NL1019385C2

NL1019385C2 - Toevoerlucht terminal-inrichting.

Info

Publication number: NL1019385C2
Application number: NL1019385A
Authority: NL
Inventors: Mika Ruponen; Reijo Villikka; Pekka Horttanainen; Maija Virta; Marko Hokkinen
Original assignee: Halton Oy
Priority date: 2000-11-24
Filing date: 2001-11-16
Publication date: 2002-05-27
Also published as: GB2371852A; BE1014488A5; GB0127442D0; FR2817330A1; NO20015720L; FI20002590A0; US20020056545A1; FR2817330B1; SE0103791L; FI118236B; SE523292C2; SE0103791D0; DE10157406B4; FI20002590A; GB2371852B; NO20015720D0; US6715538B2; DE10157406A1

Description

Toevoerlucht terminal-inrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een toevoerlucht terminal- inrichting.

Het regelen van de inductieverhouding is een vereiste 5 geworden in toevoerlucht terminal-inrichtingen, waarin verse lucht wordt geleverd door middel van de toevoerlucht termi-nal-inrichting. Dit houdt in dat de inductieverhouding tussen de stroom gecirculeerde lucht en de stroom verse lucht kan worden geregeld. In de onderhavige aanvrage bete-10 kent primaire luchtstroom die stroom toevoerlucht, en bij voorkeur die stroom verse toevoerlucht, die in de kamer of dergelijke wordt afgegeven door middel van mondstukken in het toevoerlucht-spruitstuk. Secondaire luchtstroom betekent die gecirculeerde luchtstroom, dat wil zeggen, die lucht-15 stroom, die wordt vanuit de kamerruimte wordt gecirculeerd door een warmtewisselaar en welke luchtstroom wordt geïnduceerd door de primaire luchtstroom.

Voor het realiseren van de bovengenoemde regeling stelt de onderhavige aanvrage het gebruik van een afzonderlijke 20 inductieverhouding besturingsinrichting voor. Volgens de onderhavige uitvinding kan de inductieverhouding besturingsinrichting onder de warmtewisselaar in de mengkamer worden gesitueerd. Het regelen kan daarbij plaatsvinden door de stroom gecirculeerde lucht L2 te sturen. Hoe meer de lucht-25 stroom L2 wordt gesmoord, des te lager zal de inductieverhouding zijn, dat wil zeggen, het luchtvolume dat door de warmtewisselaar stroomt wordt kleiner ten opzichte van de primaire luchtstroom.

Behalve voor het op bovengenoemde wijze regelen van de 30 inductieverhouding kan ook een besturingsinrichting worden gebruikt die wordt gevormd door een groep mondstukken die wordt gevormd door mondstukken in twee afzonderlijke rijen die aan de kant van de toevoerkamer open zijn voor verse lucht, waarbij de mondstukken in de eerste rij zijn gevormd 35 met een groter doorsnede-stroomgebied dan de mondstukken in 1019385 2 de tweede rij . De inductieverhouding besturingsinrichting bevat een interne openingenplaat die wordt gebruikt voor het regelen van de stroming tussen de mondstukkenrijen die bestaan uit genoemde mondstukken.

5 De toevoerlucht terminal- inrichting volgens de onder havige uitvinding wordt gekenmerkt door de in de conclusies gepresenteerde maatregelen.

In het volgende zal de uitvinding worden beschreven door te verwijzen naar enkele gunstige uitvoeringsvormen van 10 de inrichting die zijn weergegeven in de figuren van de aangehechte tekeningen, het is de bedoeling om de uitvinding niet alleen tot deze uitvoeringsvormen te beperken.

Figuur IA is een axonometrisch aanzicht van een toevoerlucht terminal-inrichting volgens de onderhavige uitvin-15 ding die aan de onderkant open is en aan de bovenkant open is.

Figuur 1B is een aanzicht van een doorsnede langs de lijn I-I van figuur IA.

