NL1003881C2 - Legbatterij voor gevogelte. - Google Patents
Legbatterij voor gevogelte. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1003881C2 NL1003881C2 NL1003881A NL1003881A NL1003881C2 NL 1003881 C2 NL1003881 C2 NL 1003881C2 NL 1003881 A NL1003881 A NL 1003881A NL 1003881 A NL1003881 A NL 1003881A NL 1003881 C2 NL1003881 C2 NL 1003881C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- impeller
- pull
- drive
- cage
- valves
- Prior art date
Links
- 244000144977 poultry Species 0.000 title claims description 5
- 238000013016 damping Methods 0.000 claims description 20
- 210000003608 fece Anatomy 0.000 claims description 19
- 239000010871 livestock manure Substances 0.000 claims description 19
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 claims description 13
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 claims description 13
- 230000008878 coupling Effects 0.000 claims description 12
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 8
- 239000004033 plastic Substances 0.000 claims description 8
- 229920003023 plastic Polymers 0.000 claims description 8
- 229920002725 thermoplastic elastomer Polymers 0.000 claims description 6
- 238000001035 drying Methods 0.000 claims description 5
- 229920001971 elastomer Polymers 0.000 claims description 5
- 239000005060 rubber Substances 0.000 claims description 5
- 239000004952 Polyamide Substances 0.000 claims description 3
- 239000011521 glass Substances 0.000 claims description 3
- 229920002647 polyamide Polymers 0.000 claims description 3
- 229920002457 flexible plastic Polymers 0.000 claims description 2
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 description 4
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 3
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 3
- 230000009471 action Effects 0.000 description 1
- 238000004026 adhesive bonding Methods 0.000 description 1
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 1
- 238000004140 cleaning Methods 0.000 description 1
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 1
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 1
- 235000013601 eggs Nutrition 0.000 description 1
- 230000006872 improvement Effects 0.000 description 1
- 239000002184 metal Substances 0.000 description 1
- 229920000098 polyolefin Polymers 0.000 description 1
- 230000003014 reinforcing effect Effects 0.000 description 1
- 230000035939 shock Effects 0.000 description 1
- 125000006850 spacer group Chemical group 0.000 description 1
- 239000000126 substance Substances 0.000 description 1
- 230000001629 suppression Effects 0.000 description 1
- 230000008719 thickening Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K31/00—Housing birds
- A01K31/22—Poultry runs ; Poultry houses, including auxiliary features, e.g. feeding, watering, demanuring
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K31/00—Housing birds
- A01K31/04—Dropping-boards; Devices for removing excrement
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K1/00—Housing animals; Equipment therefor
- A01K1/0047—Air-conditioning, e.g. ventilation, of animal housings
- A01K1/0052—Arrangement of fans or blowers
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K23/00—Manure or urine pouches
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K31/00—Housing birds
- A01K31/06—Cages, e.g. for singing birds
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Birds (AREA)
- Zoology (AREA)
- Housing For Livestock And Birds (AREA)
- Charge And Discharge Circuits For Batteries Or The Like (AREA)
- Secondary Cells (AREA)
- Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
Description
Legbatterij voor gevogelte
De uitvinding betreft een legbatterij voor gevogelte met de volgende kenmerken: - ten minste twee door kooihuizen gevormde horizontale kooirijen die aangrenzend aan elkaar zijn 5 aangebracht; - het merendeel van de kooihuizen is voorzien van dubbele kooien; - onder de kooirijen strekt zich telkens een mestopname uit (mestband)/ 10 - voor het drogen van de opgevangen mest zijn boven de mestopname over de lengte verdeeld aangebrachte en rond dwarsassen gelagerde waaierkleppen aangebracht; - voor het verzwenken van de waaierkleppen zijn deze voorzien van een aandrijving; 15 - de aandrijving vertoont trek- en drukstangen, die zich in langsrichting door de legbatterij op kleine afstand van de dwarsassen van de kleppen uitstrekken en daarop aangrijpen.
Een dergelijke legbatterij met een inrichting 20 voor het drogen van de op de band opgevangen mest is bekend (DE 37 15 735 C2).
Bij grote lengten van legbatterijen vindt vanwege de grote massakrachten van de aandrijving onderling verschillend qua grootte en voor een deel aanzien-25 lijke lengteveranderingen van de trek- en drukstangen plaats, die tot een ongelijkmatige loop en tot aanzienlijke zwenkingen van het gehele systeem leiden.
Een verbetering van deze situatie is beschreven in EP 0 387 819 Al, waarin de aandrijving voor een in-30 richting voor het opwekken van een luchtstroom in een legbatterij, met trekorganen samenwerkt, waaraan tenminste een tegen de richting van de aandrijfkracht werkende veer is aangebracht. Deze houdt het trekorgaan ook bij de 1 0 9 3 e 5 1 2 teruggaande beweging onder een passende trekspanning, die een gelijkmatige verlenging van het trekorgaan tot stand brengt.
In de legbatterij moet vanwege het salmonellen-5 gevaar het vocht worden gereinigd. Daarbij kan het zich voordoen dat tegen het voorschrift de luchtstroominrich-ting tijdens het reinigen is uitgeschakeld. Dan kan het tot een ongewenste neerslag van de mest komen, met als gevolg het optreden van aanzienlijke schokken. Deze 10 kunnen zo groot worden dan veren breken.
De uitvinding heeft ten doel een legbatterij van het in de aanhef beschreven type te verschaffen, die bij grote lengten van de batterij een trillingsarm en betrouwbaar bedrijf bij geringe energie en geringe slij-15 tage op goedkope wijze mogelijk maakt.
Om dit doel te bereiken zijn de volgende uit de stand van techniek bekende maatregelen toegepast: - de trek- en drukstangen zijn ten opzichte van elkaar heen en weer gaand en tenminste groepsgewijs door 20 een gemeenschappelijk aandrijforgaan aan te drijven; - de trek- en drukstangen zijn aan de waaier-kleppen door middel van koppelmiddelen voorzien van draaiingsassen gekoppeld; - vlakbij de koppelmiddelen (waaier-aandrijfas-25 sen) van de kleppen zijn vrije ruimten (doorlaatopenin- gen) voor de betreffende trek- en drukstangen aangebracht ; waarbij volgens een eerste aspect van de uitvinding de volgende maatregelen zijn toegepast: 30 - het aandrijforgaan drijft de daaraan aan weerszijden aangrijpende trek- en drukstangen gemeenschappelijk aan; - tussen de trek- en drukstangen en elk koppel-middel (waaier-aandrijfas) is telkens een om deze draai- 35 ingsas verdraaibaar verbindingsorgaan aangebracht.
