NL1010888C2 - Werkwijze voor het vervaardigen van een transparante film met printlaag, voorzien voor een afbeelding, en middelen voor het gebruik om het zelfklevend te maken, bij deze werkwijze. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van een transparante film met printlaag, voorzien voor een afbeelding, en middelen voor het gebruik om het zelfklevend te maken, bij deze werkwijze.

5 De onderhavige aanvrage betreft een vereenvoudigde en materiaal besparende werkwijze voor het vervaardigen van een afgeschermde printlaag op een drager.

In het bijzonder betreft de_aanvrage een werkwijze voor het vervaardigen van een transparante film met printlaag, voorzien voor een afbeelding, en middelen om het zelfklevend te maken, bij deze werkwijze.

10 Meer in het bijzonder betreft de aanvrage een werkwijze voor het vormen van een afbeelding op een transparante drager door printen, waarbij deze drager tevens kan worden voorzien van een hechtlaag.

De uitvinding betreft verder een transparante drager, voorzien van een afbeelding en tevens voorzien^van een hechtlaag om het geheel zelfklevend te maken, 15 verkregen volgens de werkwijze van de uitvinding, alsmede middelen voor toepassing bij de werkwijze van de uitvinding.

Verder betreft de uitvinding een transparante filmlaag en een zelfklevende dragerfilm, voorzien van een afbeelding, verkregen volgens de werkwijze van de uitvinding.

20 Werkwijzen voor het vervaardigen van witte, zelfklevende dragers, die door printen zijn voorzien van een afbeelding, zijn bekend. Volgens deze bekende werkwijzen wordt een witte drager aan één zijde ervan voorzien van een hechtlaag, terwijl op de andere zijde ervan een printlaag wordt aangebracht, waarop/waarin met een inkjetprinter een afbeelding wordt gevormd. De aldus verkregen zelfklevende 25 "print" (d.w.z. de drager met afbeelding en hechtlaag) wordt vervolgens op een ondergrond aangebracht, d.w.z. geplakt.

Deze bekende prints hebben het nadeel dat, na het opplakken ervan, de printlaag met de afbeelding zich aan de "buitenzijde" van de drager bevindt en daardoor in direct contact staat met de omgeving. Dit maakt de print gevoelig voor 101 0888-« 2 beschadiging en andere nadelige invloeden zoals stof, vuil en UV-straling. Bovendien worden bij inkjetprinten doorgaans in water oplosbare inkten gebruikt, zodat de opgeplakte print gevoelig is voor water en vocht en kan gaan vlekken wanneer deze wordt aangeraakt of vochtig wordt.

5 Daarom wordt in de bekende werkwijzen de printlaag na het aanbrengen van de afbeelding gelamineerd met een zelfklevende transparante folie ter bescherming. Deze laag zorgt niet alleen voor fysieke bescherming van de afbeelding, maar wordt doorgaans tevens voorzien van UV-absorbers of stabilisatoren om vervagen of verkleuren van de afbeelding tegen te gaan.

10 De aldus verkregen bekende prints zijn schematisch en in dwarsdoorsnede weergegeven in Figuur 1, waarbij 1 de drager is; 2 de printlaag met de afbeelding is; 3 de hechtlaag is; 4 het substraat is, waarop de print wordt aangebracht; en 5 de beschermende laminaatlaag (met een lijmlaag 6 -niet weergegeven- voor het lamineren) is.

15 Bij het vervaardigingen van de bekende prints wordt in de regel gebruik gemaakt van een uit twee delen bestaand samenstel, zoals schematisch en in dwarsdoorsnede weergegeven in Figuur 2. Het eerste deel omvat de drager 1, de printlaag 2, en de hechtlaag 3, alsmede een eerste siliconenpapier of film 7; het tweede deel omvat de laminaatlaag 5, de lijmlaag 6 en een tweede siliconenpapier 8.

20 Nadat de afbeelding is aangebracht op/in de printlaag 2 wordt het tweede siliconenpapier 8 verwijderd en wordt de laminaatlaag 5 middels de zelfklevende lijmlaag 6 op de printlaag 2 aangebracht. Hiermee is de bekende print gereed voor gebruik, d.w.z. dat het eerste siliconenpapier 7 kan worden verwijderd en op de print kan worden geplakt.

