NL9200942A - Kooienbatterij. - Google Patents

Kooienbatterij. Download PDF

Info

Publication number
NL9200942A
NL9200942A NL9200942A NL9200942A NL9200942A NL 9200942 A NL9200942 A NL 9200942A NL 9200942 A NL9200942 A NL 9200942A NL 9200942 A NL9200942 A NL 9200942A NL 9200942 A NL9200942 A NL 9200942A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cages
cage
egg
battery according
sliding door
Prior art date
Application number
NL9200942A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Roxell Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Roxell Nv filed Critical Roxell Nv
Priority to NL9200942A priority Critical patent/NL9200942A/nl
Priority to PCT/EP1993/001341 priority patent/WO1993023992A1/en
Priority to EP93912814A priority patent/EP0591523A1/en
Priority to JP6500201A priority patent/JPH06509478A/ja
Publication of NL9200942A publication Critical patent/NL9200942A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K31/00Housing birds
    • A01K31/14Nest-boxes, e.g. for singing birds or the like
    • A01K31/16Laying nests for poultry; Egg collecting
    • A01K31/17Laying batteries including auxiliary features, e.g. feeding, watering, demanuring, heating, ventilation

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Description

Korte aanduiding: Kooienbatterij.
De uitvinding heeft betrekking op een kooienbatterij, omvattende: een aantal op verschillende niveaus in horizontale rijen naast elkaar opgestelde kooien elk met opstaande voor-, achter- en zijwanden, waarop een horizontale bovenwand en een onderwand aansluiten, waarbij elke kooi aan de voorwandzijde daarvan is voorzien van een deur welke een toegangsopening tot de kooi kan afsluiten, en twee aan elkaar grenzende kooien van een rij één gemeenschappelijke zijwand hebben; een frame met staanders waaraan de kooien zijn bevestigd; zich onder de onderwanden van de rij kooien in horizontale richting uitstrekkende eindloze mestafvoerhanden; en zich boven de mestaf-voerhanden uitstrekkende gesloten luchttoevoerkanalen voorzien van uitblaasopeningen voor het drogen van zich op de mestaf-voerbanden bevindende mest.
Een dergelijke kooienbatterij is bijvoorbeeld bekend uit verschillende brochures die betrekking hebben op het "Pyramid 300" legbatterijsysteem van aanvraagster en bijbehorende voeder-, eierverzamel- en mestafvoersystemen. Deze legbatterij omvat voor elke kooi een open draadstruktuur welke een gedeelte van de voorwand van de kooi vormt, en de boven-, achter- en onderwand daarvan, en overgaat in een sektie van een eiergoot. De voornoemde open draadstrukturen of panelen worden bij het opbouwen van de legbatterij, onder tussenplaatsing van zij-wandpanelen, met elkaar verbonden met behulp van de draden van verschillende draadpanelen met elkaar verbindende klembussen of dergelijke tot een deelrij van een klein aantal kooien is gevormd, welke deelrij vervolgens aan de uiteinden daarvan op een vooraf bepaalde hoogte wordt bevestigd in een trapeziumvormig, rechtopstaand frame, waarbij een aantal deelrijen een complete rij kooien vormt.
Langs de voorzijde van de kooien strekt zich een continue voedergoot uit welke met elk van de zijwanden van de kooien is verbonden en aanvullend dient als ondersteuningselement voor de kooien om deze op één lijn te stellen. De voedergoot heeft een in hoofdzaak V-vormige dwarsdoorsnede en sluit een gedeel- te van de voorzijde van elke kooi af; de zich daarboven bevindende tóegangsopening van elke kooi is voorzien van een naar buiten scharnierende, vergrendelbare deur met twee horizontale spijlen. De spijlen laten toe dat de zich in de kooi bevindende dieren de voedergoot kunnen bereiken, maar verhinderen dat de dieren de kooi verlaten. In het onderste gedeelte van de voedergoot, dat een gedeeltelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft, is een spiraal opgenomen voor het transporteren van voer door de voedergoot.
Een bezwaar van de kooienbatterijkonstruktie volgens de stand van de techniek is dat deze een onpraktische, omslachtige en arbeidsintensieve werkwijze voor de samenstelling van de delen vereist: met name het onderling verbinden van draadpane-len voor het samenstellen van een rij kooien en het ophangen van een dergelijke rij kooien tussen vooraf geplaatste staanders, gedeeltelijk meer dan manshoog werkend, zijn moeizame werkzaamheden. Daarnaast is de mechanische relatief slappe rij kooien moeilijk hanteerbaar en is het instellen en aanhouden van de voorgeschreven maatvoering een groot probleem. Tevens zijn na het ophangen van een rij kooien vele handelingen noodzakelijk voor het onderling en ten opzichte van andere konstruktiedelen uitrichten van de afzonderlijke kooien, speciaal ten behoeve van een ongestoorde werking van de bewegende delen daarvan.
De uitvinding beoogt een kooienbatterij te verschaffen, welke bijzonder snel opgebouwd kan worden en waarbij een uitrichten van de kooien ten opzichte van elkaar en ten opzichte van andere konstruktiedelen overbodig is.
De kooienbatterij volgens de uitvinding is daartoe daardoor gekenmerkt, dat de achter-, onder- en bovenwanden van de kooien voor alle kooien van twee aangrenzende rijen op hetzelfde niveau gemeenschappelijk zijn en elk zijn gevormd door één zich de richting van de rij kooien langs de respectieve randen van vooraf in het frame gepositioneerde zijwanden van de kooien uitstrekkend scheidingselement. Voor het opbouwen van een dergelijke kooienbatterij wordt een principieel andere werkwijze gevolgd dan de tot op heden gebruikelijke werkwijze: in de eerste plaats worden de zijwanden van een rij kooien in een frame in hun definitieve, uitgelijnde positie opgesteld in het frame, waarna men loodrecht op het vlak van de zijwanden de gemeenschappelijke achter-, onder- en bovenwand van de kooien langs de respectieve randen van de zijwanden voert. De gemeenschappelijke achter-, onder- of bovenwand kan bijvoorbeeld bestaan uit één stuk materiaal met een voorafbepaalde lengte, of kan bijvoorbeeld ook van een rol materiaal afgenomen worden en op de gewenste lengte worden afgesneden. In het algemeen zal voor het vormen van de achter-, onder- en bovenwand van een rij kooien een open draadstructuur worden toegepast, maar een willekeurig ander materiaal dat geschikt is voor de specifieke toepassing in een kooienbatterij, kan eveneens worden gebruikt.