Figuur 1C toont het gebied X2 van figuur 1B.

20 Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van de besturings inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de besturingsinrichting wordt gevormd door een draaidemper die zich bevindt in zijkamer B .

Figuur 3A toont een uitvoeringsvorm van de inductie-25 verhouding besturingsinrichting, waarbij de inrichting twee mondstukkenrijen 12a:, 12a2 ... en I2bi; I2b2 . . . voor de eerste luchtstroom L , waarbij de stromingsverhouding tussen de mondstukken van de mondstukkenrijen wordt geregeld met behulp van een openingenbuis die is gesitueerd in de toe-30 voerkamer voor de primaire luchtstroom, welke buis stroom-openingen 18b , 18b2 ... voor de mondstukken van een mondstukkenrij 12a , 12a2 ... bevat en stroomopeningen 18a1, 18a2 . . . voor de mondstukken de andere mondstukkenrij 12b , 12b2 35 Figuur 3B is een axonometrisch gedeeltelijk aanzicht van de in figuur 3A getoonde oplossing.

1019385 ; 3

Figuur 4A toont een vijfde uitvoeringsvorm van de besturingsinrichting-oplossing volgens de onderhavige uitvinding .

Figuur 4B toont het gebied X3 van figuur 4A op een 5 vergrote schaal.

Figuur IA is een axonometrisch aanzicht van de toevoer-lucht terminal-inrichting 10. Om de interne onderdelen van de constructie te laten zien, is eindplaat lOd ten dele opengesneden. De constructie bevat eindplaten lOd aan beide 10 einden. Toevoerlucht Lx wordt door middel van een toevoerka-naal afgegeven in toevoerluchtkamer 11, van waaruit de lucht via mondstukken 12a1# 12a2 ... en 12bi; 12b2 . . . verder naar zij- of mengkamers B van de inrichting aan weerszijden van de verticale hartlijn Y van de inrichting, en daarin naar 15 beneden wordt geleid. De toevoerlucht terminal-inrichting 11 bevat een warmtewisselaar 14 in zijkamer Βχ in het bovendeel ervan zoals in de figuur te zien is. Zijkamers Βχ zijn open aan de bovenkant en aan de onderkant. Bijgevolg wordt de stroom gecirculeerde lucht L2 gecirculeerd, geïnduceerd door 20 de primaire luchtstroom L , via warmtewisselaar 14 naar zijkamer B1, waarin de luchtstromen L3, L2 worden gecombineerd, en wordt gezorgd dat de gecombineerde luchtstroom Lx + L2 geleid door geleidingsdelen l0b1, 13 of dergelijke naar de zijkant en de zijplaten 10b2 van de toevoerlucht terminal-25 inrichting wordt gevoerd, bij voorkeur ter hoogte van het plafond. Warmtewisselaar 14 kan worden gebruikt voor ofwel het koelen of het verwarmen van de gecirculeerde lucht L2. Onder deze omstandigheden kan de uit kamer H gecirculeerde lucht L2 overeenkomstig de vereiste elke keer worden behan-3 0 deld door deze ofwel te verwarmen of te koelen onder gebruikmaking van warmtewisselaar 14. Warmtewisselaar 14 bevat buizen voor het warmteoverdracht-medium en bijvoorbeeld een lamellen warmtewisselaar-constructie voor het realiseren van een efficiënte overdracht van warmte van de gecirculeerde 3 5 luchtstroom L2 op de lamellen en verder op de warmteover-dracht-vloeistof, wanneer de stroom gecirculeerde lucht L2 1019385 4 moet worden gekoeld of omgekeerd, wanneer de stroom gecirculeerde lucht L2 moet worden verwarmd.

