NL1016638C2 - Voerdistributiesysteem voor gevogelte. - Google Patents

Voerdistributiesysteem voor gevogelte. Download PDF

Info

Publication number
NL1016638C2
NL1016638C2 NL1016638A NL1016638A NL1016638C2 NL 1016638 C2 NL1016638 C2 NL 1016638C2 NL 1016638 A NL1016638 A NL 1016638A NL 1016638 A NL1016638 A NL 1016638A NL 1016638 C2 NL1016638 C2 NL 1016638C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
feed
dispenser
edge
tube
fall
Prior art date
Application number
NL1016638A
Other languages
English (en)
Inventor
Danny De Rouck
Original Assignee
Roxell Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL1016638A priority Critical patent/NL1016638C2/nl
Application filed by Roxell Nv filed Critical Roxell Nv
Priority to AU2392502A priority patent/AU2392502A/xx
Priority to PCT/IB2001/002159 priority patent/WO2002039811A1/en
Priority to US10/416,864 priority patent/US6786178B2/en
Priority to CA002427862A priority patent/CA2427862C/en
Priority to CNB018189873A priority patent/CN1195403C/zh
Priority to PT01996309T priority patent/PT1333717E/pt
Priority to JP2002542199A priority patent/JP2004513642A/ja
Priority to DE60102833T priority patent/DE60102833T2/de
Priority to MXPA03004355A priority patent/MXPA03004355A/es
Priority to EP01996309A priority patent/EP1333717B1/en
Priority to KR1020037006425A priority patent/KR100820961B1/ko
Priority to DK01996309T priority patent/DK1333717T3/da
Priority to IL15554801A priority patent/IL155548A/xx
Priority to AT01996309T priority patent/ATE264052T1/de
Priority to PL361000A priority patent/PL205540B1/pl
Priority to TR2004/01344T priority patent/TR200401344T4/xx
Priority to EA200300578A priority patent/EA004606B1/ru
Priority to BRPI0115408-7A priority patent/BR0115408B1/pt
Priority to HU0303575A priority patent/HUP0303575A3/hu
Priority to ES01996309T priority patent/ES2219583T3/es
Priority to AU2002223925A priority patent/AU2002223925B2/en
Publication of NL1016638C2 publication Critical patent/NL1016638C2/nl
Application granted granted Critical
Priority to ZA200303204A priority patent/ZA200303204B/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K39/00Feeding or drinking appliances for poultry or other birds
    • A01K39/01Feeding devices, e.g. chainfeeders
    • A01K39/012Feeding devices, e.g. chainfeeders filling automatically, e.g. by gravity from a reserve
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K39/00Feeding or drinking appliances for poultry or other birds
    • A01K39/01Feeding devices, e.g. chainfeeders
    • A01K39/012Feeding devices, e.g. chainfeeders filling automatically, e.g. by gravity from a reserve
    • A01K39/0125Panfeeding systems; Feeding pans therefor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
  • Feed For Specific Animals (AREA)
  • Fodder In General (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)

