NL1004653C2 - Bedieningsinrichting voor een spoelinstallatie. - Google Patents

Description

Bedieningsinrichting voor een spoelinstallatie

De uitvinding heeft betrekking op een bedieningsinrichting voor een spoelinstallatie, welke meerdere verschillende spoelvolumes kan afgeven.

Het doorspoelen van een watercloset draagt in 5 een belangrijke mee bij aan het waterverbruik van een gemiddeld huishouden. Daar de aanvoer van voldoende water voor zowel consumptie als ander huishoudelijk gebruik de laatste jaren steeds meer inspanning vergt, en de kosten van de watervoorziening steeds sterker stijgen, wordt 10 ernaar gestreefd het waterverbruik per huishouden terug te dringen. Daarom wordt reeds langer gezocht naar watercloset ten, welke per spoelbeurt een geringer watergebruik vertonen dan conventionele waterclosetten. Dit heeft onder meer geleid tot de opkomst van de waterclosetten 15 met spoelonderbreking, waarbij een gebruiker een eenmaal ingezette spoelgang kan onderbreken door het hernieuwd bedienen van een bedieningsknop of hendel, waardoor een afsluiter in de spoelinstallatie versneld teruggebracht wordt naar zijn afsluitstand. Hoewel op deze wijze in 20 theorie een aanzienlijke waterbesparing mogelijk is, omdat elke gebruiker immers slechts zoveel water hoeft te spoelen als nodig is voor het legen en schoonmaken van een closetpot, is in de praktijk gebleken, dat de hiervoor benodigde extra handeling in de meeste gevallen 25 achterwege blijft, zodat telkens alsnog een volledige spoeling wordt uitgevoerd.

Derhalve zijn ook reeds spoelinstallaties voorgesteld, waarmee twee afzonderlijke spoelbewerkingen kunnen worden uitgevoerd, waarbij verschillende hoeveel-30 heden spoelwater worden gedoseerd. Een voorbeeld van een dergelijke spoelinstallatie, die in de praktijk aangeduid wordt als een spoelinstallatie voor een hele of halve spoeling, is bijvoorbeeld bekend uit aanvraagsters eerdere octrooiaanvrage EP-A-0 727 533. De spoelinstallatie is 1Q04653 2 daarbij uitgevoerd als een zogeheten duo-blok, waarbij een spoelbak aan de achterzijde op de toiletpot bevestigd is. In de bovenwand van de spoelbak zijn daarbij twee drukknoppen aangebracht voor het bedienen van de spoelin-5 stallatie.

De laatste jaren bestaat er echter een hang naar het buiten het gezicht wegwerken van een groot deel van het toilet. Hiertoe zijn wandtoiletten bekend, waarvan de toiletpot als het ware vrij dragend opgehangen is 10 aan een wand, waarachter de eigenlijke spoelinstallatie schuilgaat. Hoewel hierdoor een fraai toilet verkregen wordt, is een dergelijke opstelling tot nu toe niet geschikt voor toepassing van een spoelinstallatie met hele en halve spoeling.

15 De onderhavige uitvinding beoogt derhalve een bedieningsinrichting voor een spoelinstallatie met meerdere verschillende spoelvolumes te verschaffen, waardoor het mogelijk wordt een dergelijke spoelinstallatie toe te passen in combinatie met een wandtoilet. Volgens de 20 uitvinding wordt dit bereikt, doordat de bedieningsinrichting is voorzien van ten minste één met hefmiddelen van de spoelinstallatie verbonden, liggend overbrengings-element en ten minste twee met het of elk overbrengings-element verbonden elementen voor het met een verschillen-25 de slag bedienen daarvan. Door gebruik te maken van liggende overbrengingselementen kan een spoelinstallatie met hele en halve spoeling in een wandtoilet bediend worden door op de wand aangebrachte bedieningselementen.

Voorkeursuitvoeringen van de bedieningsinrich-30 ting volgens de uitvinding zijn beschreven in de volgcon-clusies 2 tot 8.