Figuur 1B is een aanzicht van een doorsnede volgens lijn I -1 van een eerste gunstige uitvoeringsvorm van de 5 uitvinding. Toevoerlucht terminal-inrichting 10 bevat een toevoerluchtkamer 11 voor de verse toevoerlucht, van waaruit de verse lucht zoals weergegeven door pijlen L door mondstukken I2a1, 12a2 ... en 12b1, 12b2 ... de respectievelijke zij- of mengkamer B van de inrichting in wordt geleid en 10 verder in kamerruimte H wordt gebracht. Toevoerluchtkamer 11 is midden in de inrichting gesitueerd. Warmtewisselaar 14 bevindt zich voor de toevoerluchtkamer 11 (in figuur erboven) en zijkamers B zijn gevormd aan weerszijden van de verticale hartlijn Y van de inrichting tussen zijplaten 10b 15 en de zijplaten lla van toevoerluchtkamer 11. Zoals de figuur laat zien, is zijkamer B een constructie die zowel aan de bovenkant als onderkant open is. Gecirculeerde stroom L2 die door de verse luchtstroom L is geïnduceerd stroomt vanuit kamer H zijkamer B1 in, waardoor de gecombineerde 20 luchtstroom L + L_, verder van de inrichting weg stroomt, bij voorkeur naar de zijkant horizontaal in de richting van het plafond en verder op plafond-niveau. Volgens de onderhavige uitvinding bevat de kern R van de inrichting zijplaten 10b en luchtgeleidingsdelen 13 die zijn verbonden met toevoer-25 luchtkamer 11 bij de onderrand ervan. Tezamen begrenzen de toevoerluchtkamer 11 en de zijplaten 10b1 de kamer B1 die zich bevindt aan de zijkant van de inrichting. De gecirculeerde luchtstroom L2 stroomt via warmtewisselaar 14 van de inrichting zijkamer B in geïnduceerd door de toevoerlucht-30 stroom L . Luchtgeleidingsdelen 13 en zijplaten 10b zijn op zodanige wijze gevormd dat de gecombineerde luchtstroom L + L2 in de horizontale richting naar de zijkant en bij voorkeur in de richting van het plafond en erlangs zal stromen. De warmtewisselaar 14 kan worden gebruikt voor het koelen of 35 verwarmen van de gecirculeerde lucht L . Bij de in de figuur getoonde uitvoeringsvorm bevat de inrichting een inductie- 1 U 1 9385 5 verhouding besturingsinrichting 15, die wordt gebruikt voor het regelen van de stromingsvolume-verhouding Q /Q1 tussen de stromen L en L2.

Onder de mondstukken 12¾^ 12a2 . . . van de eerste rij 5 mondstukken bevatten de mondstukken 12^, 12b2 . . . van de tweede rij mondstukken en de regelplaat 150 van de inductie-verhouding besturingsinrichting 15 bovenliggende stroomope-ningen J , J2 voor de mondstukken 12ax, 12a2 · . . en beneden-liggende stroomopeningen ΙχΙ I2 voor de mondstukken 12blf 12b2 10 ... . Wanneer plaat 150 in een lineaire richting verticaal wordt verplaatst (pijl S1) , zullen de stroomopeningen J2, J2 . . . , I1# I2 ... van plaat 150 in een bepaalde afdekkende positie ten opzichte van de mondstukken 12a , 12a2 . . . en 12bx, 12b2 ... en hun toevoeropeningen ex, e2 .., t2, t2 ... .

15 worden geplaatst. Bijgevolg kan de stroom Lj uit de mondstukken 12b , 12b2 ... en 12ax, 12a2 . . . naar wens worden geregeld. Daarbij zijn de toevoeropeningen e1, e2 . . , t1# t2 ...

van de mondstukken 12bi; 12b2 ... en 12ax, 12a2 . . . bij voor keur uitgevoerd met verschillende afmeting, waardoor de 20 stroming door de mondstukken 12b , 12b2 ... en 12ax, 12a2 . . .