Description

Titel: Voerdistributiesysteem voor gevogelte
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op het voederen van gevogelte, zoals kippen, kalkoenen, etc., met voer dat in hoofdzaak poedervormig of korrelvormig of dergelijke is, waarbij die dieren in principe 5 vrij kunnen lopen in grote stallen. Typisch hebben dergelijke stallen afmetingen in de orde van 100 m x 18 m.
Hoewel er bij voedersystemen voor gevogelte verschillen zijn afhankelijk van de soort dieren waarvoor de systemen bedoeld zijn, bijvoorbeeld kippen of kalkoenen, en 10 bijvoorbeeld vleeskippen of moederdieren, zijn er ook overeenkomsten. De onderhavige uitvinding betreft een aspect van de distributiesystemen dat aanwezig is in al dergelijke voedersystemen, namelijk de geometrie daarvan.
Die dieren worden gevoerd met poedervormig of korrelvormig 15 of dergelijke voer. De voedersystemen hebben met elkaar gemeen, dat er in de stal vaste voerafgeefpunten zijn, en dat het af te geven voer vanaf een centrale opslagplaats moet worden getransporteerd naar die voerafgeefpunten. Voor het transport van het af te geven voer vanaf een centrale opslag-20 plaats naar de voerafgeefpunten is een buistransportstelsel aanwezig, dat één of meerdere, in hoofdzaak horizontaal gerichte en in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar opgestelde, voertransportbuizen omvat, welke transportbuizen zijn voorzien van middelen voor het daardoorheen transporteren van voer.
25 De voerdistributiepunten bevinden zich langs de genoemde voertransportbuizen, en hebben in het algemeen regelmatige onderlinge afstanden. Die onderlinge afstanden tussen opeenvolgende voederpunten van één voertransportbuis zijn in het algemeen kleiner dan de onderlinge afstanden tussen naast 30 elkaar gelegen voertransportbuizen.
Aldus definiëren de voederpunten normaliter een regelmatig roosterpatroon op de· vloer van de stal, welk roosterpatroon is opgebouwd uit rechthoekige cellen waarvan de hoekpunten worden gedefinieerd door de voederpunten.
1016638" 2
Bij elk voederpunt is een voerdispenser opgesteld. Een voerdispenser omvat in zijn algemeenheid een schaal waarop voer komt te liggen, welk voer door de dieren van die schaal kan worden afgepikt, alsmede geleidingsmiddelen om een deel 5 van het voer vanuit de horizontale voertransportbuis te geleiden naar de schaal van de dispenser. Die geleidingsmiddelen omvatten in het algemeen een geschikt gedimensioneerde, in hoofdzaak verticaal georiënteerde valbuis, waarvan het bovenuiteinde is aangesloten op een 10 aftapopening van de voertransportbuis en waarvan het onderuiteinde zich bevindt boven een centraal gedeelte van die schaal. De valbuis is door middel van een koppelstuk bevestigd aan de voertransportbuis, en ook de schaal is door middel van armen bevestigd aan dat koppelstuk. Meer in het bijzonder 15 vormen de schaal, de valbuis, het koppelstuk, en de armen een modulaire eenheid die als geheel aan een voertransportbuis kan worden bevestigd.
Aldus wordt er tijdens gebruik voer in de schaal gebracht, welk voer door de dieren uit die schaal wordt gepikt. De 20 dieren staan daarbij in een kring om de schaal.
Aangezien de dieren een ten opzichte van hun lichaam relatief kleine snavel hebben, zou de dispenserschaal theoretisch zeer kleine afmetingen mogen hebben, zodat die dispenserschalen met betrekking tot het staloppervlak 25 beschouwd zouden mogen worden als puntvormig. Echter, om fysieke redenen die voor deskundigen duidelijk zullen zijn, moet de valbuis een bepaalde minimale diameter hebben om ongehinderd voertransport te waarborgen, en moeten de afmetingen van de schaal ten minste groter zijn dan die van de 30 valbuis om te verzekeren dat de schaal het uit de valbuis stromende voer opvangt. Daarenboven moeten de horizontale afmetingen van de schaal dusdanig groter worden gekozen dan de diameter van de valbuis, dat verzekerd wordt dat elke schaal een voerpresentatiegedeelte heeft dat zich, althans in 35 verticale projectie op het vloeroppervlak, bevindt naast de valbuis, om aldus te verzekeren dat de dieren ongehinderd met hun kop boven het voer kunnen komen. Dit alles betekent dat de schaal zekere minimale afmetingen heeft en aldus een eindig deel van het oppervlak van de stalvloer in beslag neemt.
101 6S38-» 3
In het hiernavolgende zal met de term "vorm" van de dispenserschaal worden bedoeld de contour van de verticale projectie van die dispenserschaal op de stalbodem, vanuit de normale gebruiksstand van de dispenser. Voorts zal in het 5 hiernavolgende met de term "oppervlakte" van de dispenserschaal worden bedoeld de oppervlakte van die geprojecteerde vorm, en zal met de term "omtrek" worden bedoeld de omtrek van die geprojecteerde vorm. Huidige dispenserschalen hebben alle een cirkelronde vorm.
10 Zoals vermeld, scharen de dieren zich tijdens het eten in een kring rond de dispenserschalen. De onderlinge afstanden tussen opeenvolgende dispenserschalen van één voertransportbuis zijn dan minimaal zo groot gekozen, dat de om die naast elkaar gelegen dispenserschalen staande dieren 15 elkaar niet hinderen. Bij voorbeeld in het geval van kippen is die afstand, van rand tot rand, typisch gelegen in de orde van 40 cm.
Aldus is de minimale afstand tussen de opeenvolgende voederpunten langs een voertransportlijn bepaald door 20 enerzijds de grootte van de dieren en anderzijds de diameter van de dispenserschalen. Bij een typische schaaldiameter van ongeveer 35 cm leidt dit tot een minimale afstand tussen de opeenvolgende voederpunten van 75 cm (hart/hart). Deze onderlinge afstand, in het hiernavolgende ook aangeduid met de 25 term "dispensersteek", is bepalend voor het maximale aantal voederpunten dat kan worden aangebracht langs de lengte van de voertransportbuis, dat wil zeggen de lengte van de betreffende stal.
Voorts zal het duidelijk zijn, dat elke dispenserschaal 30 slechts een beperkt aantal dieren tegelijk van voer kan voorzien. Dat aantal correspondeert met het aantal dieren in een kring om de dispenserschaal, wanneer die dieren schouder tegen schouder staan. Typisch bedraagt dat aantal in de orde van 10 a 20. Dit alles betekent een beperking van het totaal 35 aantal dieren dat in een bepaalde stal kan worden gehuisvest.
Het aantal dieren dat in de stal kan worden gevoerd, zou vergroot kunnen worden door de dispensersteek van de opeenvolgende voederpunten langs de voertransportbuizen te verkleinen. Aldus zouden er immers meer voederpunten in de '101 6P " 8 - 4 stal kunnen worden aangebracht. Dit zou echter betekenen een verkleining van de onderlinge afstanden tussen de opeenvolgende dispenserschalen, en dat betekent dat de dieren zouden worden gehinderd in hun bewegingsvrijheid bij het lopen 5 in de stal.
Als alternatief zou het aantal dieren dat in de stal kan worden gevoerd, vergroot kunnen worden door het vergroten van de diameter van de pannen, waardoor ook de omtrek langer zou worden en er meerdere dieren in de kring rondom de dispenser-10 schaal zouden kunnen staan. Het effect hiervan zou echter maar beperkt zijn, omdat dan ook de steek van de dispensers vergroot zou moeten worden. Voorts zouden de dieren niet meer het ver van de rand af liggende voedsel kunnen oppikken, hetgeen een vermindering zou betekenen van de economische 15 efficiency van de dispensers. Voorts betekent een grotere dispenserschaal onvermijdelijk het gebruik van meer materiaal, en dus hogere kosten.
In zijn algemeenheid geldt, dat het totaal aantal dieren dat in een stal kan worden gehuisvest en gevoerd, evenredig is 20 met de totale lengte van de omtrekken van alle dispenserschalen die in de stal zijn opgesteld. Bij de huidige ontwerpen is men uitgegaan van de gedachte, dat elk dier zoveel mogelijk voer tot zijn beschikking moet hebben, en dus dat de verhouding van schaaloppervlak tot schaalomtrek zo 25 groot mogelijk moet zijn. Deze overweging heeft geleid tot de huidige ontwerpen, waarbij de schaal cirkelrond is: zoals bekend, is de cirkel een meetkundige figuur met een zo groot mogelijke verhouding van oppervlakte tot omtrek. Echter, het door de dispenserschalen in beslag genomen voeroppervlak van 30 de stal betekent een beperking van de ruimte die de dieren hebben om zich te bewegen. De vrije leefruimte voor de dieren kan worden gedefinieerd als het totale staloppervlak minus het totale door de dispenserschalen in beslag genomen oppervlak.
Hoe meer oppervlak er in beslag genomen wordt door de 35 dispenserschalen, des te minder leefruimte blijft er over voor de dieren.
Het is een algemeen doel van de onderhavige uitvinding een verbeterde voerdispenser te verschaffen waarbij de genoemde problemen zijn verminderd of zelfs geëlimineerd.
101 6638 ί 5
De onderhavige uitvinding is gebaseerd op een geheel andere ontwerpgedachte. In plaats van de gedachte om zoveel mogelijk voer aan te bieden per dier, is de onderhavige uitvinding gebaseerd op de gedachte om zoveel mogelijk dieren 5 toe te laten bij het voer, waarbij er wel voor wordt zorg gedragen dat elk dier voldoende voer krijgt. De onderhavige uitvinding beoogt een voerdistributiesysteem te verschaffen dat ten opzichte van bekende voerdistributiesystemen is verbeterd door een verbeterde efficiency en een verbeterde 10 diervriendelijkheid. Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een voerdistributiesysteem te verschaffen dat bij een bepaald ter beschikking staand staloppervlak in staat is om meerdere dieren te voeren en tegelijkertijd die dieren meer loopruimte te garanderen.
15 Om te verzekeren dat een groot aantal dieren in de stal kan worden voorzien van voer, dient de totale lengte van de omtrekken van alle dispenserschalen relatief groot gekozen te worden. Om de voor de dieren beschikbare loopruimte zo groot mogelijk te laten zijn, dient het door de dispenserschalen in 20 beslag genomen vloeroppervlak zo klein mogelijk te zijn. Deze ogenschijnlijk conflicterende overwegingen leiden, geheel in tegenstelling tot de huidige ontwerpen, tot het ontwerp-criterium dat de verhouding van schaalomtrek tot schaal-oppervlak zo groot mogelijk dient te zijn.
25 Gebaseerd op deze ontwerpcriteria verschaft de onderhavige uitvinding een verbeterde voerdispenser, die zich ten opzichte van bestaande voerdispensers onderscheidt doordat de dispenserschaal een niet-cirkelvormige vorm heeft.
In feite is elke niet-cirkelvormige vorm van de voeder-30 schaal reeds een verbetering ten opzichte van de stand der techniek, omdat daardoor een verhoging wordt gedefinieerd van de verhouding van schaalomtrek tot schaaloppervlak. In een bepaalde voorkeursuitvoeringsvorm is de vorm van de dispenserschaal langwerpig. In een voerdistributiesysteem is een 35 dergelijke langwerpige dispenserschaal dan bij voorkeur zodanig opgesteld, dat de lengterichting van elke dispenserschaal in hoofdzaak loodrecht is gericht op de lengterichting van de voertransportbuizen.
101 66 3 8^ 6