De uitvinding betreft verder een spoelinstallatie, welke voorzien is van een bedieningsinrichting zoals hiervoor beschreven. Een dergelijke spoelinstallatie is 35 bij voorkeur achter een wand geplaatst, waarop de bedieningsinrichting is aangebracht.

3

De uitvinding wordt nu beschreven aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspecti-5 visch vooraanzicht is van een spoelinstallatie met een bedieningsinrichting volgens de uitvinding, en fig. 2 een perspectivisch achteraanzicht is van een deel van de bedieningsinrichting volgens de pijl II in fig. 1.

10 Een bedieningsinrichting 1 voor een spoelin stallatie 2, welke geschikt is voor het afgeven van meerdere verschillende spoelvolumes, is voorzien van een liggend overbrengingselement 4, dat verbonden is met een hefbuis 3 van de spoelinstallatie 2 (fig. l). Het over- 15 brengingselement 4 is op zijn beurt verbonden met twee afzonderlijke bedieningselementen 5L, 5R, welke een verschillende slag SL, SR vertonen. Deze bedieningselementen 5L, 5R zijn zwenkbaar om een horizontale as 6, en vertonen een boven de as 6 gelegen deel 7, dat het eigen-20 lijke bedieningsdeel vormt, terwijl elk bedieningselement 5 onder de as 6 met het overbrengingselement 4 verbonden is door een verbinding 10. Het overbrengingselement 4 is daarbij een trekelement, dat door tussenkomst van een hierna te beschrijven hefboommechanisme 27 met de hefbuis 25 3 verbonden is.

De bedieningselementen 5 zijn onder tussenkomst van hun zwenkas 6 opgenomen in of verbonden met een bedieningspaneel 16, dat een boogvormige opening 15 vertoont, waarin de halfboogvormige bedieningselementen 5 30 zijn opgenomen. Het bedieningspaneel 16 is op zijn beurt bijvoorbeeld door middel van een klikverbinding bevestigd aan een montagerand 17, die is aangebracht rond een opening 18 in een wand 14, waarachter de spoelinstallatie 2 schuilgaat. De beide bedieningselementen 5L, 5R werken 35 samen met een gemeenschappelijke getrapte aanslag 8, welke verbonden is met de montagerand 17, en welke een relatief kort been 8L en een langer been 8R vertoont.

Door de benen 8L, 8R van de aanslag 8 wordt dus de zwenk-

" 'w ^ *1 V 'J W

4 beweging van de delen 7 van de bedieningselementen 5L, 5R begrensd. Als gevolg van de verschillende lengte van de benen 8L, 8R vertonen de bedieningselementen 5L, 5R elk een verschillende slag SL, SR.

5 De bedieningselementen 5L, 5R zijn elk verbon den met veermiddelen 9, waardoor zij naar hun uitgangs-stand worden teruggedrongen, nadat zij bediend zijn. Deze veermiddelen 9 hebben daarbij telkens de gedaante van een rond de zwenkas 6 gewikkelde torsieveer, welke met één 10 been aangrijpt op een achter de bedieningselementen 5L, 5R doorlopend verbindingsdeel 21 van het bedieningspaneel 16, en met zijn andere been aangrijpt op de bedieningselementen 5L, 5R. De zwenkas 6 is daarbij gelagerd in bussen 20, die op de verbindingswand 21 aangebracht zijn, 15 terwijl de bedieningselementen 5L, 5R met de zwenkas 6 verbonden zijn door middel van om de as 6 grijpende oren 19. Als gevolg van de aanwezigheid van de torsieveer 9 zal elk bedieningselement 5L, 5R nadat het ingedrukt is, direct weer teruggebracht worden naar zijn uitgangsstand. 20 Teneinde te voorkomen dat daardoor ook het overbrengings-element 4 en daarmee de spoelinstallatie 2 naar zijn uitgangsstand wordt teruggebracht, vertoont de verbinding 10 tussen de bedieningselementen 5L, 5R en het overbren-gingselement 4 een speling die overeenkomt met de groot-25 ste slag SL of SR die de bedieningselementen 5L, 5R kunnen maken.