van de mondstukkenrijen met doorsnede-stroomgebieden van verschillende afmetingen naar wens kan worden geregeld. Door de stroom L2 door de mondstukken 12ax, 12a2 . . . van een mondstukkenrij met een corresponderend volume te vergroten, 2 5 wordt de stroom door de mondstukken 12b , 12b2 . . . van de andere mondstukkenrij gereduceerd, en vice versa. Op deze manier kan de stroomsnelheid L worden geregeld in zijkamer B1 en kan ook het inductie-ef f eet worden geregeld, dat stroom L heeft op stroom L , dat wil zeggen, de inductiever-30 houding tussen de stromen L2 en stroom L2 kan worden bepaald. De inductieverhouding betekent de verhouding van stroomvolume Q2 van stroom L2 tot het stroomvolume Q van stroom L^, dat wil zeggen, Q2/Q . De gecombineerde luchtstroom L1 + L2 stroomt geleid door de zi jgeleidingsdelen 13 en 10b1 bij 35 voorkeur naar de zijkant vanaf de toevoerlucht terminal-inrichting. Bij de inrichtingen volgens de onderhavige 1019385 6 uitvinding ligt de inductieverhouding typisch in de orde van 2-6 .

Figuur 1C toont het gebied X2 van figuur 1B op een vergrote schaal.

5 Figuur 2 toont een tweede gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de inductieverhouding besturingsin-richting 15 wordt gevormd door een regelplaat 150 die in zijkamer B draait. Regelplaat 150 is geleed uitgevoerd om rond draaipunt N te draaien, en regelplaat 150 wordt bewogen 10 door een excentrisch deel-mechanisme 17, dat een as 17a bevat die is aangepast opm een excentrische schijf 17a2 te draaien. Excentrische schijf 17a2 draait op zijn beurt regelplaat 150. Bijgevolg wordt bij de in figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm de inductieafstand van straal L geregeld in 15 zijkamer B1 en dus wordt de inductieverhouding Q2/Q1 tussen de stromen L2 en L geregeld.

Figuur 3A toont een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de inductieverhouding besturingsinrichting 15 in toevoerluchtkamer is gevormd door een draaibuis 18 die erin 20 is gesitueerd en stroomopeningen 18a1, 18a2 ... en 18bir 18b2 . . . bevat in twee rijen die ruwweg op tegenover elkaar liggende zijden van buis 18 liggen. Toevoerluchtkamer 11, die een constructie met een cirkelvormige doorsnede is, bevat mondstukken 123^ 12a2 ... en I2bi; 12b2 ... in twee 25 rijen, waarin stroomopeningen ex, e2 ..., t1, t uitkomen.

Door buis 18 inclusief interne openingen 18a , 18a2 . . . , 18b1, 18b2 ... te verdraaien (zoals weergegeven door pijl , worden de openingen 18ax, 18a2 - · . , 18b , 18b2 ... in buis 18 verplaatst naar de gewenste afdekpositie ten opzich-30 te van de toevoeropeningen el, e2 t , t2 ... van de mondstukken 12ai, 12a2 ... en 12b1, 12b2 ... .De mondstukken 12b1> 12b2 hebben grotere mondstukopeningen t , t ... dan de mondstukken I2al7 12a2 die zich ernaast bevinden, welke mondstukopeningen e1# e2 met een kleiner doorsnede-stroomgebied 35 hebben dan de stroomopeningen t1( t2 van mondstukken 12b , 12b2 ... . Het volgende is ingericht aan de andere kant van 1 0 1 9385 7 de hartlijn Υ3 op de plaats van de rij mondstukken 12a1, 12a2 ... en 12^, 12b2 ... .De mondstukken 12b1, 12b2 . . . zijn gesitueerd onder de mondstukken 12alt 12a2 ... . Volgens de onderhavige uitvinding kan door het verdraaien van de inter-5 ne buis 18 van de buisvormige toevoerluchtkamer 11 de stroom naar wens in de mondstukken 12b1# 12b2 ... of in mondstukken 12a , 12a2 ... worden gebracht. Op deze wijze kan de stroom snelheid van toevoerluchtstroom L1 in zijkamer Βχ worden veranderd, en op deze wijze kan de inductieverhouding tussen 10 de stromen L2 en worden geregeld, dat wil zeggen het inductie-effeet van stroom L op de stroom gecirculeerde lucht L2 kan worden gestuurd. Door de stroom naar de mondstukken van een mondstukkenrij, bijvoorbeeld naar mondstukken 12a , 12a2 . . . , met een bijpassend volume te verhogen, 15 wordt de stroom naar de mondstukken 12^, 12b2 . . . van de andere rij gereduceerd, of omgekeerd. Het totale stroomvolume voor stroom L door mondstukkenrijen 12a2, 12a2 ... en 12b , 12b2 ... blijft constant, maar de stroomsnelheid verandert, waardoor de inductieverhouding wordt geregeld.