Volgens een andere uitwerking van de onderhavige uitvindingsgedachte heeft de dispenserschaal gebieden waar de omtreksrand in hoofdzaak recht is of althans een relatief grote kromtestraal heeft. In een distributiesysteem volgens de 5 onderhavige uitvinding zijn de opeenvolgende dispensers dan bij voorkeur zodanig opgesteld, dat de genoemde rechte rand-gedeelten respectievelijk de genoemde randgedeelten met relatief grote kromtestraal van naburige dispenserschalen in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar zijn gericht, waarbij de 10 gemeenschappelijke richting een hoek kan maken met de lengterichting van de voertransportbuizen. Die hoek is bij voorkeur gelijk aan 90°, maar kan ook een andere waarde hebben.
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de 15 onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een voerdistributiesysteem volgens de uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzings-cijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en 20 waarin: figuur 1 schematisch een bovenaanzicht toont van een stal; figuur 2 schematisch een zijaanzicht toont van een dispenser; figuur 3 schematisch een bovenaanzicht toont van twee naburige dispensers volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige 25 uitvinding; figuur 4 schematisch een bovenaanzicht toont van een langwerpige dispenser volgens de onderhavige uitvinding; figuur 5 schematisch een bovenaanzicht toont van enkele driehoekige dispensers volgens de onderhavige uitvinding; 30 figuur 5A een schematische dwarsdoorsnede toont van een voertransportbuis met daaronder geplaatste dispenserschaal; figuur 5B een met figuur 5 vergelijkbaar schematisch bovenaanzicht is dat een efficiënte opstelling van driehoekige dispenserschalen illustreert; 35 figuur 6A schematisch een perspectiefaanzicht toont van een valbuis; en figuur 6B schematisch een doorsnede toont van een wandgedeelte van de valbuis van figuur 6A.
101 6538 ’ 7
Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht van een stal 1 met een vloer 2, welke stal is voorzien van een regelmatig patroon van voederpunten 3 voor pluimvee 4. Bij elk voederpunt 3 is een voerdispenser 20 aanwezig van een voerdistributie-5 stelsel 10 voor poedervormig of korrelvormig voer. Het voer-distributiestelsel 10 omvat in zijn algemeenheid een aantal (in het weergegeven voorbeeld: drie) evenwijdig aan elkaar opgestelde voertransportbuizen 14 die via een gemeenschappelijke hoofdleiding 12 zijn aangesloten op een voorraadvat 11, 10 dat zich doorgaans buiten de stal 1 bevindt. De hoofdleiding 12 is voorzien van een hoofdvoedseltransporteur 13, zoals bijvoorbeeld een transportworm of spiraal of kettingsysteem, en de voertransportbuizen 14 zijn elk voorzien van een bijbehorende voedseltransporteur 15. De voedseltransporteurs 15 13 en 15 zijn in figuur 1 slechts schematisch aangeduid als een met de betreffende voertransportbuis 12 respectievelijk 14 corresponderend blok. Aangezien dergelijke voertransport-systemen op zich bekend zijn, en de aard van de transportmiddelen in die transportbuizen geen onderwerp vormt van de 20 onderhavige uitvinding, behoeft dat hier niet nader te worden uitgelegd.
De voederpunten 3 bevinden zich op regelmatige onderlinge afstand P3 langs de voertransportbuizen 14. De onderlinge afstand tussen de voertransportbuizen 14 is aangeduid met P14, 25 en wordt in het hiernavolgende ook aangeduid met de term "buissteek". De buissteek Ρχ4 is in het algemeen groter dan de dispensersteek P3. In figuur 1 zijn ter wille van de eenvoud slechts vier voederpunten per voertransportbuis getoond; in een reële situatie zal dat aantal veel groter zijn.
30 Zoals schematisch geïllustreerd in figuur 2, omvat een voerdispenser 20 een dispenserschaal 22 met een daarboven opgestelde, in hoofdzaak verticaal georiënteerde valbuis 21. Het bovenuiteinde van de valbuis 21 is aangesloten op een aftapopening 25 van de voertransportbuis 14. Het onderste 35 gedeelte van de valbuis 21 heeft doorgaans een divergerende vorm. Het onderuiteinde van de valbuis 21 bevindt zich boven een centraal gedeelte van de dispenserschaal 22.
De dispenserschaal 22 is door middel van draagarmen 24 direct of indirect bevestigd aan de voertransportbuis 14. In 1015338^ 8 het weergegeven voorbeeld is het bovenuiteinde van de valbuis 21 door middel van een koppelorgaan 23 bevestigd aan de voertransportbuis 14, en is de dispenserschaal 22 door middel van draagarmen 24 bevestigd aan dat koppelorgaan 23. De 5 combinatie van koppelorgaan 23, valbuis 21, draagarmen 24 en dispenserschaal 22 vormt een dispensereenheid.
De dispenserschaal 22 heeft een bodem 26 en een rand 27. Tijdens gebruik zal poedervormig of korrelvormig voer 5 vanuit de voertransportbuis 14 en via de valbuis 21 op de bodem 26 10 van de dispenserschaal 22 worden gebracht. Het is de bedoeling dat een buiten de dispenserschaal 22 staande vogel 4, zoals bijvoorbeeld een kip, een kalkoen, etc., het voer 5 vanuit de dispenserschaal 22 kan oppikken. Daarbij staan er meerdere vogels 4 in een kring rond de dispenserschaal 22, zoals 15 schematisch getoond bij A in figuur 1. Het moge duidelijk zijn, dat het precieze aantal dieren dat maximaal in zo'n kring kan staan, onder meer afhankelijk zal zijn van de afmetingen van de dispenserschaal 22 en van de afmetingen van de dieren 4.
20 De onderlinge afstand D3 tussen opeenvolgende dispenser- schalen 22 is zodanig gekozen, dat de dieren die rondom twee opeenvolgende dispenserschalen 22 staan, elkaar niet of nauwelijks zullen hinderen. Zoals eerder uitgelegd, impliceert dat een bovengrens aan het aantal dispensers 20 dat kan zijn 25 opgesteld in de stal 1, en dus een bovengrens aan het aantal dieren N4 dat in de stal 1 kan worden gehuisvest. Die boven grens correspondeert met een situatie waarin alle dieren tegelijkertijd eten. In principe kan gesteld worden, dat het maximale aantal dieren N4 dat in de stal 1 kan worden 30 gehuisvest, voldoet aan de hiernavolgende formule 1: N4 = λ · N3 · L27 (1) waarbij N3 het aantal voederpunten 3 is, 35 waarbij L27 de omtrek van elke dispenserschaal 22 is, en waarbij λ een evenredigheidsfactor is die afhangt van de vorm en afmetingen van de dieren 4.
Indien het gewenst is om meerdere dieren 4 te huisvesten in de stal 1, moet dus ofwel het aantal N3 voederpunten 3 101 65 3 8 ^ 9 worden verhoogd, ofwel moeten dispenserschalen 22 met grotere omtrek worden geplaatst. In het geval van cirkelronde dispenserschalen 22 impliceert een grotere omtrek een grotere diameter. Het plaatsen van grotere dispenserschalen 22 5 betekent, dat de onderlinge afstand D3 tussen opeenvolgende dispenserschalen langs een voertransportbuis 14 kleiner wordt, en dus dat de dieren 4 elkaar tijdens het eten gaan hinderen. Hetzelfde geldt voor het verkleinen van de dispensersteek P3.
In principe zou het technisch mogelijk kunnen zijn om de 10 buissteek P14 te verkleinen, en dus meerdere voertransport- buizen 14 aan te brengen in de stal 1. Echter, dit gaat enerzijds ten koste van de vrije ruimte D24 tussen opeenvolgende voertransportbuizen 14, en betekent anderzijds een forse investering, omdat nu een hele transportlijn inclusief de 15 bijbehorende transporteur moet worden geplaatst.
Wanneer de dieren niet eten, kunnen zij in principe vrij rondscharrelen over de vloer 2 van de stal 1. Daarbij hebben zij de beschikking over strookvormige loopruimten 6 met 20 breedte D14, gedefinieerd door evenwijdig aan de voertransportbuizen 14 verlopende en aan de dispenserschalen 22 rakende lijnen 7. De dieren 4 kunnen vanuit de ene loopruimte 6 naar de aangrenzende loopruimte 6 lopen via passeerruimten 8 met breedte D3 tussen twee opeenvolgende 25 dispenserschalen 22 van dezelfde voertransportbuis 14. Het moge duidelijk zijn dat de loopruimte 6 en de doorgangen 8 kleiner zullen worden als het aantal voederpunten 3 wordt vergroot en als de afmetingen van de dispenserschalen 22 worden vergroot. Als dan ook nog eens het aantal dieren in de 30 stal 1 wordt vergroot, betekent dit alles bij elkaar een aanzienlijke vermindering van de loopruimte per dier.
In het algemeen kan gesteld worden, dat de vrije leefruimte A4 voor de dieren 4 in de stal 1 voldoet aan formule 2: 35 A4 = A2 - N3 · A22 (2) waarbij A2 het maximaal beschikbare vloeroppervlak van de vloer 2 is, en waarbij A22 het oppervlak van de dispenserschaal 22 is.
101 So 3 8 ^ 10
Zoals boven reeds vermeld, wordt dit oppervlak gedefinieerd als het oppervlak van de loodrechte projectie van de dispenserschaal 22 op de vloer 2.
5 Bij de stand der techniek is het ontwerp van de dispenser schaal 22 gebaseerd op de gedachte, dat er per dier zoveel mogelijk voer beschikbaar moet worden gesteld. De totale voer-hoeveelheid X5 die aan de dieren op een bepaald moment wordt aangeboden, zal voldoen aan de hiernavolgende formule 3: 10 X5 = α · N3 · A22 (3) waarbij α een evenredigheidsfactor is.
De gedachte om de voerhoeveelheid X5 per dier zo groot 15 mogelijk te laten zijn, betekent het streven naar een maximale verhouding X5/N4, oftewel een maximale verhouding A22/L27· Dit heeft ertoe geleid, dat de dispenserschalen 22 volgens de stand der techniek een cirkelronde contour hebben, zoals getoond in figuur 1.
20
Volgens de inzichten van de onderhavige uitvinding is die cirkelvorm echter niet optimaal. In de eerste plaats is in figuur 1 herkenbaar, dat tijdens het eten het vloeroppervlak van de vloer 2 niet optimaal wordt benut. In figuur 1 zijn 25 hulplijnen 33i en 332 getekend, evenwijdig aan een voer-transportbuis 14 en rakend aan de achteruiteinden van de dieren 4 die in kringen staan rond de dispensers 20 behorend bij die voertransportbuis 14. Een voederstrook 32 zal worden gedefinieerd als het door die lijnen 33i en 332 begrensde 30 strookvormig deel van de vloer 2. Duidelijk valt te zien in figuur 1, dat de dieren 4 de voederstrook 32 niet volledig benutten. Meer in het bijzonder is er steeds tussen twee opeenvolgende voederpunten 3 een diabolo-vormig oppervlak-gedeelte 34 van de voederstrook 32 dat niet wordt benut.
35 Daarnaast blijkt uit formule 2, dat het maximaliseren van de verhouding A22/L27 gepaard gaat met het minimaliseren van de verhouding A4/L27. In het algemeen kan gesteld worden dat de dispenserschalen 22 een beperking vormen van de vrije 1016S38 ' 11 leefruimte in de situatie dat de dieren 4 niet eten maar vrij in de stal 1 scharrelen.
De onderhavige uitvinding verschaft een in economisch 5 opzicht verbeterd voerdistributiestelsel voor het voederen van pluimvee, dat mogelijk maakt dat er in een bepaalde stal bij een voorafbepaald staloppervlak meer dieren gehuisvest en gevoerd kunnen worden.
Voorts verschaft de onderhavige uitvinding een verbeterd 10 voerdistributiestelsel voor het voederen van pluimvee, dat mogelijk maakt dat het welzijn van de dieren in de stal 1 wordt verhoogd door de per dier beschikbare voerruimte evenals de per dier beschikbare leefruimte te vergroten.
