhuis Machines | Inrichting en werkwijze voor het bemesten van grond. |
FR2969461A1 (fr) * | 2010-12-28 | 2012-06-29 | Jean Pierre Tuffreau | Materiel pour l'epandage d'un produit liquide sur une parcelle de terre |
WO2017179074A1 (en) * | 2016-04-12 | 2017-10-19 | Nigam Ayush | Fertilizer/seeds placement machine |
FR3052630A1 (fr) * | 2016-06-21 | 2017-12-22 | Terrena | Materiel d'epandage d'un produit liquide sur une parcelle agricole |
WO2022051393A1 (en) * | 2020-09-02 | 2022-03-10 | Fortkamp Gregory John | Systems, methods and apparatuses for liquid manure spreading |
-
1993
- 1993-07-15 NL NL9301247A patent/NL9301247A/nl not_active Application Discontinuation
Cited By (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1020096C2 (nl) * | 2002-03-01 | 2003-08-25 | Gerrit Schouten | Gestel, en werkwijze, voor het verdelen van een vloeistof zoals vloeibare mest over land. |
WO2003073834A1 (en) | 2002-03-01 | 2003-09-12 | Gerrit Schouten | Assembly and method of distributing a liquid such as liquid manure over land |
NL2000121C2 (nl) * | 2006-07-03 | 2008-01-07 | Veenhuis Machines | Inrichting en werkwijze voor het bemesten van grond. |
WO2008004864A1 (en) * | 2006-07-03 | 2008-01-10 | Veenhuis Machines B.V. | Device and method for manuring land |
FR2969461A1 (fr) * | 2010-12-28 | 2012-06-29 | Jean Pierre Tuffreau | Materiel pour l'epandage d'un produit liquide sur une parcelle de terre |
WO2017179074A1 (en) * | 2016-04-12 | 2017-10-19 | Nigam Ayush | Fertilizer/seeds placement machine |
FR3052630A1 (fr) * | 2016-06-21 | 2017-12-22 | Terrena | Materiel d'epandage d'un produit liquide sur une parcelle agricole |
WO2017220890A1 (fr) * | 2016-06-21 | 2017-12-28 | Terrena | Matériel d'épandage d'un produit liquide sur une parcelle agricole |
WO2022051393A1 (en) * | 2020-09-02 | 2022-03-10 | Fortkamp Gregory John | Systems, methods and apparatuses for liquid manure spreading |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5423394A (en) | Three point hitch for hummer truck and other vehicles | |
US5630547A (en) | Sprayer boom self-leveling lockout and method of sprayer boom operation | |
US5645292A (en) | ATV trailer | |
US7344091B2 (en) | Spraying | |
US5251704A (en) | Detachable harrow sprayer | |
US4014271A (en) | Liquid manure system | |
US4940096A (en) | Three point hitch for truck | |
US4767062A (en) | Air fertilizer spreader | |
US20190300291A1 (en) | Trailers, systems and methods for transferring material | |
US5029757A (en) | Auto-fold sprayer | |
NL9301247A (nl) | Verrijdbare inrichting voor het over een oppervlakte verspreiden van meststoffen, zoals gier. | |
US6422483B1 (en) | Articulated spray boom apparatus | |
US5544475A (en) | Dual hitch | |
US4673130A (en) | Spray boom mounting and carrying system | |
KR100637856B1 (ko) | 액비살포시스템 | |
US4629123A (en) | Crop sprayer | |
US4020991A (en) | Machine for the pneumatic spreading of granular material | |
US3778987A (en) | Windrow rake opening device and one wheel tractor | |
AU2013202077B2 (en) | Spraying | |
EP0841006B1 (en) | Apparatus and method for applying liquid such as pesticides to the land | |
US5850975A (en) | Material spreader | |
CA2556134C (en) | Agricultural crop spraying apparatus | |
FI84771C (fi) | Jordbruksredskap saosom handelsgoedselspridare, lantbruksspruta eller dylikt. | |
GB2087835A (en) | Elevating receptacle | |
US11589569B2 (en) | Rotating boom cradle mechanism for agricultural applicator |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BV | The patent application has lapsed |