NL1010934C2 - Inrichting voor het separeren van vellen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het separeren van vellen GEBIED EN ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het separeren van vellen overeenkomstig het inleidende deel 5 van conclusie 1.

Uit de praktijk zijn vele soorten inrichtingen voor het separeren van vellen vanaf een stapel of vanuit een onderling overlappende situatie bekend. Bij separatie-inrichtingen die zijn voorzien van een omlopend oppervlak 10 dat met een normaalkracht tegen een buitenste vel of set vellen drukt en door middel van wrijvingskracht een kracht in een transportrichting uitoefent op het buitenste vel of de buitenste set vellen doet zich soms het probleem voor, dat de op het buitenste vel uitgeoefende kracht in trans-15 portrichting de wrijvingskrachten die zich bij het separeren voordoen niet overwinnen, waardoor het vel of de set vellen niet van de stapel af wordt genomen, maar in het gebied van het circulerende oppervlak blijft steken.

Dit probleem doet zich vooral voor wanneer het circu-20 lerende oppervlak dat de kracht in transportrichting uit moet oefenen veroudert of vervuilt en wanneer vellen met zeer gladde maar onderling aan elkaar klevende oppervlakken moeten worden gesepareerd. Vooral separatie-inrichtingen die bedrukt en soms vervuild papier verwerken, bijvoorbeeld voor 25 het separeren van originelen in een fax- of kopieermachine of voor het separeren van documenten of bijlagen in een cou-verteermachine lijden aan dit probleem.

Overigens wordt hier onder een set vellen verstaan: twee of meer vellen die op enige wijze met elkaar verbonden 30 zijn of in elkaar grijpen (bijvoorbeeld doordat deze gezamenlijk gevouwen zijn).

1010934 -2-

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van deze uitvinding, de betrouwbaarheid van het separeren van vellen of sets vellen vanuit een 5 stapel of althans een onderling overlappende situatie door middel van op een buitenste vel uitgeoefende frictiekrachten te vergroten.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door een inrichting van de in de aanhef aangeduide 10 soort uit te voeren overeenkomstig het kenmerkende deel van conclusie 1.

Doordat de inrichting is voorzien van een behandelor-gaan voor het vergroten van de stroefheid van het omlopende oppervlak, kan de negatieve invloed die vervuiling en verou-15 dering op de stroefheid heeft worden bestreden en kan de stroefheid van het omlopende oppervlak vooral op langere duur op een hoger niveau worden gehouden. Dit maakt het mogelijk, de betrouwbaarheid waarmee de inrichting functioneert te vergroten. Zo kan bijvoorbeeld de initiële betrouw-20 baarheid worden vergroot, doordat een achteruitgang van de stroefheid van de rollen gedurende montage en opslag althans gedeeltelijk kan worden gecompenseerd. De betrouwbaarheid op langere termijn kan worden vergroot, doordat achteruitgang van de stroefheid wordt beperkt of doordat de stroefheid van 25 tijd tot tijd weer wordt verhoogd. De uitvinding maakt het verder mogelijk de stroefheid door speciale behandelingen zonder handmatig ingrijpen op een niveau te brengen dat zonder voorzieningen voor het behandelen van het stroeve oppervlak zou leiden tot snelle vervuiling en een korte levens-30 duur van het stroeve oppervlak.

Verdere doelen, uitvoeringsaspecten, effecten en details van de uitvinding blijken uit de navolgende beschrijving, waarin met verwijzing naar de tekening een aantal uit-voeringsvoorbeelden is beschreven. Bijzondere uitvoeringsas-35 pecten van de uitvinding zijn bovendien neergelegd in de afhankelijke conclusies.

1010934 -3-

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENING

Fig. 1 is een schematische weergave in bovenaanzicht van een inrichting volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de 5 uitvinding, fig. 2 is een schematische weergave in opengewerkt zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1, fig. 3 is een weergave overeenkomstig fig. 2 van een inrichting volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld, 10 fig. 4 is een gedeeltelijke weergave in opengewerkt zijaanzicht van een inrichting volgens een derde uitvoeringsvoorbeeld, fig. 5 is een weergave van alleen rollen en een behan-delinrichting van een inrichting volgens een vierde uitvoe-15 ringsvoorbeeld fig. 6 is een weergave overeenkomstig fig. 5 van een inrichting volgens een vijfde uitvoeringsvoorbeeld, en.

fig. 7 is een weergave overeenkomstig fig. 5 van een inrichting volgens een zesde uitvoeringsvoorbeeld, en.