De verbinding 10 wordt daartoe gevormd door een tweetal aan de achterzijde uit de bedieningselementen 5L, 5R stekende haakvormige organen 12L, 12R, die samenwerken 30 met een T-vormig einddeel 11 van het overbrengingselement 4. Daarbij werkt elk haakvormig verbindingsorgaan 12L, 12R samen met één van de benen 13L, 13R van het T-vormig einddeel 11 (fig. 2). Wordt nu één van de bedieningselementen, in het getoonde voorbeeld het linker bedienings-35 element 5L bediend door het in de wand drukken van het bovenste bedieningsdeel 7, dan zal het onder de zwenkas 6 gelegen deel daarvan uit de wand 14 naar voren komen volgens de pijl A, waardoor het T-vormig einddeel 11

1 0 0 4 6 5 S

5 wordt meegetrokken. Deze beweging wordt begrensd wanneer het bovendeel 7 van het bedieningselement 5L het been 8L van de aanslag 8 raakt. Dan is het T-vormige einddeel 11 en daarmee het overbrengingselement 4 over een slag SL 5 naar buiten getrokken. De lengte waarover het haakvormige orgaan 12R daarbij uitsteekt uit het rechter bedieningselement 5R moet natuurlijk tenminste zo groot zijn als de slag SL om te voorkomen dat hierdoor het T-vormig einddeel 11 in zijn beweging belemmerd wordt. Wanneer het bedie-10 ningselement 5L vervolgens losgelaten wordt, wordt dit door de veer 9 naar zijn uitgangsstand teruggedrongen, zodat ook het linker haakvormig orgaan 12L tenminste over de slaglengte SL uit het bedieningselement 5L moet uitsteken om te voorkomen dat door deze terugkeer naar de 15 uitgangsstand het T-vormig einddeel 11 weer naar binnen gedrukt wordt.

Het T-vormig einddeel 11 is zoals gezegd verbonden met het overbrengingselement 4, dat verschuifbaar gelagerd is in een lager 22. Het overbrengingselement 4 20 is op zijn beurt onder tussenkomst van een kniehefboom 27 verbonden met de hefbuis 3 van de spoelinstallatie 2. Hiertoe is het overbrengingselement 4 opgebouwd uit een staafvormig deel 23 met een aantal als een geheel daarmee gevormde afstandsringen 24, waarmee het overbrengingsele-25 ment 4 in een gleuf 25 van een arm 26 van de hefboom 27 kan worden vastgeklikt. De hefboom 27 is daarbij zwenk-baar om een as 28, die opgenomen is in lagerbokken 29, die zijn bevestigd op een zich boven de spoelbak 36 uitstekende plaat 30. De liggende arm 31 van de kniehef-30 boom 27 is gedeeld uitgevoerd, waarbij de delen 31 elk voorzien zijn van naar elkaar gerichte pennen 32, die in een sleuf 33 van een met de spoelhuis 3 verbonden deksel 34 kunnen worden gehaakt.

Door het bedienen van één van de bedieningsele-35 menten 5L of 5R wordt dus het overbrengingselement 4 in

de richting van de pijl M getrokken, waardoor de kniehefboom 27 in de richting van de pijlen P zwenkt en de hefbuis 3 van de spoelinstallatie 2 volgens de pijl L

1004653 6 omhoog gebracht wordt. Daardoor komt een met de hefbuis 3 verbonden afsluiter 40 vrij van een uitstroomopening 41 in de onderzijde van de spoelbak 36, zodat het water 37 volgens de pijl F uit de spoelbak 36 in een naar de 5 toiletpot leidende afvoerbuis 38 kan lopen. De afsluiter 40 wordt daarbij, nadat de spoelbewerking ingezet is, verder omhoog gehouden door met de spoelhuis 3 verbonden vlotterelementen 39, die in het water 37 in de spoelbak 36 drijven. Naarmate meer water 37 uit de spoelbak 36 10 gelopen is, zullen de vlotterelementen 39 en daardoor de spoelhuis 3 en de afsluiter 40 verder terugzakken, waardoor uiteindelijk de uitstroomopening 41 weer afgesloten wordt. Ook de kniehefboom 27, het overbrengingselement 4 en het T-vormig einddeel 11 bewegen daarbij dus weer 15 langzaam terug naar hun uitgangsstand.