Een verdere vereenvoudiging van de konstruktie en een besparing van materiaal en arbeidskosten kunnen nog bereikt worden, wanneer de kooienbatterij zich in twee met de achterwanden naar elkaar toegekeerde rijen kooien op hetzelfde niveau uitstrekkende enkele zijwanden omvat, welke zijn voorzien van een doorlaatopening voor een de achterwand van twee aangrenzende rijen kooien op hetzelfde niveau vormend, zich in de lengterichting van de rij kooien uitstrekkend achterwand-scheidingselement.
In kooienbatterijen volgens de stand van de techniek bevindt zich een luchttoevoerkanaal dat zich uitstrekt langs de kooien ter hoogte van de plaats waar de achter- en onderwand daarvan samenkomen. Een dergelijk kanaal is op regelmatige onderlinge afstanden voorzien van uitblaasopeningen voor de door het luchttoevoerkanaal aangevoerde lucht. De uitblaasopeningen zijn in het algemeen gericht op de zich onder de onderwand van een rij kooien bevindende mestafvoerband, waardoor een droging van de zich op de mestaf voerband bevindende mest optreedt. Het is gebruikelijk, een luchttoevoerkanaal tegen een onderwand aan de boven- of onderzijde daarvan te monteren. Een nadeel hiervan is dat in de kneep tussen een luchttoevoerkanaal en een onderwand van een kooi zich gemakkelijk vuil, zoals mest en stof, ophoopt, hetgeen nadelig is voor de hygi- enische omstandigheden in de kooienbatterij en leidt tot vervuiling van de dieren en hun eventuele produkten. Daarnaast raakt het luchttoevoerkanaal, dat op een gebruikelijke wijze is uitgevoerd in kunststof, door de daarin optredende luchtstroming elektrostatisch geladen, en trekt dit nog verder stof aan. Als gevolg hiervan kunnen de uitblaasopeningen verstopt raken en is een voldoende droging van de mest op de mestaf-voerband niet meer gewaarborgd.
Voornoemde problemen zijn aanzienlijk verminderd in de kooienbatterij volgens de uitvinding, doordat het achterwand-scheidingselement bestaat uit een luchttoevoerkanaal dat nabij de onderzijde daarvan is voorzien van neerwaarts gerichte uitblaasopeningen, waarbij de onderzijde van het luchttoevoerkanaal zich op een vooraf bepaalde afstand van de onderwand van de bijbehorende rij kooien bevindt. In deze voorkeursuitvoeringsvorm heeft het luchttoevoerkanaal een grote dwarsdoorsnede, zodat een zeer lage pneumatische weerstand wordt bereikt, Verder treedt door het op eën vooraf bepaalde afstand van de onderwand van de rij kooien plaatsen van de onderzijde van het luchttoevoerkanaal het gunstige effekt op, dat zich in de kooi bevindende dieren voortdurend met de tenen, poten en pels of veren langs het luchttoevoerkanaal en de zich daaronder bevindende onderwand strijken, waardoor zich ter plaatse geen vuil kan verzamelen en de uitblaasopeningen van het luchttoevoerkanaal niet verstopt kunnen raken.
Door het luchttoevoerkanaal als achterwandscheidingsele-ment te gebruiken kan het luchttoevoerkanaal een dragende funktie vervullen. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het luchttoevoerkanaal gekoppeld met de zijwanden van de bijbehorende rij kooien en voorzien van middelen voor het koppelen van de onderwanden van de bijbehorende rij kooien met het luchttoevoerkanaal voor het plaatselijk dragen van de onder-xtfanden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de kooienbatterij volgens de uitvinding strekken de staanders zich langs de opstaande randen van de zijwanden, waar deze aansluiten op de voorzijde van de kooien, in vertikale richting uit en zijn zij gekoppeld door middel van zich langs de voorzijde van de kooien uitstrekkende, horizontale langsliggers. De onderling door de langsliggers gekoppelde staanders vormen het frame van de kooienbatterij, waaraan de elementen welke de kooien definiëren, worden bevestigd.
Een verder verbeterde kooienbatterij-konstruktie wordt verkregen, wanneer de staanders van boven elkaar geplaatste horizontale eerste rijen kooien door middel van zich in de richting van de zijwanden uitstrekkende dwarsliggers zijn gekoppeld met staanders van boven elkaar geplaatste horizontale tweede rijen kooien, waarbij de achterwanden van de eerste en de tweede rijen kooien naar elkaar toe zijn gericht. Op deze wijze kan een eenvoudig frame worden opgebouwd van staanders, langs- en dwarsliggers die onderling gekoppeld zijn, waarbij de zijwanden voorafgaand aan het optrekken van het frame aan de staanders kunnen worden bevestigd, waarna op een bijzonder eenvoudige wijze volgens de uitvinding de kooien van de kooienbatterij worden gevormd door in dwarsrichting op de zijwanden de scheidingswandelementen in horizontale richting in het frame te schuiven en deze te bevestigen.
Het biedt voordeel, wanneer de dwarsliggers een dwarsdoorsnede in de vorm van een U hebben, tussen de benen waarvan de bovenrand van de zijwanden is opgenomen. Aldus is op een eenvoudige wijze een uitstekende geleiding voor het retourge-deelte van de mestafvoerhand verkregen.
Bij de kooienbatterijen volgens de stand van de techniek wordt voor het onderling koppelen van kooiwanden die althans gedeeltelijk zijn vervaardigd van een draadstruktuur, hoofdzakelijk gebruik gemaakt van klemmen die met behulp van pneumatisch gereedschap moeten worden aangebracht. Gezien de beperkte ruimte in de kooien is het manipuleren van het gereedschap een moeizame bezigheid, die bovendien veel tijd kost.
De uitvinding beoogt hierin verbetering te brengen door het verschaffen van een multi-funktioneel koppelelement voor het onderling koppelen van kooiwanden en scheidingselementen die althans gedeeltelijk zijn vervaardigd van een draadstruktuur, welk koppelelement een in hoofdzaak V-vormig lijfdeel omvat, aan elk van de uiteinden van de twee benen waarvan een teruggebogen haak is aangebracht, van welke haken de openingen in eikaars verlengde liggen en zijn bestemd om rond een draad van een draadstruktuur te haken. In het gebruik wordt de kneep van het v-vormige lijf deel over een in een eerste richting lopende draad aangebracht, waarna een dwars op de eerste richting lopende draad van een andere wand in de beide haken wordt gehaakt en aldus hangt aan de eerstgenoemde draad.
De zijwaartse stabiliteit van het koppelelement kan nog worden verbeterd door in het aan de buitenrand van het lijf-deel op de plaats waar de twee benen samenkomen aanbrengen van een inkeping welke is bestemd om een draad van de draadstruktuur op te nemen.
Om het koppelelement ook toe te kunnen passen wanneer het achterwandscheidingselement bestaat uit een luchttoevoerkanaal is aan de buitenrand van het lijf deel op de plaats waar de twee benen daarvan samenkomen een inkeping aangebracht welke is bestemd om een draad van de draadstruktuur op te nemen.