De onderhavige uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat 15 de bovengenoemde voordelen bereikt kunnen worden indien de beschikbare voederlengte L27 relatief groot wordt gekozen en het schaaloppervlak A22 relatief klein wordt gekozen, onder de randvoorwaarden dat er steeds voldoende voer per dier bereikbaar moet zijn.
20 Gebaseerd op dit inzicht zijn de dispensers 20 volgens de onderhavige uitvinding ten opzichte van de bekende dispensers met cirkelvormige dispenserschalen verbeterd, doordat de dispenserschalen 22 volgens de onderhavige uitvinding nietcirkelvormig zijn.
25 Binnen deze basisgedachte zijn verschillende uitvoerings- varianten mogelijk, waarvan er in het hiernavolgende enkele zullen worden toegelicht.
Figuur 3 toont een schematisch bovenaanzicht van een deel 30 van een voertransportlijn 14 met twee naburige dispensers volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, op grotere schaal dan figuur 1. Duidelijk is in figuur 3 herkenbaar, dat de dispenserschalen 22 langwerpig zijn, in tegenstelling tot de cirkelronde dispenserschalen van de stand 35 der techniek zoals geïllustreerd in figuur 1.
De uitdrukking "langwerpig" zoals bedoeld in het kader van de onderhavige uitvinding zal thans nader worden toegelicht onder verwijzing naar figuur 4. Figuur 4 toont een schematisch bovenaanzicht van een dispenserschaal 22, en twee onderling 101 66 3 8-^ 12 evenwijdige lijnen 41 en 42 die raken aan de omtrek van de dispenserschaal 22, en die daarbij die dispenserschaal 22 als het ware tussen zich in klemmen. De onderlinge afstand tussen de twee raaklijnen 41, 42 is in figuur 4 aangeduid met de 5 letter D. Die onderlinge afstand zal afhankelijk zijn van de oriëntatie van de dispenserschaal 22: indien die dispenserschaal 22 wordt geroteerd om een verticale as, dat wil zeggen een rotatieas loodrecht op het vlak van tekening, zal de onderlinge afstand D tussen de twee raaklijnen 41 en 42 10 variëren. Bij een bepaalde rotatiestand van de dispenserschaal 22 ten opzichte van de twee raaklijnen 41 en 42 is die onderlinge afstand D maximaal. In die bepaalde rotatiestand definieert dan de richting loodrecht op die twee raaklijnen 41 en 42 een lengteas 43 van de dispenserschaal 22, en de 15 bijbehorende maximale onderlinge afstand tussen de twee raaklijnen 41 en 42 zal worden aangeduid als de lengte L van de dispenserschaal 22.
De breedte B van de dispenserschaal 22 zal gedefinieerd worden als de afmeting die, loodrecht op de genoemde lengteas 20 43, wordt gemeten tussen twee evenwijdige raaklijnen 44, 45.
De dispenserschaal 22 zal worden aangeduid als zijnde "langwerpig", wanneer de aldus gedefinieerde lengte L groter is dan de aldus gedefinieerde breedte B.
De vorm van de dispenserschaal 22 kan bijvoorbeeld recht-25 hoekig zijn. Het verdient echter de voorkeur dat de dispenserschaal 22 langs zijn gehele rand 27 een convexe kromming heeft, waarmee bedoeld wordt dat de bolle kant van die kromming naar buiten is gericht.
In een geschikte uitvoeringsvorm is de dispenserschaal 22 30 ellipsvormig.
Zoals eerder vermeld, verschaft de.onderhavige uitvinding reeds een voordeel indien de dispenserschaal niet-cirkelvormig is, meer in het bijzonder indien de dispenserschaal langwerpig is. De mate van langwerpigheid, die in het kader van de onder-35 havige uitvinding zal worden gedefinieerd als de verhouding van de hierboven gedefinieerde lengte tot de hierboven gedefinieerde breedte, oftewel L/B, is dan groter dan 1. Bij voorkeur heeft de dispenserschaal 22 een mate van 1016638 ' 13 langwerpigheid L/B in het gebied van ongeveer 1,2 tot ongeveer 1,5.
Zoals getoond in figuur 3, zijn de langwerpige dispenser-schalen 22 zodanig georiënteerd ten opzichte van de voertrans-5 portbuizen 14, dat de lengteas 43 van elke dispenserschaal 42 een hoek groter dan nul maakt met de lengterichting van die voertransportbuizen 14. Idealiter, en zoals getoond, is die hoek ongeveer 90°. Te zien valt, dat nu een betere "bezetting" wordt bereikt van het vloeroppervlak. Bij gelijkblijvende 10 onderlinge afstand tussen naburige dispenserschalen 22 kunnen er meer dieren terecht per dispenser 20. Ook kan het voor de dieren beschikbare leefoppervlak worden vergroot.
In een andere uitwerking van de onderhavige uitvinding 15 heeft de dispenserschaal 22 eerste randgebieden 51 met een relatief grote kromtestraal en tweede randgebieden 52 met een relatief kleine kromtestraal. Dergelijke randgebieden zijn ook aanwezig bij de in figuur 3 en 4 geïllustreerde ellipsvormige uitvoeringsvorm. Daarbij zijn de eerste randgebieden 51 van 20 naburige dispenserschalen 22 naar elkaar toe gericht, en vallen zij in hoofdzaak samen met de voertransportlijnen 14.
Er zullen echter ook andere configuraties zijn, waarbij gebieden met relatief grote kromtestraal naar elkaar toe zijn gericht, en aldus in hoofdzaak samenvallen met de 25 voertransportbuizen 14, terwijl gebieden met relatief kleine kromtestraal zich op transversale afstand bevinden van die voertransportbuizen 14.
Hoewel niet essentieel, is de voerdispenserschaal 22 bij voorkeur symmetrisch van opbouw. Bij de bekende cirkelvormige 30 dispenserschalen 22 betreft dat een continue rotatiesymmetrie. Bij de hierboven besproken ellipsvormige uitvoeringsvorm heeft de dispenserschaal 22 een tweevoudige rotatiesymmetrie, waarmee wordt bedoeld dat de vorm in zichzelf terugkeert na rotatie over 180°. In een bijzondere uitvoeringsvorm heeft de 35 dispenserschaal 22 een drievoudige rotatiesymmetrie, waarmee wordt bedoeld dat de dispenserschaal 22 steeds na rotatie over 120° in zichzelf terugkeert. De dispenserschaal 22 heeft dan, zoals schematisch geïllustreerd in figuur 5, in zijn algemeenheid een driehoekige vorm, met zijden 61 en hoekgebieden 62.
101 66 38^ 14
In principe kunnen de zijden 61 rechte zijden zijn, die elkaar ontmoeten in hoekpunten 62. Bij voorkeur echter zijn de hoek-gebieden 62 afgerond, zodat zij corresponderen met de eerder genoemde tweede randgebieden 52 met relatief kleine kromte-5 straal. Ook de zijden 61 kunnen convex gebogen zijn, en corresponderen dan met de eerdergenoemde eerste randgebieden 51 met relatief grote kromtestraal.
In het geval van een drievoudige rotatiesymmetrie hebben de genoemde zijden 61 onderling gelijke lengten, zoals 10 geïllustreerd in figuur 5 bij A. Het is echter ook mogelijk, dat de dispenserschaal 22 twee gelijke zijden 6IA heeft en een derde zijde 61B met kleinere lengte dan wel een derde zijde 61C met grotere lengte, zoals geïllustreerd in figuur 5 respectievelijk bij B en bij C. In dat geval is er geen sprake 15 van rotatiesymmetrie, maar alleen een spiegelsymmetrie ten opzichte van een vlak 63 loodrecht op die derde zijde 61B, 61C.
Zoals getoond in figuur 5, zijn dan de opeenvolgende dispenserschalen 22 bij voorkeur zodanig gemonteerd ten 20 opzichte van de voertransportbuizen 14, dat dat symmetrievlak 63 in hoofdzaak loodrecht is gericht op die voertransportbuizen 14, waarbij dan steeds de oriëntatie van opeenvolgende dispenserschalen 22 alternerend is. Aldus wordt bereikt, dat de eerste en tweede zijden 61A van naburige 25 dispenserschalen 22 onderling in hoofdzaak evenwijdig verlopen, onder een hoek ten opzichte van de voertransportbuis 14 .
In figuur 5A is een denkbeeldig verticaal vlak door een 30 transportbuis 14 aangeduid met het verwijzingscijfer 70. In principe is het mogelijk, dat een dispenserschaal 22 zich geheel naast dat vlak 70 bevindt, waarbij dan de valbuis 21 schuin gericht zal zijn, zoals geschetst in figuur 5A bij A.
Bij voorkeur echter is de valbuis 21 in hoofdzaak verticaal 35 gericht, samenvallend met dat vlak 70, in welk geval de dispenserschaal 22 zich bevindt onder de transportbuis 14 en door het vlak 70 in twee denkbeeldige gedeelten 71, 72 wordt gesneden, zoals geschetst in figuur 5A bij B. In het geval dat de dispenserschaal 22 een driehoeksvorm heeft, is er dan ^ 016g 3 15 steeds één randgedeelte 61 dat niet gesneden wordt door genoemd vlak 70; dit randgedeelte zal in het hiernavolgende ook worden aangeduid met de term transversaal uiterste randgedeelte 61X (zie ook figuur 5). Het tegenoverliggende 5 randgedeelte 62 met relatief kleine kromtestraal, dat zich dus bevindt aan de andere zijde van het genoemde vlak 70, zal in het hiernavolgende ook worden aangeduid met de term transversaal uiterste hoekgedeelte 62X.
De breedten (d.w.z. de transversale afmeting loodrecht op 10 het vlak 70) van die twee denkbeeldige gedeelten 71, 72 kunnen onderling gelijk zijn. Dit is vooral toepasselijk in het geval dat de dispenserschaal 22 een ellipsvorm heeft, maar kan ook worden toegepast in het geval dat de dispenserschaal 22 een driehoeksvorm heeft.
15 Op de in de wiskunde gebruikelijke manier kan voor elke schaalvorm een vorm-zwaartepunt Z worden gedefinieerd (zie figuur 5). Voor een goede verdeling van het voer in de dispenserschaal 22 kan het gewenst zijn dat de valbuis 21 uitmondt boven dat zwaartepunt Z. De opeenvolgende dispensers 20 20 kunnen zodanig zijn opgesteld, dat hun respectieve zwaartepunten Z zich op één lijn bevinden, welke lijn zich bijvoorbeeld bevindt in dat vlak 70. In dat geval zijn, bij driehoekige schalen 22, de breedten van de genoemde twee denkbeeldige gedeelten 71, 72 onderling verschillend. Meer in 25 het bijzonder is dan de breedte aan de kant van het transversaal uiterste randgedeelte 61X kleiner dan de breedte aan de kant van het transversaal uiterste hoekgedeelte 62X.
Bij driehoekige dispenserschalen wordt echter een betere benutting van het vloeroppervlak bereikt indien de dispenser-30 schalen juist in tegengestelde richting zijn verplaatst ten opzichte van genoemd vlak 70, omdat dan.de dispensersteek kan worden verkleind. In dat geval is dus de transversale afstand van een hoekpunt 62X van de dispenserschaal 22 tot genoemd vlak 70 kleiner dan de transversale afstand van het tegenover-35 liggende randgedeelte 61X tot genoemd vlak 70, zoals geschetst in figuur 5B. De zwaartepunten Z van opeenvolgende dispenserschalen 22 bevinden zich dan aan weerszijden van genoemd vlak 70.
1016638½ 16
Aldus verschaft de onderhavige uitvinding een voer-distributiesysteem met voerdispensers 20 waarvan dispenser-schalen 22 een niet-cirkelvorruige vorm hebben. In een mogelijke uitvoeringsvorm zijn de dispenserschalen 22 5 langwerpig, bij voorbeeld ellipsvormig. Ook is het mogelijk dat een dispenserschaal 20 een convexe rand 27 heeft met opeenvolgend randgebieden 61 met relatief grote kromtestraal en randgebieden 62 met relatief kleine kromtestraal; een geschikte vorm is in dit verband een driehoekige vorm, een 10 zeshoekige vorm, etc. De uitvinding verschaft een verhoging van het dierwelzijn, onder meer door een vergrote eetruimte alsmede vergrote leefruimte in het geval dat de dieren niet aan het eten- zijn. Voorts verschaft de uitvinding een verbeterde economische efficiency voor de kweker, onder meer 15 door verlaagde kosten per dier.
Een verder aspect van de onderhavige uitvinding betreft de valbuis, in figuur 2 aangeduid bij het verwijzingscijfer 21.