Bepaald door de maatregel dat het aandrijforgaan de beide trek- en drukstangen tezamen aandrijft, was het te verwachten dat op grond van de nu aan weerszijden 1003881 3 van het aandrijforgaan tegenwerkende massakrachten de trillingen van het totale systeem belangrijk worden gereduceerd. Verrassenderwijs is echter gebleken, dat dit voordeel in het bijzonder in relatie met een verbindings-5 orgaan wordt bereikt, dat om een parallel aan de dwarsas van de klep aangebrachte geometrische draaiingsas van een ook als aandrijfas voor de waaier aangeduide waaier-koppelmiddel (waaier-aandrijfas) draaibaar en tussen deze en de trek- en drukstang is aangebracht. Dankzij deze 10 maatregelen vormen zich geen ongewenste resonantietril-lingen, maar er treedt een soort ontkoppelingswerking en demping op, die deze resonantietrillingen verhindert. Daardoor ontstaat zowel aan de aandrijfzijde alsook bij de lagers van de kleppen een aanzienlijk geringere slij-15 tage met tot gevolg aanzienlijk langere stand- en bedrijfstijden.
Het is doelmatig het aandrijforgaan ongeveer in het midden van de lengte van een rij kooien tenminste voor een deel binnen een kooihuis aan te brengen. Daar-20 door zijn de trillingen nog verder te reduceren en bij een optimale plaatsbepaling kan ook de noodzakelijke hulpinrichting voor het afsteunen en bevestigen van het aandrijforgaan worden vermeden. Voorts maakt deze constructie het toepassen van één enkele doorlopende mest-25 band per rij kooien mogelijk, zodat geen verdere dure aandrijving van de band noodzakelijk is.
Tussen het aandrijforgaan en de direct daaraan grenzende klep kan met voordeel een zwenklager zijn aangebracht die de grote krachtstoten respectievelijk 30 zijkrachten opvangt. Voorts kan zijn voorzien, dat het aandrijforgaan met twee op kleine afstand naast elkaar liggende en op een gemeenschappelijke aandrijfas aangebracht excenterschijven is gevormd, waarbij de beide excenterassen en de aandrijfas in een gemeenschappelijk 35 vlak liggen. Voorts kan tussen het aandrijforgaan en de trek- en drukstangen telkens een koppelelement met voordeel zijn aangebracht, waarbij deze tenminste een door rubber of kunststof gevormd dempingsorgaan heeft. Met 1 o o 3 e 8 1 4 voordeel heeft het koppelelement (stoter) tenminste een hoek-vereveningselement. Voorts kan tussen het koppelelement en de trek- en drukstangen een lager of verevenings-element zijn aangebracht, dat tenminste een door rubber 5 of kunststof gevormd dempingsorgaan heeft.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is voorgesteld om de waaierkleppen 32 in hoofdzaak met een bovenste deel 146 voor de krachtover-dracht en een onderste waaierdeel 147 uit te voeren.
10 Daardoor kan rekening worden gehouden met de bijzonder mechanisch-klimatologische omstandigheden in de legbatterij .
Met voordeel vertoont tenminste het bovenste deel sparingen in het materiaal voor het reduceren van de 15 zwenkmassa.
Voorts is het van voordeel om bij het bovenste deel in langsrichting van de klep uitstrekkende verster-kingsribben aan te brengen.
Doelmatigerwijze bestaat het bovenste deel en 20 het waaierdeel principieel uit twee verschillende materialen, waarbij het bovenste deel uit een relatief stijve kunststof, in het bijzonder uit glasvezelversterkte polyamide 6.6 (PA 6.6) en/of het waaierdeel uit een relatief flexibele kunststof, in het bijzonder uit een 25 thermoplastisch elastomeer (TPE) bestaan.
De bovengenoemde maatregelen dragen zowel afzonderlijk in combinatie met elkaar alsmede in combinatie met de kenmerken van conclusie 1 bij tot een trillings- en/of slijtarm bedrijf voor de totale inrichting. 30 Andere details, voordelen, kenmerken en ge zichtspunten van de uitvinding blijken uit de volgconclu-sies en de hierna volgende, aan de hand van de tekening verduidelijkte beschrijving.
Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding 35 wordt aan de hand van de tekening toegelicht. Hierin toont: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een deel van een legbatterij, 1 00 3 8^ 1 5 fig. 2 een deel van de legbatterij in perspectief nabij het aandrijforgaan van een horizontale rij kooien, fig. 3 een schematische verticale doorsnede 5 volgens de lijn 3-3 in fig. 1, fig. 4 een zijaanzicht met gedeeltelijk weggebroken deel van de excenteraandrijving met bijbehorende stangen, fig. 5 een horizontale doorsnede volgens de 10 lijn 4-4 in fig. 4, fig. 6 een "exploded view"-weergave van de werkzame delen bij het zwenklager, fig. 7 een perspectivisch aanzicht in gedeeltelijke doorsnede van een luchtklep.
15 De legbatterij 10 heeft acht horizontaal ver lopende rijen van kooien 11.1 tot 11.4, die in vier etages boven elkaar zijn aangebracht. Daarbij vormen de in elke etage aanwezige twee rijen kooien 11 telkens een dubbele kooirij. Elke dubbele kooirij ll heeft meer dan 20 een, overwegend met dubbele kooien 13-13 gevormde huizen 12.1 tot 12.4, waarbij de afzonderlijke kooien 13 paarsgewijs met de rug tegen elkaar liggen. In het midden van elke etage met dubbele kooirijen 11 is hier in hoofdzaak binnen een kooihuis 12.1 tot 12.4 telkens een aandrijfor-25 gaan 55 voor de zwenkaandrijving aangebracht. Uit doelma-tigheidsgronden of voor het mogelijk maken van een combinatie van afzonderlijke kooibatterijen kan niettemin het aandrijforgaan 55 ook buiten een kooihuis 12.1 tot 12.4 zijn aangebracht. Aan weerszijden van het aandrijforgaan 30 55 grijpen de met trek- en drukstangen 37.1 tot 37.4 gevormde zwenkaandrijving voor het verzwenken van de kleppen 32 aan. Elke dubbele kooi 13-13 is telkens voorzien van een luchtklep 32. Elke kooi 13 is met een van de achterzijde 14 naar de voorzijde 15 omlaagglooiende 35 roosterbodem 16 uitgevoerd, die voorbij de voorzijde 15 uitsteekt en een verzamelgoot 17 voor de eieren vormt. Daarboven is een voertrog 18 aangebracht, die zich evenals de verzamelgoot 17 over de gehele lengte van de « 00 3 fiS 1 6 dubbele kooirij 11 uitstrekt, echter bij het aandrijforgaan onderbroken kan zijn. De legbatterij 10 is door voeten 19 ondersteund, die bij de voorzijde 15 van de kooien telkens tussen twee aangrenzende kooien respectie-5 velijk kooihuizen langs de onderste rij 11.1 zijn aangebracht. Legbatterijen kunnen ook meer dan vier etages en meer dan acht rijen hebben. Ze zijn in de regel vele meters lang, dikwijls 50 m en meer.