2 0 .....

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

Aangezien separatie-inrichtingen, die door middel van het uitoefenen van wrijvingskrachten aangrijpen op buitenste 25 vellen van een stapel of een aantal elkaar overlappende vellen in vele vormen uit de praktijk bekend zijn, is in deze beschrijving niet in détail ingegaan op de constructieve uitvoering van de separatie-inrichting, maar zijn in de verschillende figuren die delen weergegeven, waarop de uitvin-30 ding van directe invloed is en die rechtstreeks met het doen bewegen van vellen teweeg brengen. Hoe dergelijke elementen kunnen worden aangedreven en opgehangen is de deskundige welbekend en hier derhalve niet behandeld.

De uitvinding wordt allereerst toegelicht aan de hand 35 van het in de figuren 1 en 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld dat de op dit moment de meeste voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt.

1010934 -4-

De inrichting volgens dit voorbeeld is bestemd voor het stuksgewijs afgeven van bovenste vellen 1 van een stapel 2 die in een houder 3 is opgeslagen en door wanden 4, 5, 6, 7 van die houder 3 wordt geleid. De wanden 4-7 kunnen op een 5 op zich bekende wijze verstelbaar zijn of zijn aangepast aan het vanuit de houder af te geven papierformaat.

De bodem 8 van de houder 3 is op een op zich bekende wijze omhoog beweegbaar teneinde de bovenzijde van de stapel 2 binnen een bepaald gebied bij de bovenzijde van de houder 10 3 te houden. Een voorbeeld van een dergelijke voorziening is beschreven in aanvraagster's Amerikaanse octrooischrift 5 007 507, waarvan de inhoud hier door verwijzing is ingelast .

Binnen de geprojecteerde voortzetting van het door de 15 wanden 4-7 van de houder 3 omsloten gebied bevindt zich een aanvoerrol 9 op afstand boven de bodem 8. Als de bodem 8 in zijn hoogste stand bevindt en de houder 3 leeg is nadat een laatste vel is afgevoerd kan de aanvoerrol 9 overigens de bodem 8 raken. Op afstand in een transportrichting 10 onge-20 veer evenwijdig aan de bodem 8 van de aanvoerrol 9 bevindt zich een transportrol 11. Aan dezelfde zijde van de transportrol 11 als de bodem 8 bevindt zich een separatierol 12 juist onder deze transportrol 11. Deze separatierol wordt door een veerkracht 13 elastisch tegen of althans bijna te-25 gen de transportrol 11 gedrongen. De transportrol 11 is gekoppeld met een aandrijving 14 voor het met een zodanige draaizin aandrijven van de transportrol 11, dat op een vel 1 in een kneep tussen de transportrol en de separatierol 12 een wrijvingskracht in transportrichting 10 wordt uitgeoe-30 fend door de transportrol 11.

De separatierol 12 is via een slipkoppeling 15 gekoppeld met een aandrijving 16 die de separatierol 12 aandrijft met een zodanige draaizin dat omtreksgedeeltes die naar de transportrol 11 toe gekeerd zijn steeds tegen de transport-35 richting 10 in worden aangedreven.

De aanvoerrol is eveneens gekoppeld met een aandrijving 17 die is ingericht voor het telkens over een korte af- i 1010934 -5- stand aandrijven van een buitenste vel 1, totdat dit de kneep tussen de transportrol 11 en de separatierol 12 heeft bereikt. Bij voorkeur is de geometrie van de ophanging van de aanvoerrol 9 zodanig dat de daardoor uitgeoefende nor-5 maalkracht groter is wanneer deze een kracht in transport-richting 10 uitoefent dan wanneer deze geen kracht in trans-portrichting uitoefent. Verdere details betreffende het variëren van de door de aanvoerrol uitgeoefende normaalkracht in afhankelijkheid van de door die rol 9 uitgeoefende wrij-10 vingskracht blijken uit aanvraagster's Amerikaanse octrooi-schrift 5 362 037 waarvan de inhoud hier door verwijzing is ingelast.

