NL1009394C2 - Magneetbalk. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Magneetbalk.

De uitvinding heeft betrekking op een magneetbalk voor het uitoefenen van een aantrekkende kracht op een boven de magneetbalk aangebrachte rakel van een zeefdruk- of coating-inrichting, omvattende een langwerpige bovenplaat en een zich 5 onder de bovenplaat in hoofdzaak evenwijdig daaraan uitstrek-kende langwerpige magneetdrager waarop in langsrichting naast elkaar permanente magneten zijn aangebracht, waarbij voor het instellen van de grootte van de aantrekkende kracht de afstand tussen de magneetdrager en de bovenplaat instelbaar 10 is door middel van een onder de magneetdrager aangebracht verplaatsbaar instelorgaan.

Een dergelijke magneetbalk is bekend uit EP-A-0 769 374.

Bij een bepaalde uitvoeringsvorm van de bekende magneetbalk is de magneetdrager via een coulissengeleiding verbonden 15 met het instelorgaan, dat evenwijdig aan de magneetdrager verplaatsbaar is. De magneetdrager is aan de onderzijde voorzien van rollen met een dwars op de langsrichting van de magneetdrager staande draaiingsas, die in schuin staande sleuven in het instelorgaan lopen. Daardoor kan door ver-20 plaatsing van het instelorgaan de afstand tussen de magneetdrager en de bovenplaat worden ingesteld. De coulissengeleiding is zowel bij het verkleinen als het vergroten van deze afstand werkzaam voor het uitoefenen van een opwaartse resp. neerwaartse kracht op de rollen.

25 Een nadeel van deze constructie doet zich voor bij demontage van de magneetdrager en wordt veroorzaakt doordat de sleuven in het instelorgaan de rollen in opwaartse richting blokkeren. Hierdoor wordt het uit de magneetbalk tillen van de magneetdrager gehinderd, hetgeen een eenvoudige 30 demontage van de magneetdrager bemoelijkt.

Een ander nadeel is dat er altijd een zekere speling aanwezig zal zijn tussen de buitenomtrek van de rollen van de magneetdrager en de sleufwanden, zodat de nauwkeurigheid van de instelling van de afstand tussen de magneetdrager en 35 de bovenplaat van de magneetbalk te wensen overlaat, zeker 1 CC 939 4 -2- in het geval dat de rollen van de magneetdrager afwisselend tegen de ene of de andere sleufwand steunen.

Een verder nadeel van de bekende magneetbalk doet zich voor, wanneer de energievoorziening voor het bekrachtigen van 5 het instelorgaan uitvalt, bijvoorbeeld door een stroomstoring, terwijl de afstand tussen magneetdrager en bovenplaat klein is voor het aantrekken van een zich boven de bovenplaat bevindende rakel (ingeschakelde magneetkracht) voor een in bedrijf zijnde zeefdruk- of coatinginrichting. Wanneer door 10 een algehele stroomstoring of bij een noodstop de druk- of coatinginrichting stilvalt, wordt de rakel daarna door de magneetkracht stevig in de druk- of coatingpasta vastgehouden. Daardoor kan de rakel niet meer uit de pasta verwijderd worden, zodat deze in de pastaresten zal indrogen, hetgeen 15 tot beschadiging van de drukinricht ing leidt. Voor het verwijderen van de rakel moet daarom bij een storing in de energievoorziening de magneetkracht zo snel mogelijk worden opgeheven door het, zonder energievoorziening, van de bovenplaat wegtrekken van de magneetdrager waarbij de afstand 20 tussen magneetdrager en bovenplaat vergroot wordt. Daartoe is de bekende inrichting voorzien van een extra veerconstruc-tie voor het tegen de magneetkracht in naar beneden trekken van de magneetdrager door middel van de coulissengeleiding. Deze extra veerconstructie maakt de inrichting ingewikkelder. 25 De uitvinding heeft tot doel de genoemde nadelen te ondervangen en een magneetbalk te verschaffen waarbij de magneetdrager gemakkelijk gemonteerd en gedemonteerd kan worden, en de instelling van de afstand tussen de magneetdrager en de bovenplaat van de magneetbalk zeer nauwkeurig, 30 stabiel en zelf-uitrichtend kan plaatsvinden en welke magneetbalk eenvoudig geconstrueerd is.

Dit doel wordt bereikt door een magneetbalk van het aan het begin genoemde type die gekenmerkt wordt doordat de magneetdrager vrij afsteunt op het instelorgaan en het 35 gewicht van de magneetdrager met magneten groter is dan de maximale door de magneten op een boven de magneetbalk aangebrachte rakel uit te oefenen aantrekkende kracht.