Elke kooirij 11 heeft als mestopname bijvoor-10 beeld een band 20, die op afstand onder de tegengesteld hellende bodem 16 van de beide kooien 13 van de afzonderlijke kooirijen 11 zich over de volledige lengte van een etage uitstrekt, echter bij het aandrijforgaan 55 onderbroken kan zijn. Aan de beide randen zijn aan de voorzij-15 de 15 van de kooi in langsrichting door de legbatterij 10 lopende vaste, uitstekende randbegrenzingen 21 aangebracht. De als eindloze band uitgevoerde mestband 20 vangt de door de bodem 16 omlaag vallende mest 22 op en maakt het mogelijk om deze van tijd tot tijd aan een 20 einde af te voeren. Het teruglopende onderpart 20.1 is zonder de omkeerrollen slechts schematisch weergegeven.
Elke rij 11 met dubbele kooien 13-13 is met een luchtstroomtoestel 23 uitgevoerd, dat - zoals blijkt uit fig. 3 - in hoofdzaak aan weerszijden van het langsmid-25 denvlak 24 van de legbatterij 10 tussen de met de rug naar elkaar toegekeerde kooien 13 is aangebracht. De luchtstroominrichting 23 heeft twee in hoofdzaak loodrecht aangebrachte langswanden 25 en 26, die zich langs tegenover elkaar liggende zijden van het middenvlak 24 30 parallel over de gehele kooirij 11 uitstrekken. De bovenste randstroken 27 van de langswanden 25, 26 zijn naar binnen in de richting van het middenvlak 24 omgebogen, terwijl de onderste randstroken 28 van de wanden 25, 26 naar buiten zijn omgebogen. De gesloten langswanden 25 en 35 26 vormen telkens een deel van de rugzijde 14 van de kooi 13. Zij sluiten een in de lengterichting verlopend kanaal 29 in, dat in afzonderlijke kamers 30 is verdeeld, en die aan hun bovenzijde tussen de stroken 27 een smalle ope- 1 00 3 88 1 7 ning hebben en daaronder tussen de randstroken 28 open zijn. De onderverdeling van het kanaal 29 in kamers 30 wordt door dwarswanden 31 tot stand gebracht, die tegelijk de in langsrichting naast elkaar liggende kooien 13 5 van elkaar scheiden. Dienovereenkomstig is elke dubbele kooi 13-13 met een eigen kamer 30 uitgevoerd, waarvan de rij zich in langsrichting over de gehele kooilengte uitstrekt.
In elke kamer 30 is met uitzondering van de 10 kamer bij het aandrijforgaan 55 een luchtklep 32 door middel van een dwarsas 33 gelagerd, waarvan de einden door tenminste een van de langswanden 25 respectievelijk 26 zijn ondersteund of gelagerd, waarbij de klep 32 een geringe spleetafstand ten opzichte daarvan heeft.
15 Zoals getoond zijn de openingen in de bovenein den van de kamer 30 door een langsgerichte lijst 34 afgedekt, die als goot onder een lange buis 35 verloopt en zich in het langsmiddenvlak 24 door de gehele kooirij 11 uitstrekt. Bij het aandrijforgaan 55 kan de lijst 34 20 echter ook afgedekt of onderbroken zijn. Op geringe afstand onder de omlaaghangende kleppen 32 is eveneens in het langsmiddenvlak 24 bij het open ondereinde van de kamers 30 een in de lengterichting verlopende lucht-stroomverdeler 36 in de vorm van een winkelhaak aange-25 bracht. Daardoor worden telkens twee luchtuitstroomope-ningen 48 verkregen.
Het aandrijforgaan 55 is met twee op kleine afstand naast elkaar liggende en op de gemeenschappelijke aandrijfas 57 van de aandrijfas 63 aangebrachte excenter-30 schijven 58, 59 gevormd, waarbij de beide excenterassen 60, 61 en de aandrijfas 57 in een gemeenschappelijk vlak liggen. De excenterschijven 58, 59 zijn - zoals in fig. 5 getoond - uit één stuk gemaakt, zodanig dat deze het excenterelement 62 vormen, maar zij kunnen ook als twee 35 excenterschijven op kleine afstand van elkaar zijn uitgevoerd. De excenterschijven 58, 59 dragen elk een kogellager 64, waarbij de binnendiameter van het kogellager 64 overeenkomt met de buitendiameter van de excenterschijven 1003881 δ 58, 59. Het excenterelement 62 heeft een schouder 66, waartegen de axiale buitenzijde van de kogellagers 64 met hun binnenzijde tegenaan liggen. Aan de buitenzijde zijn de kogellagers 64 - zoals in fig. 5 is getoond - door 5 middel van losmaakbaar bevestigde springveren 69, 70 geborgd, kunnen echter ook op andere wijze, bijvoorbeeld door vastplakken met het excenterelement 62 zijn verbonden. Het excenterelement 62 heeft een boring 71 voor het losmaakbaar opnemen van de aandrijfas 63, waarbij de 10 borging tegen verdraaiing door middel van een in de groef 72 vallende wig respectievelijk een pasveer 73 plaatsvindt .
De aandrijfas 63 wordt de in fig. 2 getoonde aandrijfmotor 65 met tweetrapstransmissie aangedreven, 15 waarbij bijvoorbeeld ook een elektromotor met tweetraps-riemoverbrenging of met eentrapsriemoverbrenging op een drijfwerk kan worden gebruikt. De aandrijfas 63 kan echter ook anders zijn aangedreven.