De hoeveelheid water die per speelbeurt uiteindelijk de spoelbak 36 verlaat, wordt dus uitsluitend bepaald door de afstand, waarover de spoelhuis 3 omhoog gebracht wordt, welke afstand op zijn beurt bepaald wordt 20 door de slag van het bedieningselement 5L of 5R. Zo kan de gebruiker door eenvoudigweg één van beide bedienings-elementen 5L of 5R in te drukken kiezen voor een hele of halve spoeling, zonder dat daartoe extra handelingen nodig zijn, zoals in het geval van een spoelonderbreking. 25 Hierdoor zullen naar verwachting in de praktijk meer gebruikers voor een halve spoeling kiezen, waardoor het totale waterverbruik van de spoelinstallatie verminderd wordt.

' ^ * :· c q

v \ O

Claims (10)

1. Bedieningsinrichting (1) voor een spoelin-stallatie (2) met meerdere verschillende spoelvolumes, voorzien van ten minste één met hefmiddelen (3) van de spoelinstallatie (2) verbonden, liggend overbrengingsele- 5 ment (4) en ten minste twee met het of elk overbrengings-element (4) verbonden elementen (5L, 5R) voor het met een verschillende slag (SL, SR) bedienen daarvan.

2. Bedieningsinrichting (1) volgens conclusie 1, gekenmerkt door een enkelvoudig overbrengingselement 10 (4) , waarmee de over een verschillende slag (SL, SR) beweegbare bedieningselementen (5L, 5R) elk verbonden zi jn.

3. Bedieningsinrichting (l) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het of elk overbrengingsele- 15 ment (4) een trekelement is, en elk bedieningselement (5L, 5R) om een dwars op het trekelement (4) gerichte as (6) zwenkbaar is, aan één zijde van de as (6) met het trekelement (4) verbonden is en aan de andere zijde van de as (6) een drukdeel (7) vertoont.

4. Bedieningsinrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bedieningselementen (5L, 5R) zwenkbaar zijn om een gemeenschappelijk as (6) en samenwerken met een gemeenschappelijke, getrapte aanslag (8).

5. Bedieningsinrichting (l) volgens conclusie 3 25 of 4, met het kenmerk, dat elk bedieningselement (5L, 5R) verbonden is met veermiddelen (9) voor het naar zijn uitgangsstand terugdwingen daarvan, en de verbinding (10) tussen het bedieningselement (5L, 5R) en het overbren-gingselement (4) een met de grootste slag (SL, SR) over- 30 eenkomende speling vertoont.

6. Bedieningsinrichting (l) volgens één der conclusies 3 tot 5, met het kenmerk, dat het overbren-gingselement (4) een in hoofdzaak T-vormig einddeel (ll) vertoont en elk bedieningselement (5L, 5R) een haakvormig 35 verbindingsorgaan (12L, 12R) vertoont voor het opnemen van één been (13L, 13R) van het T-vormig einddeel (11). > — ... ) 1

7. Bedieningsinrichting (i) volgens conclusie 5 en 6, met het kenmerk, dat elk haakvormig orgaan (12L, 12R) over een met de grootste slag (SL, SR) van de bedie-ningselementen (5L, 5R) overeenkomende lengte uitsteekt.

8. Bedieningsinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het of elk overbrengingselement (4) met de hefmiddelen (3) van de spoelinstallatie (2) verbonden is onder tussenkomst van een kniehefboom (27).

9. Spoelinstallatie (2), voorzien van een bedieningsinrichting (l) volgens één der voorgaande conclusies.

10. Spoelinstallatie (2) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de spoelinstallatie (2) achter een 15 wand (14) geplaatst is, waarop de bedieningsinrichting (1) aangebracht is. - -¾ J