Door de constructie volgens de uitvinding kan de magneetdrager, na het verwijderen van de bovenplaat, eenvou- 100 S394 -3- dig uit de magneetbalk worden getild, zonder dat verdere werkzaamheden nodig zijn. Doordat de magneetdrager altijd direct op het instelorgaan steunt, is er een eenduidige relatie tussen de verplaatsing van het instelorgaan en de 5 afstand tussen de magneetdrager en de bovenplaat van de magneetbalk en dus tussen de verplaatsing van het instelorgaan en de door de magneetbalk op een zich boven de boven-plaat van de magneetbalk bevindende rakel uitgeoefende aantrekkende kracht. Doordat de magneetdrager altijd onder 10 zijn eigen gewicht uit zijn hoogste werkpositie naar beneden kan zakken, zijn geen extra constructies nodig om de magneetdrager van de bovenplaat weg te trekken, en heeft de magneetbalk een eenvoudige constructie die inherent veilig (failsafe) is.

15 Om de nauwkeurigheid van de instelling van de aantrek kende kracht op een rakel verder te vergroten, in het bijzonder in het gebied waarin deze aantrekkende kracht groot is, en waar zich normaliter het werkpunt van de magneetdrager bevindt, en de verandering van de magneetkracht bij een 2 0 bepaalde verplaatsing van het instelorgaan betrekkelijk groot is, is bij een magneetbalk waarbij de magneetdrager aan ten minste één van zijn einden met een eindsteunelement afsteunt tegen een in hoofdzaak loodrecht op de bovenplaat staande eerste eindplaat van de magneetbalk, bij voorkeur de eerste 2 5 eindplaat aan de zijde van de magneetdrager in het afsteunge- bied van de magneetdrager voorzien van een profilering in de verplaatsingsrichting van de magneetdrager. Daardoor kan worden bereikt dat bij een bepaalde verplaatsing van het instelorgaan de magneetdrager zich niet alleen in een 30 richting loodrecht op de bovenplaat verplaatst, maar eveneens in een richting evenwijdig aan de bovenplaat, zodat een bepaalde verplaatsing van het instelorgaan een minder grote verandering van de afstand tussen de magneetdrager en de bovenplaat tot gevolg heeft.

3 5 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een bepaalde uitvoeringsvorm van de magneetbalk volgens de uitvinding aan de hand van de tekening, waarin: 1009394 -4-

Fig. 1 zeer schematisch een magneetbalk volgens de uitvinding weergeeft,

Fig. 2 op vergrote schaal het eindgedeelte van de magneetbalk van fig. 1 weergeeft aan de zijde van de van een 5 profilering voorziene eindplaat, en

Fig. 3 en 4 grafieken zijn die het verband aangeven tussen de positie van de magneetdrager resp. van het instel-orgaan en de door de magneetbalk uitgeoefende aantrekkende kracht.

10 De in de tekening schematisch weergegeven magneetbalk, die bedoeld is voor het uitoefenen van een aantrekkende kracht op een boven de magneetbalk geplaatste rakel van een zeefdruk- of coatinginrichting, omvat een langwerpig huis 1 dat bestaat uit een langwerpige bovenplaat 2, twee in 15 hoofdzaak loodrecht op de bovenplaat staande eindplaten 3 en 4 en een bodemdeel 5. In fig. 1 is met onderbroken lijnen schematisch een rakel 6 dat bijvoorbeeld een rolrakel kan zijn aangegeven. Tijdens bedrijf beweegt een ondersteunde materiaalbaan die voorzien moet worden van een bedrukking of 20 een coating zich over de bovenzijde van de bovenplaat 2 tussen de bovenplaat 2 en de rakel 6 door. Binnenin het huis 1 bevindt zich een langwerpige magneetdrager 7 die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de bovenplaat uitstrekt en waarop in langsrichting naast elkaar permanente magneten 8 zijn 25 aangebracht. Deze permanente magneten oefenen een aantrekkende kracht uit op een zich boven de magneetbalk bevindende rakel 6.

Om de grootte van de aantrekkende kracht van de magneten 8 op de rakel 6 te kunnen instellen, is de afstand tussen de 30 magneetdrager 7 en de bovenplaat 2 instelbaar. De magneetdrager 7 is daartoe aan de onderzijde voorzien van twee steunelementen 9 met schuine vlakken 10 met dezelfde hellingshoek. De magneetdrager 7 steunt met deze schuine vlakken 10 op steunelementen 11 die verbonden zijn met een evenwijdig aan 35 de magneetdrager 7 verplaatsbaar instelorgaan 12. In de hier weergegeven uitvoeringsvorm zijn de steunelementen 11 rolelementen die over de schuine vlakken 10 rollen, en omvat het instelorgaan 12 verder een via rollen 13 op het bodemdeel 5 van de magneetbalk afsteunend staafvormig element 14. De 1009394 -5- horizontale verplaatsing van het instelorgaan 12 kan worden bewerkstelligd door een pneumatische of hydraulische cilinder 15 die via een verbindingsstuk 16 met het instelorgaan 12 is verbonden. Indirect bewerkstelligt de cilinder 15 dus de 5 verplaatsing van de magneetdrager 7.