Tussen de trek- en drukstangen 37 en het aan-20 drijforgaan 55 is telkens een koppelelement, hier de stoter 77 aangebracht. De stoter 77 is met een vork 78, de stang 79, het hoek-vereveningselement 80 en de stoter-kop 81 uitgevoerd. Het vereveningselement 80 heeft lager-bussen 83, de beide scharnierbussen 84.1 en 84.2 alsmede 25 dempingsorganen 85.1 en 85.2 alsmede lagertappen 86. De scharnierbussen 84.1, 84.2, de lagerbussen 83 en het dempingsorgaan 85.1, 85.2 zijn met holcilindrische hulzen uitgevoerd. De scharnierbussen 84.1 en 84.2 zijn in gemonteerde toestand telkens tegen het kopeinde van de 30 lagerbus 83 aangebracht en steunen af via de dempingsorganen 85.1 en 85.2 tegen de lagertap 86, die door de lagerbus 83 alsmede de beide dempingsorganen 85.1, 85.2 steekt. De lagerbus 83 is aan het tegen de buitendiameter van de stoterkop 81 aangebrachte oppervlak bevestigd, 35 waarbij de schamieras 87 parallel aan de kopvlakken 89 van de met een holcilindrische schijf uitgevoerde stoterkop 81 en loodrecht op de excenteras 60 respectievelijk 61 staat. De stoterkop 81 steunt af op het kogellager 64, 9 waarvan de buitendiameter overeenkomt met de binnendiame-ter van de stoterkop 81. De scharnierbussen 84.1 en 84.2 zijn door middel van de beide scharnierplaten 91.1 en 91.2 op de bijbehorende stoterstang 79 bevestigd. De 5 langsassen 92 snijden de excenterassen 61 respectievelijk 60 loodrecht. Aan de van de kop 81 afwijzende einden van de stang 79 is de vork 78 bevestigd. Deze heeft twee parallel van elkaar liggende benen 78.1 en 78.2, die bij de van het aandrijforgaan 55 afgekeerde einden telkens 10 van een boring 93 zijn voorzien. De boringen 93 liggen op een gemeenschappelijke ten opzichte van de aandrijfas 57 parallelle as 94.
Tussen de trek- en drukstangen 37 en de stoter 77 is een lager- en vereveningselement 95 aangebracht.
15 Deze is met het naar het aandrijforgaan 55 gekeerde einde van de trek- en drukstang 37 verbonden en heeft het lagerdeel 96 en het dempingsorgaan 97. Deze is precies hetzelfde als het dempingsorgaan 85.1 respectievelijk 85.2 met een met rubber respectievelijk kunststof gevorm-20 de huls 98 uitgevoerd, die aan de binnen- en buitendiameter telkens een hulsachtige metalen mantel 99.1 respectievelijk 99.2 heeft. Het lagerdeel 96 is met twee aan weerszijden van de trek- en drukstang 37 aangebrachte parallelle bevestigingsbenen 105.1 en 105.2 uitgevoerd, 25 waaraan het naar het aandrijforgaan 55 wijzende einde van de holcilindrische scharnierbus 106 is bevestigd. Daarin is het dempingsorgaan 97 gelagerd. In gemonteerde toestand is het lagerdeel 96 met het dempingsorgaan 97 tussen de beide vork-benen 78.1 en 78.2 van de stoter 77 30 door middel van de door de boringen 93 van de vork 78 en de boring lil van het dempingsorgaan 97 gestoken schar-nierbout 109 met de beide onderlegringen 108 en de daarop geschroefde zeskantmoer 112 bevestigd.
De bevestigingsbenen 105.1 en 105.2 van het 35 lagerdeel 96 zijn elk met een boring 114 uitgevoerd, waarbij de boringen 114 met een gemeenschappelijke parallel aan de aandrijfas 57 verlopende draaiingsas 116 hebben.
tmsse i 10
Tussen het aandrijforgaan 55 en de direct aangrenzende waaierklep 32.1 respectievelijk 32.2 is een zwenklager 120 aangebracht voor het opnemen van zijkrachten en stoten. Het lager 120 is plaatvormig uitgevoerd en 5 heeft aan beide einden een been 121.1 respectievelijk 121.2. Het lager 120 heeft in het midden van de naar beneden openende rechthoekige spleet 122, die door de beide parallelle, naar elkaar toegekeerde kopvlakken 123.1 en 123.2 van de benen 121.1 en 121.2 van het lager 10 zijdelings wordt begrensd. De spleetwijdte 124 is iets meer dan de afstand 125 tussen de beide naar buiten gerichte zijvlakken 126.1 en 126.2 van de bevestigingsbe-nen 105.1 en 105.2. Bij het boveneinde alsmede het ondereinde van het lager 120 is telkens een boring 128, 129 15 aangebracht, waarvan de hartlijn 131 respectievelijk 132 parallel aan elkaar en ook parallel aan de aandrijfas 57 verloopt. De lagering en bevestiging van het lager 120 vindt plaats met behulp van de door de boring 128 gestoken 134, die aan de kop met behulp van de schroeven 136 20 en de onderlegring 137 tegen de in fig. 2 getoonde, met het aandrijforgaan 55 verbonden armen 138 is bevestigd. Voorts is het lager 120 in gemonteerde toestand door middel van de tap 117 op het lagerdeel 96 bevestigd en gelagerd. De lagertap 117 strekt zich daarbij uit door de 25 door de benen 121.1 respectievelijk 121.2 gaande boring 129 alsmede tot de andere door de boring 114 van de benen 105.1 en 105.2 van het lagerdeel 96 alsmede door de tussen de bevestigingsbenen aangebrachte afstandshuls 139.
30 De vormgeving en de lagering van de kleppen 32 blijkt uit fig. 7. De klep 32 heeft een krachtover-brengend deel 146 en een onderste waaierdeel 147. De luchtklep 32 bestaat uit materiaal dat bestand is tegen de mechanisch-chemische omstandigheden in legbatterijen, 35 waarbij het bovenste deel 146 uit een relatief stijve kunststof, in het bijzonder glasvezelversterkte polyamide 6.6 bestaat en het onderste deel 147 uit een iets flexibele, maar toch nog voldoende stijfheid vertonend materi- 1003881 11 aal, in het bijzonder thermoplastische elastomeer (TPE) respectievelijk vernet polyolefin. Voor het lageren van de klep 32 heeft deze aan het boveneinde van het deel 146 in dwarsrichting van de klep 32 evenwijdig aan de aan-5 drijfas 57 een dwarsas 33. Deze is - zoals in fig. 7 getoond - enerzijds met het deel 148 verbonden dat aan de langswand 26 is bevestigd, maar kan aan weerseinden op de langswanden 25 en 26 zijn bevestigd. Het deel 146 heeft doelmatigerwijze een zich in de langsrichting van de klep 10 32 uitstrekkende doorlaatopening 149 voor het opnemen van de trek- en drukstang 37 en voor het opnemen van het verbindingsorgaan 50, dat zowel de trek- en drukstang 37 alsmede de aandrijfas 51 overwegend omvat. Daardoor is een vormsluitende, doeltreffende verbinding tussen het 15 verbindingsorgaan 50 en de trek- en drukstang 37 alsmede tussen het verbindingsorgaan 50 en de aandrijfas 51 te bereiken en anderzijds is de montage en demontage op gemakkelijke wijze mogelijk.
