NL1015360C2 - Flessendraagbord. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Flessendraagbord.

5 De uitvinding heeft betrekking op een flessendraagbord volgens de aanhef van conclusie 1.

Een flessendraagbord, of "tray", van de bovengenoemde soort is bekend uit NL-B-1004725. De afmetingen van de kommen en de dopruimten van het bord zijn gelijk aan of slechts weinig groter dan die van een 10 daarin opgenomen voet van een fles respectievelijk een op de fles aangebrachte dop. Hierdoor kan een stabiele stapel van borden met daarin geplaatste flessen gevormd worden, wat gunstig is voor het transport van dergelijke stapels.

Wanneer gebruikers na gebruik van de flessen de doppen 15 onzorgvuldig op de flessen terugplaatsen, bijvoorbeeld niet zover mogelijk naar beneden of iets scheef en/of wanneer de verzegelingsstrips niet volledig afgescheurd zijn, kunnen, bij gebruik van het bekende flessendraagbord, dergelijke onzorgvuldig teruggeplaatste doppen en doppen met gedeeltelijk loshangende 20 verzegelingsstrips in een stapel borden met flessen in de dop- en flensruimten geklemd raken. Wanneer flessen met dergelijke doppen in hoofdzaak gevuld zijn voorkomt het gewicht ervan in het algemeen dat bij het ontstapelen een fles met een in een dopruimte van een hoger bord geklemde dop door het optillen van het hogere bord mee omhoog 25 verplaatst wordt. In het bijzonder echter wanneer de flessen lege kunststofflessen zijn, zoals lege PET-flessen, is het gewicht ervan zo laag dat een dergelijke lege fles met in een dop- of flensruimte van een hoger bord geklemde dop bij het optillen van het hogere bord mee omhoog verplaatst wordt. Dit is zeer vervelend bij het met de 30 hand ontstapelen en het kost tijd om het probleem op te heffen. Nog vervelender, tijdrovender en duurder is het om een dergelijke storing op te heffen wanneer het gewenst is vele stapels snel en automatisch van een voertuig te lossen en te ontstapelen, bijvoorbeeld in een bottelarij.

35 De uitvinding beoogt de genoemde bezwaren van het bekende flessendraagbord op te heffen.

1015360 2

Daartoe verschaft de uitvinding een flessendraagbord volgens conclusie 1. Hierdoor wordt in belangrijke mate voorkomen dat een gedeeltelijk afgescheurde verzegelingsstrip tussen de flens van de bijbehorende fles en de opstaande wand van de flensruimte geklemd 5 wordt. Hierdoor kan het aantal storingen tijdens automatische verwerking van stapels borden met lege flessen zeer sterk gereduceerd worden.

Verdere eigenschappen en voordelen zullen duidelijk worden uit de hierna volgende toelichting in combinatie met de bij gevoegde 10 tekeningen. In de tekeningen tonen: fig. 1 in perspectief een onderaanzicht van een gedeelte van een flessendraagbord volgens de uitvinding, in het bijzonder van een flensruimte en een dopruimte; fig. 2 een doorsnede van het flessendraagbordgedeelte van fig. 15 1 volgens de lijn II-II; fig. 3 de doorsnede van fig. 2, steunend op een flens van een fles voorzien van een in de dopruimte geplaatste dop, en fig. 4 een doorsnede als van fig. 2 van een gedeelte van het draagbord langs een korte rand ervan.

20 Fig. 1 toont in perspectief een gedeelte van de onderkant van een flessendraagbord, of "tray", 1. Zoals ook te zien in de fig. 2 en 3 heeft het getoonde gedeelte van het bord 1 aan de onderkant een flensruimte 5, die op een hoger niveau overgaat in een dopruimte 6, die een kleinere diameter dan de flensruimte 5 heeft en waarboven 25 zich een kom 7 bevindt. In de bodem van de kom 7 zijn doorgangen 8 aangebracht voor het afvoeren van waswater of andere vloeistoffen.

De getoonde uitvoeringsvorm van het draagbord 1 is in het bijzonder geschikt voor het zonder of met geringe speling in de kom 7 plaatsen van de voet van een fles 9 en voor het zonder of met geringe 30 speling in de dopruimte plaatsen van een op de fles 9 geschroefde dop 10, zodanig dat een horizontale bovenwand 14 van de flensruimte 5 op een onder de dop 10 gevormde flens 11 van de fles 9 steunt en de flens 11 van de dop 10 door een zijwand 16 van de flensruimte gecentreerd wordt.

35 De dop 10 heeft aan de onderkant ervan een verzegelingsstrip 17 die geschikt is om ten minste gedeeltelijk langs een scheurlijn 18 van de rest van de dop 10 afgescheurd te worden om vervolgens het van de fles 9 verwijderen van de dop 10 mogelijk te maken.

1015360 3

De flensruimte 5 heeft aan de onderkant langs de omtrek radiale uitsparingen 20 met zijwanden 21. De afstand tussen de wanden 21 van de uitsparingen 20 tot het midden 23 van de flensruimte 5 is gelijk aan of groter dan de halve diameter van de flens 11 plus de 5 dikte van de verzegelingsstrip 17.