20 Die valbuis heeft in zijn algemeenheid een divergerende dwarsdoorsnede, waarmee in dit geval wordt bedoeld dat de inwendige dwarsdoorsnede bij een bovenuiteinde, daar waar de valbuis 21 aansluit op de horizontale voertransportbuis 14, kleiner is dan bij het onderuiteinde van de valbuis 21, welk 25 onderuiteinde zich zal bevinden in de nabijheid van de bodem 26 van de dispenserschaal 22. Bij bekende voerdispensers heeft de valbuis 21 in het algemeen een bovenste valbuisgedeelte 21A dat cilindrisch is uitgevoerd, en een onderste valbuisgedeelte 21B dat de vorm heeft van een kegeloppervlak. De onderste 30 eindrand van dat onderste valbuisgedeelte definieert dan de uitstroomopening van de valbuis, en die.onderste eindrand van de valbuis heeft bij bekende voerdispensers in het algemeen een cirkelvorm. Volgens een voorkeursaspect van de onderhavige uitvinding heeft die onderste eindrand een niet-cirkelvormige 35 vorm, in hoofdzaak gelijkvormig met de vorm van de dispenserschaal 22. Bij voorkeur zijn de vorm van de onderste eindrand van de valbuis 21C en de vorm van de dispenserschaal 22 zodanig op elkaar afgestemd, dat de horizontale afstand tussen de rand 27 van de dispenserschaal 22 en de onderste eindrand
10 1 66 3 ÉH
17 van de valbuis 21C, gemeten loodrecht op de rand 27 van de dispenserschaal 22, in hoofdzaak gelijk is over de volledige omtrek van de dispenserschaal 22.
5 Wanneer gevogelte wordt gevoerd met behulp van een voer- distributiestelsel van het hierboven beschreven type, is het de bedoeling dat de dispensers 20 niet alleen gebruikt worden voor de wat oudere dieren maar ook voor de jonge dieren. De oudere dieren hebben in het algemeen geen moeite met het 10 vinden van het voer in de dispenserschalen. Enerzijds zijn deze oudere dieren groter, zodat zij gemakkelijk over de rand 27 van de dispenserschalen 22 heen kunnen kijken en aldus het voer 5 in de dispenserschaal 22 kunnen zien liggen. Anderzijds zijn deze dieren gewend aan het voerdistributiesysteem, en 15 weten zij dat er in de dispenserschalen 22 voer te halen valt. Dezelfde voerdispensers worden echter reeds gebruikt in de eerste levensdagen van het gevogelte. De ééndagskuikens hebben meer moeite met het vinden van het aangeboden voer, enerzijds omdat zij nog niet weten dat er in de dispenserschaal 22 voer 20 te halen valt, en anderzijds omdat zij niet gemakkelijk over de rand 27 van de dispenserschaal 22 heen kunnen kijken en derhalve niet gemakkelijk het voer kunnen zien liggen. Aangezien het voor een efficiënte opfok van de dieren van belang is, dat zij reeds vanaf de allereerste dag van hun 25 leven voldoende kunnen eten, beoogt de onderhavige uitvinding een voerdispenser zodanig te verbeteren, dat ééndagskuikens gemakkelijker hun voer kunnen vinden.
Figuur 6A is een schematisch perspectiefaanzicht van een in dit opzicht volgens de onderhavige uitvinding verbeterde 30 valbuis, in zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzings-cijfer 100. Deze valbuis 100 omvat een onderste wandgedeelte 110 met een onderste eindrand 111, voorzien van als door-stroomopeningen fungerende uitsparingen 112. Figuur 6B toont schematisch een dwarsdoorsnede van het onderste gedeelte van 35 de valbuis 100, geplaatst op een dispenserschaal 20. Het onderste wandgedeelte 110 kan verticaal georiënteerd zijn, zoals geïllustreerd, maar noodzakelijk is dit niet.
In figuur 6B is schematisch weergegeven, dat de bodem 26 van de dispenserschaal 22 een kegelvormig centraal gedeelte 1016638 · 18 26A kan hebben, en een tussen dat centrale gedeelte 26A en de rand 27 gelegen laagste bodemgedeelte 26B. De contour van dat laagste bodemgedeelte 26B kan, zoals gebruikelijk, een in hoofdzaak cirkelvormige contour zijn. In het geval dat de 5 dispenserschaal 22 een niet-cirkelvormige contour heeft, bijvoorbeeld de in het voorgaande als voorkeursuitvoeringsvorm besproken ellipsvorm of driehoekige vorm, heeft het laagste bodemgedeelte 26B bij voorkeur een daarmee corresponderende omtrekscontour.
10 In figuur 6B is getoond dat, in een bepaalde bedrijfs- toestand waarbij de valbuis 100 een verticaal laagste positie heeft ten opzichte van de dispenserschaal 22, de onderste eindrand 111 van de valbuis 100 rust op het genoemde laagste bodemgedeelte 26B van de dispenserschaal 22. Indien voer 15 vanuit de horizontale transportbuis 14 door de valbuis 100 valt om terecht te komen in de dispenserschaal 22, zal althans een gedeelte van dat voer 5 via de genoemde openingen 112 het onderste wandgedeelte 110 van de valbuis 100 passeren, zoals schematisch aangeduid met de pijlen PI, om aldus terecht te 20 komen in een ringvormige ruimte die wordt gedefinieerd tussen de omtreksrand 27 van de dispenserschaal 22 en het onderste wandgedeelte 110 van de valbuis 100.
Dit voer is makkelijk te bereiken voor buiten de dispenserschaal 22 staande dieren. Eéndagskuikens hebben 25 echter het probleem, dat zij nog erg klein zijn en daarom niet gemakkelijk het achter de rand 27 liggende voer 5 kunnen zien liggen. Zij weten dus niet, dat er achter die rand 27 voer te halen valt. Om dit probleem te verminderen, is de valbuis 100 voorzien van een lokplateau 130 bij het bovenuiteinde van het 30 onderste wandgedeelte 110. De valbuis 100 heeft een bovenste wandgedeelte 120 dat zich vanaf het lokplateau 130 naar boven uitstrekt, tot aan het koppelorgaan 23, hetgeen echter in de figuren 6A en 6B niet is weergegeven. Het bovenste wandgedeelte 120 heeft een onderrand 121 die een binnenrand 35 definieert voor het lokplateau 130, en is voorzien van doorstroomopeningen 122.
Indien voer vanuit de transportbuis 14 omlaag valt in de valbuis 100, zal een deel van dat omlaag vallende voer de valbuis 100 via de doorstroomopeningen 122 verlaten en terecht 10 1 66 3 8 ^ 19 komen op het lokplateau 130, zoals in figuur 6B schematisch weergegeven met de pijl P2. Het lokplateau 130 bevindt zich op een hoger niveau dan het bovenoppervlak van het voer 5 in genoemde ringvormige ruimte tussen het onderste wandgedeelte 5 110 van de valbuis 100 en de rand 27 van de dispenserschaal 22. Aldus is het op het lokplateau 130 liggende voer 105 beter zichtbaar voor ééndagskuikens. Bij voorkeur bevindt het lokplateau 130 zich op een hoger niveau dan de bovenste rand van de omtreksrand 27 van de dispenserschaal 22, zoals in figuur 10 6B aangeduid met de letter H. Het hoogteverschil H hoeft niet groot te zijn: een hoogteverschil in de orde van enkele millimeters volstaat. Echter, ook indien het lokplateau 130 zich enkele millimeters lager bevindt dan de bovenrand van de omtreksrand 27, is het op het lokplateau 130 liggende voer 105 15 goed zichtbaar voor ééndagskuikens.
De goede zichtbaarheid van het op het lokplateau 130 liggende voer 105 wordt verder bevorderd als het lokplateau 130, en bij voorkeur de gehele valbuis 100, is uitgevoerd met een lichte kleur, omdat het gebruikte voer overwegend een 20 donkerbruine kleur heeft, zodat er dan een goed visueel contrast is tussen het voer 105 en de achtergrond.
De onderrand 121 van het bovenste wandgedeelte 120 van de valbuis 100 kan een contour hebben die correspondeert met de contour van de bovenrand 113 van het onderste wandgedeelte 25 110, zodat het lokplateau 130 over de gehele omtrek een in hoofdzaak gelijke breedte heeft. Bij voorkeur echter, en zoals geschetst in figuur 6A, heeft het bovenste wandgedeelte 120, althans over een deel van zijn hoogte, een veelhoekige omtrekscontour, bijvoorbeeld en zoals geschetst een zeshoekige 30 omtrekscontour. In figuur 6A is getoond, dat het bovenste wandgedeelte 120 zes wandsecties 123 omvat, die elkaar ontmoeten in snij randen 124. In verticale richting is het bovenste wandgedeelte 120 divergerend, dat wil zeggen dat de dwarsafmetingen naar beneden toe groter worden. In het 35 weergegeven voorbeeld zijn de wandsecties 123 in verticale richting concaaf gebogen, dat wil zeggen met de holle zijde naar buiten.
De doorsnede van een wandsectie 123 met een horizontaal vlak kan een recht lijnstuk zijn. Bij voorkeur, en zoals ook 101553 8^ 20 weergegeven in figuur 6A, zijn de wandsecties 123 ook in horizontale richting concaaf gebogen, dat wil zeggen met de holle zijde naar buiten. Bijgevolg is de onderste eindrand 121 van elke wandsectie 123 een concave lijn, die is gebogen in 5 tegengestelde richting ten opzichte van de bovenrand 113 van het onderste wandgedeelte 110. Bij voorkeur, en zoals weergegeven in figuur 6A, eindigen de snij randen 124 bij de bovenrand 113 van het onderste randgedeelte 110. Aldus is het lokplateau 130 in omtreksrichting in feite onderverdeeld in 10 zes opeenvolgende plateausecties.
In het voorbeeld van figuur 6B sluit de buitenste omtreks-rand van het lokplateau 130 precies aan op de bovenrand 113 van het onderste wandgedeelte 110. Die bovenste rand 113 van het onderste wandgedeelte 110 zou ook een weinig kunnen 15 uitsteken boven het lokplateau 130, om het daarop stromende (P2) voer 105 makkelijker vast te houden.
Anderzijds zou het lokplateau 130 in radiale richting kunnen uitsteken buiten het onderste wandgedeelte 110, om aldus een groter plateauoppervlak te kunnen bieden.
20 Elke doorstroomopening 122 in het bovenste wandgedeelte 120 heeft een bovenrand 125 en een onderrand 126. Die onderrand 126 kan zich in verticale richting bevinden op het niveau van het lokplateau 130, zoals in figuur 6A getoond voor een wandsectie 123A. Het is ook mogelijk dat die onderrand 126 25 hoger is gelegen dan het lokplateau 130, zodat er onder die onderrand 126 van een doorstroomopening 122 een opstaande rand aanwezig is waardoor het op het lokplateau 130 stromende voer 105 makkelijker wordt vastgehouden, zoals in figuur 6A getoond voor een wandsectie 123B.
30 De doorstroomopeningen 122 kunnen zijn gevormd als gat in de corresponderende wandsecties 123. Aangezien de wandsecties 123 in het besproken voorbeeld in verticale richting concaaf zijn gebogen, is dan de onderrand 126 van een doorstroomopening 122 in radiaal opzicht verder naar buiten gelegen dan 35 de corresponderende bovenrand 125. Dit kan het door de doorstroomopening 122 naar buiten stromen (P2) van het in de valbuis 100 omlaag stromende voer 105 bemoeilijken. Hoewel het voer 105 op het lokplateau 130 primair slechts een lokfunctie heeft, en de hoeveelheid voer 105 op het lokplateau 130 dus 40 niet groot hoeft te zijn, kan het gewenst zijn om het uit- 1016638^ 21 stromen van voer 105 te bevorderen. Daartoe kan de onderrand 126 van een doorstroomopening 122 in radiaal opzicht verder naar binnen zijn geplaatst, zodat het lokplateau 130 een binnenrand 131 heeft die zich in radiaal opzicht binnen de 5 valbuis 100 bevindt, zoals in figuur 6A overdreven weergegeven voor een wandsectie 123C, om aldus een groter deel van het in de valbuis 100 omlaag stromende voer te kunnen ontvangen.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang 10 van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
101 66 3 i