25 De bekende werkwijzen/vervaardigingen van prints hebben echter het nadeel dat zij in verhouding arbeidsintensief zijn, en meer materiaal (de laminaatlaag 5, de lijmlaag 6 en het tweede siliconenpapier 7) verbruiken, waardoor de productiekosten toenemen/hoog zijn.

Doel van de uitvinding is het verschaffen van een transparante drager, 30 voorzien van een afbeelding en tevens voorzien van een hechtlaag om het geheel zelfklevend te maken, die eenvoudiger en goedkoper te vervaardigen is dan deze bekende afbeeldingen/methodes.

Dit wordt bereikt door de drager aan één zijde ervan eerst te voorzien van een :: 3 printlaag, hierop/hierin een afbeelding te vormen, en vervolgens een hechtlaag aan te brengen op de printlaag met de afbeelding. Wanneer de print volgens de uitvinding vervolgens wordt opgeplakt, bevindt de printlaag met de afbeelding zich tussen de hechtlaag en de drager, die de "buitenzijde" van de print vormt, en daarmee de 5 afbeelding beschermt. Hierdoor is -vergeleken met de bekende werkwijzen- het gebruik van een laminaatlaag, alsmede de extra stap van het aanbrengen hiervan, niet langer vereist.

De uitvinding verschaft derhalve een transparante drager, aan één kant voorzien van een printlaag waarop een afbeelding kan worden aangebracht in 10 diapositief. Na het aanbrengen van de afbeelding wordt over de printlaag een éénzijdig gesiliconeerd papier of film, met daarop een zelfklevende witte lijmlaag, aangebracht. Hiermede is de "print" gereed voor gebruik, d.w.z. dat deze door verwijdering van het siliconenpapier of de film kan worden opgeplakt op het gewenste voorwerp of de gewenste ondergrond.

15 De uitvinding bespaart zodoende - vergeleken met de bekende prints - de aparte laminaatlaag plus lijmlaag plus siliconenpapier, nodig voor het aanbrengen van het laminaat, en het ontbreken van een aparte drager voor de printlaag. De werkbesparing bestaat er uit dat niet achteraf een laminaat moet worden aangebracht.

In een eerste aspect betreft de uitvinding derhalve een werkwijze voor het 20 vervaardigen van een transparante, drager, voorzien van een afbeelding en tevens voorzien van een hechtlaag om het geheel zelfklevend te maken, die de volgende stappen omvat: a) het verschaffen van een transparante drager, die op één zijde ervan voorzien is van een printlaag; 25 b) het aanbrengen van een afbeelding op/in de printlaag; c) het aanbrengen van een hechtlaag op de printlaag.

De hechtlaag is met zeer veel voorkeur een witte, weinig of in wezen niet-transparante laag. Dit kan worden bereikt door het gebruik van een witte lijm of een wit hechtmiddel, of door witte pigmenten of vulmiddelen in het hechtmiddel of de 30 lijm op te nemen.

De hechtlaag wordt bij voorkeur op de printlaag aangebracht door de hechtlaag over te dragen vanaf een tweede drager. Hiervoor wordt volgens de uitvinding met name siliconenpapier, voorzien van een laag van een hechtmiddel of een lijm, 4 gebruikt. Dit aspect van de uitvinding omvat de stappen van: a) het verschaffen van een transparante eerste drager, die op één zijde ervan is voorzien van een printlaag; b) het aanbrengen van een afbeelding in/op de printlaag; 5 c) het verschaffen van een tweede drager, die op één zijde ervan voorzien is van een hechtlaag; d) het samenbrengen van de eerste en tweede drager, zodanig dat de hechtlaag op de tweede drager in contact komt met de printlaag op de eerste drager; en eventueel de stap van: 10 e) het weer scheiden van de eerste en tweede drager, waarbij de hechtlaag wordt overgedragen van de tweede drager naar de eerste drager en achterblijft op de printlaag.

Dit aspect heeft het verdere voordeel dat, na het samenvoegen van de eerste en de tweede drager, de printlaag met de afbeelding en de hechtlaag zich tussen de 15 beide dragers bevinden, die deze lagen beschermen tijdens opslag en transport.

De uitvinding betreft verder in een verder aspect middelen voor toepassing bij de bovenbeschreven werkwijze. Deze middelen omvatten met name: een transparante eerste drager, die op één zijde ervan is voorzien van een printlaag; 20 - een tweede drager, die op één zijde ervan voorzien is van een hechtlaag.