Stroomafwaarts van de transportrol 11 en de separatierol 12 bevinden zich twee transportrollen 18, 19 die een vel 15 verder transporteren dan wel transporteren totdat dit een wachtpositie heeft bereikt. Voor het bewaken of een vel de wachtpositie heeft bereikt is een sensor 21 stroomafwaarts van de transportrollen 18, 19 geplaatst. Deze sensor is op zijn beurt gekoppeld met een besturingssysteem 22 dat werk-20 zaam met de aandrijvingen 14, 20 van de transportrollen 11, 18 is gekoppeld om deze telkens in reactie op een commando tot het afgeven van eën vel te activeren totdat een voorlopende rand van een volgend vel 1 de sensor 22 heeft bereikt.

In bedrijf begint een separatie-takt telkens met het 25 aanvoeren van een buitenste vel 1 van de stapel 2 door de aanvoerrol 9 naar de kneep tussen de transportrol 11 en de separatierol 12. Zolang zich geen vel tussen de transportrol 11 en de separatierol 12 bevindt wordt de separatierol 12 door de transportrol 11 - tegen de buitenomtrek waarvan de 30 separatierol met zijn buitenomtrek aanligt - meegenomen en draait deze aldus ook in transportzin, waarbij de koppeling 15 slipt.

Ook wanneer een vel 1 de kneep tussen de transportrol 11 en de separatierol 12 inloopt wordt de separatierol 12 35 door dit vel 1 meegenomen in transportzin. Het koppel dat door de koppeling 15 wordt overgebracht is echter zodanig ingesteld dat de separatierol 12 tegen de transportzin in 1010934 -6- wordt geroteerd als twee of meer vellen de kneep tussen de transportrol 11 en de separatierol 12 inlopen. Deze vellen worden dan tegen de transportrichting in teruggedrongen. Daarbij moet wrijving ten opzichte van het in transportrich-5 ting 10 bewegende vel en wrijving ten opzichte van de stapel 2 worden overwonnen. Verder moet ook de statische wrijvings-kracht tussen twee onderling niet bewegende vellen in de kneep tussen de transportrol 11 en de separatierol 12 worden overwonnen om die vellen ten opzichte van elkaar te ver-10 schuiven. Aan de kant van de transportrol 11 moet telkens extra kracht in transportrichting worden uitgeoefend als na het terugdringen van een dubbel vel de omtrek van de separatierol 12 tegen het enkele vel loopt en de draaizin van de separatierol 12 weer moet worden omgekeerd. Een en ander 15 stel hoge eisen aan de wrijvingscoëfficiënt tussen de buitenomtrekken van de transportrol 11 en de separatierol 12 en getransporteerd papier.

De transportrol 11 en de separatierol 12 worden, tenminste wanneer zich daartussen een of meer vellen bevinden, 20 met een normaalkracht tegen elkaar gedrukt. Door deze nor-maalkracht te verhogen kan de tractie van de rollen 11, 12 worden verbeterd, maar dan wordt ook de wrijving tussen van elkaar te separeren vellen in de kneep tussen de transportrol 11 en de separatierol 12 verhoogd.

25 Bij de inrichting volgens de figuren 1 en 2 wordt ver laging van de wrijvingscoëfficiënt van de buitenomtreksop-pervlakken van de rollen 11, 12 positief beïnvloed, doordat de inrichting is voorzien van behandelorganen 23, 24 in de vorm van borstels die zijn ingericht voor behandeling van de 30 stroeve buitenomtreksoppervlakken 25, 26 van de rollen 11, 12 voor het vergroten van de stroefheid van de stroeve buitenomtreksoppervlakken 25, 26.