Claims (35)

1. Voerdispenser (20) voor het voederen van gevogelte, omvattende een dispenserschaal (22) en geleidingsmiddelen (21) voor het geleiden van voer vanuit een horizontale voertrans-portbuis (14) naar de dispenserschaal (22); 5 waarbij de dispenserschaal (22) een niet-cirkelvormige vorm heeft.
2. Voerdispenser volgens conclusie 1, waarbij de dispenserschaal (22) een langwerpige vorm heeft. 10
3. Voerdispenser volgens conclusie 2, waarbij de dispenserschaal (22) een ellipsvorm heeft.
4. Voerdispenser volgens conclusie 1, waarbij de dispenser-15 schaal (22) een omtreksrand (27) heeft met eerste randgebieden (51) met een relatief grote kromtestraal en tweede randgebieden (52) met een relatief kleine kromtestraal.
5. Voerdispenser volgens conclusie 4, waarbij de dispenser-20 schaal (22) in hoofdzaak een driehoekige vorm heeft, bij voorkeur met drievoudige rotatie-symmetrie.
6. Valbuis (21) voor een voerdispenser (20) voor het voederen van gevogelte, omvattende een onderste eindrand (21C) 25 met een niet-cirkelvormige vorm.
7. Valbuis volgens conclusie 6, waarbij genoemde onderste eindrand (21C) een langwerpige vorm heeft, bij voorkeur een ellipsvorm. 30
8. Valbuis volgens conclusie 6, waarbij genoemde onderste eindrand (21C) eerste randgebieden heeft met een relatief grote kromtestraal en tweede randgebieden heeft met een relatief kleine kromtestraal, bij voorkeur een in hoofdzaak 35 driehoekige vorm. 101 68 38^
9. Voerdispenser volgens een willekeurige der conclusies 1-5, voorts omvattende een valbuis (21) volgens een willekeurige der conclusies 6-8, waarbij de onderste eindrand (21C) van de valbuis (21) in hoofdzaak gelijkvormig is met de 5 vorm van de dispenserschaal (22).
10. Voerdispenser volgens conclusie 9, waarbij de horizontale afstand tussen de onderste eindrand (21C) van de valbuis (21) en de rand (27) van de dispenserschaal (22) in hoofdzaak 10 gelijk is over de volledige omtrek van de dispenserschaal (22) .
11. Valbuis (100) voor een voerdispenser (20) voor het voederen van gevogelte, omvattende een lokplateau (130) voor 15 het ontvangen van lokvoer (105), alsmede ten minste één uitstroomopening (122) boven het lokplateau (130).
12. Valbuis volgens conclusie 11, waarbij het lokplateau (130) zich bevindt op een verticaal hoger niveau dan een 20 onderste eindrand (111) van de valbuis.
13. Valbuis volgens conclusie 11 of 12, waarbij het lokplateau (130) een binnenrand (131) heeft die zich in radiaal opzicht binnen de valbuis bevindt. 25
14. Valbuis volgens een willekeurige der conclusies 11-13, waarbij een onderrand (126) van een uitstroomopening (122) zich in verticale richting bevindt op het niveau van het lokplateau (130). 30
15. Valbuis volgens een willekeurige der conclusies 11-13, waarbij een onderrand (126) van een uitstroomopening (122) hoger is gelegen dan het lokplateau (130) .
16. Valbuis volgens een willekeurige der conclusies 11-15, waarbij het lokplateau (130) aan zijn buitenste omtreksrand wordt begrensd door een opstaande rand (113). 101 65 3 8'·"
17. Valbuis volgens een willekeurige der conclusies 11-16, waarbij het lokplateau (130) over de gehele omtrek een in hoofdzaak gelijke breedte heeft.
18. Valbuis volgens een willekeurige der conclusies 11-16, waarbij de valbuis een bovenste wandgedeelte (120) omvat dat, althans over een deel van zijn hoogte, een veelhoekige omtrekscontour heeft, bijvoorbeeld een zeshoekige omtreks-contour. 10
19. Valbuis volgens conclusie 18, waarbij genoemd bovenste wandgedeelte (120) een aantal wandsecties (123) omvat, die ten opzichte van elkaar divergeren.
20. Valbuis volgens conclusie 19, waarbij genoemde wandsecties (123) in verticale richting concaaf gebogen zijn.
21. Valbuis volgens conclusie 19 of 20, waarbij genoemde wandsecties (123) in horizontale richting concaaf gebogen 20 zijn.
22. Valbuis volgens een willekeurige der conclusies 11-21, voorts omvattende een onderste wandgedeelte (110) met uit-stroomopeningen (112) onder het lokplateau (130), welk 25 onderste wandgedeelte (110) bij voorkeur in hoofdzaak verticaal is georiënteerd.
23. Valbuis volgens conclusie 22, waarbij genoemde uitstroom-openingen (112) zijn gevormd als uitsparingen (112) in een 30 onderste eindrand (111) van het onderste wandgedeelte (110).
24. Valbuis volgens conclusie 22 of 23, waarbij de buitenste omtreksrand van het lokplateau (130) precies aansluit op de bovenrand (113) van het onderste wandgedeelte (110). 35
25. Valbuis volgens conclusie 22 of 23, waarbij het lokplateau (130) in radiale richting uitsteekt buiten het onderste wandgedeelte (110). 101 66 3 δ-’ ί
26. Valbuis volgens een willekeurige der conclusies 11-25, waarbij het lokplateau (130), en bij voorkeur de gehele valbuis (100), is uitgevoerd met een lichte kleur.
27. Voerdispenser (20) voor het voederen van gevogelte, omvattende een dispenserschaal (22) en een daarboven opgestelde valbuis (100) volgens een willekeurige der conclusies 11-26.
28. Voerdispenser volgens conclusie 27, waarbij het lokplateau (130) zich bevindt op een verticaal niveau dat in hoofdzaak correspondeert met de bovenrand van een omtreksrand (27) van de dispenserschaal (22), en dat bij voorkeur een weinig (H) hoger is gelegen dan die bovenrand van de 15 omtreksrand (27) .
29. Voerdistributiestelsel (10), omvattende ten minste één in hoofdzaak horizontale voertransportbuis (14), en een aantal met onderlinge afstand aan die voertransportbuis (14) 20 bevestigde voerdispensers (20) volgens een willekeurige der conclusies 1-5 en 9-10 en 27-28.
30. Voerdistributiestelsel volgens conclusie 29, waarbij de voerdispensers (20) zijn uitgevoerd volgens een willekeurige 25 der conclusies 1-3, en waarbij de voerdispensers (20) een lengteas (43) hebben die een hoek groter dan nul maakt met de lengterichting van de betreffende voertransportbuis (14).
31. Voerdistributiestelsel volgens conclusie 30, waarbij 30 genoemde hoek in hoofdzaak gelijk is aan 90°.
32. Voerdistributiestelsel volgens conclusie 29, waarbij de voerdispensers (20) zijn uitgevoerd volgens een willekeurige der conclusies 1 en 4-5, en waarbij de voerdispensers (20) een 35 symmetrievlak (63) hebben dat een hoek groter dan nul maakt met de lengterichting van de betreffende voertransportbuis (14) . 101663 8-^
33. Voerdistributiestelsel volgens conclusie 32, waarbij genoemde hoek in hoofdzaak gelijk is aan 90°.
34. Voerdistributiestelsel volgens conclusie 33, waarbij de 5 oriëntatie van opeenvolgende dispenserschalen (22) alternerend is .
35. Voerdistributiestelsel volgens een willekeurige der voorgaande conclusies 29-34, waarbij de transversale afstand 10 van een hoekpunt (62X) van een dispenserschaal (22) tot een verticaal vlak (70) door de transportbuis (14) kleiner is dan de transversale afstand van het tegenoverliggende randgedeelte (61X) tot genoemd vlak (70). 101 66 3 8*^
NL1016638A 2000-11-17 2000-11-17 Voerdistributiesysteem voor gevogelte. NL1016638C2 (nl)

