NL1008428C2 - Inrichting voor het knippen van de stelen van gewassen en dergelijke. - Google Patents

Description

Inrichting voor het knippen van de stelen van gewassen en dergelijke

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het knippen van de stelen van gewassen en dergelijke, voorzien van eerste en tweede, naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare kniporganen en een aandrijving 5 voor het bewerkstelligen van de beweging van ten minste een kniporgaan.

Voor het afkorten van de stelen van gewassen bestaan verschillende inrichtingen, zoals zaag-, snij- en knipinrichtingen. De snij- en zaaginrichtingen omvatten een 10 cirkelvormig snij- of zaagblad, waarmede de stelen van een bos bloemen of de stelen van een heester op gelijke lengte worden afgekort. Het nadeel van deze inrichtingen is dat zij relatief veel lawaai maken en ook niet erg geschikt zijn voor het afkorten van houtige stelen van gewassen.

15 Een knipinrichting volgens de aanhef van conclusie 1 is reeds bekend en omvat een bovenste en onderste kniporgaan, waarbij het onderste kniporgaan uit een stationair mes bestaat en het bovenste kniporgaan een beweegbaar mes is dat op en neer langs het onderste mes beweegbaar is. Het nadeel 20 van deze bekende knipinrichting is dat het snijvlak van de overblijvende stelen geen mooi uiterlijk heeft en bij dikkere houtige stelen de messen uit elkaar wijken en draden aan de snijvlakken overblijven.

De onderhavige uitvinding beoogt thans een knipin-25 richting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de hiervoor genoemde nadelen op doeltreffende wijze kunnen worden verminderd, resp. opgeheven.

Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de aandrijving voor het kniporgaan 30 zodanig is dat de beweging van de kniporganen ten opzichte van elkaar zowel een bewegingscomponent loodrecht op het snijvlak als een bewegingscomponent evenwijdig daaraan bezit.

1 0 C f: ' ? 9 2

Door deze bijzondere beweging van de kniporganen ten opzichte van elkaar ontstaat als het ware een gecombineerde snij- en knipbeweging, hetgeen tot veel betere knipprestaties leidt. Er is een veel lagere knipkracht 5 nodig, terwijl een veel kleinere kans is op het ontstaan van draden, omdat deze bij de snijbeweging worden doorgesneden.

Ten behoeve van de eenvoud is het gunstig indien het eerste kniporgaan stationair is en het tweede kniporgaan beweegbaar. Bij voorkeur is dan het stationaire eerste 10 kniporgaan als aambeeld uitgevoerd.

In deze uitvoering is het wijken van de kniporganen niet meer aan de orde, omdat het aambeeld onvervormbaar is en het beweegbare tweede kniporgaan ten opzichte van het knipvlak symmetrisch wordt belast, waardoor geen horizontale 15 uitwijkingen loodrecht op het beweegbare kniporgaan zullen worden veroorzaakt.

Het is daarbij van voordeel wanneer het stationaire eerste kniporgaan is uitgevoerd met een kunststof inzetstuk voor samenwerking met het tweede kniporgaan, daar de 20 kunststof geen slijtage aan het tweede kniporgaan veroorzaakt, terwijl door de snijdende beweging van het tweede kniporgaan toch een goede knipwerking ontstaat, zonder dat een scherp eerste kniporgaan nodig is. Het mes kan dan ook dun zijn uitgevoerd en aan twee kanten zijn geslepen, 25 waardoor geen beschadigingen aan de stelen door het kniporgaan zullen worden veroorzaakt.

Een verdere verbetering van de inrichting volgens de uitvinding wordt gerealiseerd indien de aandrijving van het tweede kniporgaan is uitgevoerd als circulerende 30 aandrijving, zodanig dat de bewegingscomponent van het tweede kniporgaan evenwijdig aan het snijvlak in dezelfde richting wordt voortgezet na de aangrijping met het eerste kniporgaan, voordat de teruggaande beweging wordt ingezet.