Deze middelen kunnen ieder afzonderlijk of te zamen in de handel worden gebracht. Wanneer zij te zamen in de handel worden gebracht zullen zij doorgaans als een uit twee afzonderlijke delen (d.w.z. uit twee vellen, banen of rollen) bestaand samenstel worden aangeboden, verkocht en/of geleverd. Eventueel kunnen de vellen 25 of rollen hierbij gezamenlijk zijn verpakt.

Doorgaans zullen de eerste en de tweede drager ten minste één gezamenlijke afmeting hebben, zoals dezelfde breedte, zover dat deze op elkaar afgestemd zijn. In de regel zullen de eerste en tweede drager in de vorm van twee afzonderlijke vellen, banen en bij voorkeur rollen met in wezen dezelfde lengte en breedte in de handel 30 worden gebracht.

Deze middelen kunnen bijvoorbeeld geleverd worden aan een drukkerij of grafisch bedrijf of de handel, waar door middel van bijvoorbeeld een inktjetprinter een afbeelding wordt gevormd in/op de printlaag, waarna de eerste en tweede drager 1 0108 8 8ί 5 worden gelamineerd. Het aldus verkregen product kan vervolgens worden geleverd aan de eindgebruiker, die de tweede drager verwijderd en de eerste drager met de afbeelding opplakt.

Hierbij kan de tweede drager met voordeel vlak voor het opplakken van de print 5 worden verwijderd, zodat de hechtlaag en de printlaag slechts kort aan de omgeving worden blootgesteld.

De uitvinding betreft in verdere aspecten de transparante, dragers, voorzien van een afbeelding en tevens voorzien van een hechtlaag om het geheel zelfklevend te maken, die volgens de bovenstaande werkwijze(n) kunnen worden verkregen. Deze 10 dragers zijn schematisch en in dwarsdoorsnede weergegeven in Figuur 3, waarbij 1 de drager is; 2 de printlaag met de afbeelding is; 3 de hechtlaag is; en 4 het substraat is, waarop de print wordt aangebracht.

Verder kunnen, zoals hierboven aangegeven, dragers met afbeeldingen volgens de uitvinding aan de eindgebruiker worden geleverd in de vorm zoals schematisch en 15 in dwarsdoorsnede weergegeven in Figuur 4, waarbij 1 de drager is; 2 de printlaag met de afbeelding is; 3 de hechtlaag is; en 9 de tweede drager is. Deze dragers vormen een verder aspect van de uitvinding.

Het samenstel dat bij het vervaardigen van de prints van de uitvinding kan worden toegepast is schematisch en in dwarsdoorsnede weergegeven in Figuur 5, 20 waarbij 1 de drager is, 2 de printlaag is, 3 de hechtlaag is, en 9 de tweede drager is.

De eerste drager 1 is in de regel een transparante zelfdragende folie of foelie. Hiervoor kan iedere op zichzelf bekende transparante folie worden toegepast, waaronder de dragers die in de bekende werkwijzen worden toegepast.

De drager kan ook een laminaat(laag) zijn, zoals toegepast in de bekende 25 prints (d.w.z. als laminaatlaag 5 in Figuur 1), zolang hiervoor een zelfdragend laminaatmateriaal wordt gebruikt. In dat geval dient -vergeleken met de bekende prints - de laminaatlaag tevens als drager voor de printlaag (2). Verder dient het laminaat ook ter bescherming van de print tegen beschadiging en voor het watervast maken voor gebruik buitenshuis, en als drager voor het aanbrengen van de witte 30 lijmlaag (3) na het printen, ______

Dergelijke dragers en/of laminaten zijn doorgaans vervaardigd van kunststof, zoals polyvinylchloride (PVC), polypropeen (polypropyleen, PP), papier, polyester en dergelijke. Voorbeelden zullen, aan „deskundigen duidelijk zijn en zijn bijvoorbeeld in 6 dc handel verkrijgbaar onder de naam Grafiprint laminaten, Neshen, Mac-Tac en Fasson.

De transparante folie is bij voorkeur zodanig (dikte, sterkte, etc.) dat deze de printlaag met de afbeelding na het aanbrengen ervan op een substraat fysiek kan 5 beschermen. Bovendien verschaft de drager bij voorkeur bescherming tegen UV-straling, waartoe eventueel bekende foelies met UV-stabilisatoren kunnen worden gebruikt.