20 Figuur 3B is een axonometrisch gedeeltelijk aanzicht van de in figuur 3A getoonde oplossing.

Figuur 4A toont een vierde gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de inductieverhouding tussen de stromen L en L>2 wordt geregeld door het sturen van een plaat 25 10c die zich bevindt in uitlaatopening 30 en is verbonden met zijplaat 10b1. Zoals door pijl 03 in de figuur is weergegeven, kan de plaat 10c over de gewenste hoek rond draaipunt N2 worden gedraaid, waardoor de inductieverhouding tussen de stromen L en L>2 ook wordt geregeld.

30 Figuur 4B toont het gebied X3 van figuur 4A op een vergrote schaal. Zoals weergegeven in de figuur, kan de plaat 10c rond draaipunt N2 worden gedraaid zoals wordt weergegeven door pijl O .

- conclusies - 1019385 !

Claims

1. Toevoerlucht terminal-inrichting (10) die een toevoerkamer (11) bevat voor de toevoerlucht en van toevoer-kamer (11) mondstukken (12a1, 12a2 . . . ; 12b1, 12b2 . . .) , via 5 welke de toevoerluchtstroom (L ) in een zijkamer (B1) van de toevoerlucht terminal-inrichting wordt gebracht die wordt gevormd door een constructie die bij het bovendeel en het benedendeel open is en een warmtewisselaar (14) bevat, die kan worden gebruikt voor ofwel het koelen of het verwarmen 10 van de gecirculeerde lucht (L2) , en dat bij de inrichting-oplossing de verse toevoerlucht, die via de mondstukken in de zijkamer (B ) wordt gebracht, de gecirculeerde luchtstroom (L ) induceert om door de warmtewisselaar (14) te stromen, en dat de gecombineerde luchtstroom (L + L ) bestaande uit de 15 toevoerluchtstroom (L1) en de gecirculeerde luchtstroom (L2) buiten de toevoerlucht terminal- inrichting (10) wordt gebracht, met het kenmerk, dat de toevoerlucht terminal-inrichting een inductieverhouding besturingsinrichting (15) bezit, die wordt gebruikt om te regelen hoeveel gecirculeer-20 de luchtstroom (L ) wordt verenigd met de toevoerluchtstroom (LJ .

2. Toevoerlucht terminal-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inductieverhouding besturingsinrichting (15) wordt gevormd door een constructie, waarin de 25 eerste mondstukken (I2a1, 12a2 ... ) van de toervoerluchtka- mer (11) zich bevinden in een eerste rij en in evenwijdig verband daarmee de mondstukken (12b1, 12b2 ...) van een tweede rij mondstukken zijn gesitueerd, die toevoeropeningen (t , t ) bezitten met een doorsnede-stroomgebied dat ver-30 schilt van het doorsnede-stroomgebied van de toevoeropeningen van mondstukken (12a, 12a2 ...), en dat een regelplaat (150) stroomopeningen (J , J2 ...; I1( I2 ...) in twee rijen bezit welke samenwerken met de toevoeropeningen (e , e2 . . . ; t1( t2 . . . ) van de mondstukken (I2al, 12a2 . . . ; 12b1, 12b2 . . . ) 1019385 * van de toevoerkaraer (11), waarbij door plaat (150) te verplaatsen de stroming naar een groep mondstukken (12a1, 12a2 ...) wordt gesmoord terwijl het smoren van de andere groep mondstukken (12b1, 12b2 ...) met een corresponderend volume 5 wordt gereduceerd, of andersom, waardoor het stroomvolume van de toevoerluchtstroom (L1) uit toevoerkamer (11) constant blijft, maar bij de bovengenoemde besturing de stroomsnelheid van de toevoerluchtstroom (L1) verandert en op deze wijze het volume gecirculeerde lucht (L2) wordt geregeld, dat 10 door stroom (L2) wordt geïnduceerd om door de warmtewisselaar (14) te stromen.