Een dergelijke circulerende beweging van het tweede 35 kniporgaan heeft eveneens een zeer gunstige uitwerking op de knipprestaties, terwijl deze maatregel de inrichting zeer goed bruikbaar maakt voor het opnemen in een bloemenlijn, 1008428 3 waarbij de bloemen, heesters of dergelijke in een richting worden getransporteerd en als het ware door de knipinrich-ting heen worden getransporteerd. Het terugbewegen van het tweede kniporgaan vindt pas plaats indien de snijbeweging 5 geheel is voltooid en het tweede kniporgaan weer is los gekomen van het eerste kniporgaan.

Bij deze bloemenlijn is het ook gunstig indien het tweede kniporgaan aan het invoereinde ver open gaat en aan het uitvoereinde slechts weinig, omdat dan een wig ontstaat 10 waarin de stelen van het gewas goed zijn in te voeren en vanzelf op een juiste wijze ten opzichte van de kniporganen wordt gepositioneerd. Het is wel van voordeel indien het tweede kniporgaan geheel loskomt van het eerste kniporgaan, omdat in een uitzonderlijk geval van het niet geheel 15 doorknippen van de stelen toch een afvoer van het gewas uit de knipinrichting kan plaatsvinden.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, die een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding weergeven.

20 Fig. 1 is een schematische dwarsdoorsnede van het uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2-7 zijn zeer schematische vooraanzichten van de inrichting volgens fig. 1 in zes verschillende 25 standen tijdens het knippen.

De tekeningen tonen een inrichting voor het knippen van de stelen van gewassen en dergelijke, waarbij de inrichting in het bijzonder geschikt is voor het knippen van houtige stelen, bijvoorbeeld die van chrysanten en heesters, 30 zoals forsythia. De inrichting is echter ook zeer goed bruikbaar voor het knippen van andersoortige snijbloemen of ook groenten, zoals asperges en dergelijke.

Ten behoeve van het knippen is de inrichting voorzien van een eerste, stationair kniporgaan in de vorm 35 van een aambeeld l en een daarmee samenwerkend, beweegbaar tweede kniporgaan in de vorm van een mes 2. Dit mes 2 is dun uitgevoerd en aan twee kanten geslepen voor een optimale 10 084 28 4 knip/snijprestatie. Het aambeeld 1 is voorzien van een kunststof inzetstuk 3, bijvoorbeeld van HDPE. Eventueel is in het kunststof inzetstuk 3 een V-vormige groef van een aantal millimeters diep aangebracht, waarin het mes 2 kan 5 bewegen, teneinde nog beter door het gewas heen te kunnen knippen.

Het mes 2 is met schroeven 4 of dergelijke bevesti-gingsorganen bevestigd aan een bovenkaak of bovenbalk 5. De bovenbalk 5 is beweegbaar opgehangen, en wel via een 10 schommelarm 6 en een krukmechanisme 7, aan een frame 8. De schommelarm 6 is verbonden met het uiteinde van de bovenbalk 5 dat aan het afvoereinde van de knipinrichting is gelegen. De invoerrichting is in fig. 2 met pijl I weergegeven. Aan zijn bovenste uiteinde is de schommelarm 6 aan een deel van 15 het frame 8 van de inrichting scharnierbaar bevestigd.

Op een afstand van de schommelarm 6 in de richting van het invoereinde van de inrichting is het krukmechanisme 7 met de bovenbalk 5 verbonden. Zoals fig. 1 toont, omvat het krukmechanisme 7 een in het frame 8 gelagerde en door 20 een elektromotor 9 aangedreven krukas 10 aan het uiteinde waarvan een kruk 11 is bevestigd. Op deze kruk 11 is op een afstand van de hartlijn van de krukas 10 een kruktap 12 bevestigd, welke kruktap 12 via een lager draaibaar is opgenomen in een op de bovenbalk 5 bevestigde console 13.