De positie van het instelorgaan 12, en daardoor de positie van de magneetbalk 7, wordt bepaald door de positie van het uiteinde van een door een electromotor 17 bediende schroefspindel 18, waar een met het instelorgaan 12 verbonden 10 aanslag 19 tegen aankomt. Met de elektromotor 17 kan het uiteinde van de schroefspindel in horizontale richting worden verplaatst.

Het zal duidelijk zijn dat de positionering van het instelorgaan 12 en de horizontale verplaatsing van het 15 instelorgaan 12 ook op andere wijze kunnen worden bewerkstelligd.

Om te zorgen dat de magneetdrager 7 altijd op de steunelementen 11 rust, is het gewicht van de magneetdrager 7 met daarop aangebrachte magneten 8 groter dan de maximale 2 0 door de magneten 8 op de rakel 6 uit te oefenen aantrekkende kracht.

De cilinder 15 is zodanig ingericht dat bij het wegvallen van de pneumatische of hydraulische druk de zuigerstang van de cilinder 15 en daarmee het instelorgaan 12 naar rechts 25 beweegt. De magneetdrager 7 zakt dan onder invloed van zijn eigen gewicht naar beneden.

De magneetdrager 7 steunt aan de kopse einden met eindsteunelementen 20, hier in de vorm van rollen, af tegen de eindplaten 3 en 4. De magneetbalk 7 wordt daardoor bij de 30 verplaatsing in vertikale richting nauwkeurig geleid. Gezien het feit dat de magneetdrager 7 met de schuine vlakken 10 op de steunelementen 11 steunt, zal de afsteuning van de magneetdrager 7 in langsrichting voornamelijk door de eindplaat 3 plaatsvinden.

35 Zoals in fig. 2 is te zien, is de eindplaat 3 aan de zijde van de magneetdrager 7 in het afsteungebied van de magneetdrager voorzien van een profilering in de verplaat-singsrichting van de magneetdrager 7. Deze profilering heeft in fig. 2 de vorm van een relatief ondiepe uitsparing 21 in 1009394 -6- de eindplaat 3, welke eindplaat 3, zoals hiervoor reeds is aangegeven, in hoofdzaak zorgt voor de afsteuning van de magneetdrager 7 in langsrichting.

De profilering 21 heeft tot doel de nauwkeurigheid van 5 de instelling van de door de magneetbalk op een rakel uitgeoefende aantrekkende kracht in het gebied waarin de afstand tussen de magneetdrager 7 en de bovenplaat 2 klein en dus de aantrekkende kracht van de magneetbalk op de rakel 6 groot is te vergroten. Een en ander zal hierna nader worden 10 toegelicht.

In de grafiek van fig. 3 is het verband weergegeven tussen de afstand s tussen de magneetdrager 7 en de bovenplaat 2 van de magneetbalk en de door de magneetbalk op een rakel 6 uitgeoefende aantrekkende kracht F. In fig. 3 is te 15 zien dat bij een kleine afstand s de aantrekkende kracht F groot is en dat bij een betrekkelijk geringe verandering van de afstand s de verandering van de aantrekkende kracht F groot is. Het verband tussen de verplaatsing van het instel-orgaan 12 en de verandering van de afstand s wordt bepaald 20 door de vorm van de schuine vlakken 10. Als de vlakken 10 platte vlakken zijn, zal, in het geval de magneetdrager 7 alleen in vertikale richting kan bewegen, de verticale verplaatsing van de magneetdrager 7 evenredig zijn met de horizontale verplaatsing van het instelorgaan 12. Dit 25 betekent dat in het gebied waarin de afstand tussen de magneetdrager 7 en de bovenplaat 2 klein is, een bepaalde verplaatsing van het instelorgaan 12 een grote verandering van de aantrekkende kracht F tot gevolg heeft. Dit is aangegeven in fig. 4, waarin het verband tussen de positie 3 0 a van het instelorgaan 12 en de aantrekkende kracht F is weergegeven. Opgemerkt wordt dat de schaal van de horizontale as van de grafieken van fig. 3 en 4 verschillend is.