In plaats van de doorlaatopeningen in het 20 bovenste deel 146 zijn ook andere constructies denkbaar, waarbij voldoende grote bewegingsruimte voor de trek- en drukstangen 37 mogelijk zijn. Bijvoorbeeld kunnen in langsrichting gedeelde luchtkleppen zijn aangebracht. Alternatief daaraan kunnen telkens twee op een gemeen-25 schappelijke dwarsas gelagerde, op afstand van elkaar aangebrachte kleppen zijn aangebracht, waartussen de trek- en drukstangen zijn geleid, waarbij de beide luchtkleppen gemeenschappelijk worden aangedreven.
Om een plotseling losgaan van de aandrijfas 51 30 te verhinderen kan elke luchtklep 32 met veiligheidsele-menten zijn uitgevoerd, waarbij deze bij de kopeinden van de aandrijfas 51 zijn aangebracht. Met voordeel bedekken de veiligheidselementen de kopeinden van de aandrijfas 51 op een verende wijze, zodanig dat deze voor montage-35 respectievelijk demontagedoeleinden-zijdelings in- respectievelijk uitgeschoven kunnen worden.
Het verbindingsorgaan 50 is met een bovenste hulsvormig deel 151 en een onderste hulsvormig deel 152 1003881 12 en met de daartussen liggende, met de delen 151 en 152 vast verbonden dwarsruggen 153 alsmede een langsrug 154 gevormd. Het verbindingsorgaan 50 is met het krachtover-dragende deel 146 via de daarin draaibeweegbaar gelagerde 5 aandrijfas 51 verbonden, die evenwijdig aan de dwarsas 33 op kleine afstand daaronder verloopt, waarbij de bijbehorende draaias 158 en 38 een afstand 49 van elkaar hebben. Het onderste deel 152 van het verbindingsorgaan 50 is voorzien van een gespleten, met de bevestigingsbussen 156 10 uitgevoerde huls gevormd, die de trek- en drukstang 37 overwegend omvat. De bevestiging van de trek- en drukstang 37 met het verbindingsorgaan 50 vindt op zodanige manier plaats dat de door de bussen 156 gevoerde, niet in fig. 7 getoonde bouten worden vastgetrokken, totdat het 15 onderste bevestigingsdeel met klemming vast op de stang 37, echter weer losmaakbaar is verbonden.
In gemonteerde toestand verloopt de stang 37 onder de aandrijfas 51, waarbij de centrale langsas 157 van de druk- en trekstang 37 en de draaias 158 ten op-20 zichte van de aandrijfas 51 een afstand 46 (fig. 3) uit elkaar liggen en loodrecht op elkaar verlopen.
Voor het verdraaien van de klep 32 wordt met behulp van het aandrijforgaan 55 een met de dubbele pijl 166 aangegeven heen en weer beweging van de stang 37 25 bereikt, die via het verbindingsorgaan 50 op de aandrijfas 51 wordt overgegeven, hetgeen tot de met de dubbele pijl 47 aangegeven heen en weer beweging van de klep 32 om de draaiingsas 33 leidt.
Voor het beperken van de zwenkmassa heeft 30 tenminste het deel 146 passende uitsparingen en/of ope-ningen. Voor het versterken van het deel 146 zijn op passende plaatsen en overwegend in langsrichting van de klep 32 verstijvingsribben 161 tot 165 aangebracht.
Het verdient de voorkeur om het deel 146 los-35 maakbaar aan het waaierdeel 147 uit'te voeren. Daardoor is het deel 147 gemakkelijk te demonteren en te verwisselen en kan ook optimaal worden aangepast wat betreft materiaal en veerkarakteristiek onder handhaving van alle i 0 ΰ $ ê £ 1 13 overige beweegbare delen. Daartoe heeft het deel 146 aan het ondereinde een spleet 168, waarvan de breedte 169 tenminste bij de monding van de spleet overeenkomt met de dikte van het deel 147. Aan de naar de aandrijfas toege-5 keerde zijde is de spleet 168 uitgevoerd met een bredere opening 171, waarin een overeenkomstige verdikking respectievelijk materiaalverbreding 172 van het boveneinde van het deel 147 overeenkomt. Voor het monteren wordt het deel 147 zijdelings in de spleet 168 van het deel 146 10 geschoven. Voor het fixeren heeft de spleet 168 tenminste een verdiept deel, dat zich loodrecht op het vlak van de waaier uitstrekt (niet in fig. 7 getoond), dat met een verhoging van het deel 147 overeenkomt (eveneens niet in fig. 7 getoond), zodat bij het monteren van de beide 15 delen de verhoging in de verdieping snapt. Om de zwenk-massa te verminderen en voor het bereiken van een optimaal waaiereffect neemt de wanddikte van het deel van boven naar onderen af.
De functie- en bewegingscyclus en het samen-20 werken met de afzonderlijke delen van de legbatterij wordt hieronder beschreven.
Met behulp van de motor 65 wordt de aandrijfas 63 geroteerd. Het met de aandrijfas 63 vast verbonden excenterelement 62 met de beide, over 180° versprongen 25 aangebrachte excenterschijven 58, 59 draait met de aandrijfas 63 mee. De excentrische draaibeweging bij het roteren van de schijven 58, 59 wordt via de daarmee verbonden kogellagers 64 in de vorm van een oscillerende draaibeweging in een loodrecht op de aandrijfas 57 staand 30 vlak op de met de bijbehorende kogellagers 64 bevestigde stoterkop 81 aan weerszijden van het aandrijforgaan 55 aangebrachte stoter 77 overgedragen. Voor het bereiken van een horizontale hoekverevening is tussen de kop 81 en de stang 79 van de stoter 77 een vereveningselement 80 35 aangebracht, dat hier met de dempingsorganen 85.1 en 85.2 is gevormd. Deze verzorgen bij de overdracht van de treken drukkrachten van de excenterelementen 62 op de stang 79 van de stoter 77 een eerste ontkoppeling en demping.