Op het gebied van de techniek is bekend de deuren van de kooien uit te voeren als een U-vormig gebogen element, waarbij de beide benen van het U-vormige element de stijlen voor het afsluiten van de toegangsopening van de kooi vormen. De uiteinden van de beide benen zijn scharnierbaar bevestigd nabij een zijwand van de betreffende kooi, terwijl het de beide benen verbindende lijfdeel van het element achter een verende haak gesnapt kan worden voor het sluiten en fixeren van de deur. Een dergelijke deur heeft een aantal bezwaren. In de eerste plaats kent de deur slechts twee posities ten aanzien van het toevoeren aan en af voeren van dieren uit de kooi: geheel gesloten en geheel geopend. Dit is onpraktisch indien slechts één of enkele dieren van een groter aantal uit de kooi verwijderd moeten worden of daarin geplaatst moeten worden. Het is dan namelijk mogelijk dat dieren onbedoeld ontsnappen terwijl men zich bezighoudt met een ander dier.
Verder is een openstaande deur een hinderlijk en gevaarlijk uitstekend obstakel, dat letsel bij passerende personen kan veroorzaken of gemakkelijk door passerende personen of konstrukties beschadigd kan worden. Het scharnierpunt voor elke deur, en de sluiting daarvan vereisen speciale voorzieningen aan de kooien.
De kooienbatterij volgens de uitvinding verschaft een samenstel van een eerste schuifdeur voor het afsluiten van de toegangsopening van een eerste kooi en een tweede schuifdeur voor het afsluiten van de toegangsopening van een tweede, aan de eerste kooi grenzende kooi, waarbij de eerste schuifdeur eerste geleidingsmiddelen omvat voor de geleiding van de eerste schuifdeur langs zich aan de voorzijde van de eerste kooi uitstrekkende horizontale boven- en ondergeleidingen, en tweede geleidingsmiddelen voor de geleiding van de eerste schuifdeur langs zich aan de voorzijde van de tweede kooi uitstrekkende horizontale boven- en ondergeleidingen, terwijl de tweede schuifdeur eerste geleidingsmiddelen omvat voor de geleiding van de tweede schuifdeur langs zich aan de voorzijde van de tweede kooi uitstrekkende horizontale boven- en ondergeleidingen, en tweede geleidingsmiddelen voor de geleiding van de tweede schuifdeur langs een of meer horizontale stijlen van de eerste schuifdeur.
Een voordeel van de toepassing van schuifdeuren is deze over een willekeurige afstand weggeschoven kunnen worden ten opzichte van de kooitoegangsopening, zodat uitsluitend de benodigde doorgang ingesteld kan worden en geen gevaar bestaat voor ontsnappen van dieren wanneer men een ander dier in een kooi brengt of daaruit verwijdert.
Een groot voordeel van een schuifdeur is dat deze buiten de kooi geen extra ruimte inneemt, zodat letsel van personen en beschadiging van konstrukties door openstaande deuren niet meer kan optreden.
Bij voorkeur is de kooienbatterij zodanig uitgevoerd, dat de eerste en tweede schuifdeur elk zijn voorzien van een snaphaak die in samenwerking met een daartoe ingerichte staander kan zorgen voor een met één hand losneembare vergrendeling van de schuifdeuren in de stand waarin deze de toegangsopenin-gen van de kooien afsluiten. De snaphaak maakt het mogelijk de schuifdeur met één hand in één beweging te openen, waardoor de andere hand geheel beschikbaar blijft voor het manipuleren van dieren. De snaphaak vergrendelt de deur automatisch bij het dichtschuiven.
Wanneer de snaphaak van de eerste resp. tweede schuifdeur aan de van de tweede resp. eerste schuifdeur afgekeerde zijde daarvan is aangebracht, kan elke eerste of tweede schuifdeur geheel onafhankelijk van alle andere schuifdeuren geopend en gesloten worden.
Wanneer de kooienbatterij is voorzien van zich langs elke rij kooien uitstrekkende voedergoten met een in hoofdzaak V-vormige dwarsdoorsnede en een naar boven gerichte open zijde, welke voedergoten zich buiten de kooien onder de toegangsope-ningen daarvan uitstrekken, bestaan de bovengeleidingen voor de schuifdeuren op voordelige wijze uit de langsliggers, en de ondergeleidingen uit een rand van de voedergoot. Op voordelige wijze worden de eerste en tweede schuifdeuren als één geheel in kunststof uitgevoerd inklusief aangevormde eerste en tweede geleidingsmiddelen, bijvoorbeeld armen met groeven.
In de bekende kooienbatterij is het mogelijk, een zodanig aantal rijen kooien boven elkaar aan te brengen, dat de bovenste rijen kooien niet meer met de hand vanuit een positie staande op een stalvloer te bereiken zijn. Derhalve is in dat geval voorzien in zich langs de voorzijde van de rij kooien uitstrekkende voetsteunen in de vorm van stangen, waarop naar het hoogste kooiniveau geklommen kan worden. Daarnaast kunnen dergelijke stangen gebruikt worden als rails voor de geleiding van een voertuig waarmee men zich op een bepaald niveau langs de rijen kooien kan verplaatsen, in de conventionele kooienbatterij -konstrukties zijn de stangen noodzakelijk omdat andere gedeelten van de kooienbatterij te slap zijn om een daarlangs omhoog klimmende persoon of een zich daarlangs voortbewegend voertuig te ondersteunen.
Dit nadeel is in de kooienbatterij volgens de uitvinding opgeheven, doordat de van de kooien afgekeerde rand van de voedergoten is gekoppeld met de staanders door middel van dwars over de voedergoten vanuit de staanders uitstekende armen. Door het grote aantal staanders en de bijzondere koppe- ling daarvan met de voedergoten kan elke voedergoot nu zonder bezwaar gebruikt worden als voetsteun of als geleiding voor een hiervoor beschreven voertuig. Dit is een aanzienlijke vereenvoudiging van de konstruktie en leidt tot lagere kosten van de kooienbatterij. Een belangrijk bijkomend voordeel is, dat de voedergoot door de armen zeer goed in vorm wordt gehouden, waardoor geen gevaar meer bestaat voor vastlopen van een in de voedergoot te bewegen spiraal voor het verplaatsen van voer daarin.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de van de kooi afgekeerde rand van de voedergoten teruggevouwen in de richting van de goot, en omvatten de van de kooien afgekeerde uiteinden van de armen een opstaand haakgedeelte dat onder voorspanning onder voornoemde rand kan grijpen. De armen kunnen als snap-elementen uitgevoerd worden, hetgeen een zeer snel aanbrengen van de armen mogelijk maakt.