25 Wanneer de elektromotor 9 de krukas 10 aandrijft, zal de kruktap 12 de in de fig. 2-7 weergegeven cirkelbeweging (streep-stippellijn en pijl 14) gaan uitvoeren, terwijl het met de bovenbalk 5 verbonden uiteinde van de schommelarm 6 een heen en weer gaande beweging volgens pijl 30 15 uitvoert. Deze cirkelbeweging 14 en schommelbeweging 15 van het krukmechanisme 7 en de schommelarm 6 resulteren in een beweging van het mes 2, dat in fig. 2 is geïllustreerd met een baan 16 van het uiteinde van het mes 2 aan het invoereinde van de inrichting en een baan 17 van het 35 uiteinde van het mes aan het uitvoereinde van de inrichting. Te zien is dat de baan 16 aan het invoereinde een relatief grote bewegingscomponent in een richting loodrecht op het 1003428 5 snijvlak van het aambeeld 1 heeft, terwijl het uiteinde van het mes 2 aan het uitvoereinde een circulatiebaan 17 aflegt met een relatief kleine bewegingscomponent in een richting loodrecht op het snijvlak van het aambeeld l. De circulatie-5 banen 16 en 17 laten voorts zien dat, als belangrijk onderdeel van de uitvinding, het mes 2 naast een beweging loodrecht op het snijvlak van het aambeeld 1 ook een bewegingscomponent heeft in een richting evenwijdig aan het snijvlak van het aambeeld 1, waardoor het mes 2 niet alleen 10 een knippende, doch ook een snijdende beweging uitvoert, hetgeen een aanzienlijke verbetering van de knipprestaties met zich meebrengt. Tot slot is duidelijk aan de circulatie-banen 16 en 17 in fig. 2 te herkennen dat het mes 2 pas weer aan de teruggaande beweging tegen de invoer-, resp. trans-15 portrichting van het gewas in begint, nadat het mes 2 weer buiten aangrijping met het aambeeld 1 is gekomen.

De fig. 2 - 7 laten de beweging van het mes 2 zien die ontstaat tijdens de aandrijving door de elektromotor 9 als gevolg van de dimensionering van het krukmechanisme 7 en 20 de schommelarm 6. Te zien is in fig. 2 dat aan het begin van een knipbeweging het mes 2 en het aambeeld 1 een wigopening vormen waarin een te knippen gewas gemakkelijk kan worden ingevoerd en onder het mes 2 kan worden gepositioneerd. In de fig. 3, 4 en 5 is te zien op welke wijze het mes 2 naar 25 het aambeeld 1 wordt bewogen in een gecombineerde zwenk- en translatiebeweging, waarbij juist in het laatste deel van de knipcyclus een sterke snijbeweging plaatsvindt om eventuele harde delen van de stelen van het gewas goed door te snijden. In de stand volgens fig. 5 komt het snijvlak van 30 het mes 2 juist in aangrijping met de bodem van de groef in het inzetstuk 3 van het aambeeld l op een niveau dat dus enigszins lager ligt dan het bovenvlak van het aambeeld waarop het te knippen gedeelte van het gewas ligt. In fig. 6 en 7 is te zien dat het mes 2 na het loskomen van het 35 aambeeld 1 nog in de transportrichting van het gewas is meebewogen en pas bij een verdere beweging vanaf de stand volgens fig. 6 het mes 2 weer tegen de transportrichting van .10 08428 6 het gewas in naar de stand volgens fig. 2 wordt terug bewogen. Deze doorgaande beweging van het mes 2 bij het knippen maakt de inrichting zeer geschikt voor opname in een behandelingslijn, zoals een bloemenlijn of dergelijke waarin 5 het gewas wordt voortbewogen en het gewas verschillende behandelingen ondergaat, zoals ontbladeren, binden en knippen.

Bij het opnemen van de inrichting in een behande-lingslijn, zal de transporteur waarop het gewas grotendeels 10 rust, in fig. 1 rechts van het aambeeld 1 zijn gepositioneerd en het af te snijden gedeelte van het gewas zal links van het mes 2 komen te liggen. Na het afknippen kunnen de losse steeluiteinden of dergelijke gemakkelijk naar beneden vallen en eventueel worden afgevoerd. Het gewas kan dan 15 gewoon verder worden getransporteerd zonder door de inrichting te worden gehinderd.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de uitvinding een inrichting voor het knippen van gewassen of dergelijke verschaft, die uitblinkt door goede knippresta-20 ties en een brede inzetbaarheid, ook voor makkelijker te knippen gewassen of andere produkten.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven en in het voorgaande uitvoeringsvoor-beeld, dat op verschillende manieren binnen het kader van de 25 uitvinding kan worden gevarieerd.