Door het in de eindplaat 3 aanbrengen van een profilering in de vorm van de uitsparing 21, zal in het gebied 35 waarin de afstand tussen de magneetdrager 7 en de bovenplaat 2 van de magneetbalk klein is, een bepaalde verplaatsing van het instelorgaan 12 een geringere verplaatsing van de magneetdrager 7 in vertikale richting tot gevolg hebben, aangezien de magneetdrager 7 zich tevens in horizontale 1009394 -7- richting verplaatst doordat de rol 20 in de uitsparing 21 loopt. Daardoor is ook de verandering van de aantrekkende kracht F geringer. Het verband tussen de positie van het instelorgaan 12 en de aantrekkende kracht F bij aanwezigheid 5 van de uitsparing 21 is in fig. 4 met een onderbroken lijn weergegeven.

Door toepassing van de profilering in de eindplaat 3 wordt de nauwkeurigheid van de instelling van de door de magneetbalk op een boven de magneetbalk gelegen rakel 10 uitgeoefende aantrekkende magneetkracht vergroot. Met andere woorden, in het gebied waarin de afstand tussen de magneet-drager 7 en de bovenplaat 2 klein is, is de gevoeligheid van de aantrekkende kracht F voor verplaatsingen van het instelorgaan 12 kleiner.

15 In het kader van de uitvinding kunnen onderdelen van de magneetbalk anders worden uitgevoerd dan hierboven is beschreven. Het instelorgaan 12 kan bijvoorbeeld een andere vorm hebben. Ook is het niet noodzakelijk dat de schuine vlakken 10 platte vlakken zijn. Verder kan de profilering in 20 de eindplaat 3 een andere vorm hebben en worden aangepast aan het gewenste verband tussen de positie a van het instelorgaan en de door de magneetbalk op een rakel uitgeoefende aantrekkende kracht F.

1009394

Claims (8)

1. Magneetbalk voor het uitoefenen van een aantrekkende kracht op een boven de magneetbalk aangebrachte rakel van een zeefdruk- of coatinginrichting, omvattende een langwerpige bovenplaat en een zich onder de bovenplaat in hoofdzaak 5 evenwijdig daaraan uitstrekkende langwerpige magneetdrager waarop in langsrichting naast elkaar permanente magneten zijn aangebracht, waarbij voor het instellen van de grootte van de aantrekkende kracht de afstand tussen de magneetdrager en de bovenplaat instelbaar is door middel van een onder de 10 magneetdrager aangebracht verplaatsbaar instelorgaan, met het kenmerk, dat de magneetdrager vrij afsteunt op het instelorgaan en het gewicht van de magneetdrager met magneten groter is dan de maximale door de magneten op een boven de magneetbalk aangebrachte rakel uit te oefenen aantrekkende kracht. 15

2. Magneetbalk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de magneetdrager op het instelorgaan afsteunt via ten minste twee steunconstructies die elk een met het instelorgaan verbonden steunelement en een met de magneetdrager verbonden 20 en op het met het instelorgaan verbonden steunelement afsteunend steunelement omvatten, waarbij ten minste één van de steunelementen van elke steunconstructie een schuin vlak heeft, de schuine vlakken van de steunconstructies dezelfde hellingshoek hebben en het instelorgaan evenwijdig aan de 25 magneetbalk verplaatsbaar is.

3. Magneetbalk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat één van de steunelementen van elke steunconstructie een rolelement is dat bij verplaatsing van het instelorgaan over 30 het schuine vlak van het andere steunelement van de betreffende steunconstructie rolt. 1008394 -9-

4. Magneetbalk volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat ten minste het met de magneetdrager verbonden steunelement van elke steunconstructie een schuin vlak heeft.

5. Magneetbalk volgens een der conclusie 1-4 waarbij de magneetdrager aan ten minste één van zijn einden met een eindsteunelement afsteunt tegen een in hoofdzaak loodrecht op de bovenplaat staande eerste eindplaat van de magneetbalk, met het kenmerk, dat de eerste eindplaat aan de zijde van de 10 magneetdrager in het afsteungebied van de magneetdrager is voorzien van een profilering in de verplaatsingsrichting van de magneetdrager.

6. Magneetbalk volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 15 de profilering wordt gevormd door een relatief ondiepe uitsparing in de eerste eindplaat.

7. Magneetbalk volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het instelorgaan is verbonden met een aandrijf- 20 orgaan voor het verplaatsen van het instelorgaan en een afzonderlijk, niet met het instelorgaan verbonden positio-neerorgaan aanwezig is voor het positioneren van het instelorgaan .

8. Magneetbalk volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de magneten zijn vervaardigd uit Neodymium. 1 00339 4