3. Toevoerlucht terminal-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de toevoerluchtkamer (11) wordt gevormd door een constructie die een cirkelvormige doorsnede 15 heeft, waarin zich een draairegelbuis (18) bevindt en ruwweg in de tegenover elkaar liggende zijden ervan zich in twee rijen stroomopeningen (18ai; 18a2 ... en 18b , 18b2 ...) bevinden en dat zich in de toevoerluchtkamer (11) in twee rijen mondstukken (12a , 12a2 ... en 12b1, 12b2 ...) bevinden, 2 0 waarbij dor de buis (18) te verdraaien de stroomverhouding tussen de rijen mondstukken (I2a1( 12a2 ... en 12b, 12b2 ...) kan worden geregeld en de snelheid van stroom (L ) in de zijkamer (Bi) ook kan worden geregeld.

4. Toevoerlucht terminal-inrichting volgens de voor- 25 gaande conclusie, met het kenmerk, dat het doorsnede-stroomgebied van de mondstukken (I2a1# 12a2 ...) in de eerste rij verschilt van het doorsnede-stroomgebied van de mondstukken (12b1, 12b2 ...) in de tweede rij.

5. Toevoerlucht terminal-inrichting volgens conclusie 30 1, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting (15) wordt gevormd door een regelplaat (150) , die is aangepast om rond een draaipunt (NJ in de zijkamer (B ) te draaien, waarbij door het gebruik van de regelplaat (150) de inductieverhou- 1Π19385 » ding tussen de stromen (L^ en L ) wordt geregeld, door de gecirculeerde luchtstroom (L2) vanuit de warmtewisselaar (14) naar de zijkamer (Bj te regelen voordat de gecirculeerde luchtstroom (L2) samenkomt met de toevoerluchtstroom (Lj in 5 de zijkamer (B ) .

6. Toevoerlucht terminal-inrichting volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de regelplaat (150) is aangepast om rond een draaipunt (N ) te draaien met behulp van een excentrisch deel-mechanisme (17) dat een as (17a1) 10 bevat die geschikt gemaakt is om een excentrische schijf (17a ) om een met de as (17a ) verbonden excentrische schijf te roteren, welke excentrische schijf is aangepast om de regelplaat (150) te bewegen.

7. Toevoerlucht terminal-inrichting volgens conclusie 15 1, met het kenmerk, dat de inductieverhouding besturingsin- richting (15) wordt gevormd door een beweegbare plaat (lOa^ die in verbinding staat met de uitlaatopening (30) van de toevoerlucht terminal- inrichting.

8. Toevoerlucht terminal-inrichting volgens conclusie 20 7, met het kenmerk, dat de inductieverhouding besturingsin- richting (15) een draaiplaat (10^) bevat, die zich bevindt in de uitlaatopening (30) van de toevoerlucht terminal-inrichting en is verbonden met de zijplaat (10b1) en die rond een draaipunt (N2) naar verschillende regelstanden kan worden 25 gedraaid. 12ai, 12a2 ... en 12bl, 12b2 . . . 123^ 12a2 ... en 12bi; 12b2 . . . 12alt 12a2 ... en 12b1, 12b2 . . . 1019385