In een conventionele kooienbatterijkonstruktie die dient als legbatterij, is een eiergoot voor de ondersteuning voor een eierafvoerband gevormd door deeleiergoten die onderdeel van de bodem van elke kooi uitmaken, en is deze ondersteuning evenals de bodem van elke kooi een open metalen draadstruktuur waarvan de bovenste draden dwars op de voortbewegingsrichting van de eierafvoerband zijn gericht. Een dergelijke ondersteuning bezit een aantal nadelen.
In de eerste plaats hebben de stugge draden slechts een geringe diameter en is de tussenruimte tussen de draden gelijk aan een groot aantal malen de diameter van de draden, waardoor een onzacht kontakt tussen een draad en een ei gemakkelijk leidt tot breuk van de schaal van het ei.
In de tweede plaats veroorzaken de dwars op de voortbewegingsrichting van de eierafvoerband gerichte draden van deeleiergoten een aanzienlijke slijtage aan de onderzijde van de eierafvoerband, die daardoor regelmatig vervangen moet worden. Ook worden hierdoor bij het passeren van de draden trillingen op de eieren overgedragen. Het vervangen van een eierafvoerband brengt naast onderhoudskosten tevens ongewenste stil-standskosten met zich mee. Bovendien vergt de aandrijving van de band over de dwarsdraden relatief veel energie*
Voorts wordt het retourgedeelte van de eier-afvoerband slechts in beperkte mate ondersteund; dit beweegt derhalve over grote afstanden ongeleid en onondersteund. Dit kan tot storingen in de bandloop leiden, terwijl tevens de spankrachten in de band plaatselijk hoog zijn.
Een volgend bezwaar is dat de deeleiergoten onderling vaak niet op één lijn liggen, waardoor het risico bestaat dat de op de eierafvoerband getransporteerde eieren breuken oplopen nabij overgangen tussen deeleiergoten. Deze overgangen kunnen aanzienlijk zijn, omdat de deeleiergoten de bewegingen van de kooibodems en dientengevolge van de zich .daarin bevindende vogels volgen.
Om de voornoemde bezwaren op te heffen voorziet de uitvinding in afzonderlijke deeleiergoten ter lengte van een kooibreedte of een veelvoud daarvan, waarbij de deeleiergoten zijn voorzien van koppelmiddelen voor het star onderling en met het frame koppelen van deeleiergoten.
Bij voorkeur zijn de deeleiergoten voorzien van ribben welke parallel aan de voortbewegingsrichtng van de eierafvoerband zijn gericht.
Dankzij de kooikonstruktie volgens de uitvinding kan de eiergoot geheel separaat van de kooien vormgegeven worden en kan de vormgeving optimaal afgestemd worden op de daaraan te stellen eisen. De uitvoering van de deeleiergoot in een flexibel materiaal, bijvoorbeeld een kunststof, laat toe het element uit te voeren zonder scherpe randen die de eieren kunnen beschadigen, en met een flexibiliteit en met schokabsorberende eigenschappen die eierschaalbreuk in hoge mate voorkomen. Door de parallel aan de eitransportrichting verlopende ribben vindt een rechtere geleiding van de band plaats. Daarnaast is gebleken, dat volstaan kan worden met slechts 2/3 gedeelte van de oorspronkelijkbenodigde aandrijfkracht voor de eierafvoerband. Door de separate uitvoering van de deeleiergoten ten opzichte van de kooibodems vindt geen beïnvloeding plaats van de positie van de eiergoot als gevolg van kooibodembewegingen, wat de stabiliteit van de eiergoot zeer ten goede komt. Abrupte overgangen tussen aangrenzende deeleiergoten zijn niet meer mogelijk dankzij de koppelmiddelen die op voordelige wijze aan een uiteinde van een deeleiergoot uitstekende pennen omvatten welke kunnen worden opgenomen in gaten van een aangrenzend uiteinde van een andere deeleiergoot.
Bij voorkeur omvat elke deeleiergoot één of meer geleidingen voor het retourgedeelte van de eierafvoerhand. Hierdoor wordt een goede geleiding verkregen en wordt de spankracht in de eierafvoerband over de gehele lengte zo laag mogelijk gehouden.
De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:
Fig. 1 een dwarsdoorsnede door één niveau van een uitvoeringsvorm van een legbatterij volgens de uitvinding toont;
Fig. 2 een dwarsdoorsnede van een eiergoot volgens fig. 1 op vergrote schaal toont;
Fig. 3 een perspektivisch aanzicht van een deeleiergoot is;
Fig. 4 een dwarsdoorsnede van een voedergoot volgens fig. 1 op vergrote schaal toont;
Fig. 5 een dwarsdoorsnede van een gedeelte van een lucht-toevoerkanaal volgens fig. 1 op vergrote schaal toont;
Fig. 6 een perspektivisch aanzicht van een multi-funktio-neel koppelelement is;
Fig. 7 een perspektivisch aanzicht van een samenstel van een eerste en een tweede schuifdeur is; en
Fig. 8 een gedeelte van een vooraanzicht van een rij kooien is voor het illustreren van de werking van de schuifdeuren .
In de figuren hebben gelijke verwijzingscijfers betrekking op gelijke elementen of elementen met een gelijke funk-tie.
Fig. 1 toont een tweetal zich in vertikale richting uitstrekkende staanders 2 welke zijn bevestigd op een ondergrond 4. De staanders 2 hebben een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede, waarbij de vrije uiteinden van de benen van de U naar elkaar toe gebogen zijn, en de open zijde van elke staander 2 van de kooien af is gericht. Voor het vormen van rijen kooien tussen de staanders is in de richting loodrecht op het vlak van tekening een aantal staanders 2 achter elkaar en op één lijn met elkaar geplaatst. Elk paar staanders 2 is in de richting loodrecht op de richting van de rij kooien onderling gekoppeld door middel van dwarsliggers 6 met een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede, waarvan de open zijde naar beneden is gericht. De dwarsliggers 6 zijn voorzien van inkepingen 8 nabij de beide uiteinden daarvan, waardoor de dwarsliggers 6 in een daartoe bestemde opening in de staanders 2 gevoerd kunnen worden en voor een nauwkeurig, door de onderlinge afstand van de inkepingen 8 bepaalde afstand tussen elk tweetal staanders 2 kunnen zorgen. Tussen de staanders 2 bevindt zich voorts een zijwandpaneel 10 dat is vervaardigd van een aantal onderling door middel van puntlassen verbonden metaaldraden. Een aantal horizontale draden 10a, 10b en 10c van het zijwandpaneel 10 steekt door daartoe bestemde openin-gen van elke staander 2 en wordt omgebogen voor een permanente bevestiging van het zijwandpaneel 10 aan de staanders 2. Daarnaast is het zijwandpaneel 10 aan de dwarsliggers 6 gekoppeld door middel van haken 12.