S®0 3 P < 14
Tussen de van het aandrijforgaan 55 afwijzende einden van de stang 79 aangebrachte vork 78 en de trek- en drukstang 37 is het lager- en dempingselement 95 door middel van de scharnierbout 109 om de parallel aan de aandrijfas 57 5 aangebrachte draaias 116 draaibaar bevestigd, waarbij het lager- en vereveningselement 95 met de trek- en drukstang 37 aan het naar het aandrijforgaan 55 toewijzende einde vast is verbonden. Daardoor is een verticale hoekver-evening tussen de stang 79 van de stoter 77 en de druk-10 stangen 37 mogelijk, zodat de oscillerende beweging van de stoter 77 in een schuivende respectievelijk trekkende translatiebeweging van de stangen 37 wordt omgezet. Het in het lagerdeel 96 van het vereveningselement 95 aangebrachte dempingsorgaan 97 geeft een verdere ontkoppeling 15 en demping bij het doorvoeren van de trek- en drukkrach-ten van de stoter 77 op de stang 37.
Om de relatief grote pulskrachten respectievelijk zijkrachten bij het element 95 op te nemen, is tussen deze en de ten opzichte van de aandrijfas 57 20 stationaire bevestigingsarmen 138 van het lager 120 aangebracht, die zwenkingen om de parallel aan de aandrijfas 57 aangebrachte centrale as 131 kan uitvoeren.
De trekkende en schuivende translatiebeweging van de trek- en drukstangen 37 wordt via het bijbehorende 25 verbindingsorgaan 50 tussen de trek- en drukstang 37 en de waaieras 51 op de klep 32 overgedragen. Omdat de luchtklep 32 aan haar boveneinde op de relatief ten opzichte van de aandrijfas 57 stationaire dwarsas 33 is gelagerd, en in verbinding staat met het, om de parallel 30 aan de aandrijfas 51 beweegbare op de draaias 158 gelagerd orgaan 50 voert de waaierklep 32 een gedwongen heen en weer gaande beweging in de richting van de pijl 47 uit.
Slechts bepaald door de speciale constructieve 35 uitvoering en constructie van het vèrbindingsorgaan 50 tussen de trek- en drukstang 37 en de aandrijfas 51, wordt bij de translatiebeweging van de stangen 37 bij elk verbindingsorgaan 50 een lokaal buigmoment opgewekt, dat :¾' · 15 ook in samenhang met de qua fase verschoven verschillende verlengingen van de trek- en drukstangen 37 en in samenhang met de tegenwerkende massakrachten ten gevolge van de aan weerseinden van het aandrijforgaan 55 gemeenschap-5 pelijk aangedreven trek- en drukstangen 37 tot een ontkoppeling en/of demping en daarmee tot een onderdrukking van de ongewenste resonanties leidt.
Zoals uit fig. 1 blijkt, bevinden zich de luchtkleppen 32 in de bovenste kooirij 11.4 alsmede in de 10 kooirij 11.2 in een zodanige toestand van hun bewegingsfase, dat zij zich in de getoonde stand juist kort voor het bereiken van haar maximale uitzwaai bevinden. De uitzwaaistand van de links van het aandrijforgaan 55 aangebrachte kleppen 32 is daarentegen juist tegengesteld 15 aan de uitzwaai van de rechts van het aandrijforgaan 55 aangebrachte kleppen 32. In de getoonde stand zwaaien de onderste waaierdelen 147 van de in de bovenste rij 11.4 links respectievelijk rechts van het aandrijforgaan 55 aangebrachte kleppen 32 naar elkaar toe, terwijl de 20 overeenkomstige onderste delen 147 in de kooirij 11.2 van elkaar weggaan. Zoals in fig. 1 is getoond, is de zwenk-fase van de in de bovenste rij 11.4 aangebrachte kleppen ten opzichte van de in de rij 11.2 aangebrachte kleppen juist over 180° verschoven. De luchtkleppen van de rij 25 11.3 alsmede de onderste rij 11.1 bevinden zich in de middelste, omlaaggerichte stand. Deze bewegingsfase van de kleppen 32 is ook in fig. 3 getoond en komt overeen met die in fig. 4 en 5 van de excenterschijven 58 en 59.
Zoals uit fig. 1 blijkt, zijn in elk van de 30 rijen 11 de telkens links respectievelijk rechts van het aandrijforgaan 55 aangebrachte trek- en drukstangen 37 en daardoor de luchtkleppen 32 over 180° verschoven en gemeenschappelijk door telkens een met een aandrijfmotor 65 gevormd aandrijforgaan 55 aangedreven. Daardoor veref-35 fenen de tegengesteld werkende massakrachten elkaar, zodat in samenhang met de relatief langzaam lopende aandrijfmotor 65 de kleppen 32 in een zodanige heen en weer beweging worden geplaatst, dat de zwenkkrachten in 100 3 88 1 16 hoofdzaak worden vereffend. In combinatie met de tussen de trek- en drukstangen 37 en de waaieraandrijfas 51 aangebrachte, daaromheen draaibare verbindingsorgaan 50 treedt geen ongelijkmatige loop meer op en daardoor 5 blijft de totale legbatterij in een relatief rustige toestand. Ondanks de toepassing van dikwijls vele meters lange trek- en drukstangen 37 zijn daardoor goede werkomstandigheden te bereiken, die met een geringe energiein-zet tot een goede mestdroging leiden.
100 3 88 1
Claims (14)
1. Legbatterij voor gevogelte met de volgende kenmerken: - ten minste twee door kooihuizen (12.1 tot 12.4) gevormde horizontale kooirijen (ll.l tot 11.4) die 5 aangrenzend aan elkaar zijn aangebracht; - het merendeel van de kooihuizen (12.1 tot 12.4) is voorzien van dubbele kooien (13-13); - onder de kooirijen (11.1 tot 11.4) strekt zich telkens een mestopname (mestband) (20) uit; 10. voor het drogen van de opgevangen mest (22) zijn boven de mestopname (20) over de lengte verdeeld aangebrachte en rond dwarsassen (33) gelagerde waaier-kleppen (32) aangebracht; - voor het verzwenken van de waaierkleppen (32) 15 zijn deze voorzien van een aandrijving; - de aandrijving vertoont trek- en drukstangen (37), die zich in langsrichting door de legbatterij (10) op kleine afstand van de dwarsassen (33) van de kleppen (32) uitstrekken en daarop aangrijpen; 20. de trek- en drukstangen (37) zijn ten opzich te van elkaar heen en weer gaand en tenminste groepsgewijs door een gemeenschappelijk aandrijforgaan (55) aan te drijven; - de trek- en drukstangen (37) zijn aan de 25 waaierkleppen (32) door middel van koppelmiddelen voorzien van draaiingsassen (158) gekoppeld; - vlakbij de koppelmiddelen (waaier-aandrijfassen 51) van de waaierkleppen (32) zijn vrije ruimten (doorlaatopeningen 149) voor de betreffende trek- en 30 drukstangen (37) aangebracht; - het aandrijforgaan (55) drijft de daarop aan weerszijden aangrijpende trek- en drukstangen (37) gemeenschappelijk aan; - tussen de trek- en drukstangen (37) en elk 35 koppelmiddel (waaier-aandrijfas 51) is telkens een om 1003881 deze draaiingsas (158) draaibaar verbindingsorgaan (50) aangebracht.