Hierdoor vormen de uitsparingen 20 een ruimte voor het zonder klemwerking opnemen van een gedeeltelijk afgescheurde verzegelingsstrip 17.

Tijdens proeven is gebleken dat wanneer de flensruimte 5 twee 10 uitsparingen 20 heeft die symmetrisch ten opzichte van het middelpunt 23 aangebracht zijn en die elk een boog van 100° bestrijken de kans dat een gedeeltelijk afgescheurde verzegelingsstrip 17 tussen de flens 11 en de wand 16 van de flensruimte 5 geklemd raakt zeer klein is. Dit komt doordat de gedeeltelijk afgescheurde 15 verzegelingsstrippen 17 meestal onder een slechts kleine hoek naar beneden hangen, waardoor lege en daardoor zeer lichte kunststofflessen 9 tijdens het stapelen gemakkelijk vanzelf draaien totdat de verzegelingsstrippen 17 in een uitsparing 20 van de flensruimte 5 gevangen worden.

20 Het is gebleken dat naarmate de uitsparingen 20 een boog bestrijken die verder buiten een bereik van tussen 90° en 110° ligt de kans op vastkleramen van de verzegelingsstrippen 17 snel toeneemt.

Op het gedeelte van de bodem 14 van elke uitsparing 20 zijn bij voorkeur enkele afgeschuinde schoren 26 tegen de opstaande wand 25 21 aangebracht. De afstand tussen de schoren 26 tot het middelpunt 23 neemt dichter bij de dopruimte 6 af, in het bijzonder tot een afstand die gelijk is aan de afstand tussen de wand 16 van de flensruimte 5 tot het middelpunt 23. De schoren 26 gaan tegen dat het gedeelte van de bodem 14 van de uitsparingen 20 van een draagbord op een dop 10 30 van een lagere fles 9 steunt en daardoor foutstapeling tot gevolg zou hebben. De schoren 26 centreren de dop 10 tijdens het stapelen en voorkomen een dergelijke foutstapeling.

Wanneer het flessendraagbord door middel van spuitgieten vervaardigd moet worden is het gewenst bij het ontwerpen ervoor te 35 zorgen dat het materiaal over het gehele bord zo uniform mogelijk afkoelt om het optreden van spanningen in het materiaal en daardoor vervorming van het bord, in het bijzonder wanneer het bord voorafgaand aan volledige afkoeling uit een gietmatrijs genomen 1015360 4 wordt, tegen te gaan. Daarom is het gewenst over het gehele bord gelijke wanddikten toe te passen en wordt de dopruimte 6 niet begrensd door een enkele, relatief dikke cilindrische wand maar door een krans van regelmatig verspreide verticale ribben 27 die een 5 meetkundige binnencirkel beschrijven waarvan de diameter gelijk aan of weinig groter is dan de diameter van de dop 10. Tijdens proeven is echter gebleken dat het mogelijk is dat onzorgvuldig, in het bijzonder scheef terug op de flessen 9 geplaatste doppen 10 tussen de ribben 27 geklemd kunnen raken wanneer deze zich tot aan de 10 onderzijde van de dopruimte 6 zouden uitstrekken. Verder zou een kort afgescheurde verzegelingsstrip 17 die niet in een uitsparing 20 gevangen is tijdens het ontstapelen op de bovenkant van de bovenwand 14 van de flensruimte 5 kan blijven hangen, waardoor het ontstapelen verstoord kan worden. Ter voorkoming van deze bezwaren wordt het 15 onderste gedeelte van de dopruimte 6 begrensd door een gesloten wand 28 in plaats van door onderste gedeelten van de ribben 27. Bij voorkeur is de diameter van de dopruimte 6 tussen de wand 28 gelijk aan of groter dan de diameter van de dop 10 plus de dikte van de verzegelingsstrip 17. Hierdoor wordt de kans op vastklemmen van de 20 dop 10 verder beperkt.

Bij voorkeur heeft de onderste wand 28 van de dopruimte 6 een hoogte van tussen 30% en 60% van de afstand tussen de flens 11 van de fles 9 tot de bovenkant van de dop 10.

De wand 28 van de dopruimte 6 bepaalt met een radiaal meer 25 naar buiten gelegen wand 29, vanwaar de ribben 27 naar binnen steken, een goot 31. Voor het afvoeren van waswater en eventuele andere vloeistoffen zijn in de bodem van de goot 31 doorgangen 32 gevormd.