Priority Applications (23)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016638A NL1016638C2 (nl) 2000-11-17 2000-11-17 Voerdistributiesysteem voor gevogelte.
DK01996309T DK1333717T3 (da) 2000-11-17 2001-11-15 Foderfordelingssystem til fjerkræ
US10/416,864 US6786178B2 (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed distribution system for poultry
CA002427862A CA2427862C (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed distribution system for poultry
CNB018189873A CN1195403C (zh) 2000-11-17 2001-11-15 家禽饲料配送系统
PT01996309T PT1333717E (pt) 2000-11-17 2001-11-15 Sistema de distribuicao de racao para aves domesticas
JP2002542199A JP2004513642A (ja) 2000-11-17 2001-11-15 家禽用飼料分配システム
DE60102833T DE60102833T2 (de) 2000-11-17 2001-11-15 Futterverteilungssystem für geflügel
MXPA03004355A MXPA03004355A (es) 2000-11-17 2001-11-15 Sistema de distribucion de alimentos para aves de corral.
EP01996309A EP1333717B1 (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed distribution system for poultry
AU2392502A AU2392502A (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed distribution system for poultry
KR1020037006425A KR100820961B1 (ko) 2000-11-17 2001-11-15 가금용의 사료 분배 시스템
PL361000A PL205540B1 (pl) 2000-11-17 2001-11-15 Dozownik paszy do karmienia drobiu oraz układ rozdziału paszy z dozownikami paszy do karmienia drobiu
AT01996309T ATE264052T1 (de) 2000-11-17 2001-11-15 Futterverteilungssystem für geflügel
IL15554801A IL155548A (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed distribution system for poultry
TR2004/01344T TR200401344T4 (tr) 2000-11-17 2001-11-15 Kümes hayvanları için yem dağıtım sistemi
EA200300578A EA004606B1 (ru) 2000-11-17 2001-11-15 Система распределения корма для домашней птицы
BRPI0115408-7A BR0115408B1 (pt) 2000-11-17 2001-11-15 sistema de distribuição de alimento para aves.
HU0303575A HUP0303575A3 (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed dustribution system for poultry
ES01996309T ES2219583T3 (es) 2000-11-17 2001-11-15 Sistema de distribucion de alimento para aves.
AU2002223925A AU2002223925B2 (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed distribution system for poultry
PCT/IB2001/002159 WO2002039811A1 (en) 2000-11-17 2001-11-15 Feed distribution system for poultry
ZA200303204A ZA200303204B (en) 2000-11-17 2003-04-24 Feed distribution system for poultry.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016638 2000-11-17
NL1016638A NL1016638C2 (nl) 2000-11-17 2000-11-17 Voerdistributiesysteem voor gevogelte.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1016638C2 true NL1016638C2 (nl) 2002-05-22