2. Legbatterij volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan (55) ongeveer in 5 het langsmiddenvlak van een kooirij (11.1 tot 11.4) tenminste gedeeltelijk binnen een huis (12.1 tot 12.4) is aangebracht.
3. Legbatterij volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen het aandrijforgaan (55) en de 10 daarbij behorende luchtwaaierklep (32.1, 32.2) een zwenklager (120) is aangebracht voor het opnemen van krachtstoten respectievelijk zijkrachten.
4. Legbatterij volgens conclusie 1, met het k e n m e r k, dat het aandrijforgaan (55) met twee op 15 kleine afstand naast elkaar liggende en op een gemeenschappelijke aandrijfas (57) aangebrachte excenterschij-ven (58, 59) is gevormd, waarbij de beide excenterassen (60, 61) en de aandrijfas (57) in één gemeenschappelijk vlak liggen.
5. Legbatterij volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de trek- en drukstangen (37) en het aandrijforgaan (55) telkens een koppelelement (stoter 77) is aangebracht.
6. Legbatterij volgens conclusie 5, met het 25 kenmerk, dat het koppelelement tenminste een met rubber respectievelijk kunststof gevormd dempingsorgaan (85.1, 85.2) heeft.
7. Legbatterij volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het koppelelement tenminste één 30 hoek-vereveningselement (80) heeft.
8. Legbatterij volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen het koppelelement en de treken drukstang (37) een lager- en vereveningselement (95) is aangebracht, dat tenminste een met rubber respectieve- 35 lijk kunststof gevormd dempingsorgaan (97) heeft.
9. Legbatterij voor gevogelte met de volgende kenmerken: ioo 3 ee1 - ten minste twee door kooihuizen (12.1 tot 12.4) gevormde horizontale kooirijen (11.1 tot 11.4) die aangrenzend aan elkaar zijn aangebracht; - het merendeel van de kooihuizen (12.1 tot 5 12.4) is voorzien van dubbele kooien (13-13); - onder de kooirijen (ll.l tot 11.4) strekt zich telkens een mestopname (mestband) (20) uit; - voor het drogen van de opgevangen mest (22) zijn boven de mestopname (20) over de lengte verdeeld 10 aangebrachte en rond dwarsassen (33) gelagerde waaier-kleppen (32) aangebracht; - voor het verzwenken van de waaierkleppen (32) zijn deze voorzien van een aandrijving,· - de aandrijving vertoont trek- en drukstangen 15 (37), die zich in langsrichting door de legbatterij (10) op kleine afstand van de dwarsassen (33) van de kleppen (32) uitstrekken en daarop aangrijpen, met het kenmerk, dat de waaierkleppen (32) in hoofdzaak met een bovenste deel voor de krachtoverdracht (146) en een 20 onderste waaierdeel (147) zijn gevormd.
10. Legbatterij volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat tenminste het bovenste deel (146) sparingen aan materiaal heeft voor het reduceren van de zwenkmassa.
11. Legbatterij volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat bij het bovenste deel (146) zich overwegend in de langsrichting van de klep (32) uitstrek-kende verstijvende langsribben (161 tot 165) zijn aangebracht .
12. Legbatterij volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het bovenste deel (146) en het waaierdeel (147) principieel uit twee verschillende materialen bestaat.
13. Legbatterij volgens conclusie 12, met het 35 kenmerk, dat het bovenste deel (146) uit een relatief stijve kunststof, in het bijzonder uit glasvezelver-sterkte polyamide 6.6 (PA 6.6) bestaat. I0ö3fi ,
14. Legbatterij volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het waaierdeel (147) uit een relatief flexibele kunststof, in het bijzonder uit een thermoplastische elastomeer (TPE) bestaat. ·. . «
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE19531501 | 1995-08-26 | ||
DE19531501 | 1995-08-26 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1003881A1 NL1003881A1 (nl) | 1997-02-27 |
NL1003881C2 true NL1003881C2 (nl) | 1998-03-31 |
Family
ID=7770509
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1003881A NL1003881C2 (nl) | 1995-08-26 | 1996-08-26 | Legbatterij voor gevogelte. |
Country Status (10)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5901665A (nl) |
JP (2) | JP4095686B2 (nl) |
KR (1) | KR970009545A (nl) |
CA (1) | CA2184151C (nl) |
CZ (1) | CZ290774B6 (nl) |
DE (1) | DE19634126B4 (nl) |
ES (1) | ES2130957B1 (nl) |
FR (1) | FR2737952B1 (nl) |
IT (1) | IT1284764B1 (nl) |
NL (1) | NL1003881C2 (nl) |
Families Citing this family (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CA2454956C (en) * | 2003-01-09 | 2008-08-19 | Farmer Automatic Josef Kuehlmann Gmbh & Co. Kg | Cage installation for poultry |
JP4813056B2 (ja) * | 2004-07-29 | 2011-11-09 | パナソニック株式会社 | 部品実装用実装ヘッド、及び該実装ヘッドを備える部品実装装置 |
KR101160681B1 (ko) | 2011-10-19 | 2012-06-28 | 배경덕 | 이동 통신 단말기의 활성화 시에 특정 동작이 수행되도록 하기 위한 방법, 이동 통신 단말기 및 컴퓨터 판독 가능 기록 매체 |
DE202014000575U1 (de) * | 2014-01-24 | 2014-03-25 | Big Dutchman International Gmbh | Luftkanal zur Trocknung von Legehennenexkrementen |
US10412936B2 (en) * | 2016-02-12 | 2019-09-17 | Rose Acre Farms, Inc. | Resilient platform |