Gebleken is dat in een klein aantal gevallen het stapelen van een draagbord 1 als tot hier toegelicht gestoord kan worden doordat 30 tijdens het stapelen het bord 1 enkele keren horizontaal heen en weer wordt bewogen om het bord de doppen 10 van flessen 9 van een lager bord 1 te laten vangen. Hierdoor kunnen de lagere flessen 9 scheef gaan staan, waardoor op hun doppen 10 bovenwanden 14 van respectievelijk flensruimten 5, in het bijzonder van hun uitsparingen 35 20, afgesteund worden en het positioneren gestoord wordt. Voor het oplossen van dit probleem is van kommen 35 langs de korte randen van het bord 1 zoals getoond in fig. 4 de overgang 40 van de bovenwand 14 van de uitsparingen 20 naar de hogere wand 28 van de dopruimte 6 1015360 5 sterker, dat wil zeggen met een grotere kromtestraal afgerond dan van andere kommen 7. Een hierdoor veroorzaakt nadelig effect van verminderde afsteuning van flessen onder de kommen 35 wordt gecompenseerd door het voordeel van een betere stapeling.

5 Binnen het kader van de uitvinding zijn verschillende wijzigingen van de toegelichte uitvoeringsvorm mogelijk. Het aantal uitsparingen 20 kan bijvoorbeeld anders zijn en het kan afhankelijk van gebruikte materialen voor flessendoppen 10 en afscheureigenschappen van de verzegelingsstrips 17 zijn.

10 •j 015 360

Claims (11)

1. Flessendraagbord (1) met aan een bovenkant ervan een aantal kommen (7, 35) en aan een onderkant ervan tegenover elke kom (7, 35) 5 een verdieping, waarbij elke kom geschikt is voor het daarin in hoofdzaak passend opnemen van een voet van een hogere fles (9), en elke verdieping een flensruimte (5) en een hogere dopruimte (6) omvat, waarbij de dopruimte (6) geschikt is voor het daarin in hoofdzaak passend opnemen van een dop (10) van een lagere fles (9), 10 de dop (10) aan de onderzijde een ten minste gedeeltelijk afscheurbare verzegelingsstrip (17) heeft, en de flensruimte (5) geschikt is voor het daarin opnemen van een onder de dop (10) op de lagere fles (9) gevormde horizontale flens (11), die een grotere diameter dan de dop (10) heeft, met het kenmerk, dat de flensruimte 15 (5) een zijwand (16) heeft die de flens (11) centreert waarbij een bovenwand (14) van de flensruimte (5) op de flens (11) van de lagere fles (9) steunt, en de zijwand (16) van de flensruimte (5) aan de onderkant langs de omtrek ervan uitsparingen (20) heeft met radiale afmetingen die groter zijn dan een dikte van de verzegelingsstrip 20 (17).

2. Flessendraagbord (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsparingen (20) regelmatig langs de omtrek van de flensruimte (5) verdeeld zijn en elke uitsparing (20) een boog van minder dan 25 120° bestrijkt.

3. Flessendraagbord (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsparingen (20) regelmatig langs de omtrek van de flensruimte (5) verdeeld zijn en elke uitsparing (20) een boog van tussen 90° en 30 110° bestrijkt.

4. Flessendraagbord (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsparingen (20) regelmatig langs de omtrek van de flensruimte (5) verdeeld zijn en elke uitsparing (20) een boog van 100° 35 bestrijkt.

5. Flessendraagbord (1) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat in de uitsparingen (20) afgeschuinde schoren (26) 1015360 aangebracht zijn met elk een vanaf de onderkant afnemende afstand tot het midden (23) van de flensruimte (5).

6. Flessendraagbord (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 5 de uitsparingen (20) regelmatig langs de omtrek van de flensruimte (5) verdeeld zijn, elke uitsparing (20) een boog van tussen 90° en 110° bestrijkt, en in elke uitsparing (20) twee regelmatig langs de omtrek van de uitsparing verdeelde afgeschuinde schoren (26) met een vanaf de onderkant afnemende afstand tot het midden (23) van de 10 flensruimte (5) aangebracht zijn.

7. Flessendraagbord (1) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de dopruimte (6) radiaal begrensd wordt door een onderste gesloten wand (28) en een hogere krans van verticale ribben 15 (27), waarbij de diameter van de gesloten wand (28) gelijk aan of groter dan de diameter van de dop (10) plus de dikte van de verzegelingsstrip (17) is.

8. Flessendraagbord (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat 20 de gesloten wand (28) van de dopruimte (6) een wand van een meer naar buiten gelegen goot (31) bepaalt en dat in de bodem van de goot (31) doorgangen (32) aangebracht zijn die in de flensruimte (5) uitmonden.

9. Flessendraagbord (1) volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, 25 dat de gesloten wand (28) van de dopruimte (6) een hoogte heeft van tussen 30% en 60% van de afstand tussen de flens (11) tot de bovenkant van de dop (10).

10. Flessendraagbord (1) volgens een voorgaande conclusie, met het 30 kenmerk, dat van verdiepingen onder kommen (35) langs een rand van het bord (1) een overgang (40) tussen de bovenwand (14) van de uitsparingen (20) en een wand (27, 28) van de dopruimte (6) over een grotere hoogte afgerond is dan buiten de uitsparingen (20) en dan van verdiepingen onder andere kommen (7). 35

11. Flessendraagbord (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de rand een korte rand van het bord (1) is. 1015360