1008428

Claims (12)

1. Inrichting voor het knippen van de stelen van gewassen en dergelijke, voorzien van eerste en tweede, naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare kniporganen en een aandrijving voor het bewerkstelligen van de beweging van ten 5 minste een kniporgaan, met het kenmerk, dat de aandrijving voor het kniporgaan zodanig is dat de beweging van de kniporganen ten opzichte van elkaar zowel een bewegingscom-ponent loodrecht op het snijvlak als een bewegingscomponent evenwijdig daaraan bezit.

2. Inrichting volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij het eerste kniporgaan stationair is en het tweede kniporgaan beweegbaar.

3. Inrichting volgens conclusie l, waarbij het stationaire eerste kniporgaan als aambeeld is uitgevoerd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het stationaire eerste kniporgaan is uitgevoerd met een kunststof inzetstuk voor samenwerking met het tweede kniporgaan.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijving van het tweede kniporgaan is 20 uitgevoerd als circulerende aandrijving, zodanig dat de bewegingscomponent van het tweede kniporgaan evenwijdig aan het snijvlak in dezelfde richting wordt voortgezet na de aangrijping met het eerste kniporgaan, voordat de teruggaande beweging wordt ingezet.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij één uiteinde van het tweede kniporgaan een circulatiebaan met een relatief grote bewegingscomponent in een richting loodrecht op het snijvlak aflegt en het andere uiteinde van het tweede kniporgaan een circulatiebaan met een relatief 30 kleine bewegingscomponent in de richting loodrecht op het snijvlak aflegt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de aandrijving is voorzien van een krukmechanisme. 1008428

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het tweede kniporgaan nabij een uiteinde is opgehangen aan een schommelarm en op een afstand daarvan is verbonden met het krukmechanisme.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij het krukmechanisme en de schommelhefboom zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat het uiteinde van het tweede kniporgaan aan de zijde van het krukmechanisme een circulatiebaan met een relatief grote bewegingscomponent in een richting loodrecht 10 op het snijvlak aflegt en het uiteinde van het tweede kniporgaan aan de zijde van de schommelarm een circulatiebaan met een relatief kleine bewegingscomponent in een richting loodrecht op het snijvlak aflegt.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclu- 15 sies, waarbij het tweede kniporgaan uit een aan twee zijden geslepen mes bestaat.

10. Behandelingslijn voor het het behandelen en transporteren van gewassen en dergelijke, voorzien van een transporteur en een langs de transporteur opgestelde 20 knipinrichting, voorzien van eerste en tweede, naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare kniporganen en een aandrijving voor het bewerkstelligen van de beweging van ten minste een kniporgaan, met het kenmerk, dat de aandrijving voor het kniporgaan zodanig is dat de beweging van de kniporganen ten 25 opzichte van elkaar zowel een bewegingscomponent loodrecht op het snijvlak als een bewegingscomponent evenwijdig daaraan bezit, waarbij de transportrichting van de transporteur gelijkgericht is aan de bewegingscomponent evenwijdig aan het snijvlak. 30 11.Behandelingslijn volgens conclusie 10, waarbij de aandrijving van het tweede kniporgaan is uitgevoerd als circulerende aandrijving, zodanig dat de bewegingscomponent van het tweede kniporgaan evenwijdig aan het snijvlak in dezelfde richting wordt voortgezet na de aangrijping met het 35 eerste kniporgaan, voordat de teruggaande beweging wordt ingezet. - 1008428 "I

12. Behandelingslijn volgens conclusie 10 of 11, waarbij één uiteinde van het tweede kniporgaan een circula-tiebaan met een relatief grote bewegingscomponent in een richting loodrecht op het snijvlak aflegt en het andere 5 uiteinde van het tweede kniporgaan een circulatiebaan met een relatief kleine bewegingscomponent in de richting loodrecht op het snijvlak aflegt, waarbij het ene uiteinde van het kniporgaan met de relatief grote component in een richting loodrecht op het snijvlak aan de invoerzijde van 10 het kniporgaan is gelegen. 1008428