Tussen de staanders 2 strekt zich een as 14 uit waarop een aantal rond de as 14 roteerbare wielen 16 zijn aangebracht welke dienen voor de ondersteuning en geleiding van het bovenste gedeelte van een mestafvoerband 18. De retourzijde 18a van de mestafvoerband kan glijden over de afgeronde bovenzijden van de dwarsliggers 6.
De staanders 2 zijn in de richting van de rij kooien onderling op vooraf bepaalde afstanden gekoppeld door middel van langsliggers 20, zoals fig. 8 illustreert.
Terugkerend naar fig. 1 worden bij de opbouw van de legbatterij allereerst een aantal samenstellen gemonteerd, welke bestaan uit twee staanders 2, een aantal zijwandpanelen 10, een aantal dwarsliggers 6 en een aantal assen 14 met wielen 16. Dergelijke samenstellen kunnen eenvoudig in liggende toestand gemonteerd worden, zodat ladderwerk in dit stadium van de assemblage van de legbatterij nog niet nodig is. Een aantal aldus gemonteerde samenstellen wordt vervolgens achter elkaar geplaatst en onderling verbonden door middel van langs-liggers 20. Hierdoor wordt een stevig samenhangend frame verkregen waarop alle overige komponenten van de legbatterij bevestigd kunnen worden.
In centraal in de op één lijn in de richting van de rij kooien uitgespaarde openingen in de zijwandpanelen 10 is een luchttoevoerkanaal 22 met een speciale dwarsdoorsnede geschoven. Dit luchttoevoerkanaal 22 fungeert als achterwandschei-dingselement voor twee ter weerszijden van het luchttoevoerkanaal 22 te vormen rijen kooien. Aan de bovenzijde is het luchttoevoerkanaal 22 voorzien van een goot voor het opvangen van gemorst drinkwater dat afkomstig is uit drinknippels 24 van een drinkwatertoevoerkanaal 26. Het drinkwatertoevoerka-naal 26 is vooraf voorzien van drinknippels 24, vervolgens met zijwaarts gerichte drinknippels 24 door de openingen 28 van de zich op één lijn bevindende zijwandpanelen 10 gevoerd en tenslotte over 90° gedraaid naar de in fig. 1 getoonde positie. Door het vormen van een opvanggoot voor gemorst drinkwater aan de bovenzijde van het luchttoevoerkanaal 22 wordt voorkomen dat drinkwater de mestafvoerband 18 bereikt en aldaar de droging van de mest tegenwerkt. Aan de onderzijde is het luchttoevoerkanaal" 22 voorzien van uitblaasopeningen 30 voor het ventileren van de kooien en het bevorderen van de droging van zich op de mestafvoerband 18 bevindende mest. Het luchttoevoerkanaal 22 is aan de onderzijde eveneens voorzien van een langssleuf met een T-vormige dwarsdoorsnede, waarin een hierna aan de hand van fig. 6 nader te bespreken multi-funktioneel koppelelement 32 kan worden aangebracht.
Beschermingsprofielen 36 met een Z-vormige dwarsdoorsnede voor de bescherming van de randen van de mestafvoerband 18 kunnen eenvoudig door de openingen die begrensd worden door de onderzijde van de op een rij staande zijwandpanelen 10, staanders 2, en assen 14 in het frame geschoven worden. De profielen 36 zijn op vooraf bepaalde afstanden voorzien van inkepingen welke zijn bestemd voor het opnemen van de assen 14 bij elke staander 2.
Op een gelijksoortige wijze kan een bodempaneel 34 uit één stuk met een v-vormige dwarsdoorsnede met de randen schuivend over de beschermingsprofielen 36 langs de staanders 2 gevoerd worden en vervolgens worden gekoppeld met de zijwanden 10 door middel van de koppelelementen 32.
De zijwandpanelen 10 zijn aan de zijkanten daarvan voorzien van doorgangen 38 waardoor een als eierbeschermingspro-fiel 40 fungerende strip kan worden gevoerd. Het eierbescher-mingsprofiel 40 is aan de bovenzijde voorzien van op een vooraf bepaalde afstand van elkaar aangebrachte uitsparingen, waardoor het na het inschuiven daarvan tussen de staanders 2 gekanteld kan worden en aldus in langsrichting is gefixeerd. Ter plaatse van het midden van de voorwand van elke kooi is een beugel 42 aangebracht die aan één uiteinde haakt om een onderliggende draad van het bodempaneel 34 en aan het andere uiteinde daarvan haakt in een opening in het eierbeschermings-profiel 40. De beugel 42 ondersteunt het bodempaneel 34 en zorgt ervoor dat het vlak blijft, waardoor gelegde eieren over de gehele breedte van elke kooi uitrollen op de eierafvoerband en derhalve zo min mogelijk onderling botsen.
Langs de voorwand van de kooien strekken zich eiergoten 44, voedergoten 46 en schuifdeuren 48 uit, die hierna aan de hand van fig. 2 en 3, 4 resp. 7 en 8 in detail sullen worden besproken.
Fig. 2 en 3 tonen een eiergoot 44 die is opgebouwd uit een aantal deeleiergoten 45, in gemonteerde respektievelijk ongemonteerde toestand. De deeleiergoot is uit één stuk vervaardigd van een kunststof en omvat een viertal geleidingsrib-ben 50 die onderling zijn verbonden door middel van dwarsrib-ben 52. De geleidingsribben 50 strekken zich uit in de lengterichting van de eierafvoergoot 44 voor een optimale geleiding van een eierafvoerband 54 met weinig wrijvingsweerstand. Aan één uiteinde van elke deeleiergoot 45 is een brug 56 aangebracht die is voorzien van een aantal nokken 58 voor de geleiding en ondersteuning van het retourgedeelte 54a van de eierafvoerband 54. De deeleiergoot 45 is langs één lange zijde voorzien van een opstaande wand 60 om te voorkomen dat uit een kooi op de eierafvoerband 54 rollende eieren uit de eiergoot 44 rollen. Aan de andere lange zijde van de deeleiergoot 45 is een aantal naar het bodempaneel 34 van de kooien gerichte uitsteeksels 62 aan de deeleiergoot 45 aangevormd. De uitsteeksels 62 vormen een trede van een trapsgewijze overgang van het bodempaneel 34 naar de eiergoot 44. Een dergelijke trapsgewijze overgang voorkomt dat een ei op de overgang tussen het bodempaneel 34 en de eiergoot 44 blijft liggen. De deeleiergoot 45 is aan de laatstgenoemde lange zijde verder voorzien van verende bevestigingselementen 64 voor het koppelen van de deeleiergoot 45 aan een staander 2, en een haak 66 voor het koppelen van de deeleiergoot 45 aan het geleidings-profiel 38 via een opening daarin. Elke deeleiergoot 45 is aan één uiteinde voorzien van pennen 68 welke opgenomen kunnen worden in gaten 70 aan het andere uiteinde van een andere deeleiergoot 45.