CN107466896A (zh) * | 2017-08-17 | 2017-12-15 | 沈阳农业大学 | 一种高效除粪温控节能鸡舍 |
DE202018102416U1 (de) * | 2018-04-30 | 2019-07-31 | Big Dutchman International Gmbh | Geflügelhaltungsvorrichtung mit Trocknungsvorrichtung |
DE102018114037A1 (de) * | 2018-06-12 | 2019-12-12 | Salmet Gmbh & Co Kg | Käfigbatterie für die Geflügelhaltung |
CN111846898B (zh) * | 2020-07-07 | 2021-10-22 | 韩建金 | 一种蚯蚓干收集装置 |
CN113892444B (zh) * | 2021-10-29 | 2023-03-28 | 十堰市喊山农产品贸易有限公司 | 一种鸡养殖用的鸡舍清理装置 |
CN118647265A (zh) * | 2022-02-10 | 2024-09-13 | 株式会社海泰 | 带有鸡粪干燥装置的笼子构造 |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3715735A1 (de) * | 1987-05-12 | 1988-11-24 | Salmet Gmbh & Co Kg | Kaefigbatterie fuer die gefluegelhaltung |
EP0387819A1 (de) * | 1989-03-15 | 1990-09-19 | SALMET GESELLSCHAFT MIT BESCHRÄNKTER HAFTUNG & Co. KOMMANDITGESELLSCHAFT | Antrieb für Luftströmungseinrichtung einer Käfigbatterie für die Geflügelhaltung |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3396702A (en) * | 1965-08-17 | 1968-08-13 | Harry B. Trussell | Poultry growing process and apparatus |
US4242809A (en) * | 1976-12-08 | 1981-01-06 | Elder Joseph T | Method and apparatus for preserving protein in animal droppings |
DE3832131A1 (de) * | 1988-09-22 | 1990-03-29 | Salmet Gmbh & Co Kg | Kottrocknungseinrichtung fuer kaefigbatterien |
ES2065788B1 (es) * | 1991-05-28 | 1995-08-01 | Ansoain Burguete S L | Instalacion de aireacion para baterias de jaulas de aves. |
NL9200942A (nl) * | 1992-05-27 | 1993-12-16 | Roxell Nv | Kooienbatterij. |
-
1996
- 1996-08-23 CZ CZ19962496A patent/CZ290774B6/cs not_active IP Right Cessation
- 1996-08-23 DE DE19634126A patent/DE19634126B4/de not_active Expired - Lifetime
- 1996-08-26 KR KR1019960035496A patent/KR970009545A/ko not_active Application Discontinuation
- 1996-08-26 NL NL1003881A patent/NL1003881C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1996-08-26 CA CA002184151A patent/CA2184151C/en not_active Expired - Lifetime
- 1996-08-26 JP JP22415796A patent/JP4095686B2/ja not_active Expired - Fee Related
- 1996-08-26 FR FR9610437A patent/FR2737952B1/fr not_active Expired - Fee Related
- 1996-08-26 US US08/703,073 patent/US5901665A/en not_active Expired - Lifetime
- 1996-08-26 ES ES009601850A patent/ES2130957B1/es not_active Expired - Lifetime
- 1996-08-26 IT IT96TO000716A patent/IT1284764B1/it active IP Right Grant
-
2007
- 2007-03-29 JP JP2007088340A patent/JP4096021B2/ja not_active Expired - Fee Related
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3715735A1 (de) * | 1987-05-12 | 1988-11-24 | Salmet Gmbh & Co Kg | Kaefigbatterie fuer die gefluegelhaltung |
EP0387819A1 (de) * | 1989-03-15 | 1990-09-19 | SALMET GESELLSCHAFT MIT BESCHRÄNKTER HAFTUNG & Co. KOMMANDITGESELLSCHAFT | Antrieb für Luftströmungseinrichtung einer Käfigbatterie für die Geflügelhaltung |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL1003881A1 (nl) | 1997-02-27 |
DE19634126B4 (de) | 2006-01-05 |
US5901665A (en) | 1999-05-11 |
JPH09163890A (ja) | 1997-06-24 |
ES2130957B1 (es) | 2000-03-01 |
ES2130957A1 (es) | 1999-07-01 |
CZ290774B6 (cs) | 2002-10-16 |
CZ249696A3 (en) | 1997-06-11 |
JP4096021B2 (ja) | 2008-06-04 |
JP4095686B2 (ja) | 2008-06-04 |
DE19634126A1 (de) | 1997-02-27 |
CA2184151A1 (en) | 1997-02-27 |
CA2184151C (en) | 2007-01-02 |
FR2737952B1 (fr) | 1999-01-08 |
IT1284764B1 (it) | 1998-05-21 |
JP2007175066A (ja) | 2007-07-12 |
ITTO960716A1 (it) | 1998-02-26 |
KR970009545A (ko) | 1997-03-27 |
FR2737952A1 (fr) | 1997-02-28 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1003881C2 (nl) | Legbatterij voor gevogelte. | |
FI120862B (fi) | Leukamurskain ja omalla käyttövoimalla liikkuva murskain | |
US6220455B1 (en) | Scraper Bar Arrangement | |
US4922578A (en) | Shoe sole cleaner | |
US20100037421A1 (en) | Base assembly for vacuum cleaner | |
CA2012283C (en) | Drive mechanism for the air circulating system of a battery of cages for poultry housing | |
CN108670157A (zh) | 一种餐具分拣清洗机 | |
CN108246594B (zh) | 固定筛与运动耙齿组合式谷物清选机构 | |
CN210124215U (zh) | 宠物毛发清理机 | |
US20080282661A1 (en) | Paddle assembly for corn-head sweeper | |
CN217657169U (zh) | 一种水稻收割机的脱粒清选机构 | |
CN115250759B (zh) | 联合收割机的凹板筛清堵装置、脱粒滚筒组件及脱粒系统 | |
CA3192488A1 (en) | Cutting mechanism comprising a leaf spring rocker arm as a cutting element support | |
CN212318995U (zh) | 一种具有缓冲功能的输水管道支撑装置 | |
CN114101053A (zh) | 一种用于粮食清选机的筛底清理机构 | |
CN208981242U (zh) | 一种清扫车纯扫式工作装置 | |
CN109605648B (zh) | 一种地轨式冷柜门快速发泡线的输送机构 | |
CN212544692U (zh) | 分流式玉米清选开合筛机构 | |
CN221785716U (zh) | 一种通风防潮橱柜 | |
CN219822656U (zh) | 升运器 | |
CN217094699U (zh) | 一种具有联网管理功能的消毒清洗装置 | |
CN220264204U (zh) | 一种具有清扫结构的输送设备 | |
CN111419142B (zh) | 洗鞋机 | |
CN209089453U (zh) | 一种农机自动清理装置 | |
CN1154200A (zh) | 家禽饲养排笼组 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1A | A request for search or an international type search has been filed | ||
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20040301 |