Family

ID=19772412

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1016638A NL1016638C2 (nl) 2000-11-17 2000-11-17 Voerdistributiesysteem voor gevogelte.

Country Status (22)

Country Link
US (1) US6786178B2 (nl)
EP (1) EP1333717B1 (nl)
JP (1) JP2004513642A (nl)
KR (1) KR100820961B1 (nl)
CN (1) CN1195403C (nl)
AT (1) ATE264052T1 (nl)
AU (2) AU2002223925B2 (nl)
BR (1) BR0115408B1 (nl)
CA (1) CA2427862C (nl)
DE (1) DE60102833T2 (nl)
DK (1) DK1333717T3 (nl)
EA (1) EA004606B1 (nl)
ES (1) ES2219583T3 (nl)
HU (1) HUP0303575A3 (nl)
IL (1) IL155548A (nl)
MX (1) MXPA03004355A (nl)
NL (1) NL1016638C2 (nl)
PL (1) PL205540B1 (nl)
PT (1) PT1333717E (nl)
TR (1) TR200401344T4 (nl)
WO (1) WO2002039811A1 (nl)
ZA (1) ZA200303204B (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US7587990B2 (en) 2005-10-11 2009-09-15 Ctb, Inc. Pan breeder feeder
MX349215B (es) 2005-10-11 2017-07-18 Ctb Inc Alimentador de crianza con bandejas.
MY164301A (en) * 2009-10-14 2017-12-15 Ptn Ltd A poultry feeder
US20120116832A1 (en) 2010-02-01 2012-05-10 Dubinsky Ziv Device, system and method for livestock feeding
JP5855089B2 (ja) * 2011-03-31 2016-02-09 エムエフ株式会社 餌付けシート及びひな鳥の餌付け方法
NL2010765C2 (en) * 2013-05-07 2014-11-10 Roxell Bvba Poultry feed distribution system with feeding devices having rotatable attachment parts with drop tubes hingedly connected thereto.
KR101465108B1 (ko) * 2013-12-09 2014-11-26 주식회사 태명산기 사료 분배기
MX365085B (es) 2014-07-28 2019-04-30 Javier Septien Prieto Francisco Comedero para aves.

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4488509A (en) * 1983-05-05 1984-12-18 Awalt Patrick M Feeder system employing an adjustable dispenser outlet
FR2678480A1 (fr) * 1991-07-01 1993-01-08 Gabriel Yves Mangeoire avicole et installation de distribution d'aliments qui en est equipee.
FR2680949A1 (fr) * 1991-09-06 1993-03-12 Lead Sarl Mangeoire pour volailles.
EP0951825A1 (fr) * 1998-04-22 1999-10-27 Philippe Plouzen Mangeoire pour volailles, utilisée notamment dans une installation d'alimentation de vollailes

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3811412A (en) * 1970-09-22 1974-05-21 Chore Time Equipment Poultry feeder
JPS53154877U (nl) * 1977-05-11 1978-12-05
JPS5527410Y2 (nl) * 1977-07-06 1980-06-30
US4200060A (en) * 1978-11-09 1980-04-29 Chore-Time Equipment, Inc. Hog feeder
US4527513A (en) * 1983-11-21 1985-07-09 Ctb, Inc. Poultry waterer
US4815417A (en) * 1986-05-08 1989-03-28 Strong George W Brooder feeding apparatus
US4722301A (en) * 1986-05-08 1988-02-02 Strong George W Brooder feeding apparatus
IT1239319B (it) * 1990-04-11 1993-10-19 Ska Mangiatoia con regolazione di livello del mangime.
JP3850560B2 (ja) * 1998-05-30 2006-11-29 タキロン株式会社 鶏舎用給餌といの支持装置

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4488509A (en) * 1983-05-05 1984-12-18 Awalt Patrick M Feeder system employing an adjustable dispenser outlet
FR2678480A1 (fr) * 1991-07-01 1993-01-08 Gabriel Yves Mangeoire avicole et installation de distribution d'aliments qui en est equipee.
FR2680949A1 (fr) * 1991-09-06 1993-03-12 Lead Sarl Mangeoire pour volailles.
EP0951825A1 (fr) * 1998-04-22 1999-10-27 Philippe Plouzen Mangeoire pour volailles, utilisée notamment dans une installation d'alimentation de vollailes

Also Published As

Publication number Publication date
IL155548A (en) 2005-12-18
CA2427862A1 (en) 2002-05-23
PL361000A1 (en) 2004-09-20
DK1333717T3 (da) 2004-08-09
HUP0303575A2 (hu) 2004-03-29
AU2002223925B2 (en) 2005-10-27
BR0115408A (pt) 2003-10-07
WO2002039811A1 (en) 2002-05-23
IL155548A0 (en) 2003-11-23
AU2392502A (en) 2002-05-27
US6786178B2 (en) 2004-09-07
KR100820961B1 (ko) 2008-04-10
MXPA03004355A (es) 2005-01-25
CN1195403C (zh) 2005-04-06
ZA200303204B (en) 2004-04-26
PL205540B1 (pl) 2010-04-30
EP1333717B1 (en) 2004-04-14
TR200401344T4 (tr) 2004-07-21
PT1333717E (pt) 2004-08-31
ATE264052T1 (de) 2004-04-15
JP2004513642A (ja) 2004-05-13
US20040050336A1 (en) 2004-03-18
BR0115408B1 (pt) 2010-03-09
HUP0303575A3 (en) 2005-11-28
EP1333717A1 (en) 2003-08-13
ES2219583T3 (es) 2004-12-01
DE60102833T2 (de) 2005-04-21
KR20030062332A (ko) 2003-07-23
EA004606B1 (ru) 2004-06-24
CN1474648A (zh) 2004-02-11
DE60102833D1 (de) 2004-05-19
EA200300578A1 (ru) 2003-10-30
CA2427862C (en) 2009-06-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1016638C2 (nl) Voerdistributiesysteem voor gevogelte.
EP0665711B1 (en) Poultry feeding device
NL1003490C2 (nl) Voederinrichting voor gevogelte.
US9713320B2 (en) Poultry feeder
US20120073506A1 (en) Animal feeding apparatus
CN110612031B (zh) 肉鸡盘式喂食器
NL1030743C2 (nl) Dispenserschaal voor voerdispenser.
US20110079180A1 (en) Pan breeder feeder
AU2002223925A1 (en) Feed distribution system for poultry
US7584716B2 (en) Pan breeder feeder
US7581512B2 (en) Pan breeder feeder
EP1945023B1 (en) Pan feeder for breeders
US3626906A (en) Egg guard for poultry cages
NL1017156C2 (nl) Voerdispenser met zitring.
US3157271A (en) Egg collection device
US2080672A (en) Poultry feeding trough
NL1007134C2 (nl) Pluimvee-stal alsmede etage-eenheid en legnest-eenheid daarvoor.
US1859582A (en) Poultry feeding device
JPS6124058Y2 (nl)
NL8302245A (nl) Kooi voor het mesten/opfokken van kuikens.
WO1990015529A1 (en) Holding device

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20060601