Fig. 4 toont in detail de wijze van bevestiging van een voedergoot 46 aan de staanders 2. De dwardoorsnede van de voedergoot 46 is in hoofdzaak V-vormig, waarbij de onderzijde van de voedergoot 46 een gedeeltelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft waarin een spiraal 72 in langsrichting bewogen kan worden voor het verplaatsen van voer in de voedergoot 46. Aan de onderzijde steunt de voedergoot 46 op steunen 74 welke zijn voorzien van neerwaarts gerichte haken 76 voor het ophangen van de steunen 74 in langwerpige openingen in een wand van de staanders 2. In elke steun 74 is een isolator 78 aangebracht met een opening 80 waardoorheen een elektrisch geleidende draad gevoerd kan worden om te funktioneren als schrikdraad ter vermijding van het aanpikken van zich op de eiergoot bevindende eieren door vogels via de opening tussen de onderwand 34 en het eierbeschermingsprofiel 40.
De langs de voorzijde van de kooien lopende rand van de voedergoot 46 is tweemaal teruggevouwen in de richting van de goot, waarbij een in hoofdzaak horizontaal vlak 46a is gevormd. De andere rand van de voedergoot 46 is eveneens tweemaal teruggevouwen in de richting van de goot, waarbij een vertikaal vlak 46b en een onder een scherpe hoek daarmee staande rand 46c is gevormd. De voedergoot 46 is nabij de rand 46c ondersteund door middel van een arm 82 die met een opwaartse haak 84 in een opening in de staander 2 is gehaakt. De arm 82 is vervaardigd van een holle buis met een cirkelvormige dwarsdoorsnede welke aan de beide uiteinden is platgedrukt. Het vlak van het platgedrukte uiteinde 82a van de arm 82 staat onder een hoek van 90° ten opzichte van het vlak van het platgedrukte uiteinde 82b en is opwaarts gebogen in de richting van de haak 84. In het platgedrukte uiteinde 82b is een uitsparing 82c aangebracht voor het opnemen van het vlak 46a van de voedergoot 46. Bij het aanbrengen van de arm 82 wordt allereerst de haak 84 in de staander 2 gehaakt, .waarna de arm 82 in de uitsparing 82c op het vlak 46a komt te steunen, welk vlak 46a neerwaarts gedrukt moet worden om het gebogen uiteinde 82a van de arm 82 onder de rand 46c van de voedergoot 46 te kunnen haken. Een dergelijke ophanging van de voedergoot 46 onder voorspanning zorgt voor vormbehoud daarvan, en maakt het mogelijk, dat een persoon de voedergoot als voetsteun gebruikt voor het uitvoeren van werkzaamheden in de bovenste rijen kooien van de legbatterij.
Fig. 5 en 6 verduidelijken de vormgeving en het gebruik van het koppelelement 32. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat in fig. 5 het middelste koppelelement 32 zich midden tussen twee zijwandpanelen 10 bevindt en derhalve aan de bovenzijde is gekoppeld met het luchttoevoerkanaal 22 en aan de onderzijde met een draad 90 van het bodempaneel 34, terwijl de overige twee koppelelementen 32 werkzaam zijn voor het koppelen van het zijwandpaneel 10 met het bodempaneel 34. Zoals fig. 6 toont, bestaat het koppelelement 32 uit een in hoofdzaak V-vormig lijfdeel, dat aan de beide vrije uiteinden is voorzien van een haak 32a. Aan de buitenrand van het lijf-deel, op de plaats waar de twee benen samenkomen, is een inkeping 32b aangebracht. Een verende lip 32c bij elke haak 32a voorkomt, dat een zich eenmaal in de haak 32a bevindende draad uit de haak schiet. De beide haken 32a zijn relatief smal, waardoor het kontaktoppervlak met een daarin aan te brengen draad klein is en de kans op corrosie dientengevolge minimaal is. De koppelelementen 32 zijn voorzien van zijwaarts uitstekende nokken 33 die een verbinding met een sleuf met een T-vormige dwarsdoorsnede aan de onderzijde van het luchttoe-voerkanaal 22 mogelijk maken. In tegenstelling tot de koppelelementen volgens de stand van de techniek, ondersteunt het koppelelement 32 de onderste draden van het bodempaneel 34, waardoor de puntlassen tussen deze draden en de dwars daarop gerichte draden van het bodempaneel 34 niet op trek worden belast, wat zeer gunstig is voor de levensduur van de puntlas-verbindingen.
Fig. 7 toont een samenstel van een eerste schuifdeur 92 en een tweede schuifdeur 94, welke beide twee langsstijlen 92a respektievelijk 94a omvatten die onderling zijn verbonden door middel van vier dwarsstijlen 92b respektievelijk 94b. De eerste schuifdeur 92 is voorzien van vier dwars op de richting van de langsstijlen 92a uitstekende armen 92c, 92d, waarbij de armen 92c aan hun uiteinden zijn voorzien van smalle inkepingen 96, terwijl de armen 92d aan hun uiteinden zijn voorzien van brede inkepingen 98. De armen 92c en 92d zijn aan de rechterzijde van de in fig. 7 getoonde eerste schuifdeur 92 onderling verbonden en begrenzen met de aangrenzende dwars-stijl 92b een opening 93 voor het doorlaten van de langsstijlen 94a en dwarsstijlen 94b van de tweede schuifdeur 94. De tweede schuifdeur 94 is voorzien van een dwars op de lengterichting van de schuifdeur 94 gerichte arm 94c met een smalle inkeping 100 aan het uiteinde, en van een in tegengestelde richting uitstekende arm 94d die aan het uiteinde is voorzien van een brede inkeping 102. Het door de opening 93 van de eerste schuifdeur 92 stekende gedeelte van de tweede schuifdeur 94 is aan het uiteinde daarvan geleid langs de randen van de langsstijlen 92a door middel van daaromheen grijpende lippen 94e. De eerste schuifdeur 92 en de tweede schuifdeur 94 zijn elk aan de van de tweede schuifdeur respektievelijk eerste schuifdeur 92 afgekeerde zijde daarvan voorzien van een snapslot 104 respektievelijk 106. De snapsloten 104 en 106 kunnen aan de open zijde van de staanders 2 haken achter een rand daarvan en kunnen door het uitoefenen van druk tussen duim en wijsvinger daarop ontgrendeld worden.
Zoals fig. 8 toont, zijn de inkepingen 96 en 100 bestemd voor de geleiding van de eerste en tweede schuifdeuren 92 en 94 langs de langsliggers 20 van het frame, terwijl de brede inkepingen 98 en 102 van de eerste schuifdeur 92 en tweede schuifdeur 94 zijn bestemd voor de geleiding van de schuifdeuren over het vlak 46a van de voedergoten 46.