Dankzij deze borstels wordt vervuiling, zoals papier-stof, vettige aanslag, afzettingen van drukinkten en papier-35 finishes en siliconen van de buitenomtreksoppervlakken 25, 26 van de rollen 11, 12 verwijderd. Verder kunnen de buitenomtreksoppervlakken 25, 26 worden opgeruwd indien de bor- i 1010934 -7- stels stug en hard genoeg zijn. Dankzij deze effecten wordt teruggang van de stroefheid van de borstels door vervuiling en veroudering voor een belangrijk deel tegengegaan, waardoor de stand tijd van de borstels bij een gegeven minimum 5 betrouwbaarheid sterk kan worden verlengd. Verder maakt het toepassen van dergelijke behandelvoorzieningen het toepassen van zachtere rubbers mogelijk, die kleveriger zijn en daardoor bij ontbreken van een behandelvoorziening te snel zouden vervuilen.

10 Hoewel, zoals hierna zal worden besproken ook oplos singen mogelijk zijn, waarbij de behandelvoorzieningen niet schuivend over de omtreksoppervlakken 25, 26 worden bewogen, heeft een uitvoering, waarbij de behandelvoorzieningen 23, 24 langs de stroeve omtreksoppervlakken wrijfbaar is de 15 voorkeur, omdat daarmee op een constructief zeer eenvoudige wijze en tegen lage kosten een effectieve verbetering van de stroefheid van de omtreksoppervlakken kan worden bewerkstelligd. Daarbij zijn bovendien niet frequent nieuwe verbruiks-artikelen nodig.

20 Dat de behandelvoorzieningen worden gevormd door bor stels 23, 24, waarvan haren in contact verkeren met het stroeve oppervlak, biedt het voordeel dat een gelijkmatige reinigende werking wordt verkregen en, ook als de borstels 23, 24 lange tijd in bedrijf zijn, geen of weinig neiging 25 tot het uitsmeren van vervuiling ontstaat.

Doordat bij de inrichting volgens het in de figuren 1 en 2 de stroeve oppervlakken 25, 26 circuleerbare oppervlakken zijn die zijn ingericht om circulerend met de borstels in contact te komen, kunnen deze eenvoudig tijdens het cir-30 culeren behandeld worden, zonder dat speciale voorzieningen nodig zijn om alle in bedrijf werkzame oppervlaksgedeeltes van stroeve oppervlakken 25, 26 te kunnen bereiken.

Doordat de behandelorganen, in dit voorbeeld in de vorm van borstels 23, 24, circuleerbaar zijn wordt een ge-35 lijkmatige behandelwerking verkregen.

Verder zijn bij het voorbeeld volgens figuren 1 en 2 de stroeve oppervlakken 25, 26 en de behandelorganen 23, 24 1010934 -8- telkens gekoppeld met een gemeenschappelijke aandrijving 16, 18 voor het doen circuleren van de stroeve oppervlakken 25, 26 en de borstels 23, 24. Hierdoor is geen aparte krachtbron voor het doen circuleren of, meer in het bijzonder, roteren, 5 van de borstels 23, 24 nodig.

Doordat de borstels 23, 24 in bedrijfstoestand via de te behandelen stroeve omtreksoppervlak zijn gekoppeld met de gemeenschappelijke aandrijving 16, 20 is ook geen afzonderlijke overbrenging nodig voor het doen roteren van de bor-10 stels 23, 24.

Daarbij zijn de borstels 23, 24 en de stroeve omlopende oppervlakken 25, 26 circuleerbaar langs banen waarvan gedeeltes in een gebied waar de borstels 23, 24 en de te behandelen omlopende, stroeve oppervlakken in contact met el-15 kaar verkeren onder een zodanige hoek ten opzichte van elkaar verlopen, dat delen van de borstels 23, 24 in dat gebied onder dwars ten opzichte van de in dat gebied plaatselijke bewegingsrichting van het omlopende stroeve oppervlak 25, 26 over dat stroeve oppervlak bewegen.