Voor de printlaag 2 op de eerste drager 1 kan ieder op zichzelf bekend, transparant printlaagsysteem worden gebruikt, zoals de printlagen die reeds worden 10 toegepast in de bekende werkwijzen. Voorbeelden zullen opnieuw aan deskundigen duidelijk zijn en/of zijn in de handel verkrijgbaar, bijvoorbeeld van de firma's Ilford en Sihl.

Het aanbrengen van de afbeelding op de printlaag kan worden uitgevoerd met bekende technieken waarbij inkt of een soortgelijke verfstof of kleurstof op de 15 printlaag wordt gebracht, in het bijzonder door druk-, print-, spuit- of sproeitechnieken.

De afbeelding wordt bij voorkeur aangebracht door printen zoals door inktjctprinten of een vergelijkbare druktechniek. Dit kan worden uitgevoerd met bekende printers, eventueel aangestuurd door een computer voorzien van een geschikt 20 algoritme.

Hoewel de uitvinding niet is beperkt is tot bepaalde soorten inkt of het aantal hiervan, en ook uitsluitend zwarte inkt of één enkele gekleurde inkt kan worden toegepast, is de uitvinding in het bijzonder geschikt voor het maken van kleurenafbeeldingen, zoals prints van foto's en dergelijke. Hierbij worden in de regel 25 de basiskleuren geel, magenta en cyaan toegepast, eventueel in combinatie met zwarte inkt.

Zoals bekend aan de deskundige wordt bij dergelijke inkjctprinttechnieken de afbeelding opgebouwd uit een grote hoeveelheid afzonderlijke kleine puntjes of "dots" van de basiskleuren, die afzonderlijk, in de regel kort na elkaar, uit de 30 verschillende spuitkoppen van de printer op de printlaag worden gespoten, bijvoorbeeld met een dichtheid van 320 of 720 "dots per inch" (dpi). Het geheel van puntjes definieert hierbij niet alleen de vorm van de afbeelding, maar vormt tevens -door de gebruikte combinatie(s) van de drie of meer basiskleuren- de kleuren van de «·' -w 7 afbeelding. Op deze wijze kunnen alle kleuren en kleurencombinaties worden bereikt, alsmede een hoge mate van definitie van de afbeelding. Dit maakt inkjetprinten zeer geschikt voor het afdrukken van foto's en dergelijke, die hiertoe in een computer kunnen worden ingelezen, waarna deze computer wordt gebruikt voor het aansturen 5 van de printer. Dit maakt inkjetprinten ook zeer geschikt voor het maken van afzonderlijke afbeeldingen, of van kleine oplages.

Bij de werkwijze van de uitvinding zal de afbeelding in de regel in spiegelbeeld op de printlaag 2 worden aangebracht ( gezien van de zijde van printlaag 2, zoals aangegeven met de pijl in Figuur 3), zodat na het opplakken van de 10 print, wanneer de afbeelding door drager 1 wordt gezien (aangegeven met het oog is Figuur 3), een positieve afbeelding wordt verkregen. Dit is een verschil met de bekende technieken, waarbij de afbeelding in de regel in positief op de printlaag wordt bedrukt ( opnieuw gezien gezien van de zijde van printlaag 2, zoals aangegeven met de pijl in Figuur 1). Het omzetten en printen van de afbeelding in 15 spiegelbeeld kan eenvoudig worden bereikt met bekende computerprogramma's voor het bewerken/verwerken van ingelezen afbeeldingen.

Voor de hechtlaag 3 kan ieder geschikt hechtmiddel of iedere geschikte lijm worden gebruikt die verenigbaar is met de printlaag 2. Met zeer veel voorkeur is de hechtlaag 3 weinig of in wezen niet doorzichtig/transparant, zodat deze laag 3 tevens 20 de ondergrond voor de afbeelding vormt.

Hiervoor wordt met voordeel een wit hechtmiddel of een witte lijm gebruikt, zodat de laag 3 alle kleuren van de afbeelding tot hun recht doet komen.

Verder moet, wanneer een tweede drager wordt gebruikt voor het aanbrengen van het hechtmiddel, het hechtmiddel geschikt zijn om als laag van de tweede drager 25 9 naar de printlaag 2 te worden overgebracht.