De diverse onderdelen waaruit de legbatterij is samengesteld, zijn zoveel mogelijk zodanig vormgegeven, dat een koppeling daartussen zonder additionele bevestigingsmiddelen met de hand tot stand gebracht kan worden, of door gebruik te maken van zeer eenvoudig gereedschap, bijvoorbeeld voor het ombuigen van draden of lippen. Aldus kunnen vele onderdelen door middel van inhaken met elkaar worden verbonden, zoals bijvoorbeeld de staanders 2 en de dwarsliggers 6. De langsliggers 20 en de staanders 2 worden met elkaar verbonden door de staanders te voorzien van een sleutelgatvormige opening met een cirkelvormig bovengedeelte en een rechthoekig smaller ondergedeelte, waarbij een langsligger 20 met een cirkelvormige dwarsdoorsnede aan twee tegenoverliggende zijden is voorzien van zich loodrecht op de langsrichting uitstekende groeven. Een langsligger 2o wordt bij de montage daarvan eerst in het bovengedeelte van de bijbehorende opening in een staander 2 gestoken en vervolgens ter plaatse van de groeven in het ondergedeelte van de opening gedrukt.
Alhoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvorm van een legbatterij, zal het duidelijk zijn dat de maatregelen volgens de uitvinding ook uitgevoerd kunnen worden in het geval van opfokbatterijen, zowel voor vogels als voor andere dieren.

Claims (20)

1. Kooienbatterij, omvattende: een aantal op verschillende niveaus in horizontale rijen naast elkaar opgestelde kooien elk met opstaande voor-, achter- en zijwanden, waarop een horizontale bovenwand en een onderwand aansluiten, waarbij elke kooi aan de voorwandzijde daarvan is voorzien van een deur welke een toegangsopening tot de kooi kan afsluiten, en twee aan elkaar grenzende kooien van een rij één gemeenschappelijke zijwand hebben; een frame met staanders waaraan de kooien zijn bevestigd; zich onder de onderwanden van de rij kooien in horizontale richting uitstrekkende eindloze mestafvoerbanden; en zich boven de mestafvoerbanden uitstrekkende gesloten luchttoevoerkanalen voorzien van uitblaasopeningen voor het drogen van zich op de mestafvoerbanden bevindende mest, met het kenmerk, dat de achter-, onder- en bovenwanden van de kooien voor alle kooien van twee aangrenzende rijen op hetzelfde niveau gemeenschappelijk zijn en elk zijn gevormd door één zich de richting van de rij kooien langs de respectieve randen van vooraf in het frame gepositioneerde zijwanden van de kooien uitstrekkend scheidingselement.
2. Kooienbatterij volgens conclusie 1, gekenmerkt door zich in twee met de achterwanden naar elkaar toegekeerde rijen kooien op hetzelfde niveau uitstrekkende enkele zijwanden, welke zijn voorzien van een doorlaatopening voor een de achterwand van twee aangrenzende rijen kooien op hetzelfde niveau vormend, zich in de lengterichting van de rij kooien uitstrekkend achterwandscheidingselement.
3. Kooienbatterij volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het achterwandscheidingselement bestaat uit een luchttoevoer-kanaal dat nabij de onderzijde daarvan is voorzien van neerwaarts gerichte uitblaasopeningen, waarbij de onderzijde van het luchttoevoerkanaal zich op een vooraf bepaalde afstand van de onderwand van de bijbehorende rij kooien bevindt.
4. Kooienbatterij volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het luchttoevoerkanaal is gekoppeld met de zijwanden van de bijbehorende rij kooien en is voorzien van middelen voor het koppelen van de onderwanden van de bijbehorende rij kooien met het luchttoevoerkanaal voor het plaatselijk dragen van de onderwanden.
5. Kooienbatterij volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staanders zich langs de opstaande randen van de zijwanden, waar deze aansluiten op de voorzijde van de kooien, in vertikale richting uitstrekken en onderling zijn gekoppeld door middel van zich langs de voorzijde van de kooien uitstrekkende, horizontale langsliggers.
6. Kooienbatterij volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de staanders van boven elkaar geplaatste horizontale eerste rijen kooien door middel van zich in de richting van de zijwanden uitstrekkende dwarsliggers zijn gekoppeld met staanders van boven elkaar geplaatste horizontale tweede rijen kooien, waarbij de achterwanden van de eerste en de tweede rijen kooien naar elkaar toe zijn gericht.
7. Kooienbatterij volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de dwarsliggers een dwarsdoorsnede in de vorm van een ü hebben, tussen de benen waarvan de bovenrand van de zijwanden is opgenomen.
8. Kooienbatterij volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een multi-funktioneel koppelelement voor het onderling koppelen van kooiwanden en scheidingselementen die althans gedeeltelijk zijn vervaardigd van een draadstruktuur, welk koppelelement een in hoofdzaak V-vormig lijfdeel omvat, aan elk van de uiteinden van de twee benen waarvan een teruggebogen haak is aangebracht, van welke haken de openingen in eikaars verlengde liggen en zijn bestemd om rond een draad van een draadstruktuur te haken.
9. Kooienbatterij volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de buitenrand van het lijf deel op de plaats waar de twee benen daarvan samenkomen een inkeping is aangebracht welke is bestemd om een draad van een draadstruktuur op te nemen.
10. Kooienbatterij volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat het lijfdeel is voorzien van twee aan weerskanten uitstekende nokken, waarbij het lijfdeel is bestemd om samen te werken met een in dwarsdoorsnede T-vormige sleuf die is gevormd aan de onderzijde van een als luchttoevoerkanaal uitgevoerd achterwandscheidingselement.
11. Kooienbatterij volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deze een samenstel van een eerste schuifdeur voor het afsluiten van de toegangsopening van een eerste kooi en een tweede schuifdeur voor het afsluiten van de toegangsopening van een tweede, aan de eerste kooi grenzende kooi omvat, waarbij de eerste schuifdeur eerste geleidingsmiddelen omvat voor de geleiding van de eerste schuifdeur langs zich aan de voorzijde van de eerste kooi uitstrekkende horizontale boven- en onder-geleidingen, en tweede geleidingsmiddelen voor de geleiding van de eerste schuifdeur langs zich aan de voorzijde van de tweede kooi uitstrekkende horizontale boven- en ondergeleidin-gen, terwijl de tweede schuifdeur eerste geleidingsmiddelen omvat voor de geleiding van de tweede schuifdeur langs zich aan de voorzijde van de tweede kooi uitstrekkende horizontale boven- en ondergeleidingen, en tweede geleidingsmiddelen voor de geleiding van de tweede schuifdeur langs een of meer horizontale stijlen van de eerste schuifdeur.