20 Bij de inrichting volgens het in de figuren 1 en 2 ge toonde voorbeeld is dit verder gerealiseerd, doordat de borstels 23, 24 elk roteerbaar om een rotatie-as zijn opgehangen en die rotatie-as telkens is gericht onder een schuine hoek ten opzichte van een omloopbaan van het bijbehorende 25 stroeve oppervlak in het gebied waar de borstels 23, 24 en de desbetreffende van de circuleerbare stroeve oppervlakken 25, 26 in contact met elkaar verkeren. Daarbij zijn ook de stroeve oppervlakken elk roteerbaar om een rotatie-as opgehangen. Deze rotatie-assen zijn op hun beurt elk gericht on-30 der een schuine hoek ten opzichte van de baan van de bijbehorende borstel 23, 24 in het gebied waar die borstel 23, 24 en het bijbehorende omlopende, stroeve oppervlak 25, 26 in contact met elkaar verkeren.

Door deze oriëntaties van de rotatie-assen van de bor-35 stels 23, 24 worden de borstels 23, 24 enerzijds meegenomen door de rollen 11, 12 die deze dienen te behandelen, zodat geen afzonderlijke aandrijving nodig is, maar bewegen de i 1010934 -9- borstels 23, 24 anderzijds met een axiale component over de te behandelen omtreksoppervlakken 25, 26 van de rollen 11, 12, zodat de beoogde reinigende en eventueel opruwende werking wordt verkregen.

5 In fig. 3 is een alternatief uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in de vorm van en inrichting voor het stuksgewijs afgeven van vellen „vanaf een onderzijde van een stapel. Deze inrichting heeft geleidingswanden 54, 55, een bodem 58 voor het ondersteunen van een stapel 52 en door die bodem 10 omhoog stekende aanvoerrollen 59.

Stroomafwaarts van de stapel 52 is een deel van een transportbaan met omlopende banden 61, 62 gelegen, waarbij de ondergelegen omlopende band 61 een transportband vormt en de bovengelegen omlopende band 61 een separatieband vormt.

15 Om de banden stroef te kunnen houden, is de inrichting voorzien van een beitelachtig gereedschap 77 dat wordt gedragen door een in hoogte verstelbare drager 78 en een snijkant heeft, die in actieve bedrijfstoestand in contact verkeert met het omlopende stroeve oppervlak. Met dit beitel-20 achtige gereedschap 77 kan op eenvoudige wijze een deel van de toplaag van de omlopende band 62 worden gesneden, waardoor een verouderde en eventueel en/of vervuilde toplaag van band 62 worden gesneden. Het gereedschap 77 kan ook anders worden uitgevoerd, bijvoorbeeld zoals een schraapijzer of 25 een afschraapmes.

In fig. 4 is een voorbeeld weergegeven, waarbij het niet om frictie-separatie gaat maar om spleetseparatie, waarbij een afstand a tussen de transportrol en een separatie blok 112 bepaalt of een volgend vel aan- en doorgevoerd 30 kan worden of niet. _____

Voor het behandelen van de transportrol 111 is de inrichting volgens dit voorbeeld voorzien van een behandelor-gaan 123 in de vorm van een kleefbandafgifte-apparaat, met een afgiftespoel 129, een opnamespoel 130 en daartussen een 35 naar de transportrol 111 toe en van de transportrol 111 af beweegbaar opgehangen aandrukrol 131. Als de aandrukrol 131 naar de transportrol wordt gedrongen, komt een reinigings- 1010984 -10- band 132 met een kleverig oppervlak in aanraking met het omlopende oppervlak van de transportrol 11 en rolt daarbij van de afgiftespoel 129 af en naar de opneemspoel 130. Daarbij neemt het kleverige oppervlak vuil mee van het omtreksopper-5 vlak van de transportol af, waardoor de wrijvingskracht die door de transportrol 111 bij een gegeven normaalkracht op een vel kan worden uitgeoefend wordt vergroot.

Eventueel kan er ook in worden voorzien dat kleverig materiaal op het omtreksoppervlak van de transportrol 111 10 wordt afgezet en eventueel regelmatig wordt ververst, waardoor de wrijvingscoëfficiënt van die rol zeer sterk kan worden verhoogd.

In fig. 4 is nog een verdere variant weergegeven, waarbij het behandelorgaan 173 voor het behandelen van het 15 omtreksoppervlak 175 wordt gevormd door een abrasief oppervlak dat in actieve bedrijfstoestand in contact verkeert met het stroeve omlopende oppervlak van een transportrol 161. In dit voorbeeld is het abrasieve oppervlak een oppervlak van een stuk schuurlinnen dat tussen twee spanners 183 wordt ge-20 spannen en daarbij tegen het omtreksoppervlak 175 van de transportrol 161 wordt gedrukt om deze af te schuren en op te ruwen. Tegenover de transportrol 161 is een separatierol 162 gelegen, waarvoor eventueel ook kan zijn voorzien in een behandelorgaan voor het vergroten van de wrijvingscoëffici-25 ent van het omtreksoppervlak daarvan.

Het abrasieve oppervlak kan echter ook een textiel oppervlak uit harde vezels of een vijloppervlak zijn. Een voorbeeld van dit laatste is weergegeven in fig. 5. Deze toont een transportrol 211, een separatierol 212 en een vijl 30 232 voor het behandelen van het omtreksoppervlak van de transportrol 211. Een zelfde soort vijl zouden wij ook kunnen gebruiken voor het behandelen van het omtreksoppervlak van de separatierol 212.

In fig. 7 is een inrichting weergegeven met een reini-35 gingsvloeistof-reservoir 384 en een applicator in de vorm van een spuitmond 385 voor het op het stroeve oppervlak van een transportrol 311 opbrengen van een reinigingsvloeistof 1010934 i -11- omvat. Door het opbrengen van reinigingsvloeistof kan vuil in veel gevallen beter losgemaakt worden dan bij uitsluitend droge reiniging. Voor het verwijderen van door de reinigingsvloeistof losgemaakt vuil is voorzien in een roteerbare 5 borstel 323 die tegen de transportrol 311 kan worden gedrukt. Onder de transportrol bevindt zich een separatierol 312, waarvoor eventueel soortgelijke reinigingsvoorzieningen kunnen worden aangebracht.

Onder de separatierol 312 bevindt zich een opvangbak 10 389 voor het opvangen van reinigingsvloeistof met een af- voerslang 386.

Om de stroefheid van de rollen 311, 312 verder te kunnen vergroten is de inrichting volgens dit voorbeeld verder voorzien van een reservoir 387voor een adhesief medium en 15 een applicator in de vorm van een spuitkop 388 voor het op het stroeve oppervlak van de transportrol 311 opbrengen van een adhesief medium... Hiermee kan het stroeve oppervlak van de transportrol 311 licht kleverig worden gemaakt, hetgeen een bijzonder effectieve separatie mogelijk maakt. Omdat een 20 kleverig oppervlak zeer snel vervuilt is het bijzonder voordelig het kleverig maken van het stroeve oppervlak te combineren met het met behulp van vloeistof reinigen van het stroeve oppervlak, omdat dan vervuilde kleefstof telkens gemakkelijk van het stroeve oppervlak kan worden verwijderd.

25 De applicators voor het opbrengen van reinigingsvloeistof (kan ook schoon water zijn) of kleverig materiaal kunnen uiteraard ook anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van kwasten, sponzen of elementen uit textiel materiaal.

Het zal de deskundige uit het voorgaande duidelijk 30 zijn, dat van de uitvinding nog vele andere varianten dan de hier getoonde mogelijk zijn.

TO10934

Claims (16)

1. Inrichting voor het separeren van vellen, omvattende : transportmiddelen (11; 61; 111; 161; 211; 311) voor het op een buitenste vel (1) van een pakket vellen (2) uit-5 oefenen van een kracht in een transportrichting (10) in hoofdzaak evenwijdig aan dat vel (1), en separatiemiddelen (12; 62; 112; 162; 212; 312) voor het uitoefenen van een tegen de transportrichting (10) in gerichte kracht op ten minste een ander vel van genoemd pak- 10 ket, voor het verhinderen dat genoemd, ten minste ene andere vel in de transportrichting (10) met genoemd buitenste vel (1) mee beweegt, waarbij genoemde vellen elkaar overlappen, waarbij ten minste de transportmiddelen (11; 61; 111; 161; 211; 311) of de separatiemiddelen (12; 62; 112; 162; 15 212; 312) een stroef oppervlak (25, 26; 175) omvatten dat is opgehangen voor het uitoefenen van een kracht met een nor-maalkracht-component dwars op genoemd buitenste vel (1) en een wrijvingskracht-component evenwijdig aan de transportrichting (10) , 20 gekenmerkt door een behandelorgaan (23, 24; 77; 123; 173; 232; 323, 384, 385, 387, 388) ingericht voor behandeling van genoemd stroeve oppervlak (25, 26; 175) voor het vergroten van de stroefheid van genoemd stroeve oppervlak (25, 26; 175).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het behan delorgaan (23, 24; 77; 173; 232) over genoemd stroeve oppervlak (25, 26; 175) schuifbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij genoemd behandelorgaan een borstel (23, 24; 323) omvat, met haren die 30 in contact verkeren met genoemd stroeve oppervlak (25, 26; 175) . f 1010934 -13-

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij vrije uiteinde van genoemde haren in contact verkeren met genoemd stroeve oppervlak.

5. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij genoemd be-5 handelorgaan (173; 232) een abrasief oppervlak, zoals een schuuroppervlak, een vijloppervlak of een textiel oppervlak uit harde vezels omvat, dat in ten minste een bedrijfstoe-stand in contact verkeert met genoemd stroeve oppervlak.

6. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij genoemd be- 10 handelorgaan (77) ten minste een snijkant omvat, die in ten minste een bedrijfstoestand in contact verkeert met genoemd stroeve oppervlak.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij genoemd behandelorgaan een reinigingsvloeistof- 15 reservoir (384) en een applicator (385) voor het op genoemd stroeve oppervlak opbrengen van genoemde reinigingsvloeistof omvat.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij genoemd behandelorgaan opvangmiddelen (389) voor het opvangen van rei- 20 nigingsvloeistof omvat.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij genoemd behandelorgaan een reservoir (387) voor een adhesief medium en eert applicator (388) voor het op genoemd stroeve oppervlak opbrengen van genoemd adhesieve medium om- 2. vat. . .

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij genoemd stroeve oppervlak (25, 26; 175) een circu-leerbaar oppervlak is, dat is ingericht om circulerend met genoemd behandelorgaan (23, 24; 77; 123; 173; 232; 323, 384, 30 385, 387, 388) in contact te komen.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) circuleerbaar is. ____________

12. Inrichting volgens conclusies 10 en 11, waarbij 35 genoemd stroeve oppervlak en genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) zijn gekoppeld met een gemeenschappelijke aandrijving 1010934 -14- (20) voor het doen circuleren van genoemd stroeve oppervlak (25, 26) en genoemd behandelorgaan (23, 24; 323).

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) althans in ten minste een be- 5 drijfstoestand via genoemd stroeve oppervlak (25, 26) is gekoppeld met genoemde gemeenschappelijke aandrijving (20).

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) en genoemd stroeve oppervlak (25, 26) circuleerbaar zijn langs banen waarvan gedeeltes in 10 een gebied waar genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) en genoemd stroeve oppervlak in contact met elkaar verkeren onder een zodanige hoek ten opzichte van elkaar verlopen, dat delen van het behandelorgaan (23, 24; 323) in genoemd gebied dwars op de bewegingsrichting van genoemd stroeve oppervlak 15 (25, 26) over genoemd stroeve oppervlak bewegen.

15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) roteerbaar om een rotatie-as is opgehangen, en waarbij de rotatie-as is gericht onder een schuine hoek ten opzichte van de baan van genoemd stroeve 20 oppervlak (25, 26) in genoemd gebied waar genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) en genoemd stroeve oppervlak (25, 26) in contact met elkaar verkeren.

16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij genoemd stroeve oppervlak (25, 26) roteerbaar om een rotatie- 25 as is opgehangen, en waarbij de rotatie-as is gericht onder een schuine hoek ten opzichte van een circulatiebaan van genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) in genoemd gebied waar genoemd behandelorgaan (23, 24; 323) en genoemd stroeve oppervlak (25, 26) in contact met elkaar verkeren. 1010934