Geschikte hechtmiddelen en lijmsoorten zullen aan deskundigen duidelijk zijn en omvatten bijvoorbeeld witte, ondoorzichtige hechtmiddelen of lijmsoorten die kunnen worden overgebracht vanaf siliconenpapier. Ook kunnen bekende transparante lijmsoorten of hechtmiddelen worden gebruikt, die zijn voorzien van witte pigmenten 30 of vulmiddelen in geschikte hoeveelheden.

De tweede drager 9 kan iedere drager zijn die enerzijds geschikt is om het hechtmiddel te dragen, maar anderzijds het hechtmiddel dusdanig (zwak) bindt, dat het hechtmiddel van de tweede drager 9 naar de printlaag 2 op de eerste drager 1 kan j . , 8 worden overgedragen. Hiervoor kan een dragermateriaal worden toegepast dat als zodanig de hechtmiddellaag niet sterk bindt, of een dragermateriaal dat voorzien is van een geschikte bekledingslaag die het hechtmiddel niet sterk bindt, zoals een siliconenlaag.

5 Bij voorkeur wordt siliconenpapier toegepast, met meer voorkeur siliconenpapier dat op beide zijden ervan voorzien is van een siliconenlaag. Dit zorgt ervoor dat het siliconenpapier met het hechtmiddel -voorafgaand aan het gebruik bij de werkwijze van de uitvinding- kan worden opgerold, zonder dat de hechtlaag aan de achterzijde van het siliconenpapier hecht.

10 De hechtlaag 3 wordt overgebracht van de tweede drager 9 naar de eerste drager 1 door deze dragers samen te voegen, zodanig dat de printlaag 2 met de afbeelding op de eerste drager 1 in contact komt met de hechtlaag 3 op de tweede drager 9. Wanneer de dragers 1 en 9 vervolgens weer worden gescheiden blijft de hechtlaag 3 achter op de printlaag 2, waarna de print kan worden opgeplakt.

15 Het samenvoegen van de eerste en tweede drager kan op ieder geschikte wijze worden uitgevoerd, zoals met de hand, maar wordt bij voorkeur machinaal uitgevoerd, zoals met bekende laminatoren.

Het samenstel dat wordt verkregen na het samenvoegen van de eerste en tweede drager is weergegeven in Figuur 4 en omvat de transparante drager 1, aan één 20 zijde voorzien van de printlaag 2 met de afbeelding, met daarop de hechtlaag 3 en het siliconenpapier 9.

De print kan in deze vorm worden opgeslagen, worden vervoerd en/of worden geleverd aan de eindgebruiker, die het siliconenpapier 9 zal verwijderen, doorgaans vlak voordat de print middels de hechtlaag 3 op een substraat 4 wordt aangebracht.

25 Hierbij zorgt het siliconenpapier 9 er voor dat de hechtlaag 3 en de onderliggende printlaag 2 worden beschermd, en tevens dat het geheel kan worden gestapeld en/of opgerold. Het scheiden van de eerste drager 1 en tweede drager 9 kan met de hand worden uitgevoerd, eenvoudig door de transparante drager te los te maken of te verwijderen van het siliconenpapier.

30 De werkwijze van de uitvinding en de aldus verkregen zelfklevende dragers kunnen bijvoorbeeld voor alle bekende toepassingen van inkjcttechnieken worden gebruikt, zoals het maken van zelfklevende transparanten van foto's, tekeningen, grafische ontwerpen en dergelijke, bijvoorbeeld voor gebruik als decoratie, als logo, 9 als belettering en/of voor reclame-doeleinden.

Hierbij heeft de werkwijze volgens de uitvinding het voordeel dat het gebruik van een beschermende laminaatlaag niet vereist is, zodat de afbeeldingen volgens de uitvinding eenvoudiger en goedkoper te produceren zijn dan de bekende 5 afbeeldingen.

Bovendien kan, zoals hierboven vermeld, bij de uitvinding met voordeel een samenstel worden gebruikt van een transparante drager met een printlaag enerzijds en siliconenpapier met een hechtlaag anderzijds, die na het aanbrengen van de afbeelding op de printlaag worden gelamineerd. Dit is eenvoudig in het gebruik voor 10 de gebruiker, de drukkerij of het grafische bedrijf en verschaft direct een geheel dat geschikt is voor opslag, transport en levering aan de eindgebruiker.

De afbeeldingen van de uitvinding zijn in het bijzonder geschikt voor gebruik buiten en kunnen tevens worden toegepast op zowel regelmatig als onregelmatig gevormde ondergronden. Zo kunnen zij worden gebruikt voor het aanbrengen van 15 afbeeldingen op bijvoorbeeld wanden, vloeren, ramen, spandoeken, auto's, panelen en dergelijke. Verdere toepassingen zullen aan deskundigen duidelijk zijn.

Claims (19)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een transparante drager, voorzien van een afbeelding en tevens voorzien van een hechtlaag om het geheel zelfklevend te 5 maken, die de volgende stappen omvat: a) het verschaffen van een transparante drager, die op één zijde ervan voorzien is van een printlaag; b) het aanbrengen van een afbeelding op/in de printlaag; c) het aanbrengen van een hechtlaag op de printlaag.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een transparante eerste drager, die op één zijde ervan is voorzien van een printlaag; b) het aanbrengen van een afbeelding in/op de printlaag; 15 c) het verschaffen van een tweede drager, die op één zijde ervan voorzien is van een hechtlaag; d) het samenbrengen van de eerste en tweede drager, zodanig dat de hechtlaag op de tweede drager in contact komt met de printlaag op de eerste drager; en eventueel de stap van: 20 e) het weer scheiden van de eerste en tweede drager, waarbij de hechtlaag wordt overgedragen van de tweede drager naar de eerste drager en achterblijft op de printlaag.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de afbeelding wordt gevormd 25 door printen, zoals door inkjetprinten, bij voorkeur door meerkleurcnprinten.

4. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, waarbij de hechtlaag een witte, weinig of in wezen niet doorzichtige laag is, die als ondergrond kan dienen voor de afbeelding. 30

5. Werkwijze volgens een der conclusies 2-4, waarbij de tweede drager siliconenpapier is.

6. Werkwijze volgens een der conclusies 2-5, waarbij de samenstel van de eerste en tweede drager, verkregen bij stap d) wordt opgeslagen, getransporteerd en/of geleverd aan de eindgebruiker, die vervolgens de eerste en tweede drager scheidt volgens stap e) en de afbeelding op het substraat aanbrengt. 5

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de tweede drager wordt verwijderd kort voordat de afbeelding op het substraat wordt aangebracht.

8. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, waarbij de afbeelding 10 in spiegelbeeld op de printlaag wordt aangebracht.

9. Transparante drager, voorzien van een afbeelding en tevens voorzien van een hechtlaag om het geheel zelfklevend te maken, omvattende een transparante drager, die aan één zijde ervan is voorzien van een printlaag met hierop/hierin een 15 afbeelding, waarbij zich op deze printlaag een hechtlaag bevindt.

10. Transparante drager volgens conclusie 9, waarbij zich op de hechtlaag een tweede drager bevindt.

11. Transparante drager volgens conclusie 10, waarbij de tweede drager siliconenpapier is.

12. Transparante drager volgens een der conclusies 9-11, waarbij de hechtlaag een witte, weinig of in wezen niet doorzichtige laag is, die als ondergrond 25 dient voor de afbeelding.

13. Transparante drager volgens een der conclusies 9-12, waarbij de afbeelding in spiegelbeeld in/op de printlaag is aangebracht.

14. Samenstel voor toepassing bij de werkwijze volgens een der conclusies 1- 8, of voor het vormen van een transparante drager volgens een der conclusies 9-13, omvattende: - een transparante eerste drager, die op één zijde ervan is voorzien van een ! ü 'i ü b 8 8 η print laag; een tweede drager, die op één zijde ervan voorzien is van een hechtlaag.

15. Samenstel volgens conclusie 13, waarbij de tweede drager siliconenpapier 5 omvat.

16. Samenstel volgens conclusie 14 of 15, waarbij de hechtlaag een witte, weinig of in wezen niet doorzichtige laag is, die als ondergrond kan dienen voor een afbeelding. 10

17. Samenstel volgens een der conclusies 14-16, waarbij de eerste en tweede drager ten minste een gemeenschappelijke afmeting hebben, zoals dezelfde breedte, zover dat deze aan elkaar afgestemd zijn.

18. Samenstel volgens een der conclusies 14-17, waarbij de eerste en tweede drager twee afzonderlijke vellen, banen en bij voorkeur rollen met in wezen dezelfde lengte en breedte zijn.

19. Samenstel volgens een der conclusies 14-18, waarbij de eerste en tweede 20 drager gezamenlijk worden aangeboden, verkocht, en/of geleverd, en eventueel gezamelijk worden verpakt. - , *1 ' '' *