12. Kooienbatterij volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de eerste en de tweede schuifdeur elk zijn voorzien van een snaphaak die in samenwerking met een daartoe ingerichte staander kan zorgen voor een met één hand losneembare vergrendeling van de schuifdeuren in de stand waarin deze de toegangsopenin- gen van de kooien afsluiten.
13. Kooienbatterij volgens conclusie 12, met het kenmerk# dat de snaphaak van de eerste resp. tweede schuifdeur aan de van de tweede resp. eerste schuifdeur afgekeerde zijde daarvan is aangebracht.
14. Kooienbatterij volgens conclusie 5, voorzien van zich langs elke rij kooien uitstrekkende voedergoten met een in hoofdzaak V-vormige dwarsdoorsnede en een naar boven gerichte open zijde, welke voedergoten zich buiten de kooien onder de toegangsopeningen daarvan uitstrekken, met het kenmerk, dat de bovengeleidingen bestaan uit de langsliggers, en dat de onder-geleidingen bestaan uit een rand van de voedergoot.
15. Kooienbatterij volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de van de kooien afgekeerde rand van de voedergoten is gekoppeld met de staanders door middel van dwars over de voedergoten vanuit de staanders uitstekende armen.
16. Kooienbatterij volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de van de kooien afgekeerde rand van de voedergoten is teruggevouwen in de richting van de goot, en dat de van de kooien afgekeerde uiteinden van de armen een opstaand haakgedeelte omvatten dat onder voorspanning onder voornoemde rand kan grijpen.
17. Legbatterij, omvattende een kooienbatterij volgens een van de voorgaande conclusies, voorzien van zich langs elke rij kooien uitstrekkende eiergoten met daarin voort te bewegen eindloze eierafvoerhanden, welke eiergoten zich buiten de kooien onder de voedergoten uitstrekken en aansluiten op de onderwanden van de kooien, met het kenmerk, dat de eiergoten elk bestaan uit een aantal deeleiergoten ter lengte van een kooibreedte of een veelvoud daarvan, waarbij de deeleiergoten zijn voorzien van koppelmiddelen voor het star onderling en met het frame koppelen van de deeleiergoten.
18. Legbatterij volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de deeleiergoten zijn voorzien van ribben welke parallel aan de voortbewegingsrichting van de eierafvoerband zijn gericht.
19. Legbatterij volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen voor het onderling koppelen van de deeleiergoten bestaan uit aan een uiteinde van een deeleier-goot uitstekende pennen welke kunnen worden opgenomen in gaten van een aangrenzend uiteinde van een andere deeleiergoot.
20. Legbatterij volgens een van de conclusies 17-19, met het kenmerk, dat elke deeleiergoot een of meer geleidingen omvat voor het retourgedeelte van de eindloze eierafvoerband.
NL9200942A 1992-05-27 1992-05-27 Kooienbatterij. NL9200942A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200942A NL9200942A (nl) 1992-05-27 1992-05-27 Kooienbatterij.
PCT/EP1993/001341 WO1993023992A1 (en) 1992-05-27 1993-05-26 Cage battery
EP93912814A EP0591523A1 (en) 1992-05-27 1993-05-26 Cage battery
JP6500201A JPH06509478A (ja) 1992-05-27 1993-05-26 かご型鳥舎

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200942 1992-05-27
NL9200942A NL9200942A (nl) 1992-05-27 1992-05-27 Kooienbatterij.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9200942A true NL9200942A (nl) 1993-12-16

Family

ID=19860854

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200942A NL9200942A (nl) 1992-05-27 1992-05-27 Kooienbatterij.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0591523A1 (nl)
JP (1) JPH06509478A (nl)
NL (1) NL9200942A (nl)
WO (1) WO1993023992A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CZ290774B6 (cs) * 1995-08-26 2002-10-16 Firma Salmet Gesellschaft Mit Beschränkter Haftung Baterie klecí k chovu drůbeľe
ES2221526B1 (es) * 2002-06-25 2006-01-01 Jorge Antonio Saura Sotillos Bateria de jaulas para instalaciones avicolas.
ITTO20030103U1 (it) * 2003-06-20 2004-12-21 Valli Internat Srl Gabbia per l'allevamento di galline ovaiole con lettiera per razzolare becchettare perfezionata
CN108739493A (zh) * 2018-05-28 2018-11-06 贵州贵恒智慧科技有限公司 一种节能环保自动供水供料的垂直式家禽养殖设备
CN112470943B (zh) * 2020-11-24 2022-03-29 四川全食农业发展有限公司 一种网架肉鸭养殖鸭棚用自动放风装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2252348A (en) * 1939-08-10 1941-08-12 Bussey Pen Products Company Pen construction
FR1455944A (fr) * 1965-07-13 1966-05-20 Perfectionnements aux cages destinées à la volaille ou autres animaux
DE1607170C3 (de) * 1967-12-22 1973-11-08 Hans Giesbert Kg, 8752 Moembris Huhner Legebatterie mit Rundumkotband
DE3240346A1 (de) * 1982-10-30 1984-05-03 Hans Giesbert GmbH & Co KG, 8755 Alzenau Kaefigbatterie fuer federvieh

Also Published As

Publication number Publication date
WO1993023992A1 (en) 1993-12-09
JPH06509478A (ja) 1994-10-27
EP0591523A1 (en) 1994-04-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8015946B2 (en) Cage free nest
US4430960A (en) Arrangement for keeping fattened poultry
US6695128B2 (en) Stacked spiral modular plastic conveyor belt system
US4135339A (en) Slatted floor system
US4364332A (en) Integrally constructed poultry nesting housing for automatically collecting eggs
US3867903A (en) Egg layer system
US4653430A (en) Modular chicken houses and egg collecting means
US6412439B1 (en) Sitting pole for poultry
US6234114B1 (en) Nesting pads for use in combination with poultry houses
US4315481A (en) Breeder house system
US20220030835A1 (en) Walkway and walkway system for an aviary
NL9200942A (nl) Kooienbatterij.
US5365878A (en) Poultry nest pad
EP3613680A1 (en) Automated storage and retrieval system
US4366894A (en) Side frame assembly for roller conveyor systems
EP2894969B1 (en) System and method for transporting sand
US3274972A (en) Egg laying batteries
NL8002232A (nl) Vertikale transporteur.
US3650246A (en) Automatic egg collection system for poultry nests
US4195592A (en) Poultry cage system
US3768444A (en) Multi deck cage construction
NL1004354C2 (nl) Stalconstructie voor pluimvee.
EP0184266B1 (en) Device for keeping animals
EP0621851A1 (en) Conveyor
US4140081A (en) Self-cleaning birdhouse

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed